Verhaal uit Lovenjoel
Verhaal opgetekend door Louis Gille, auteur van Cinquante mois doccupationxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Vier Belgische geniesoldaten waren in burgerkleding vanuit Antwerpen vertrokken. Te Lovenjoel benaderden zij de spoorweg en probeerden deze door middel van een springtuig te saboteren. De schade aan de spoorweg was eigenlijk niet zo groot en kon vrij vlug hersteld worden, maar de Duitsers zonnen op wraak. Omdat zij er niet onmiddellijk in slaagde om de vier soldaten te grijpen, keerden zij zich tegenover de onschuldige burgerbevolking, die verplicht werd opheldering te geven over de feiten en die reeds in de morgen van 30 september gijzelaars moest leveren. Dit leveren van gijzelaars bleef voor Lovenjoel en Vetrijk trouwens bestaan tot 1915.
Alle troepen belast met de bewaking van de spoorlijn, kregen bevel iedere persoon, die op verdachte wijze de spoorweg, de telegraaf of de telefoonlijn naderde zonder genade dood te schieten.
Diezelfde 30ste september komt er uit Leuven een compagnie Duitse brandstichters over en onder bevel van twee officieren die de operatie leiden, verjoegen ze de bewoners uit 14 huizen en staken deze vervolgens in brand. Deze soldatenbende stak eveneens de brand aan de pastorij, het klooster (dit is een huis gelegen juist naast het gemeentehuis van Lovenjoel, waar toentertijd een kleine zustergemeenschap woonde, die de nabijgelegen school bediende) en de gemeenteschool. Ze stopten er pas mee toen één van de officieren een fluitsignaal gaf.
De Kultuur der Duitsers toont in deze omgeving deze indruk krijgt men tenminste het bijzondere genoegen waarmee ze ook de scholen vernietigen. De school van het naburige Korbeek-Lo werd eveneens afgebrand. De leerlingen slenteren over de speelplaats naast de puinen
.
Een vrouw uit de streek snijdt gras voor de resten van haar uitgebrande woning en vertelt Gille het verhaal. We verbleven gedurende twee dagen in een varkenskot. De soldaten brulden en zongen in het kasteel Petit Lovenjoel. Op de koer lagen duizenden flessen op de grond. Met armen vol potten confituur kwamen de soldaten van de zolder. In een handomdraai ledigden ze deze potten en werkten de confituur met mondenvol naar binnen. Vervolgens wierpen ze zich met geknor en plezier op de flessen champagne. Overal hing de geur van wijn en alcohol.
Toen was er een ontploffing: de soldatenbende deed met dynamiet een brandkoffer springen. De bewakers droegen spiegelkasten naar de spoorweg om er wachthuisjes van te maken. Talrijke meubels, pendules, kunstvoorwerpen, enz
namen de weg naar Duitsland, met de eerste trein die voorbij kwam.
Op de grasvelden hadden de soldaten aan driepikkels versierde borden in oud Delfts porselein opgehangen, die ze van de muur getrokken hadden. Sommige bereidden er maaltijden in, boven een houtvuur. Het kristal werd door de vensters geworpen, gans de omgeving lag vol met scherven.
Men heeft ons laten weten dat, indien de Belgische soldaten opnieuw zouden proberen de verbindingen van de spoorweg, telegraaf of telefoon, dan ook de overblijvende gespaarde huizen vernield zouden worden. Nochtans zitten wij er voor niets tussen jammerde de arme vrouw. Vindt U dat juist Mijnheer?