Schriek
Verleden-Heden-Toekomst

wapenS
Wapens

Tekstgrootte aanpassen?
Klik op + of -

ZOOM

butmed

Schriekbutton
butRo

genealogiebutton
butD1
butD2
butSh
butO
betS2
butSg
butS2
butP2
butH4
butS4
butS5
butS6

Geschiedenisbutton
betPd
betSog

butBV14
WOI
WOIa
WOIv
butBV40

dialect

Parochie
Kerkrek

Grootlobutton

Inhoud blog
  • WO I Begraafplaatsen in België - Westvleteren (2)
  • BS Beerzel - Gezinnen 1800-1920 (11)
  • Heist - Klapper Dopen 1593-1797 (18)
  • WO I Begraafplaatsen in België - Westvleteren
  • WO I Vluchtelingen in Nederland - Uden (12)
  • Schriek - info
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (25)
  • BS Putte - Gezinnen 1800-1920 (9)
  • WO I De Stem uit België (15-16)
  • St.-Jan Baptist kerk : Het orgel
  • BS Heist - Geboorteakten 1868
  • Heist - Gezinnen 1593-1797 (6)
  • BS Schriek Overlijdensakten 1924-192.
  • Schriek - Het onderwijs tot 1800
  • WO I Begraafplaatsen in België - Steenkerke
  • WO I Begraafplaatsen in België - Wandre (Liège)
  • WO I Vluchtelingen in Nederland - Uden (1)
  • WO I Vluchtelingen in Nederland - Uden (2)
  • WO I Vluchtelingen in Nederland - Uden (3)
  • WO I Vluchtelingen in Nederland - Uden (4)
  • WO I Vluchtelingen in Nederland - Uden (5)
  • WO I Vluchtelingen in Nederland - Uden (6)
  • WO I Vluchtelingen in Nederland - Uden (7)
  • WO I Vluchtelingen in Nederland - Uden (8)
  • WO I Vluchtelingen in Nederland - Uden (9)
  • WO I Vluchtelingen in Nederland - Uden (10)
  • WO I Vluchtelingen in Nederland - Uden (11)
  • BS Putte - Gezinnen 1800-1920
  • BS Putte - Gezinnen 1800-1920 (2)
  • BS Putte - Gezinnen 1800-1920 (3)
  • BS Putte - Gezinnen 1800-1920 (4)
  • BS Putte - Gezinnen 1800-1920 (5)
  • BS Putte - Gezinnen 1800-1920 (6)
  • BS Putte - Gezinnen 1800-1920 (7)
  • BS Putte - Gezinnen 1800-1920 (8)
  • WO I Begraafplaatsen Belgische gesneuvelden
  • WO I Begraafplaatsen in België - Aalter
  • WO I Begraafplaatsen in België - Aarschot
  • WO I Begraafplaatsen in België - Adinkerke
  • WO I Begraafplaatsen in België - Adinkerke (2)
  • WO I Begraafplaatsen in België - Adinkerke (3)
  • WO I Begraafplaatsen in België - Boncelles
  • WO I Begraafplaatsen in België - Brugge 1
  • WO I Begraafplaatsen in België - Brugge 2
  • WO I Begraafplaatsen in België - Champion
  • WO I Begraafplaatsen in België - Chaudfontaine
  • WO I Begraafplaatsen in België - De Panne
  • WO I Begraafplaatsen in België - De Panne (2)
  • WO I Begraafplaatsen in België - De Panne (3)
  • WO I Begraafplaatsen in België - De Panne (4)
  • WO I Begraafplaatsen in België - De Panne (5)
  • WO I Begraafplaatsen in België - Elsene (Brussel)
  • WO I Begraafplaatsen in België - Eppegem
  • WO I Begraafplaatsen in België - Antwerpen
  • WO I Begraafplaatsen in België - Antwerpen (2)
  • WO I Begraafplaatsen in België - Dendermonde
  • WO I Begraafplaatsen in België - Evere (Brussel)
  • WO I Begraafplaatsen in België - Gent
  • WO I Begraafplaatsen in België - Grimde
  • WO I Begraafplaatsen in België - Halen
  • WO I Begraafplaatsen in België - Oeren
  • WO I Begraafplaatsen in België - Ougrée
  • WO I Begraafplaatsen in België - Ramskapelle
  • WO I Begraafplaatsen in België - Schiplaken Hever
  • WO I Begraafplaatsen in België - Sint-Margriete-Houtem
  • WO I Begraafplaatsen in België - Veltem-Beisem
  • WO I Begraafplaatsen in België - Veltem-Beisem (2)
  • BS Beerzel - Gezinnen 1800-1920 (1)
  • BS Beerzel - Gezinnen 1800-1920 (2)
  • BS Beerzel - Gezinnen 1800-1920 (3)
  • BS Beerzel - Gezinnen 1800-1920 (4)
  • BS Beerzel - Gezinnen 1800-1920 (5)
  • BS Beerzel - Gezinnen 1800-1920 (6)
  • BS Beerzel - Gezinnen 1800-1920 (7)
  • BS Beerzel - Gezinnen 1800-1920 (8)
  • BS Beerzel - Gezinnen 1800-1920 (9)
  • BS Beerzel - Gezinnen 1800-1920 (10)
  • Ons Oorlogsdagboek 1914-1919 (12)
  • Kerkrekening 1682-
  • BS Heist - Geboorteakten 1864
  • BS Heist - Geboorteakten 1865
  • BS Heist - Geboorteakten 1866
  • BS Heist - Geboorteakten 1867
  • BS Schriek - Huwelijksakten 1891-1900
  • BS Schriek Huwelijksakten 1901-1909
  • BS Schriek Huwelijksakten 1910-1918
  • BS Schriek Huwelijksakten 1919-1923
  • Heist - Klapper Dopen 1593-1797 (1)
  • Heist - Klapper Dopen 1593-1797 (2)
  • Heist - Klapper Dopen 1593-1797 (3)
  • Heist - Klapper Dopen 1593-1797 (4)
  • Heist - Klapper Dopen 1593-1797 (5)
  • Heist - Klapper Dopen 1593-1797 (6)
  • Heist - Klapper Dopen 1593-1797 (7)
  • Heist - Klapper Dopen 1593-1797 (8)
  • Heist - Klapper Dopen 1593-1797 (9)
  • Heist - Klapper Dopen 1593-1797 (10)
  • Heist - Klapper Dopen 1593-1797 (11)
  • Heist - Klapper Dopen 1593-1797 (12)
  • Heist - Klapper Dopen 1593-1797 (13)
  • Heist - Klapper Dopen 1593-1797 (14)
  • Heist - Klapper Dopen 1593-1797 (15)
  • Heist - Klapper Dopen 1593-1797 (16)
  • Heist - Klapper Dopen 1593-1797 (17)
  • BS Schriek Overlijdensakten 1891-1895
  • BS Schriek Overlijdensakten 1896-1900
  • BS Schriek Overlijdensakten 1901-1906
  • BS Schriek Overlijdensakten 1907-1911
  • BS Schriek Overlijdensakten 1912-1915
  • BS Schriek Overlijdensakten 1916-1918
  • BS Schriek Overlijdensakten 1919-1923
  • BS Heist - Overlijdensakten 1857-1858
  • BS Heist - Overlijdensakten 1859-1860
  • BS Heist - Overlijdensakten 1861-1862
  • BS Heist - Overlijdensakten 1863-1864
  • WO I De Stem uit België (1)
  • WO I De Stem uit België (2)
  • WO I De Stem uit België (3)
  • WO I De Stem uit België (4)
  • WO I De Stem uit België (5-6)
  • WO I De Stem uit België (6)
  • WO I De Stem uit België (7)
  • WO I De Stem uit België (7-8)
  • WO I De Stem uit België (8-9)
  • WO I De Stem uit België (9)
  • WO I De Stem uit België (10)
  • WO I De Stem uit België (11)
  • WO I De Stem uit België (11-12)
  • WO I De Stem uit België (12-13)
  • WO I De Stem uit België (13-14-15)
  • Ooit gelezen ...
  • Ooit gelezen ... (1) Kinderkarnaval
  • Ooit gelezen ... (2) Houten huis.
  • Ooit gelezen ... (3) Aflaat Franciscus
  • Ooit gelezen ... (4) De uyle krijst.
  • Ooit gelezen ... (5) Een vliegende bom voor Grootlo.
  • Ooit gelezen ... (6) Uitslag der loting 1908
  • Ooit gelezen ... (7) De Vluchtelingen.
  • Ooit gelezen ... (8) En waar de ster bleef stille staan
  • Ooit gelezen ... (9) Warme luchtballon in den hof van de pastorij.
  • Ooit gelezen ... (10) Het kasteel van Schriek.
  • Documenten
  • Huiseigenaars 1858
  • Akte - 1 Van der Stegen
  • Akte - 2 Van der Nath
  • Akte 3- de Brouckhoven
  • Akte 4-de Brouckhoven
  • Akte 5 -de Brouckhoven
  • Akte 6 -de Brouckhoven
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (1)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (2)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (3)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (4)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (5)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (6)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (7)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (8)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (9)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (10)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (11)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (12)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (13)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (14)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (15)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (16)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (17)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (18)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (19)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (20)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (21)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (22)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (23)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (24)
  • BS Heist Gezinnen 1797-1850 (14)
  • BS Heist Gezinnen 1797-1850 (15)
  • BS Heist Gezinnen 1797-1850 (16)
  • BS Heist Gezinnen 1797-1850 (17)
  • Overlijdens (alf) 1556-1971
  • Overlijdens (alf) 1556-1971 (2)
  • Overlijdens (alf) 1556-1971 (3)
  • Overlijdens (alf) 1556-1971 (4)
  • Overlijdens (alf) 1556-1971 (5)
  • Overlijdens (alf) 1556-1971 (6)
  • Overlijdens (alf) 1556-1971 (7)
  • Overlijdens (alf) 1604-1929 (6)
  • Overlijdens (alf) 1604-1929 (7)
  • Overlijdens (alf) 1604-1929 (8)
  • Overlijdens (alf) 1604-1929 (9)
  • Overlijdens (alf) 1604-1929 (10)
  • Overlijdens (alf) 1604-1929 (11)
  • Overlijdens (alf) 1604-1929 (12)
  • Overlijdens (alf) 1604-1929 (13)
  • Overlijdens (alf) 1604-1929 (14)
  • Overlijdens (alf) 1604-1929 (15)
  • Overlijdens (alf) 1604-1929 (16)
  • Gezinnen 1604-1923 (A-B)
  • Gezinnen 1604-1923 (C-Cop)
  • Gezinnen 1604-1923 (Cor-De L..)
  • Gezinnen 1604-1923 (De M..-De We..)
  • Gezinnen 1604-1923 (De Wi..-E)
    16-08-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pastoorsverslagen WO I Tremelo (4)

