Dit is nog iets van in de tijd, toen men met kar en paard;
men heeft daar nog een paar vergeelde foto's van bewaard,
het bier bracht naar de vele café's, kroegen en herbergen.
De moderne tijd wist dat allemaal te verdrijven, te verbergen.
De zomer hing over 't dorpje, loom en zwaar.
het was warm en alles leek zo zonnig en klaar.
Het liep zowat tegen de middag aan.
De klok zou dadelijk twaalve slaan.
Opeens! Twaalf zware slagen galmden over het dorpsplein
en ook het kleine klokje tingelde op het schoolterrein.
De kinderen stormde joelend naar buiten,
met afgezakte kousen en blote, bruine kuiten.
Ze rende de hele dorpstraat af
en bleven toen opeens, zo! Pardaf!
Voor het café van Toon van Tilleke Thuis,
het gekendste dorpscafé, kroeg of bierhuis,
giechelend bij het paard van de brouwer staan.
Ze keken naar iets en wezen het dan ook aan!
De drijver was de struise, sterke Theophiel Klop.
Het paard stond daar met een zak haver voor zijn kop!
Het stond daar! Groot, geweldig in de volle zon
te wachten tot de middagrit opnieuw begon.
En Fiel, die binnen een pint zat te drinken
bij een dikke boterham met verse chinken*,
was eigenlijk een bovenste, beste gast,
alhoewel soms wel eens een rare kwast.
En zusterke Virgilia kwam daar ook juist aan
en zag al die kinderen rond die hengst daar staan.
Haar ogen werden groot van alteratie en onsteltenis.
Want onder het paard, uit een buis, kwam paardenpis.
Zij wilde de kinderen die stonden te kijken en te wijzen
dan ook dadelijk een kristelijke dienst gaan bewijzen.
Zij kreet en riep: " Naar huis! Vlug! Verdwijn! "
Maar geen van de kinderen luisterde naar de begijn.
Zusterke Virgilia's gezag was niet zo groot
en alleen zij werd beurtelings wit en rood.
De kinderen bleven ondertusen maar staan kijken
en lieten hun verwondering en ontzag wel blijken,
voor die grote, straffe en gele waterstraal!
Wat kon dat paard eigenlijk nog allemaal?
Ten einde raad is 't nonneke dan maar 't café ingegaan;
wat Moeder-Overste zeker niet zou hebben toegestaan!
Ze smeekte Theophiel, de voerder, toen ook aan,
of hij soms geen remedie of oplossing wist?
Want dat staat toch niet! zo'n paard dat.... zijn behoefte staat te doen!
Zo midden in het dorp en dan nog in volle noen.
Fiel had het meteen geraden en dus ook door
en liep langs de tapkast, door 't café, naar voor.
- " Kom maar eens mee! Zusterke of begijn!"
- " Dat zal hier zo opgelost en afgelopen zijn!"
En de kinderen? Die gingen op de vlucht en op de loop;
het werd waarachtig een redde-wie-kan-wedloop!
Want ze hebben zich allemaal rot en te barsten geschrokken,
toen Fiel wees en riep: " Wie heeft dat ding daar uitgetrokken?"
13 aug. 1987
*Chincken: Limburgs dialect voor ham.
-------------------------------------------------------------------------
|