Vrij - zinnige gedachten,gedichten, verhalen en berichten
04-10-2005
4 oktober, dierendag en St.Franciscusdag
Franciscus van Assisi werd geboren in 1182 in Assisi en stierf op 4 oktober van het jaar 1226 vlakbij Assisi. Twee jaar na zijn dood werd hij heilig verklaard. Franciscus werd vooral bekend door zijn bijzondere verhouding tot de natuur. Hij sprak met de vogels, maakte de wilde wolf tam en noemde de zon zijn broeder en de maan zijn zuster. Omdat Franciscus zon grote dierenvriend was, is zijn sterfdag in 1929 in Wenen uitgeroepen tot Werelddierendag. Op 4 oktober 1930 werd dierendag in Nederland voor de eerste keer gevierd.
Ter ere van Franciscus volgt hier Het Zonnelied, naar gezang 400 uit het Liedboek voor de Kerken van de Interkerkelijke Stichting voor het Kerklied (1973). Het is een vertaling van J.W. Schulte Nordholt. Hoewel het een na laatste vers over het sterven in de staat van doodzonde en eeuwig kwaad mij wel een beetje ver gaat, vind ik het een mooi lied en het zingt zo heerlijk weg. O, ja, achter elke regel kom nog halleluja, en daaronder nog een regeltje halleluja's, maar het is zo al lang genoeg dunkt mij.
Almachtige, verheven Heer, aan U behoort de lof en eer. Wie kan U loven als Gij zijt, wij zegenen uw heerlijkheid.
Geloofd om gans uw creatuur. Ten eerste om dat blinkend vuur, die warme schitterende bron, de heer des hemels, broeder zon.
Hij is zo heerlijk in zijn pracht, verdrijft zo stralende de nacht, en geeft ons dag aan dag zijn licht, als afglans van uw aangezicht.
Lof zij U Heer om zuster maan, om al de sterren die er staan. Zij tintelen in klare pracht, als edelstenen in de nacht.
Geloofd zijt Gij om broeder wind, om lucht en wolken welgezind, daar Gij met alle wind en weer, uw schepslen onderhoudt o Heer.
Voor zuster water danken wij. Hoe nederig en trouw is zij, als zij ons dient, hoe kuis en goed, hoe kostbaar in haar overvloed.
Lof zij U Heer om broeder vuur, die ons verlicht in t nachtlijk uur, die zo robuust en vrolijk is, zo dapper in de duisternis.
Geloofd om moeder aarde, Heer, ons leven staat in haar beheer, zij geeft ons vruchten zonder tal, en bonte bloemen overal.
Geloofd om elk die U bemint, en tot vergeven is gezind, in vrede pijn en moeite lijdt, eens kroont Gij hem met heerlijkheid.
Lof zij U Heer om zuster dood, zij is op aarde sterk en groot, zij heerst alom, er is geen man, die aan haar macht ontsnappen kan.
Wee hun die sterven in de staat, van doodzonde en eeuwig kwaad. Zalig wie doet wat Gij gebiedt, de tweede dood verslindt hem niet.
Geloofd, gezegend zijt Gij Heer, wij brengen U de lof en eer. Wij willen nederig en klein, de dienaars van uw grootheid zijn.
Hij rende weg, maar ontkwam niet, en werd getroffen, en stierf,
achttien jaar oud,
Een strijdbaar opschrift
roept van alles, maar
uit het bruin geëmailleerd portret
kijkt een bedrukt en stil gezicht. Een kind nog. Dag lieve jongen.
Gij, die Koning zijt, dit en dat,
wat niet al,
ja ja, kom er eens om, Gij weet waarom het is, ik niet. Dat Koninkrijk van U, weet u wel,
wordt dat nog wat?
Gerard van het Reve
Kiemkracht in jezelf
De Nederlandse schrijver G.K.van het Reve (Reve) werd op 14 december 1923 geboren.
Hij behoort volgens de kenners van de Nederlandse literatuur tot de grootste auteurs van ons taalgebied in de twintigste eeuw.In een foldertekst werd hij zelfs de grootmeester van de Nederlandse proza genoemd.