    BV2

    Archief van het Bisdom. Oorlogsverslagen WO I

    Tremelo, Parochie van OLVrouw van Bijstand

    Transcriptie René Lambrechts

    Parochie van Tremelo (O.L.Vrouw van Bijstand) – Gemeente Tremelo - deel 4

    Bl. 36

    Getuigenis van Anthonis Ignatius.

      Den 23 november 1916 werd ik met een dertigtal andere burgers van Tremeloo op den kontrool te Aerschot aangehouden en weggevoerd naar Duitschland. Bij onze aankomst in het kamp te Weschede werd ons voorgelezen : “gij zijt juist als gevangene soldaten, gij moet als zulke gehoorzamen.”

      In het kamp kregen wij : ’s morgens een halve liter soort van pap; ’s middags een liter soep of pap; ’s namiddags ongeveer 200 grammen brood. ’s Avonds een liter soep of pap. Door soep moet verstaan worden water met rapen of bladeren van rapen of raapkoolen of beeten; soms was er een weinig meel in, doch ik kan niet zeggen welk.

      Dit rantsoen was maar half genoeg om onzen honger te stillen. Van honger raapten wij op : patatenschillen, pellen van visch, pellen van appelsienen en de vischgraten uit den vuilbak. Soms bekwamen wij wat overschot van de fransche soldaten; doch meermaals werden wij belet van de soldaten iets te aanvaarden.

      In het kamp moesten wij soms twee uren lang buiten staan in koude en wind.

      Eens wilde men mij dwingen te werken : om die weigering werd ik geslaan met de bajonet zoodanig dat ik ’s morgens niet meer recht kon.

      Den 1 maart 1917 werden wij naar het werk gevoerd in de provincie Rhijnland te Nerraht in eene koolgroef. Wij weigerden te werken. Dan hebben ze ons in eene barak gesloten zonder eten tot ’s anderdaags ’s morgens 5 ure. Wij hadden daar wat strooi om op te liggen. ’s Morgens om 5 ure kwamen de soldaten ons uit de barak halen en plaatsten ons in regen en wind totdat wij ons wilden aangeven om te werken. Ik met zes andere ben alzoo blijven staan tot 11 ure; de andere zijn gaan werken. Om 11 ure werden wij in een soort kelder gesloten zonder eten en zonder bed. Die bak was zeer vuil. Er stonden onder andere twee nachtkuipen die overliepen en gevuld waren met de uitwerpsels van twee russische soldaten die daar eveneens verbleven hadden.

      Den volgende dag om 9 ure kwam men ons in dien vuilnisbak melden dat wij daar zouden blijven zonder eten indien wij voortgingen met niet te willen werken. Wij weigerden nog. Om 12 ure zelfde spel. Vreezende van honger te moeten sterven hebben wij alsdan het werk aangenomen. Dan hebben wij daar dagelijks gewerkt in de koolgroef.

      Het gebeurde dat ik mij ziek bevond. Ik moest dan om een ziekbiljet gaan. De geneesheer onderzocht mij en riep uit : “laus arbeiten”. Ik was nochtans zoo stijf dat ik bijna niet gaan kon.

    Bl. 37

      Zaterdags ’s avonds werd ons opgelegd dat wij zondags ook moesten komen werken. Gingen wij niet dan kwam men ons met den stok halen en dan sloegen ze totdat wij gingen.

      Wij verdienden alzoo 12 mark per week. Daarvan werden 5 mark afgehouden voor familiegeld, zegde men, dat is om aan vrouw of ouders te zenden. Mijne vrouw heeft daar nooit iets van ontvangen.

      Om een hemd te koopen moest men een bewijs hebben van den burgemeester die dit regelmatig weigerde zoodat er onder ons waren die zonder hemd geraakten en de anderen hadden de gelegenheid niet het hunne te zuiveren. Ik ben in het vaderland teruggekeerd den 19 augustus 1917, dus na eene afwezigheid van omtrent negen maanden.

      Handtekening Anthonis Ignatius.

      Van af de eerste dagen na de wegvoering der werklieden werden er verzoekschriften ingediend aan den heer Gouverneur ten einde hunnen terugkeer naar het Vaderland te bekomen. Inzonderheid voor de huisvaders werd geene moeite gespaard. Te Leuven had men aan hunne vrouwen gezegd een verzoekschrift binnen te brengen : voor ieder dan werd een verzoekschrift opgemaakt waarin de bijzondere toestand van het huishouden uitgelegd werd. Wanneer sommige vrouwen hun verzoekschrift overhandigden werd hen zelfs gezegd dat het goed was en dat ze mochten vertrouwen hebben. Nooit is op die verzoekschriften eenig antwoord toegekomen.

       In den zomer 1917 mochten de weggevoerden de eene na den andere aan hunne familie een bezoek brengen mits belofte naar Duitschland terug te keeren om te werken. Velen hebben, na lang dralen, die belofte gedaan om hunne familie te kunnen wederzien, doch geen enkel is naar Duitschland teruggekeerd. In ’t begin hebben de Duitschers wel eenige opzoekingen gedaan om de verlofmannen terug naar Duitschland te zenden; doch, die opzoekingen bleken niet ernstig te zijn, en weldra werden de teruggekeerden geheel en al met rust gelaten.

    Bl. 38

    H. Ondersteuningswerken.

    Voor vrouwen en kinderen van soldaten.

      Zoohaast de oorlog uitgebroken was wezrd door den eerw. Heer Pastoor het gedacht opgevat onderstand te verschaffen aan de vrouwen en kinderen der opgeroepen soldaten. De heeren studenten in verlof zouden zich gelasten wekelijks eene rondhaling te doen in de gemeente. Het gemeentebestuur zou wekelijks vijftig franken verleenen. De eerste rondhaling gedaan in de week van 2 tot 9 augustus bracht meer dan honderd franken bij. Deze was gedaan zonder voorafgaande aanbeveling op den predikstoel. Op zondag 9 augustus werd dit werk aanbevolen met de volgende woorden :

      “De week die voorbij is hebben onze vaderlandslievende studenten eene rondhaling gedaan voor de vrouwen en kinderen van onze medeburgers die het vaderland verdedigen. Die rondhaling zullen wij wekelijks vernieuwen. Wij kunnen u allen niet genoeg aanzetten aan dit werk van liefdadigheid en vaderlandsliefde deel te nemen. Iedereen geve vrijelijk volgens goeddunken, en daarom zullen de studenten zich niet op nieuw aanbieden bij degenen die hunne hulp afzeggen. Eene zaak vraag ik van allen en van ieder in ’t bijzonder : dat werk, dat niets dan lof verdient, niet te beknibbelen.”

      “Het rondgehaald geld zal des zondags na het lof uitgedeeld worden in bons voor eetwaren. Al de vrouwen van binnengeroepen soldaten gelieven hun aandeel te komen ontvangen. Zijn er die het niet noodig hebben en het willen laten voor hen die nood hebben, dan moeten zij eenvoudig den bon die hun gegeven wordt terug in de beurs steken van de studenten wanneer zij rondkomen. Ik heb liefst dat allen komen den bon halen die voor hen bestemd is opdat niemand zou verlegen zijn.”

      De inval van den vijand en onze wegvoering naar Duitschland hebben aan dit werk een einde gemaakt. De opbrengst der tweede rondhaling werd op de pastorij gestolen door de Duitschers.

    Het Komiteit.

      Na onze terugkomst uit Duitschland vonden wij het Komiteit ingericht. Het Komiteit hield zich alsdan uitsluitelijk bezig met onderstand te verleenen aan de afgebranden, onderstand in brood en kleergoed.

      Later werden door het Komiteit de volgende werken ingericht : Gewone onderstand aan al de noodlijdenden; Onderstand aan de soldatenfamiliën; onderstand aan de werkeloozen; onderstand aan verminkten; oorlogsweezen en schamele armen; werk der schoolmaaltijden, der zwakke kinderen, der teringlijders.

    Bl. 39

      In December 1914 werd het komiteit samengesteld als volgt : voorzitter : Petrus Feyaerts, burgemeester; schrijver : pater René De Batseleer van de congregatie der H.H. Harten; schatbewaarder : J.B. De Wit; leden : Victor Heremans; Victor Goossens; Lodewijk Dockx en Frans De Vadder.

