Een arm boertje zag op de markt in de stad voor het eerst van zijn leven een spiegel. Hij nam hem in de handen bekeek zichzelf. Wat zijn ogen zagen, beviel hem zo goed dat hij de spiegel kocht. Thuis verstopte hij hem. Maar hij kon het niet laten zichzelf af en toe stiekem in de spiegel te bewonderen. Zijn vrouw kreeg het in de gaten, en vond de spiegel. Ze wachtte tot hij de deur uit was. Toen zag ze zichzelf ook voor het eerst. “Als ik het niet had gedacht”, zei ze, “hij houdt er een ander op na. Wat een geluk dat ze zo lelijk is!”
Naar DE MEYERE VICTOR. De Vlaamsche vertelschat. Deel IV. Antwerpen, Santpoort, 1933, p. 102.

|