In ieder geval is hij bekend geworden door zijn enigszins autobiografische roman De avonden, die zelfs een verfilming heeft ondergaan. Verder kwam hij openlijk voor zijn homoseksualiteit uit in een tijd waarin daar nog niet veel over werd geschreven. Ten slotte deed hij intrede in de Rooms-Katholieke Kerk. Een merkwaardige stap voor iemand die opgroeide in een niet-kerkelijk links-politiek georiënteerd gezin.
Wanhopige hoop
Het laatste punt vormt ongetwijfeld de achtergrond van zijn uitroep: Dat Koninkrijk van U, komt daar nog wat van.Van het Reve heeft niet alleen een mystieke, verinnerlijkte opvatting van geloven, maar ook ziet hij de sociaal-maatschappelijke aspecten die in de r.k. traditie in verband met geloven naar voren worden gebracht. Helaas: die goedfunctionerende aarde was kennelijk (in de tijd van de uitroep)
Nog steeds niet aangebroken. Men leze de kranten. De bekende schrijver kon het daar natuurlijk niet bij laten zitten als (nieuw)lid van de kerk. Hij wilde dat die beloofde betere wereld er echt zou komen.
Uit zijn uitroep spreekt m.i. zowel wanhoop (blijkbaar kan god ook niets aan die wantoestanden doen) als hoop (als die god iets voorstelt en invloed kan laten gelden, dan moet het toch nog goed kunnen komen). Het is een hartenkreet die voor velen, in andere situaties, zeer herkenbaar is.
Doe-kracht
Ik meen dat de grote auteur de schaduwkant van het bestaan scherp peilt, maar dat hij de verhouding god-mens in verband met die geconstateerde negativiteit onjuist ziet. Zijn hoop is mijns inziens verkeerd gericht. Wie de wereld wil vermenselijken en de verhoudingen in het klein en in het groot wil normaliseren, moet geen beroep doen op een hogere macht, maar moet bij zichzelf en bij de geschiedenis van de mensheid te rade gaan. De kiemkracht van wat Reve het Koninkrijk noemt, zit in jezelf. Wie zichzelf op het spel zet (qua denkkracht of doe-kracht) zal de goede aarde in alle verhoudingen zien opbloeien. Waar het kan.
M.Vasalis is het pseudoniem van Margaretha Droogleever Fortuyn-Leenmans. Zij werd geboren op 13 februari 1909 in den Haag en overleed op 6 oktober in Roden. Zij schreef poëzie, novelles, korte verhalen en essays. Het Ezeltje verscheen in 1982.
Het ezeltj
e
In de korte, blauwe schemering deed ik een kleine wandeling.
De grond was rood, gebarsten-droog. De lucht was dun en vreeslijk hoog, en blauwe distels, stijf en grillig ritselden driftig en onwillig. Stil grazend naast een grijze rots zag ik opeens op hoge benen een jonge ezel. Zijn oren schenen doorzichtig, zijn gelaat was trots. Zijn lange, ambren ogen blonken als water, ernstig en bezonken en onpartijdig was zijn blik. En na een korte felle schrik verstarde ik in verwondering. Of kan het eerbied zijn geweest voor dit schoon, ongeschonden beest, waarmee ik langzaam verder ging? Een pijnlijke herinnering: zo ben ik vroeger ook geweest. Die gaafheid en zachtzinnigheid, onzware ernst en droomrigheid, o kon ik dat nog ééns herwinnen, kon ik nog ééns opnieuw beginnen
Aangaande de dood zei mijn moeder ongeveer het volgende: Als de mens geboren wordt huilt hij, moet hij huilen om het leven te houden; een kwalijk voorteken voor de pas begonnen levensreis. Maar terwijl de nieuwgeboren mens huilt, lachen de omstanders en wensen elkaar geluk. Bij z'n dood daarentegen huilen de omstanders, terwijl de gestorvene er zo vredig bij ligt. Zou dat soms ook een voorteken zijn voor de reis die dan begonnen is? Tot zover de boerenwijsheid van moeder. Ikzelf denk over deze dingen als volgt. Ik vergelijk de mens tijdens zijn leven met de mens voor zijn geboorte. Wanneer -zo denk ik dan- de ongeboren vrucht zou weten dat hem straks een bestaan te wachten staat buiten de veilige geborgenheid van de baarmoeder en dat aan dit veilige verblijf in die beschuttende plaats op een ruwe, heel pijnlijke wijze een einde gemaakt zal worden, zou hij dan niet angstig zijn voor dit leven na de geboorte? En zou hij zich dan niet allerlei spookbeelden in z'n hoofd halen over alles wat hem daar mogelijk te wachten staat? Welnu -zo denk ik dan verder-, evenmin als de ongeboren vrucht zich voor kan stellen wat het leven na de geboorte betekent, kan de levende mens weten wat hem na de dood te wachten staat. We weten dat sterven vaak pijnlijk is, een worsteling. en we weten niet waarom we worstelen. Maar dit betekent niets voor wat dan volgt. En waarom heeft deze pijn, deze worsteling niets te maken met wat daarop volgt? Dat betekent niets voor wat dan volgt, omdat het een losmaken van het leven is, net zoals de vrucht zich losmaakt van de moeder, opdat hij leven zal. Mijn geloof is heel eenvoudig en vrij van vrees, ook op dit punt. Bt. (Uit Vrijzinnig Maandblad, Stemmen van en voor Vrijzinnigen, sept. '92)
Wie was het die de zon verzon toen de allereerste dag begon, die sterren aanstak voor de nacht, het eerste sneeuwvlokje bedacht, wie blies de wind zijn adem in, gaf mens en dier hun wezen, wie schreef de teksten, welke pen, voor merels en voor mezen?