      De eerw. Heeren pastoor en onderpastoor werden als leden van het Komiteit aangenomen bij hunne terugkomst uit Duitschland. In de maand Februari gaf Frans De Vadder zijn ontslag. Daar er van wege het provinciaal komiteit aangedrongen werd om ook een liberaal als lid van het komiteit aan te nemen, werd Prosper Fonteyn als dusdanig erkend. Deze nochtans heeft maar tweemaal de zitting bijgewoond en dan weder zijn ontslag genomen uit hoofde van zijnen hoogen ouderdom.

      In de maand Maart verliet pater René de gemeente en een weinig later nam de heer burgemeester zijn ontslag om mogelijke moeilijkheden met de bezettende macht te vermijden. Van dan af bleef het Komiteit samengesteld als volgt :

      Voorzitter : Karel Van Winkel, pastoor; schrijver : Emiel Van Giel, onderpastoor; schatbewaarder : J.B. De Wit; leden : Victor Heremans; Victor Goossens en Lodewijk Dockx.

      Victor Goossens nam zijn ontslag in 1916 en werd vervangen door Joseph Jalet. Op het einde des jaars werd nog een lid aan het komiteit bijgevoegd, namelijk Hendrik Wouters.

      In November 1917 gaven alle leden van het komiteit hun ontslag en verzochten het provinciaal komiteit in hunne vervanging te voorzien tegen 1 Januari daaropvolgende. Op aandringen van den heer Ed. Gilmont, voorzitter van het regionaal komiteit van Haacht, zijn de leden voortgegaan hun ambt uit te oefenen tot in het begin van Maart 1918 wanneer ze onwederroepelijk hun ontslag genomen hebben. De grote oorzaak van dit ontslag was de misnoegdheid onder het volk verwekt door het toepassen der reglementen over de verdeeling der eetwaren, alsmede de ondergeschikte rol welke het provinciaal komiteit van de plaatselijke komiteiten vereischte tegenover de beheerder aan denwelken de komiteitszaken geheel en al toevertrouwd werden.

      Hier laten wij nu eenige tafels volgen die den toestand van hoogeraangehaalde ondersteuningswerken telkens op 31 December weergeven :

    Er volgen nu een reeks tabellen met cijfers.

    Bl. 43

    Hoofdstuk X.

    Geestelijken in de gebeurtenissen betrokken.


    - Eerw. Heer Karel Van Winkel, pastoor; aangehouden den 28 augustus en gebracht in de Kerk van Aerschot; van daar weggevoerd naar Duitschland den 6 september 1914.

    - Eerw. Heer Emiel Van Giel, onderpastoor: idem.

    - Frater Edgard De Coster; frater Octaaf Igodt en broeder Julius Haegen bevonden zich in 1914 in het klooster te Ninde. Zij zijn op het einde van augustus gevlucht naar West Vlaanderen en van daar naar Holland, waar ze door de belgische militaire overheid opgeroepen. Zij hebben in het leger gediend als ziekenverzorgers.

      Thans bevinden zich in het klooster der Picpussen te Ninde 10 brankardiers die tijdens den oorlog dienst gedaan hebben. Hier volgen hunne namen :

    - Frater Pamphilus (Lodewijk) Verdeyen van Herent, was aug. 1914 leraar in het Damiaangesticht te Aerschot; werd den 6 september weggevoerd naar Duitschland. Hij heeft zijne eeuwige beloften uitgesproken en is thans leerling in de Godgeleerdheid.
    - Frater Edgard De Coster; hoger reeds genoemd, heeft tijdelijke geloften uitgesproken en is leerling in Godgeleerdheid.
    - Frater Leopold (Willem) Jeurissen van Vlijtingen, novice, leerling in de wijsbegeerte.
    - Frater Oswald (Joseph) Van Neste van Gulleghem, idem.
    - Frater Odilo (Antoon) Van Gestel van Borgerhout, idem.
    - René Muller van Antwerpen, postulant, leerling in de wijsbegeerte.
    - Matthijs Gielen van Vlijtingen, idem.
    - Jaak Bos van Turnhout, idem.
    - Lodewijk Van de Velde van Schoten, idem.
    - Frater Octaaf (Gaston) Igodt, hoger genoemd, van Watou, novice leerling in wijsbegeerte.

    Parochianen onder de wapens.

    In 1914 werden 55 parochianen onder de wapens geroepen. Onder dezen waren 27 gehuwden hebbende samen 70 kinderen. Van dezen zijn er drie geboren na het vertrek van vader.

    Bl. 44

      In het begin van den oorlog waren er geene vrijwilligers, doch naderhand hebben de volgende jongelingen als vrijwilligers het leger vervoegd : Feyaerts Joseph; Van den Notelaer Alfons; Storms Frans; De Keyzer Joseph en Van Vlasselaer Leo.

      Tijdens den oorlog werden nog opgeroepen 32 parochianen die zich in het buitenland bevonden; zoodat in ’t geheel 92 parochianen in het leger hebben dienst genomen.  Er zijn enkel vier parochianen gesneuveld, namelijk, Hendrik Verhaegen, vader van twee kinderen; Alfons Verbeeck; Alfons Claes en Alfons De Mees.

      Een soldaat werd verminkt te Luik, namelijk Franciscus Van Eyken, vader van 4 kinderen. Hij is getroffen geweest in den schouder en kan van zijnen arm geen gebruik maken.

      Geboorten en sterfgevallen.
    1913 Geboorten : 95 sterfgevallen : 40
    1914                     58                         26
    1915                     68                         27
    1916                     57                         22
    1917                     57                         32
    1918                     58                         42

      In november 1918 zijn 16 personen gestorven ten gevolge van de Spaansche griep.

      Hoofdstuk XI
    Huiszoekingen in kerken of kloosters. – De opname der klokken.


      Huiszoekingen in kerken of kloosters hebben alhier geene plaats gehad.
    Bij de opname der klokken ben ik niet tegenwoordig geweest. Voor zooveel ik mij herinner heeft deze opname plaats gehad in de maand juni 1918. Ziehier wat Lod. Dockx, koster, desaangaande getuigt.

      “Op zekeren dag kwamen er bij mij twee Duitschers welke vroegen om op den toren te gaan om de klokken te meten; na dit gedaan te hebben en al de opschriften en versiersels der klokken zorgvuldig aangeteekend te hebben, zijn ze naar het hoogzaal gekomen en hebben daar de groote orgelpijpen gemeten en nagezien uit welk metaal zij vervaardigd waren.”

    Bl. 45

    Hoofdstuk XII

    Feiten van verscheiden aard.


      Bijzondere daden van vaderlandsliefde heb ik niet aan te stippen.

      In het moeilijk Komiteit werk heb ik bij de leden van het Komiteit en ook bij anderen goede en bereidwillige helpers aangetroffen : aan hen allen mijnen innigsten dank. Eenmaal heb ik een gebrek aan offervaardigheid bevonden bij personen van dewelke ik nochtans eene gansch bijzondere offervaardigheid had mogen verwachten.

      Onder de landbouwers zijn er zeker menschen geweest die niet naar woekerprijzen getracht hebben, en die hunnen evennaaste vooral de armen genadig behandelden. Ik persoonlijk heb bij brave menschen steeds waren bekomen aan fatsoenlijken prijs. Doch de menschen die liefdadig gehandeld hebben roemen hun eigenzelven niet, en degene die het voorwerp van hunne liefdadigheid geweest zijn zwijgen het ook. Om wille der waarheid moet ik nochtans bekennen dat de algemeenheid der landbouwers, enkele uitzonderingen daargelaten, voor hunne waren de hoogste prijzen eischten : velen waren bevreesd van te weinig te vragen. Er worden personen genoemd die brood vervalschten met gekookte aardappelschillen en raapkoolen, en dit mengsel verkochten aan 7.50 fr. en meer den kilogram.

      Er is tijdens den oorlog veel gestolen bijzonder op de velden, doch niet zoozeer uit nood en voor eigen gebruik dan wel om het gestolene te verkoopen aan woekerprijzen. Het geld alzoo vergaard werd gebruikt voor spel en vermaak. Het is ongelooflijk hoe zeer de jonkheid tijdens den oorlog bedorven werd door zucht naar geld en vermaak.

      Meermaals heb ik van op den predikstoel den parochianen herinnert dat het niet betaamd zich aan overdreven vermaken over te leveren, terwijl onze soldaten aan den IJzer hun bloed voor het vaderland veil hadden en den dood te gemoet liepen; ik beriep mij op hunne vaderlandsliefde; ik gewaagde zelfs van het genoegen dat zij den vijand verschaften met te juichen terwijl het vaderland treurt. Dit alles maakte geenen indruk : er was geld, gemakkelijk vergaard en de voorraad eens uitgeput kon spoedig vernieuwd worden, waartoe zou het dan dienen tenzij tot plezier en vermaak? Ook werd er op de kermissen tien, twintigmaal zooveel geld verkwist dan vroeger.

      De Duitschers van den omtrek namen regelmatig aan de kermissen deel en keerden nooit dan wel beschonken naar huis. Daartoe hoefden zij geen geld op zak te hebben : van dieven en smokkelaars mochten zij drinken zooveel zij wilden. Er wordt van een dezer verhaald dat hij op een enkelen kermis vijf honderd mark met de Duitschers verteerde.

    Bl. 46

    Hoofdstuk XIII

    De ontruiming.


      Op donderdag 7 november ontvingen wij het eerste bezoek van vijandelijke troepen op weg naar Duitschland. Aangaande dezen niets bijzonders op te merken.

