Tante Germaine, een verre nicht, was gestorven.
Dood gegaan! Ze had het voor zichzelf bedorven
en het dan ook helaas helemaal verkorven,
door patékes, bergen slagroom en hopen friet.
Zoveel eten zeven dikke, vette Duitsers niet.
Haar leven was een voortdurend schransen en eten.
Zij was dan ook; dat dient men toch zeker te weten,
de tegenpool van allerlei regimevolgers en asceten.
Honderd twee en tachtig kilos gewicht, zo zwaar!
Dus dan ook helemaal geen kleinigheid voorwaar!
Ik zal een trachten haar globaal te beschrijven,
zoals zij in mijn gehegen zal hangen blijven.
Een vrouw! Neen! Een monster van vettigheid,
die ook nog barstte van een ongekende ijdelheid.
Zij poeierde zich en lakte al haar nagels bloedrood,
alsof dit haar dan ook betere kansen bood
om wat meer op een vrouwmens te lijken,
terwijl niemand daar naar om bleek te kijken.
Zij had een hoofd gelijk een ronde basketbal
met daarop, en die dan eigenaardig bovenal,
steeds netjes gekamd en aardig in de plooi,
van dat geelblonde haar, net gedroogd strooi.
Haar ogen waren twee giftige grijze balletjes,
die je aankeken van tussen twee vetwalletjes;
alsof ze door je heen wilde kijken.
Ze liet immers nog al vlug blijken
of ze iemand mocht of helemaal niet.
Zij was eigenlijk een beetje pierewiet!
Haar neus was van zo'n stomp model,
Bijna een zwarte zijn neus, ge kent dat wel!
Alleen haar mond, dat dient hier gezegd
en ik ben daarin dan ook zeer oprecht,
was een pronkstuk van twee heerlijke lippen,
met daartussen haar tanden als witte stippen.
Haar kin was een stevig stompje vlees,
dat tussen haar twee onderkinnen oprees.
Haar zwakte was dus het smullen en eten
of beter gezegd: het voortdurend vreten.
Haar hoofd stond dan ook op een kolossaal lijf.
Wat wilt ge? Bij zo'n opgeblazen, groot wijf.
Zonder keel of hals of nek!
Alleen een laagje mensenspek!
Schouders had ze eigenlijk ook niet veel.
Haar borsten leken op twee zakken meel
en de spleet daar tussen in
begon al bij haar onderkin!
Een soutien of bustenhouder heeft ze nimmer gedragen.
Want zo'n ding kon ze blijkbaar niet goed verdragen!
Bij haar moest alles los en gemakkelijk zitten.
Heel wat mensen hebben daarover zitten vitten.
Maar daar trok ze zich geen mem van aan!
Zei je wat, dan kwam ze eens voor je staan
en keek je met haar grijze ogen koud en killig aan.
Je zou je mond wel houden in 't vervolg, voortaan.
Haar hele lijf was eigenlijk een kolossale brok vet,
waar twee enorme vleesklompen waren onder gezet.
Dat moesten haar dikke, gezwolle benen dan wel zijn!
Door gebrek aan bloedtoevoer, leed ze daardoor veel pijn.
Zij klaagde steeds over steken in haar vormeloze kuiten.
Kon ook niet anders! Ze waggelde steeds naar buiten,
zonder enige bescherming of een paar kousen aan.
Zouden die voor haar wel hebben bestaan?
Ze stond dan op een of andere hoek te zwetsen
om steeds over andere mensen te kletsen!
Onder haar benen bevonden zich haar enorme voeten.
Twee van die stompe, vormloze en lelijke knoeten,
waarrond iedere schoen gewoon belachelijk leek
en die iemand ooit eens - ongewoon - vergeleek
met twee stompe, leergelooide nijlpaarden poten!
Waar, voor haar, menig leed is uit voortgesproten!
Daarbij kwamen dan nog haar twee dikke armen.
Die leken op twee gepensionneerde gendarmen.
Met boven de ellebogen, een paar vette plooien,
zoals in leer, dat men bijna niet meer kan looien.
Opvallend bij haar waren haar twee kleine handjes
en zeer opmerkelijk twee rijen hagelwitte tandjes.
Haar vingers leken meer op tien kleine worstjes
met op d'r nagels van die felrode geverfde korstjes.
Haar tanden, hoger vermeld, dat waren;
ze heeft ze goed verzorgd in al die jaren,
glinsterende, witte, zeer opvallende stippen
en omkroont door die twee prachtige lippen,
waarlangs het eten steeds in haar mond gleed.
Want eten was het liefste dat ze altijd deed.
Het trok haar aan als een onweerstaanbare magneet.
Maar daarmee heeft ze zich de dood in gestort
en zo haar leven met menig jaartje verkort.
Haar maag en darmen konden het allemaal niet meer verwerken!
Eet men dus te veel! Dan gaat men dat vroeg of laat wel merken!
En toch had ik voor tante Germaine een dikke boon!
Want zingen! Dat kon ze toch zo lieflijk en schoon!
|