Je voelt als iemand huilt of lacht of als de regens zingen, dat zich één grote lieve kracht verbergt in alle dingen
Laat de mens zijn overdenkingen niet beperken tot alleen de voorwerpen die hem omringen. Laat hij de hele natuur in haar verheven en volle majesteit overdenken. Laat hij dat schitterende lichtgevende hemellichaam beschouwen dat als een eeuwige lamp is geplaatst om het heelal te verlichten; laat de aarde hem toeschijnen als een stip vergeleken met de uitgestrekte baan die deze ster beschrijft; en laat hij zich dan verbazen als hij bedenkt hoe die wijde baan van de zon slechts weer een stip is, heel klein in vergelijking met de weg die de sterren aan het uitspansel doorlopen. Maar als ons gezichtsvermogen hier ophoudt, laat onze verbeeldingskracht dan verder reiken. Onze verbeelding zal echter eerder vermoeid raken dan de natuur bij het scheppen van steeds ruimere grenzen. De gehele zichtbare wereld is maar een nauwelijks waarneembaar stipje in de wijde schoot van de natuur. Geen denkbeeld kan de uitgestrektheid van haar ruimten benaderen. We kunnen onze denkbeelden zover mogelijk uitbreiden en toch heeft wat we voortbrengen slechts de omvang van een atoom. De natuur is een oneindig grote bol, waarvan het middelpunt overal en de omtrek nergens is. Pensées, hfdst. 22Blaise Pascal
(Pascal leefde van 1623 1662. Hij was een wiskundig genie, natuurkundige, polemist, wijsgeer en apologeet)
Deze uitspraak van Pascal deed mij denken aan het bijbelboek Job, hfdst. 38 : 4-11
Gods antwoord aan Job :
Waar waart gij, toen Ik de aarde grondvestte? Vertel het, indien gij inzicht hebt. Wie heeft haar afmetingen bepaald? Gij weet het immers! Of wie heeft over haar het meetsnoer gespannen? Waarop zijn haar pijlers neergelaten, of wie heeft haar hoeksteen gelegd, terwijl de morgensterren tezamen juichten, en al de zonen Gods jubelden? Wie heeft de zee met deuren afgesloten, toen zij bruisend uit den moederschoot kwam? - toen Ik wolken maakte tot haar kleed en duisternis tot haar windselen; toen Ik de door Mij gestelde grens uitbrak, grendel en deuren aanbracht; toen Ik sprak: Tot hiertoe en niet verder zult gij komen, hier zal de trots uwer golven blijven staan!
Het hele hoofdstuk is mooi, maar dat wordt te lang, daarom dit kleine gedeelte uit de bijbelvertaling van het NBG uit1954 (Ik vind dit mooier dan de Nieuwe Bijbel Vertaling, maar dat is waarschijnlijk een kwestie van wennen!}.
Mag ik mijn vragen hebben over God? Mag ik mijn twijfels hebben over normen? Mag ik voorzichtig zeggen wat ik denk? Mag ik mijn leven spelend leren vormen? Mag ik bij jullie zeggen: God is dood, al zie ik Hem soms wel eens in mijn leven?