      Vanaf dijnsdag 12 november tot maandag 18 november had de gemeente Tremeloo aanhoudend vijandelijke troepen te vernachten. De neerslachtigheid der officieren was merkbaar, en wat de soldaten betreft, het groot getal wapens door hen weggeworpen geeft genoeg hunne ware gevoelens te kennen.

      Er valt niets op te merken aangaande de houding der vijandelijke legers ten opzichte van de inwoners. Op de pastorij waren de officieren zoowel als de eenvoudige soldaten die hen dienden zeer inschikkelijk en voorkomend.

      Voor het overige heb ik veel klachten gehoord over schade die zij aan de inwoners veroorzaakt hebben door het gebruik van ongedorschen graan, van hooi en ander veevoeder dat de landbouwers zelf groot noodig hadden. In den nacht van donderdag tot vrijdag werden twee paarden opgeëischt. In de scholen werden verschillige banken aan stukken gekapt en opgestookt; de deuren der gemakken ondergingen hetzelfde lot.

      Niettegenstaande mijn verzet werd de Kerk in den nacht van donderdag tot vrijdag door de Duitsche soldaten ingenomen. Vier wassen kaarsen, drie handdoeken en een paar pantoffels werden gestolen. De troepen trokken verder rond drie uur ’s morgens en lieten veel wapens en schietvoorraad achter.

    Hoofdstuk XIV

    De bevrijding.


      Nauwelijks hadden de laatste vijanden het grondgebied van de gemeente verlaten, of de vaderlandsche werd op den kerktoren geheschen en met tallooze vreugdeschoten begroet.

    Bl. 47

    De inwoners maakten gebruik van de wapens door den vijand achtergelaten om de bevrijding te vieren. De vreugdeschoten hadden buitendien een heilzaam gevolg : zij ontnamen aan de dieven hunne stoutmoedigheid. Deze waren nu overtuigd dat er wapens in overvloed voorhanden waren, en zij twijfelden geenszins of die wapens zouden bij gelegenheid tegen hen gebruikt worden.

      De eerste belgische troepen deden hunne intrede te Tremeloo op donderdag 21 november. Zij werden verwelkomt door het gelui der groote klok die hare vreugdetonen uitgalmde en de inwoners noodigden onze helden te gemoet te snellen. Dit gebeurde dan ook en eene vroolijke Brabançonne werd door eenige inwoners aangeheven.

      Op dit ogenblik april 1919, zijn het meestendeel onzer uitwijkelingen uit hun ballingschap teruggekeerd. Degene die uit Engeland terugkeeren zijn ten uiterste tevreden over hun verblijf aldaar : zij hebben noch honger noch gebrek geleden. Zij hebben er gewerkt om hunnen kost te verdienen, doch geld verzameld hebben zij niet. Het eenige waar ze goed van voorzien zijn is kleergoed.

      Degene die uit Holland wederkeeren zijn min tevreden : zij beweren veel honger geleden te hebben. Een geruimen tijd kregen zij niet meer dan twee honderd grammen brood en vier of vijf aardappelen per dag. Daarbij soep die weinig of geene voedzame bestanddeelen bevatte.

      Eenen en anderen keerden blijgemoed naar het Vaderland weder, waar hen, helaas! eene droevige teleurstelling verwachtte. Geen woonst : enkel nog de puinen van hunne vroegere woningen; geen bed : sommige zijn genoodzaakt te slapen tegen den grond op wat strooi; geen land : het land dat zij vroeger bewerkten ging tijdens hunne afwezigheid over in de handen van andere huurders. Dus ook geen werk, geene kostwinning. Laat ons hopen dat het nationaal komiteit of het landbestuur dien toestand zal willen inzien en de noodige hulp verleenen.

      Ik eindig. Ik heb alle feiten onpartijdig medegedeeld, en desgevallend mijn gevoelen uitgedrukt volgens ik in geweten oordeelde. Moge mijn werk eenig nut voor de geschiedenis opleveren.

      Handtekeningen :
    K Van Winkel - pastoor Tremeloo
    Feyaerts - gemeentesecretaris Tremeloo
    F. Verhoeven - bakker Tremeloo

    Bl. 48

    Bijvoegsel aan hoofdstuk IV

    In Ballingschap

      Den 28 augustus 1914 werden de volgende personen van Tremeloo door de Duitschers aangehouden en opgesloten in de kerk van Aarschot. Eerw. Heer Karel Van Winkel, pastoor; Eerw. Heer Emiel van Giel, onderpastoor; Alfons Michiels; Guilielmus Van Vlasselaer; Lodewijk Van Vlasselaer; Jan Baptist Goeron; Lodewijk Haegemans; Pepinus Torfs en Frans De Preter. Deze personen werden aangehouden deels op den steenweg Lier-Aerschot, deels te Heyst-Goor. Enige aanteekeningen getrokken uit het notaboekje van Alfons Michiels.

    28 augustus - Gevangengenomen op den steenweg Lier-Aerschot. -Gebracht in het kolenkot van M. Van Tricht. -Twee uren in eene weide. -Aankomst in de kerk om half vijf. -Water en brood. -Slapen op de stoelen.

    29 augustus - Wat droevig geschrei der kinderen met ons in de kerk opgesloten. - Wat duurt de tijd lang. -Vandaag brood en soep.

    30 augustus - In de kerk aankomst van Aerschotsche burgers die eerst naar Leuven gestuurd waren en nu teruggebracht werden naar Aerschot. - Vrouwen en kinderen worden overgebracht naar de woning van notaris Fontaine recht over de Kerk.

    31 augustus - Om 4 ure nog geen eten gehad. - Een stuk brood en een klein stuk spek, gift van een burger van Aerschot, werden wij ontstolen. -Goed nieuws : morgen mogen wij vertrekken.

    1 september - Nieuwe wachten zen streng. - Weinig eten maar veel gekijf en gegrol der wachten. - Bittere teleurstelling : van vertrek geen spraak meer.

    2 september - Burgers moeten de kerk kuischen. - 's Morgens een stuk brood, 's middags soep. - Een jonge huisvader van Westmeerbeek is zot geworden; hij wil zich de keel oversnijden met een stuk glas : dit wordt hem belet. Dan wil hij zich dooden tegen de verwarmingstoestellen.

    3 september - Eten redelijk goed, doch ontoereikend. - Wij worden medegedeeld door de vrouwen van Aerschot die brood, fruit en koffie brengen voor hunne familieleden. - In den nacht van 2 tot 3 september om half drie sterft een jongeling van Aerschot juist voor mij.

    Bl. 49

    4 september – Weinig voedsel. – Wij kunnen in stilte wat brood en tabak kopen. – Eenige vrouwen uit Tremeloo komen hunne mannen en broeders bezoeken en brengen slecht nieuws : alles is afgebrand.

    5 september – Verheugend nieuws : morgen zondag mogen de priesters mis doen en de burgers die willen mogen tot de H. Communie naderen.

    6 september – De dag verheugend doorgebracht. – Al de priesters hebben mis gedaan. – De burgers boven de 45 jaar mogen vertrekken. – Om half vijf slecht nieuws : allen naar Duitschland. Droevige stoet. Gekerm en geween van vrouwen en kinderen.

    7 september – In de statiën waar onze trein blijft staan worden wij aanzien als bandieten.

    8 september – Aankomst te Sennelager. –Eerst verscheidene uren wachten. – Dan krijgen wij een stuk brood. – ’s Middags naar het bad. – Slapen onder den bloten hemel.

    9 september – Drie engelsche soldaten worden met handen tegen den rug tegen eenen boom gebonden : dat is de straf voor de minste overtreding. – Slapen in open lucht.

    10 september – Drie zieken zien wegdragen. – Slapen hetzelfde.

    11 september – Ik ben stijf van buitenslapen. – Wij kregen een deksel. – ’s Nachts felle regen : het water loopt onder mijn lichaam door.

    12 september – De zon komt vroeg te voorschijn en wel van pas om onze natte kleederen te droogen: de wind helpt ook. – Te weinig eten. – Zieken naar het gasthuis.

    17 september – Wij worden naar het verhoor geroepen : 6 van Tremeloo; 6 van Busschot en 6 van Heyst-Goor. Ik dacht dat is voor de priesters dat wij zullen moeten naar het verhoor gaan. Het was zoo. Ik deed mijn best om de anderen eenigen goeden raad te geven. Die binnen geweest waren werden afgezonderd. Ik werd de laatste ondervraagt als volgt :
    -Hoe is uw naam?
    -Alfons Michiels.
    -Uw beroep?
    -Schrijnwerker.
    -Waar woont gij?
    -Te Tremeloo in het dorp.
    -Kent gij de pastoor van Tremeloo
    -Ja.
    -Hoe was die ten opzichte van de Duitsche soldaten?
    -Ik geloof dat hij Duitschgezind was, want den 19 augustus zijn er velen gaan wijn drinken; ik weet ook dat er Duitsche officiers geeten hebben, en hij is bij mij geweest met twee Duitsche soldaten om logist.

    Bl. 50

    -Wat is er van de geweren van Tremeloo geworden?
    -De Burgemeester heeft die doen binnen brengen.
    -Ja, maar er is een gebleven en de pastoor heeft toegelaten van uit den toren daarmede te schieten op de Duitsche soldaten?
    -Neen, mijnheer , dat is niet waar.
    -Ja wel !
    -Neen, Mijnheer.
    -Ja wel !
    -Neen Mijnheer.
    -Zeker is het waar geweest?
    -Neen Mijnheer, en daar ik tegen de kerk woon, zou ik dat moeten gezien of gehoord hebben, en anders ten minste hooren zeggen, het is niet waar geweest.

