In de mooie Hof van Eden,
lang, heel lang geleden,
liep Adam in zichzelf te brommen
en grolde tussen door "Potverdomme!"
Hij voelde het aan, hij miste iets.
Geen auto, geen brommer, geen fiets.
Maar iets wezenlijks in zijn leven ontbrak.
Straks was ie nog een oud versleten wrak.
Hij at niet meer, werd mager, hj treurde
als er niet vlug iets bijzonders gebeurde!
De Goede Vader kreeg het dan toch in de gaten.
Hij wist wel dat er in zijn schepping foutjes zaten.
Daarom boog Hij op een dag naar d'aarde neer en riep;
zijn stem klonk welluidend en ook wonderlijk diep:
" Zeg eens vriend Adam! Wat scheelt er eigenlijk aan?"
" Ge ziet het precies niet meer zitten om verder te gaan!"
En Adam, verlegen en zo ongelukkig met de situatie
en dan nog vol eerbied voor de goddelijke presentatie,
verborg zijn aangezicht in zijn mensenhanden
en kloeg:" " Ik heb hier helemaal geen banden!
"Ik heb och God! Geen kennissen, geen vrienden!"
" Mag ik weten waarom ik dit toch allemaal verdiende?"
" Zo alleen op de wereld, daar is ook geen bal aan!"
" Moet ik zo eenzaam door 't Eden en 't leven gaan?"
God stapte vlug van zijn zachte, witte en wattige wolk.
Het was ook altijd wat met dat onnozele mensenvolk!
Kwam met een klein, keurig sprongske op d'aarde neer,
just tussen de grijsgroene bergen en het Zilvermeer.
Hij krabbelde zich eens in zijn baard en op zijn kin
en loerde ondertusssen naar een naakte zeemeermin,
die daar op het stand lekker en lui lag te genieten van de zon
en ondertussen genoot van een teug uit een zuivere waterbron.
Hij zei dan een beetje ongeduldig en nogal nors:
" Ga daar eens liggen tegen die eik en zijn schors!"
" En ik wil dat ge gaat slapen!
" Lukt dat niet dan telt ge schapen!
" Dan zal ik zorgen,"
" dat vanaf morgen,"
" gij een gezellin zult krijgen!
" Nu mondje dicht en zwijgen!"
Zo werd gezegd, zo werd gedaan.
Adam is dan maar slapen gegaan.
En God nam uit de mens zijn lijf een rib,
streek die in met een handvol slijk of slib,
sprak een toverformule onder hevig gewrijf
en daar lag naast Adam plots een heerlijk wijf.
Iets mooiers was er niet te zien!
Gij gelooft het ook niet misschien!
Want toen Adam 's anderendaags weer bij de zijne kwam,
wist hij niet wat hij zag en nog minder wat hem overkwam!
God was ondertussen weer in de wolken verdwenen.
Zijn scheppingswerk was weer eens goed geschenen!
Want!
Dat vrouwmens had prachtige donkere lange haren
en zij maakte van die stijlvolle en gracieuze gebaren.
Ogen om in te verzuipen zo klaar!
Zij stonden wel een beetje uit elkaar!
Een neusje had ze om zomaar af te lekken
en op haar wangen van die rouge vlekken.
En een mond! Och God een rode mond,
waar je vertand zowat van stille stond.
En een kinnetje zo uidagend naar voor
dat je, zo gelukkig, je verstand erbij verloor.
Wat later dan ook duidelijk gebleken is!
De wil van de vrouw werd wet! Gewis!
En dan die schouders, die benen, die armen,
allen zo mooi, zo opvallend en ...vol charme!
Dan nog die borsten en die zachte buik,
met daaronder zo'n kleine zwarte pruik.
En dan och God! Die rug en die kont!
Alles zo zacht, zo lekker en zo rond!
En ruiken deed ze als duizende geurige bloemen,
te veel om die soorten hier allemaal op te noemen!
Dus schiep God daar de eerste en enige vrouw,
zoals Adam dat toen ook waarschijnlijk wou.
En weet je ook wat het eerste was dat Adam zei?
Toen overwacht bij hem iets begon te groeien
en hij met een bepaalde gedachte begon te stoeien:
" Vrouwke! Evaatje lief! Ge maakt me zo gelukkig en zo blij!
" Maar ik weet ook niet hoe lang hij gaat wordend! Ga dus op zij!"
Zo gebeurden in het aardsparadijs!
Dat met die appel kwam later! Was toespijs!
April 1993 door Jaak van Bree.
|