Mijn twijfel, mijn onzekerheid is groot. maar mag ik toch mijn eigen leven leven? Mag ik soms struikelend mijn wegen gaan, omdat de normen van vandaag mij gelden? Ook als het niet de norm der bijbel is, waarover jullie mij zoveel vertelden?
Mag ik , al ben ik soms wat negatief, bij jullie toch meedenken en meepraten? Neem mijn onzekerheid dan maar voor lief, als jullie mij maar in mijn waarde laten. Geef mij een kans toch hier mijzelf te zijn. Geef mij een kans mijn eigen leven uit te zoeken.
Geef mij een kans om desnoods af te gaan, leer mij het leven, maar niet enkel uit de boeken. Geef mij een kans mijn eigen grens te zien. Geef mij een kans mijn eigen ruimte te verkennen. Geef mij een kans om groeiend stil te staan. Geef mij een kans mezelf te leren kennen. (Uit: Klokkenklank,officieel orgaan van de Vrijzinnig Hervormde Vrouwenfederatie in Nederland )
Enige tijd geleden kreeg ik een boek getiteld Het licht van Azië, een vertaling van dr.H.U. Meyboom uit 1910 van The Light of Asia geschreven door sir Edwin Arnold, wiens eerste uitgave verscheen in 1879. Het boekje gaat over het leven en leer van Boeddha. Deze vertaling is de vijfde druk. Ondanks het verouderd maar poëtisch taalgebruik, of misschien wel juist daardoor, was het een plezier om dit gedicht te lezen. Het hier volgende gedeelte gaat over bidden, waaraan ik al eerder een blogje wijdde. Het zijn de woorden van prins Siddartha, de latere Boeddha, wanneer hij afscheid neemt van zijn slapende vrouw Yaçodharâ om zijn roeping te volgen:
Ik kies dit deel, omdat de jammerkreet des levens en van t schepslenheir mijn oor verscheurt en deernis met de bittre smart der lijdende aard geheel mijn ziel vervult. Ik wil genezing brengen, voor zoover in zelfverzaking en in kloeken kamp nog heil te vinden is.
Want wie der Goôn heeft macht of meêlij? Wie heeft ze ooit aanschouwd? Waar hebben zij den vromen hulp verleend? Wat baatte t ooit den mensch, of hij al bad óf tooverzangen zong, of tienden gaf van koorn en olie, t blatend offerdier het leven roofde, trotsche tempels schiep, aan priesters spijs verschafte of smeekend riep tot Wishnu, Çiwa, Sûrya? Ach, niet een, die werd bevrijd van t leed, ofschoon hij steeds, nu vleiend, vreezend straks, zijn smeeklied zong, geprevel, dat als rookwalm dag aan dag ten hemel steeg. Is ooit een broeder soms aldus ontkomen aan des levens smart, aan t wee van liefde en scheiding, aan den gloed en aan de huivering der koorts, aan t staâg en droef verval der grijsheid, aan den dood, zoo schrikbaar donker, en wat daarna volgt als bij een nieuwe wentling van het rad nieuw leven nieuwe moeiten baart, de droom van t nieuw geslacht vannieuws in rook vervliegt?
Sri Ramakrishna werd geboren op 18 febr. 1836 in Kamarpukur, een plaatst ongeveer 90 km ten Noordwesten van Calcutta.Hij beoefende verschillende religieuze tradities waaronder de islam en het christendom en ontdekte dat alle religies wáár zijn. Hij verkondigde de uitspraak: yato mat, tato path, wat wil zeggen: zoveel geloven, zoveel wegen. Een van zijn bekendste leerlingen was Swami Vivekananda.