    18 september – Slechte nacht. – Hevige windvlagen die de pilaren in onze tent deden omvallen. – Vier zieken zien wegdragen.

    19 september – Koude nacht. –Geluk gehad een pint bier te drinken in de kantin. – Worst gekocht van een franschen soldaat. – 2 Zieken zien wegdragen. – Namiddag aankomst van nieuwe gevangenen waaronder drie van Werchter.

    20 september – Om 9 ure worst. – ’s Middags soep, daarna een stuk brood. – Wind en regen. – Een zieke engelsche soldaat zien wegdragen.

    21 september – Slapelooze nacht. – Twee burgers naar het hospitaal vervoerd. – Om half zeven slapen op ons strooi met eene sargie in de flauw verlichte tent; doch ik kan mij niet verwarmen.

    22 september – Slecht geslapen. –Koude voeten. – Twee personen voor eene kleine overtreding gedurende twee of drie uren aan eenen boom gebonden. Alle gevangenen loopen doorheen en spreken niet dan van voedsel. – Om 6 ure slapen gegaan doch niet kunnen verwarmen.

    23 september – Honger. – Groot geluk : een soldaat koopt voor mij uit medelijden een brood van een mark. Dit deel ik met een vriend Gust Budts van Werchter; mijn deel, deel ik nog met Lod. Van Vlasselaer. Wij worden afgezonderd : rond den avond worden 200 belgen met 400 fransche burgers in eene tent geduwd.

    24 september – ’s Morgens om 6 ure naar de statie van Sennelager. – Om half twaalf aankomst te Werl in de gevangenis.

    Bl. 51

    In de gevangenis


      De tien eerste dagen na onze aankomst te Werl hebben wij doorgebracht elk in eene cel inhoudende 22 kubieke meters lucht. Mijne cel was zeer goed ingericht en van een verwarmingstoestel voorzien. Voor de nachtrust beschikte ik over een engelsch bed met ressort en twee wollen dekens. Niettemin heb ik de eerste nachten slapeloos doorgebracht: nu meer dan ooit dacht ik aan mijn vaderland, aan mijn geboortedorp, aan mijne woning, aan mijne familie. Die tien dagen in verveling overgebracht schenen mij jaren.

      De vier eerste dagen hebben wij onze cel moeten houden zonder buiten te komen. Van op den vijfden dag mochten wij 20 minuten buiten wandelen. Daarin werden wij behandeld als andere gevangenen: wij moesten op bepaalden afstand van elkander blijven en mochten niet spreken.

      Den 11den dag moet ik werken in eene smidse. Mijn werk bestond in den voorhamer te slaan en den blaasbalg te trappen. Dit was buitengewoon zwaar werk. Gedurende zes dagen heb ik dit werk verricht; daar ik het niet langer kon volhouden werd ik aan eene machien geplaatst. Dit werk was nog te zwaar om reden dat men aanhoudend werken moest. Wilde men een oogenblik rusten of adem scheppen dan was het kijven en grollen bovenarms. De officieren vooral schenen kijven en schelden op bijzondere wijze aangeleerd te hebben.

      Als voedsel kregen wij dagelijks: ’s morgens koffie met 250 grammen brood. Het brood was vervaardigd uit 80% meel en 20% meel van aardappelschillen. Om 12 ure kregen wij soep. Deze soep was gemaakt met boonen, raapkolen, vitsen, aardappelen, enz, er was ook een weinig vleesch in, doch minder dan in Sennelager. Om 6 ure kregen wij nogmaals 250 gr brood en daarbij als dranck een liter water met melk. Van 100 liters afgeroomde melk vervaardigde men 700 liters van dien dranck.

      Gedurende al den tijd dat wij te Werl doorbrachten hebben wij driemaal voor 50 pfenningen mogen koopen in de kantien. Door al mijn werk had ik ten laatste vier mark en 31 pfenningen verdiend.

      Den 11 Februari 1915 liepen ons ballingschap en onzen dwangarbeid ten einde. Om 7 ure 15 ’s morgens vertrokken wij uit Werl om den 13 ’s morgens te Brussel aan te komen.

    (handtekening) Alphons Michiels

    Verklaring van Frans De Preter, landbouwer te Tremeloo Geetsvondel.

      Ik ben gevangen genomen te Boisschot den 28 augustus 1914. Ik werd met honderden anderen burgers opgesloten in de kerk van Aerschot tot 6 september ’s avonds. Van daar naar Deutschland : veertien dagen in Sennelager en dan naar Werl in Westfalen. Daar heb ik in de gevangenis gezeten. Ik moest eerst in den hof graven en later met os en paard rijden. Ik heb geene mishandelingen ondergaan : alleenlijk niet genoeg eten gekregen. Te Werl bestond onze kost uit 500 grammen brood en één liter soep, die bestond uit boonen, raapkoolen , vitsen, aardappelen, enz; er was ook een weinig vleesch in doch minder dan te Sennelager. Wij zijn in het vaderland teruggekeerd den 13 Februari 1915. Voor mijn werk heb ik ontvangen 10 mark en 76 pfenningen.

    (handtekening) Frans De Preter.

    Bl. 52

    Ons Ballingschap.

    Verhaal van den eerweerden Heer Karel Van Winkel, pastoor te Tremeloo.
    Op vlucht.

    Den 27 augustus om half zeven ’s avonds had ik mijne pastorij verlaten en was samen met mijne meid den nacht gaan doorbrengen op de pastorij te Bael. Mijn eerw. Heer onderpastoor had een nachtverblijf gevonden op het gehucht Bolloo. De reden waarom wij besloten te vertrekken was het naderen der Deutsche brandstichters.
    ’s Anderendaags, den 28 augustus, meende ik naar mijne pastorij terug te keeren; maar op het gehucht Langerechte gekomen werd ik gewaarschuwd door de parochianen dat de Deutschers in het dorp alles in brand staken en als bezetenen te werk gingen. Ik gelastte een mijner parochianen den eerw. Heer onderpastoor te zeggen dat hij zich naar zijnen vader te Koersel zou begeven, dat ik eveneens voornemens was te vertrekken.
    Ik begaf mij dan naar de parochie Heyst-Goor. Op de pastorij las ik juist in de “Bien Public” dat de forten van Luik nog altijd stand hielden, toen de eerw. Heer pastoor Wouters kwam binnengestormd en riep : “ de Deutschers zijn daar, spoedig vluchten.” Ik volgde hem in den hof. Daar sprak hij van ons te verbergen in het hout. Ik zegde : neen, dat niet, dan ga ik liever terug binnen. Ik wist bij ondervinding dat de Deutschers schoten wanneer zij ergens van verre eenige beweging bemerkten. Daarbij den 19 augustus had ik van de Deutschers niet te klagen gehad, en ik vertrouwde dat het nu eveneens alzoo zou verloopen.
    Ik ging dan terug binnen en opende de voordeur om te zien wat er op straat gaande was. Een tiental Deutschers waren juist voor de pastorij op straat. Zij waren vergezeld van eenen wagen met twee paarden bespannen. Ik ging er naartoe en vroeg wat zij verlangden. Zij vroegen den sleutel der Kerk. Deze werd hen besteld en ik vergezelde hen naar de kerk. Daar gingen zij op den toren, waarschijnlijk om te zoeken naar wapens die zij er natuurlijk niet vonden. Hunne houding was voorkomend en beleefd en boezemde mij vertrouwen in zoodanig dat ik den eerw. Heer pastoor Wouters deed verwittigen zich gerust te vertoonen. Deze kwam alsdan buiten met eene kas cigaren waarvan hij er aan de soldaten elk twee of drie overhandigde.

    Aangehouden.

    Al de personen die zich straat vertoonden werden door de Deutschers samengeroepen.

    Bl. 53

    Bij slot van rekening moesten de mannen eenige stappen medegaan tot bij den ‘Hauptman’, doch zij zouden onmiddellijk terugkeeren. Ik was blootshoofd en om op dien laatsten oogenblik geen argwaan te verwekken vroeg ik ook niet om mijn hoed te halen.
    Wij werden gebracht tot op den grooten steenweg Aerschot-Lier. Daar stond een officier vergezeld van nog andere Duitschers. Ik meende dezen aan te spreken, doch er werd mij toegesnauwd : “ich wollen nicht sprechen mit ihr”. Wij werden vier en vier geplaatst en vervoegd met andere burgers die reeds vroeger aangehouden werden, en de komst van nieuwe gevangenen afgewacht hadden in een kolenmagazijn. Onder deze laatsten bevond zich mijn onderpastoor Emiel Van Giel. Hij werd aangehouden op den steenweg Aerschot-Lier. Toen hij vroeg waarom men hem aanhield kreeg hij voor antwoord : omdat men te Leuven op ons geschoten heeft. Mijn onderpastoor werd vooraan gesteld en er werd hem gezegd : gij blijft borg voor degenen die zouden wegloopen. Daarenboven moest hij het volk verwittigen dat degenen die beproefde weg te loopen, zou doodgeschoten worden.

    Op weg naar Aerschot.

    Toen al de gevangenen, een honderdtal ongeveer, op rijen van vier geplaatst waren, moest de karavaan vooruit in de richting van Aerschot. Op ongeveer eene halve uur afstand van Heyst-Goor werden wij in eene weide gebracht, waar men ons gebood neer te zitten. Daar hebben wij twee uren vertoefd. Intusschen hoorden wij boven ons hoofd de bommen sissen die voor Heyst-op-den-Berg bestemd waren en afgezonden werden door kanonnen te Busschot geplaatst.
    Eindelijk werd de reis voortgezet naar Aerschot. Het was tamelijk warm en velen even als ik hadden grooten dorst. Halverwege Aerschot kwam de vrouw uit eene herberg buiten met eenen emmer water. Zij had ons van verre zien aankomen en met reden vermoed dat wij lust zouden gehad hebben om te drinken. Er werd ons toegestaan in der haast een teug water door te halen.
    De soldaten die ons omringden waren nog van de ergste niet; er waren er wel tusschen die ons brutaal aanspraken, doch er waren er ook anderen die poogden ons gerust te stellen.