Eens, in een droom, werd Narada hoogmoedig en hij verbeeldde zich in die droom de meest toegewijde dienaar van God te zijn die men op aarde zou kunnen vinden. God merkte dat op en zei tegen hem: Narada, ik wil dat je kennismaakt met een van mijn vurigste aanbidders. Narada begaf zich naar de door God gewezen plaats en trof daar een landbouwer aan die s morgens heel vroeg opstond, God aanriep, zijn ploeg pakte en hard werkte tot aan de avond. Voor hij ging slapen wendde hij zich nog een keer tot God. Narada vroeg zich af hoe die dorpeling, die volkomen opging in zijn materiële taak en die helemaal niet leek op een toegewijde dienaar, voor God een vurig toegewijde zou kunnen zijn. Hij keerde terug en vertelde God zijn indrukken over zijn nieuwe kennis. Vervolgens zei God tot hem: Narada, neem deze beker vol olie en ga met deze beker het hele dorp door, maar let erop, dat je geen enkele druppel morst. Narada voldeed aan zijn opdracht en keerde terug. Wel, vroeg God, hoeveel keer heb je aan mij gedacht terwijl je het dorp doorliep? Niet eenmaal, hoe zou ik dat hebben kunnen doen, ik moest toch voortdurend deze tot de rand gevulde beker in het oog houden? Daarop zei God tegen hem: Als je je geest zo volledig hebt moeten concentreren om deze beker te dragen zonder een druppel te morsen, dat je mij volkomen bent vergeten, begrijp je dan de verdienste van die dorpeling die, terwijl hij het gehele gewicht van zijn gezin en zijn werk draagt, toch twee keer per dag aan mij denkt? Sri Ramakrishna
De zachte krachten zullen zeker winnen in 't eind........
Henriëtte Roland Holst werd op 24 dec. 1869 in Noordwijk (N) geboren als Henriette (zonder trema!) Goverdine Anna van der Schalk. Haar neef was Adriaan Roland Holst (1888- 1976), 'De Prins der Nederlandse dichters'. Ze was achtereenvolgens: socialiste, communiste en religieus- socialiste', en schreef o.a. de nederlandse tekst voor het strijdlied 'De internationale'. Later kreeg haar werk een meer religieus karakter. In de 2e wereldoorlog was zij actief in het verzet. Zij overleed in 1952.
.
De zachte krachten zullen zeker winnen
in t eind dit hoor ik als een innig fluistren
in mij: zo t zweeg, zou alle licht verduistren alle warmte zou verstarren van binnen.
De machten die de liefde nog omkluistren zal zij, allengs voortschrijdend, overwinnen, dan kan de grote zaligheid beginnen die wals onze harten aandachtig luistren
in alle tederheden ruisen horen als in kleine schelpen de grote zee.
Liefde is de zin van t leven der planeten, en mense en diere. Er is niets wat kan storen t stijgen tot haar. Dit is het zeekre weten: naar volmaakte Liefde stijgt alles mee.
Henriëtte Roland Holst - van der Schalk (1869-1952)
Zo vriendelijk en zo veilig als het licht, zoals een mantel om mij heengeslagen, zo is mijn God, ik zoek Zijn aangezicht, ik roep Zijn naam, bestorm Hem met mijn vragen. Huub Oosterhuis
Helpt bidden niet?
In De Twentsche Courant Tubantia las ik op 17 juli jl. een artikel over de kracht van het gebed. De kop luidde: Wetenschappelijk bewijs: bidden helpt niet Dit bleek uit een onderzoek dat gepubliceerd werd door het Britse medische tijdschrift The Lancet. Gebeden voor mensen die een hartoperatie ondergingen, verhoogden hun kansen op genezing niet en maakten evenmin de kans op overlijden kleiner.
Ik citeer: Amerikaanse artsen van het Duke Universitair Medisch Centrum in North Carolina onderzochten 748 patiënten die op het punt stonden onder plaatselijke verdoving een slagaderlijke hartoperatie met een katheter te ondergaan. De groep patiënten werd verdeeld tussen mensen voor wie op afstand gebeden werden gezegd door christenen, moslims, joden en boeddhisten en mensen voor wie niemand zich tot hogere machten richtte. Na zes maanden bleek er geen wezenlijk verschil tussen de patiënten voor wie was gebeden en de andere zieken. Een vergelijkbaar aantal mensen was overleden, had een hartaanval gehad of moest opnieuw worden opgenomen in het ziekenhuis.
De website NU.nl vertelt verder: De mensen die begeleiding aan het bed hadden gehad, bleken daarvan echter wel baat te hebben. Ze waren minder gespannen en bezorgd voorafgaand aan de operatie en het aantal overlijdens in die groep was na een half jaar iets lager dan in de groep patiënten die het zonder de technieken had moeten doen.