    Aankomst te Aerschot.

    In Aerschot waren de straten met soldaten vervuld. Bij het zien van dien groep burgers, waaronder drie geestelijken, ontstond er een ononderbroken geroep van ‘schweinhunden’ en ‘sie mussen ersoschen werden’. Het was vooral op de geestelijken dat zij het gemund hadden. Wij werden naar de kerk gebracht.

    Bl. 54

    Alvorens de kerk binnen te treden moesten wij een zorgvuldig onderzoek doorstaan. Onze zakken moesten uitgeladen worden en onze pennemessen werden afgenomen : dit waren gevaarlijke wapens die de zegepraal van het machtige Deutschland konden verhinderen. Wij werden bovendien nog eens afgetast. Zoolang dit onderzoek duurde werden wij aanhoudend beledigd en ‘schweinhunden’ genoemd. Nu mochten we de kerk binnen.
    In de kerk moesten de leeken zich vervoegen bij een vijf honderd mannen, vrouwen en kinderen, die zich reeds in het schip der kerk bevonden; wij geestelijken werden gebracht op de koor alwaar wij als lotgenoten ontmoetten de eerweerde heeren pastoor en onderpastoor van Busschot, en de eerweerde paters en broeders der congregatie van de H.H.Harten, Damianusgesticht te Aerschot. Deze ontmoeting was voor ons een groote troost. Mij dunkt ik zie nog voor mijne oogen pater Simon Goovaerts en zijne broeders die ons vanuit het gestoelte met een lachend en geruststellend gezicht bejegenden om ons op te beuren en moed in te spreken.
    Onder onze lotgenoten in de kerk van Aerschot bevonden zich broeder Sylvarius Van Volsem, genaturaliseerde Amerikaan, en broeder Adelberken Craste, hollander. De papieren van dezen waren volkomen in regel, niettemin werden zij niet onmiddellijk in vrijheid gesteld : zij moesten wachten tot zondag 30 augustus. Pater Camillus Busard en broeder Willibrordus Slaets waren beiden hollanders, doch hadden hunne papieren niet bij : zij werden enkel den 5 september losgelaten.
    Buiten deze vier bevonden zich in de kerk de volgende geestelijken en broeders :
    Eerw. Heer A. Houtmeyers, pastoor te Boisschot,
    Eerw. Heer F. Mellaerts, onderpastoor te Boisschot,
    Eerw. Heer G.H. Wouters, pastoor te Heyst-Goor,
    Eerw. Heer A. Houtmeyers, pastoor te Boisschot,
    Eerw. Heer K. Van Winkel, pastoor te Tremeloo,
    Eerw. Heer T. Van Giel, onderpastoor te Tremeloo,
    Eerw. Heer Simon Goovaerts, overste, Damianusgesticht Aerschot,
    Eerw. pater Arthur Deckers, Damianusgesticht Aerschot,
    Eerw. pater Lambertus Van Quathem, Damianusgesticht Aerschot,
    Eerw. pater Hilonius De Busscher, Damianusgesticht Aerschot,
    Eerw. pater Joannes Lud. Nijs, Damianusgesticht Aerschot,
    Eerw. pater Blasius Moors, Damianusgesticht Aerschot,
    Eerw. pater Leo Teyaerts, Damianusgesticht Aerschot,
    Frater Pamphydus Verdeyen, Damianusgesticht Aerschot,
    Frater Joris De Freye, Damianusgesticht Aerschot,

    Bl. 55

    Broeder Rufirius Vreugde, Damianusgesticht te Aerschot,
    Broeder Benedictus Louez, Damianusgesticht te Aerschot,
    Broeder Gerard Linkens, Damianusgesticht te Aerschot,
    Broeder Simon Allaerts, Damianusgesticht te Aerschot,
    Broeder Gonsalve Teugels, Damianusgesticht te Aerschot,
    Broeder Amandus van de Broeders van Scherpenheuvel.
    Buitendien bevond zich onder ons een wereldlijke : Mr. Huysmans, onderwijzer te Aerschot. Al de paters en broeders droegen den band van het Rood kruis van België. Pater Hubertus Verschueren bevond zich uit hoofde van ziekte in het klooster der zusters : hij werd later met ons naar Duitschland gezonden.

    Ons verblijf in de kerk te Aerschot.

    Den 28 en den 29 augustus bestond onze kost uit water en brood. De twee eerste nachten moesten wij overbrengen in het gestoelte. Den derde nacht zegde men ons het altaartapijt te nemen, dit uit te spreiden op den vloer langs de muur van de sacristij en ons daarop neer te leggen. Later werden ons ook eenige bussels strooi bezorgd, doch veel te weinig voor drie en twintig personen.
    Vanaf zondag 30 augustus werd ons lot wat verzacht door de zusters en andere liefdadige personen die ons boterhammen, koffie, melk en fruit bezorgden. Daarenboven was de meid van den heer pastoor van Boisschot erin gelukt aan haren meester een gebraden kieken te doen bestellen, en de zusters van Tremeloo hadden ook aan hunne geestelijken gedacht en ons boterhammen en kaas doen geworden. Brave zielen! ’t Was Tremeloo kermis in de kerk van Aerschot.
    De Duitschers ook bezorgden ons wat buiten brood en water. Eenmaal boden zij ons zelfs een glas wijn aan. Wij lieten het ons smaken zonder teruggehouden te zijn door de gedachte dat het gestolen wijn was. Op zekeren dag bracht men ons een stuk spek. Terwijl de Duitscher het aan mijn onderpastoor overhandigde voegde hij er spottend bij : “Schweinenfleisch is gut für Scheinhunden”. Wij kregen nog soep met aardappelen en vleesch doch zeer onregelmatig. Het is eens gebeurd dat men daarmede afkwam om 11 ure ’s nachts. Aardappelen en rijst werd ons ook eens opgediend. Het is gebeurd dat burgers in de kerk om 4 ure namiddag nog volkomen nuchter waren. Onder dat opzicht waren wij priesters iets bevoordeeligd door de tusschenkomst der liefdadige personen.

    Bl. 56

    De twee eerste dagen mochten wij, om onze noodwendigheden te voldoen, gebruik maken van het gemak der herberg op den hoek der Kerkstraat. Wij werden telkens door eenen schildwacht vergezeld. Eens dat ik van daar naar de kerk terugkeerde werd ik door eenen soldaat aangesproken die mij vroeg : “do you speak english?” Ik antwoordde : “nein”. Die vraag had voor doel te onderzoeken of wij soms geene engelsche officiers waren in priesterkleederen. Een “yes, sir” ware misschien voldoende geweest om hen daarvan te verzekeren.
    De volgende dagen werd het gemak der herberg ons ontzegd. Men had op het oud kerkhof eenen diepen put gegraven. Op vier palen had men een balk en eene plank genageld. Daar in het openbaar mochten wij ons ontlasten. ’s Nachts werden emmers in de kerk geplaatst. Dezelfde emmers dienden voor nachtpotten, daarna voor waskommen en dan voor waterkruiken om ons drinken te bezorgen.
    De drie eerste dagen mochten wij niet buiten de kerk komen tenzij om hoogergemelde reden. Het hoeft niet gezegd dat de lucht in de kerk bedorven was en wel zoo zeer dat de Duitschers zelf het zelf het bemerkten. Wij zouden dan ook dagelijks eene halve uur mogen buitengaan om versche lucht in te ademen. Dit gebeurde op het oud kerkhof nabij den put die voor gemak diende. Wij moesten daar wandelen op afstand de eene achter den anderen rond het kerkhof. Onze wandeling werd niet zelden vervroolijkt door de spotternijen der soldaten die ons bewaakten.
    Toen wij den 28 augustus in de kerk gebracht werden was deze bezet niet alleen met vier honderd of meer mannelijke burgers maar ook nog met vrouwen en kinderen. Vrouwen en kinderen werden den volgenden dag namiddag overgebracht naar de woning van den heer notaris Fontaine, recht tegenover de kerk. Dat gebeurde waarschijnlijk om plaats te maken voor gevangenen die zondag morgend uit Leuven aangebracht werden.
    Een der eerste dagen van de week werd er aangekondigd dat de mannen boven de vijf en veertig jaar zouden mogen vertrekken. Wij vroegen aan den feldwebel of dit ook was voor de priesters? Het antwoord klonk : “nein, sie sind extra”. Al goed want ik meende eene kleine leugen te wagen. Daar ik 45 jaar was op drie maanden na zou ik mij zeker voor een ouderling van 45 jaren uitgegeven hebben.
    Terwijl wij in de kerk verbleven spraken wij zoo weinig mogelijk met de Duitschers die ons bewaakten, of om uit nieuwsgierigheid kwamen in oogenschouw nemen.