In de bijbel zegt Jezus over bidden: Daarom zeg ik jullie: vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan. Want wie vraagt ontvangt, en wie zoekt vindt, en voor wie klopt zal worden opengedaan. (Lukas 11: 9 en 10)
En: En wat jullie dan in mijn naam vragen, dat zal ik doen, zodat door de Zoon de grootheid van de Vader zichtbaar wordt. Wanneer je iets in mijn naam vraagt, zal ik het doen. (Johannes 14: 13 en 14)
Bidden verandert de wereld niet. Maar bidden verandert de mensen en de mensen veranderen de wereld. Albert Schweitzer
* * *
P.s. Op 26 augustus las ik een artikel in Trouw van Marc van Dijk, getiteld: Oude heiligen werken ook bij moderne ziekten. Met betrekking tot het onderzoek over bidden, waarover het medisch tijdschrift The Lancet publiceerde , schrijft hij: 'Wellicht hebben de gebedsgroepen zich simpelweg niet tot de juiste heilige gewend. Hadden ze maar de beschikking gehad over het nieuwe handboek 'Geneesheiligen in de Lage Landen'. Dan hadden ze, bijvoorbeeld, geweten dat Theresia van Avila, wier hart in een visioen door een engel werd doorboord, de aangewezen heilige is bij hartfalen. Maar zijn er überhaupt nog mensen die dat weten?'
Op spiritueel gebied kan een mens alleen iets als waarheid aannemen wat hij innerlijk zo beleeft. Werkelijk bewijs komt van binnen, niet van buiten. Wie zijn overtuigingen probeert te baseren op meningen die van buitenaf komen door woord en geschrift, die kan de waarheid voor zichzelf niet vinden. Alles wat van buiten komt, mag slechts een stimulans zijn voor het eigen ervaren, doordenken en beleven, waaruit het eigen inzicht oplicht. Wie aan de letter vasthoudt, zal nooit het wezen begrijpen.
Voorbij de menselijke rede zijn de krachten van wijsheid,
liefde en helende energie werkzaam in het universum.
Als wij vrede kunnen vinden in ons eigen hart,
maken wij contact met deze universele krachten.
Dit is onze enige hoop.
Bovenstaande tekst is van Lama Tarthang Tulku Rimpoche,
een balling uit Tibet, die naar de Verenigde Staten ging om de wijsheid en kennis van het Tibetaanse boeddhisme voor het westen toegankelijk te maken. Hij stichtte het Tibetan Nyingma Meditation Center,
waar belangstellenden kennis kunnen maken met de Nyingma traditie van het Tibetaanse boeddhisme.
In 1969 richtte hij daar het Tibetan Aid Project op met het doel de Tibetanen te helpen bij hun pogingen hun cultuur te behouden.
Vanavond heb ik in tien minuten tijd wel vijf wonderen meegemaakt. Wonderen? Ja, wonderen. Geloof jij dan in wonderen? Ja, en ik weet ook hoe God eruit ziet. Huh? Ja, 't is een man. En dat zeg jij? Jarenlang heb je je met feministische theologie beziggehouden en nu kom je me vertellen dat God een man is? Ja, maar niet zo maar een man. Hij lijkt op Jerommeke, Superman, de man van zes miljoen, Robocob, muscles from Brussels... en hij houdt van Nederlanders. Heb jij soms gedronken? Nee hoor, alleen maar even naar de stad gefietst. En dat levert dit gebazel op? Niks gebazel Hoe zit dat nu met die wonderen? Eerst waren er lichten en toen geraas en gedruis... vervolgens een oorverdovend lawaai... en toen, toen stond er een mens op. Je hebt koorts. En de volgende zoefde rakelings langs alle duivels heen. Je kijkt teveel sciencefiction. Een ander werd ter aarde neergeworpen, maar werd onmiddelijk verheven. Waar heb je het toch over? Weet je wel hoe Superman alles kan tegenhouden? Hoe Jerommeke alles op zijn weg kan verplaatsen? En die bionische man, wat deed die ook alweer? Ach, het was wonderbaarlijk, eentje werd bijna verpletterd, maar tot op de millimeter nauwkeurig werd alles op tijd stilgezet. Zal ik maar de mannen in witte jassen bellen? Dit is echt alleen maar in Nederland mogelijk. God is echt met de Nederlanders. Zeg nu eens, waar heb je het toch over? Het verkeer: hoe fietsers en auto's hier continu elkaar net niet raken ondanks de onmogelijke manoeuvres die ze allemaal uithalen. Dat is toch een godswonder, dat is toch het bewijs dat God superman is!