    Bl. 57

    Nochtans waren er twee onderofficieren die ons eenige genegenheid betoonden en die we dan ook eens meer het woord toestuurden. Deze vertelden ons op zekeren dag dat in den nacht twee Duitsche soldaten geweerschoten gelost hadden van uit het klooster der paters; dat zij gelukkiglijk betrapt waren en ook eene straf hadden opgeloopen. Zij noemden die daad “eine schweinerei!” Dit was zij ten minste, want die schurken hadden voorzeker geen ander doel dan de terechtstelling van eenige schuldelooze burgers uit te lokken.
    Deze laffe daad van twee Duitsche schurken zal eventueel niemand verwonderen wanneer men in aanmerking neemt dat bijna dagelijks een officier in de kerk kwam afkondigen : “verleden nacht is er nogmaals op onze soldaten geschoten, indien er dezen nacht nog geschoten wordt dan zult gij allen, de priesters op de eerste plaats, doodgeschoten worden”. Zulke bedreigingen konden niet anders dan gewetenlooze en bloeddorstige monsters aanzetten om daden te plegen die een onrechtveerdig bloedvergieten zouden voor gevolg hebben.
    De gezegden van dien officier waren natuurlijk valsch en dienden enkel om de opgehouden burgers schrik aan te jagen en mogelijke opstand te voorkomen. Zoo oordeelden wij er over, doch zoo oordeelden sommige Duitsche monsters niet : zij hadden vroeger wat anders ondervonden. Die bedreigingen hadden waarschijnlijk nog voor gevolg dat een burger in de kerk zijn zinnen verloor en poogde zich te zelfmoorden met een stuk glas.
    Een burger van Aerschot is in de kerk gestorven ten gevolge van eene bloedspuwing. Hij werd op het oud kerkhof begraven; een der priesters werd gevraagd om de kerkelijke gebeden te lezen. Het was de eerw. Heer Wouters, pastoor van Heyst-Goor, die zich daarmede gelastte.
    Aan de geestelijken was het streng verboden te spreken met de burgers in de kerk. Nochtans den zaterdag 5 september werd ons door een Duitscher gevraagd of wij in de kerk wilden biecht hooren voor de aanwezigen die verlangden te biechten. Wij raadpleegden elkander en vonden dat zulks gevaar opfeverde. Immers moest er naderhand onder dit volk eenige oproer, hoe onbeduidend ook, ontstaan, dan zou de schuld daarvan op de biechtvaders geworpen worden. Terzelfder tijd vernamen wij dat de kommandant ons toestond den volgenden dag mis te lezen. Die toelating werd met veel genoegen ontvangen en den volgenden dag, zijnde zondag 6 september, voelden wij ons innig gelukkig het H. Sacrificie den Heer te mogen opdragen. De heer kommandant Wenne heeft dien dag de mis zeer godvruchtig bijgewoond.
    Het is van af zaterdag 5 september dat wij van wege den kommandant eenige voorkomendheid ten onzen opzichte bemerkten. Buiten de toelating van biecht te hooren en den volgenden dag mis te lezen, stond hij ons nog toe van daar af vrij in en uit de sacristij te gaan, waarvan men de deur opengebroken had; en gebruik te maken van de W.C. die zich aldaar bevindt.

    Bl. 58

    Dit alleen moesten wij zorgvuldig vermijden : langs den kant der straat geen enkel venster openen, zooniet zouden de soldaten schieten.

    Op weg naar Duitschland.

    Den 6 september om 5 ure ’s avonds, kwamen de kommandant gevolgd van eenige officieren in de kerk. Hij deed aankondigingen dat wij gingen vertrekken. Men zou ons vervoeren naar Leuven, misschien naar Luik toch zeker niet verder dan Aken.
    Zoohaast wij buiten de kerk kwamen werden wij overladen met scheldwoorden en beleedigingen met het den Duitschers geliefkoosde ‘Scheinhunden!’ Een onderofficier gaf den toon en had het bijzonder op de geestelijken geladen : “diese kommen wieder” zegde hij en hij wees op de burgers; “aber diese willen ersoschen werden” en hij wees naar de priesters. Zoo ging het tot in de statie.
    Nevens mij ging een Duitsche officier, vrederechter van beroep. Deze was katholiek en ten onzen opzichte zeer vriendelijk en beleefd. Meermaals zegde hij mij onder weg niet bekommerd te zijn met al die bedreigingen, dat er ons geen leed zou geschieden. De kommandant ook vergezelde de groep gevangenen naar de statie.
    De Duitsche soldaten die ons beleedigden bevonden zich meestal langs den linkerkant der statiestraat; langs den tegenovergestelden kant stonden veelal vrouwen en kinderen die bitter weenden en smeekten om de vrijstelling van vader of broeder of echtgenoot te bekomen, doch vruchteloos. Gansch de groep moest den trein opstappen : de gewone burgers in beestenwagens, de priesters en kloosterlingen in rijtuigen van derde klas. In elk kompartiment bevonden zich vier gevangenen en een soldaat bajonet op ’t geweer. Deze wachten spraken met ons op beleefden toon. Het was zichtbaar dat hun zulks opgelegd was. Ik heb onze wachter onder weg meermaals tot andere Duitschers hooren zeggen : ‘die Leute haben nichts gemacht’.
    Wij vertrokken uit Aerschot rond 6 ure ’s avonds en kwamen rond 6 ure ’s morgens te Luik aan. Te Leuven werden wij weinig beleedigd, doch te Thienen en te Landen ging het er hevig toe. Te Luik aangekomen kregen wij eene tas vleeschsoep die zeer goed was, en die bij ons brood de koffie vervangde.
    Eens op Duitsch grondgebied bleef de trein in bijna alle statiën staan. Overal was er veel volk als ware de trein aangekondigd geweest. Wij werden overal voor Francs-tireurs gehouden en als dusdanigen beleedigd.

    Bl. 60

    Het mag nochtans niet gezegd dat allen ons beleedigden : er waren ook personen die, als zij den trein konden naderen ons met belangstelling aanhoorden en voor het minst aan onze plichtigheid twijfelden. Doch bij het meestendeel bestond de zekerheid dat wij plichtig waren en den dood schuldig. Die gedachten moeten wij aan velen van die menschen vergeven om reden dat zij misleid waren door de drukpers. De mensch gelooft gemakkelijk wat hij geerne gelooft, en ten tijde van oorlog verontschuldigt men gaarne zijne medeburgers.
    Aan de Duitsche soldaten werden in elke statie allerhande snapperingen ter hand gesteld, zooals broodjes met hesp, fijne boterhammen, leverworst en ander koud vleesch, koffie, cigaren, enz., in zulke mate dat zij terwijl de trein voortreed, ons wel eens mededeelden. Aan ons echter werd door de burgerlijke bevolking niets aangeboden tenzij op aanvraag onzer wachters een glas water en soms eene tas koffie. In de statie van Keulen werd eene tas koffie aangeboden aan den Duitschen soldaat die geen lust meer had om ze uit te drinken en ze verder overhandigde aan den ouden broeder Rufinus. De burger dit ziende haastte zich ze uit de handen van den broeder te rukken. Ook waren er meer die aan onze bewakers zegden dat het geschonkene voor hen persoonlijk was.
    Te Keulen werden onze wachten afgelost. Onze nieuwe bewakers die ongetwijfeld uit verhalen der dagbladen opgemaakt hadden dat wij gevaarlijke kerels waren, begonnen met ons zorgvuldig af te tasten en toonden zich tamelijk brutaal. Onder weg nochtans moet hun oordeel ten onzen opzichte gewijzigd zijn, want die eerste brutaliteit maakte nog al spoedig plaats voor zekere beleefdheid.
    Te Ohligs werden aan de eerw. paters en andere leden van het Rood Kruis, hunne armbanden van het rood Kruis ontnomen. Een man die ik aanzag voor statieoverste of bediende, ondervroeg ons met veel belangstelling. Ik meen dat hij onze gezegden aannam en de daden zijner landgenoten ten onzen opzichte afkeurde.
    Den 8 september om 3 ure ’s morgens kwamen wij te Sennelager aan.

    In Sennelager.

    Het was een kouden morgend. Daar ik geen overjas bij had bibberde ik van koude. Op rijen van vier werden wij naar het kamp gebracht. Onder weg vielen onze oogen op het borstbeeld van den keizer gansch verlicht. Omtrent het kamp gekomen hield men ons staan en deze halt duurde tot ongeveer 6 ure. Middelerwijl werden wij omringd van een honderdtal soldaten die niet ophielden ons te bespotten en te bedreigen. Hunne bedreigingen beteekenden klaar en duidelijk : gij zijt de kogel niet waard; wij zullen u met de kolven onzer geweren doodslaan.