Els Maeckelberghe Uit: Fier, Vrouwen - Religie - Spiritualiteit
Als alles grijs is, dan kom ik bij je en veeg het venster voor je schoon, want zonder uitzicht is er geen leven. Kom, we proberen het gewoon.
Als alles zwart is, geen hand voor ogen, steek ik een kaars aan in de nacht en pak je hand vast, dan gaan we samen en er gloort licht, heel onverwacht.
Als alles koud is, heb ik twee armen en sla die beide om je heen. God geeft ons warmte om die te delen, ook als de zon voor je verdween.
Als alles licht is, is er de blijdschap dat God toch steeds weer mensen geeft, in samen huilen en samen lachen heb je iets van zijn heil beleefd.
Al eeuwen lang houdt men zich met deze vraag bezig. Ook tegenwoordig is die weer aan de orde. De Nederlandse minister van onderwijs, Maria van der Hoeven, wil hierover een debat voeren, wat tot veel kritiek heeft geleid. Volgens haar moet erkend worden dat de evolutietheorie niet compleet is en dat we nog steeds nieuwe dingen ontdekken. Ze wil in de discussie ook de Intelligent Design theorie (ID) betrekken. Dat is een stroming in Amerika, een verkapte vorm van creationisme, die een bewust ontwerp achter het leven op aarde vermoedt. Men vindt dat een minister van onderwijs zich beter met andere zaken bezig kan houden.
Nu hield professor Cees Dekker kort geleden een lezing in Utrecht, voor een gehoor van voornamelijk studenten. En hierover las ik een artikel van Emiel Hakkenes in het dagblad Trouw van 27 mei jl. Professor Dekker noemt zich een theïstische evolutionist en is van mening dat je heel goed de evolutietheorie kan bevestigen en tegelijkertijd geloven dat God de aarde geschapen heeft.
Ik citeer nu verder uit het artikel van Emiel Hakkenes in Trouw van 27 mei 2005: Schepping en evolutie sluiten elkaar niet uit, zegt Dekker. Maar de wereldbeelden van de verstokte aanhangers van beide visies conflicteren wel. Is de mens nu geschapen naar Gods beeld of een schitterend ongeluk en dus een wegwerpproduct? Dekker rekent zich tot de theïstische evolutionisten: God is de schepper van het leven en de evolutie toont ons hoe hij dat gedaan heeft. Daarin onderscheidt Dekker zich van de creationisten die Genesis 1 letterlijk lezen, maar ook van de materiële evolutionisten die alles op toeval baseren. Een spontane oerknal is voor die laatsten het begin van onze aarde. Dekker ontkent die oerknal niet, maar ziet in de explosie van energie en deeltjes God die zegt: er moet licht zijn. Dekker: Deze theïstische visie geeft een rationeel en bevredigend perspectief.
( )Je kunt niet logisch aantonen dat geloof in God onzin is, meent Dekker. En: De kans dat de eiwitten die de basis van alle leven vormen spontaan in de juiste noodzakelijke volgorde zijn geraakt is even groot als de kans dat een volkomen willekeurige reeks letters een leesbare zin geeft: nul.De wetenschapper is grootmoedig genoeg om toe te geven dat hij ook niet alles weet. Hoe het kan dat mensen dingen kunnen die dieren niet kunnen, zoals hun eigen bestaan overdenken? Geen idee, zegt Dekker. En als God de schepper is, wie heeft God dan geschapen? Dat gaat mij boven de pet. Maar de bijbel zegt dat God er altijd is geweest, hij gaat tijd en ruimte te boven, want die heeft hij zelf gemaakt. Misschien dat ik het Hem eens kan vragen als ik voor hem sta.
----------------------------------
Op het bovenstaande ontving ik een reactie van Eric. Hij schrijft: Wat het creationisme voor sommigen zo aantrekkelijk maakt is niet in de eerste plaats het idee van een almachtig opperwezen, maar het idee dat de mens het toppunt en einddoel van de evolutie is, daarbij ziet men over het hoofd dat een relatief primitief 'schepsel' als het griepvirus blijkbaar in staat is zich te wapenen tegen zowel de natuurlijke antistoffen die de mens aanmaakt, als de verschillende afweermiddelen (lees medicamenten) die de mens ontdekt of uitvindt. Zie ook in mijn blog de column 'creationisme en evolutie' van 20 mei. De url voor deze blog is: blog.seniorennet.be/eric_l (Atentie: het laatste is geen 1, maar de letter l)
In mijn gedachten heb ik mij een beeld van U gevormd, U, Die onvoorstelbaar, Ondenkbaar, Onkenbaar Mysterie bent en wilt blijven In mijn bekrompen visie heb ik U alleen maar als Schepper gezien, U, Die ook Onderhouder en Vernietiger bent Ik heb U gehouden voor de rechtvaardige rechter die het goede beloont en het kwaad bestraft, U, Die het goede én het kwade, ja iedere eigenschap en elke tegenstelling te boven gaat In hymnen, in lofzangen heb ik gemeend U te moeten loven en prijzen, U, Die ik daarmee (ongewild) tot menselijk niveau heb neergehaald In tempels en heilige plaatsen alléén heb ik gemeend U buiten mijzelf te moeten zoeken, U, Die Alomtegenwoordig bent en in en door alles en ieder, ook door mij ,werkt In mijn gebed heb ik U Vader genoemd, U, Die ik met evenveel, ja met meer recht Moeder had kunnen noemen... In mijn gebed heb ik U om gunsten gesmeekt, U, Die Zich geen gunsten laat afdwingen U, Die Zich niet laat ompraten En door mij zó tot U te richten, heb ik U met Persoonlijkheid bekleed, U, Die niet persoonlijk kán zijn ook niet Onpersoonlijk U, Die ik (ongewild) met U moet blijven aanroepen, omdat ik mij niet beter kan uitdrukken Voorbij de zintuigen en de ratio, in ogenblikken van ontvankelijkheid heb ik Uw Aanwezigheid, Beeldloos, Vormloos en Naamloos, in Stilte mogen ervaren. Ik weet nú dat U alléén zó gekend kan worden, U, mijn diepste Zelf, Grond van mijn bestaan, Atman U, Onuitputtelijk Verband, Grond van allebestaan, Brahman
Op de Romeinse sestertius uit 147-148 staat het portret van de jonge Marcus Aurelius Antoninus als caesar.
Marcus Aurelius Antoninus werd geboren als Marcus Annius Verus, zoon van een Romeins edelman.
Zijn ouders stierven jong en zijn grootvader gaf hem een opvoeding naar de richtlijnen van de Stoïcijnse filosofie, waarin hij zich voornamelijk bezig hield met de ethica.
Hij was een neef van Keizer Aurelius en een van zijn geadopteerde zonen.
Keizer Aurelius benoemde Marcus tot zijn opvolger en veranderde zijn naam in Marcus Aurelius Antoninus. Marcus Aurelius Antoninuswas de laatste van dez.g. adoptiefkeizers.
Hij stondbekend als vredelievend, maar hij zag zich genoodzaakt het commando van zijn troepen op zich te nemen. Tijdens zijn laatste veldtochten zette Marcus Aurelius Antoninus zijn gedachten op papier. Hij was keizer van 161 180 en stierf op 17 maart 180, waarschijnlijk aan de pest.
Hier volgen een paar van zijn gedachten uit Overpeinzingen van Marcus Aurelius Antoninus.
Waarom zouden we bang zijn voor verandering? Zonder verandering kan immers niets tot bestaan komen. Wat is de natuur van het universum dierbaarder en wat staat haar nader? Kunt gij een warm bad nemen zonder dat de brandstof een verandering ondergaat?Kunt gij u voeden als het voedsel niet wordt omgezet? In welke levensbehoefte kan eigenlijk worden voorzien zonder dat daarvoor een verandering nodig is? Ziet ge dan niet in dat dit ook voor uzelf geldt, evenals het noodzakelijk is voor de natuur van het universum?
Overweeg dikwijls hoe alles in het universum met elkaar in verband staat en van elkaar afhankelijk is. Alle dingen vormen met elkaar een soort vlechtwerk en daarom is ook alles aan elkaar verwant. De volgorde waarin het ene na het andere komt, wordt veroorzaakt door de uitgaande en terugkerende bewegingen in de schepping en doordat de substantie één geest ademt.