    Bl. 61

    Daar ook kregen wij het bezoek van majoor Bach, de baas van het kamp. Hij begroette ons in geradbrakt Fransch met de woorden : “Ah! Voila l’Eglise! vous tous francs-tireurs. Vous tire sur nos troupes, n’est-ce pas? Vous êtes des criminels. Nous allons vous traiter militairement.” En na eene poos : “J’espère que vous avez honte de poster en habite-là, n’est-ce pas?” Niemand antwoordde op die domheden. Dan ging hij voort : “avez-vous de l’argent?” op ons bevestigend antwoord zegde hij dat men ons andere kleederen zou bezorgd hebben. Dan vroeg hij verder of iemand van ons Duitsch verstond! Pater overste trad vooruit. “Voilà votre commandant”, zegde major Bach alsdan tot den groep priesters, “si quelqu’un ne lui obiit pas, il sera fusillé.”
    Nu vooruit naar het kamp alwaar wij in de kantien gebracht werden en bedeeld van brood en koffie. Het brood dat wij kregen schat ik op ongeveer 400 grammen. Na ontbijt te hebben werden wij in groep geplaatst langs een der lanen van het kamp niet ver van de kantien. Aan den overkant dezer laan bemerkten wij drie burgers die de oogen van ons niet afwendden en die wij op dit oogenblik niet erkenden : het waren de heeren pastoor en onderpastoor van Steenockerzeel met hunnen koster. Het was ons alsdan nog niet toegelaten met hen te spreken.
    Terwijl wij daar stonden kwam op ons toegegaan generaal von Bissing vergezeld van twee officieren. Volgens mijn beschgeiden oordeel scheen hij ons niet ongenegen. Hij vroeg waarom men ons had aangehouden? Wij antwoordden dat wij zulks niet wisten, dat men het ons niet eens gezegd had. Heeft men u dan van niets beschuldigd? vroeg hij verder. Neen zegden wij. Dat zullen wij onderzoeken was zijn antwoord, en hij ging.
    Na eenigen tijd bracht men ons in een lokaal waar men ons broek en vest in grof wit linnen deed aantrekken. Daar een dergelijk kostuum ook gebezigd werd door de soldaten op hun werk, moesten wij er twee blauwe lintjes kruisgewijs op naaien om ons van dezen te onderscheiden. Dit kostuum kostte ons negen mark : een frank werd gerekend voor zestig pfenningen. Dit was de prijs van den frank in de kantien en bij de burgers handelaars die in het kamp kwamen. het was van eenen burger dat wij deze kleederen kochten. Wij mochten ook nog ander kleergoed bestellen dat ons den volgenden dag geleverd werd, alles aan overdreven prijzen zooals onze Duitsche bewakers zelf getuigden. Een dezer nam zelfs de stoutmoedigheid onzen meester kleerverkooper zijnen woekerhandel te verwijten.
    Hier stel ik de vraag : waarom deed men ons van kleederen veranderen? Dit was niet met een verkeerd inzicht opgevat maar wel met een kwaad inzicht uitgevoerd. De woorden van major Bach : “J’espère que vous avez honte …” hadden zeker deze beteekenis : ik denk dat gij u met die in verlegen toestand zult bevinden en aan onaangenaamheden blootgesteld zijn, daarom hoop ik dat gij liever andere kleederen zult aantrekken.”

    Bl. 62

    Hadde men ons eenvoudige burgerkleederen laten aankoopen dan hadden wij dit zeker moeten goedkeuren en besluiten dat dit geen ander doel kon hebben dan ons onaangenaamheden te sparen; maar nu gaf men ons kleederen waardoor wij weer goed als met onze priesterkleederen aan de Duitsche soldaten aangewezen waren. De Kölnische Volkszeitung heeft later geschreven dat men ons in dit pak gestoken had om ons te onttrekken aan de spotternijen der belgische soldaten krijgsgevangenen te Senne. Dit was onbeschaamde laster; want, de belgische soldaten hebben ons van eerst af met de grootste voorkomendheid en genegenheid bejegend.
    Eens in ons nieuw pak werden wij gebracht bij den barbier die ons haar zou knippen op een millimeter. “C’est aussi qu’on traite les criminels”, zegde major Bach. Bij eenige gevangenen werden haar en baard geschoren langs eenen kant van den kop en langs den anderen niet.
    Na ons bezoek bij den barbier werden wij verzocht aan major Bach af te geven de kostelijke voorwerpen die wij mochten bij hebben. Ik had niets te overhandigen, doch de eerw. paters hadden hunne kelken medegebracht. Major Bach ontving ze in bewaring, en vroeg aan een der paters de namen en het adres zijner erfgenamen : “alors, zegde hij, on peut le leur envoyez quand vous serez fusillé”. Bij het zien van een klein vaatje dat de H.Olie voor de stervenden inhield, riep hij uit : “Ah! Ah! C’est pour vous que vous avez pris cela; vous savez que vous ètes coupable et que vous serez fusillé”.
    Nu gaan wij de badplaats bezoeken.
    Onze priesterkleederen mochten wij eerst afgeven : deze zouden ontsmet en bewaard worden tot later. Men bracht ons in de badplaats bestaande uit twee deelen : een groote zaal en verder de plaats met de stortbaden. In de eerste plaats moesten wij ons ontkleeden. Elk moest zijne kleederen, uitgenomen broek en vest die nieuw waren, in een pak binden. Die pakken werden weggenomen om ontsmet te worden. Wij hebben daar ongeveer een halve uur naakt gestaan en een medicaal onderzoek ondergaan, alvorens onder de stortbaden gebracht te worden. Het water der stortbaden was tamelijk heet en om die reden lieten wij er zoo weinig mogelijk op ons lichaam neerkomen. Deze komedie afgeloopen werden onze onderkleederen terug gebracht en wij mochten ons aankleeden.
    Het was reeds twee ure namiddag geworden en sedert zeven ure ’s morgens hadden wij niet meer geëten. Nu zouden wij in de kantien onze soep ontvangen. Dit zou nochtans niet zoo spoedig van stapel loopen. Tegenover de bank van het kamp hield men ons staan en wij werden uitgenoodigd ons geld uit te wisselen.

    Bl. 63

    Dit was, zegde mij een Duitscher om te voorkomen dat anderen ons zouden te kort doen met maar 60 pfenningen te geven voor een frank. Die bank gaf 70 pfenningen. Daar er maar betrekkelijk weinig uitgewisseld werd, kwam men ons melden dat alles moest uitgewisseld worden, dat men ons zou aftasten en dat degenen die nog vreemd geld op zak hadden zouden doodgeschoten worden. Wat wilden wij doen dan maar toegeven en uitwisselen.
    Terwijl wij daar stonden te wachten tot onze beurt zou komen om naar de kantien te gaan; terwijl onze maag gescherpt door het stortbad vruchteloos alarm klopte, kregen wij het bezoek van den heer pastoor van Senne die tevens ook aalmoezenier was van het kamp. Wij spraken hem natuurlijk van onze onschuld. Hij gedoogde zich aan deze te gelooven, doch van het gedacht dat anderen, ook priesters, plichtig waren wilde hij niet afzien. Daar ik mij in het deutsch niet kon doen verstaan, sprak ik hem aan in ’t latijn en vroeg :”au tu, sacerdos, …”. “Nein”, was zijn antwoord. “Quod tu, sacerdos, …, ging ik verder, …” Gij niet, zegde hij, maar anderen. “…” was mijn antwoord. Daarop begon hij luidop zijne vaderlandschliefde lucht te geven. Wat hij uitkraamde heb ik niet verstaan, dit alleen heb ik gevat dat hij sprak van “barmharziger Kaiser”. Wat zou er toch gebeurd zijn ware die “Kaiser” niet “barmharzig” geweest! Wij zouden later nog meer ondervinden dat geen enkel Duitsch wil gelooven aan eenig onrecht door zijne landgenooten gepleegd.
    Zoo was het stilaan vier ure geworden en waren wij ook aan de kantien geraakt. Wij kregen er eene kom soep tamelijk goed voorzien van vleesch en aardappelen. Door het toedoen van eenen belgischen krijgsgevangene, bediende in de keuken, werd ik goed meegedeeld. Ik kocht voor 20 pfenningen een lepel, maakte een kruisje en liet het mij goed smaken.
    Nu dat de meeste formaliteiten afgeloopen waren werden wij door onze bewakers naar ons nachtkwartier gebracht. Een ruime paardenstal van geen strooi voorzien waar wij vrijelijk op de bloote steenen onze rustplaats konden kiezen. Andere gevangenen die daar reeds vernacht hadden, zooals pastoor en onderpastoor van Steenockerzeel, hadden zich wat strooi weten aan te schaffen, doch zij waren niet voorzien om ons mede te deelen. ’t Is daar dan ook dat wij met genoemde heeren kennis maakten en van hen zoo een en ander vernamen over de aantrekkelijkheden van het kamp.
    Voor dorst moesten wij niet meer bekommerd zijn; recht voor

    wordt vervolgd





    Geef hier uw reactie door
    Uw naam *
    Uw e-mail
    URL
    Titel *
    Reactie *
      Persoonlijke gegevens onthouden?
    (* = verplicht!)
    Reacties op bericht (0)

    buurgemeentenbutton
    butRo

    Baalbutton
    betB3
    betB4
    betB5
    betB
    betB1
    betB2

    Beerzelbutton
    but1b
    but3b
    but2b
    butP1
    butP2
    butP3
    butPG

    Booischotbutto
    butB5
    butB6
    butB1
    butB3
    butB4
    butB2

    Heistbutton
    betH
    butHg

    betHo
    butH1
    butH2a
    butH2b
    butH3
    butH4a
    butH4b
    betHg

    Keerbergenbutton
    betK
    betK1
    betK2
    butS2
    butP2
    butH4

    Puttebutton
    butRo
    betP
    betP2
    betP1
    butP1
    butP2
    butP3
    butPG

    Tremelobutton
    betW
    betT
    betT1
    betT2

    Akten Bierbeek
    Korbeek-lo
    Lovenjoel
    Opvelp

    Archief per maand
  • 06-2024
  • 05-2024
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 05-2023
  • 03-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 10-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 10-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 12-2020
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 09-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 06-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 09-2019
  • 08-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 04-2019
  • 03-2019
  • 02-2019
  • 01-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 06-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 02-2018
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !

    Klik hier
    om dit blog bij uw favorieten te plaatsen!

    botS1

    Loon
    botS2

    Aarschot
    botS3

    Grimbergen
    botS4

    Berthout
    Berth

    Gelre
    botS5

    VanKleve
    botS7

    Arkel
    botS6

    van Wezemaal
    botS8

    kareldestoute
    botS9

    Vanderlaen
    botSs1

    van der Nath
    botSs2

    Brouchoven
    botSs3

    VdStegen
    botSs4


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!