EEN "VLIEGENDE BOM" VOOR GROOTLO
Pastoor Louis Vermeerbeeck (*) trok die zondagmorgen de misgewaden van over het hoofd. De vroegmis was ten einde en de gelovigen spoedden zich naar huis. Het was een morgen zoals al die andere morgenden van 1944. De zon stond helder en al wees de kalender 30 oktober aan dan was de weermaker toch eerder gunstig gestemd. Voor een najaarsdag was het weder zelfs buitengewoon en de menigvuldige vogelvangers, die het dorpje Grootlo bevolkten, konden niet beter wensen. Voor hen liep het seizoen ten einde en men was reeds aan het bedenken wat men na de vogelvangst als hobby zou kiezen. De oorlog bood niet veel bezigheden. Eten was er weinig, doch voor de inwoners van Grootlo was dat nog niet zo erg. Ieder huisgezin bebouwde immers wat land en af en toe kwam er wel eens een haasje of konijntje in de pot na een nachtelijke strooptocht.
Jef Van Neef zoals iedereen hem te Grootlo kent : de pet scheef op het hoofd en de sjaal stevig aangeknoopt.
Vanuit dé vroegmis stapten die morgen van 30 oktober verschillende jonge mannen de bossen in, op zoek naar de vogelhut die zij ’s morgens hadden verlaten om de mis bij te wonen. Sommigen trokken in de richting Schriek, anderen naar de «Hazebergen» of «Putte bossen», nog anderen naar de omgeving van «den Eikenbos». Den Eikenbos was voor de vogelvangers een echt paradijs. Het gesjirp was er nooit uit de lucht en vooral de «sijsjesvangers» vonden er hun gading. Zo trok die morgen ook Jef Wouters (Jef van Neef) naar zijn vogelhut in «den Èikenbos».
Jef was 22 jaar en het vogelvangen zat hem in het bloed van toen hij nog school liep. Jef's lievelingsvogel was het sijsje en hij had zijn hut dan ook opgeslagen te midden van elsenstruiken of «katjes», zoals men dat in de omgeving noemt. De vriend van Jef van Neef, Frans Gijsemans (Frans van de Poenne) keerde huiswaarts. Hij had samen met Jef de mis bijgewoond en zijn maag «gromde van de honger». Zo trokken beide jonge mensen in een andere richting. Frans zou Jef wel vervoegen wanneer hij een zwarte boterham door ‘t keelgat had en met een tas «malt» de laatste stukjes doorgespoeld !
Jef van Neef vergrootte zijn stap want het was ondertussen reeds kwart na acht geworden. Toen de Eikenbos voor hem opdoemde was de grote wijzer nog vijf minuten verder gezakt en konden de netten opnieuw opengeworpen worden. Jef kroop achter de uitgekapte takken die zijn hut uitmaakten en pas trok hij zijn roervogeltje een beetje omhoog of daar hoorde hij een eigenaardig geschuifel. Een grote zwarte schaduw schoof bijna geluidloos langs hem heen. Instinktief liet de schrikkende vogelvanger zijn roerkoordje los en dook vanuit zijn hut in de naastliggende gracht ! Toen volgde een eksplosie...
Een «Vliegende bom»
Eén minuut voor de duiksprong van Jef van Neef stond Jules Van Craen, herberghouder en varkenskoopman te Grootlo, in zijn buitendeur. Jules stond zo maar te kijken... eenvoudig de lucht in, speurend naar die eigenaardige tuigen welke sinds een paar weken boven de Zuiderkempen pruttelden. «Allemaal voor Antwerpen», zegden de mensen. De vliegende bommen, Duitslands laatste stuiptrekking, zaaiden overal dood en vernieling. De eerste lanceerbasis stond in de omgeving van Antwerpen. Vandaar stuurde men de V1 naar Engeland waar vooral Londen het zwaar te verduren kreeg. De Engelse hoofdstad was weken een spektakel van dood en ellende. Toen vonden de Britten het welletjes. De Duitse afvuurbasis werd gebombardeerd door de Engelse vliegtuigen doch, toen de Duitsers terug achter hun grenzen trokken, begon de vliegende bommenregen opnieuw. Ditmaal met eindpunt Antwerpen.
|
«Langs ginder ging de bom», zegt Jules Van Craen. Van in «de doelen» wijst hij de plaats vanwaar de V1 kwam aandrijven toen hij door het steegje naast zijn huis in de richting van de Oude Kapel vluchtte.
Jules Van Craen stond dus zo maar in de lucht te turen. De gecensureerde dagbladen brachten geregeld verslagen van de verwoestingen te Antwerpen. De Zuiderkempen lag niet zover af en... men kon nooit weten. Geregeld trokken de vliegende bommen over Grootlo. Er waren er in de omgeving reeds enkele gevallen doch heel erg was dat tot dan toe niet geweest. Jules' gedachten aan de vliegende bommen en al wat de oorlog met zich bracht kregen plots een lelijke deuk toen hij vanuit de richting Schriek plots een groot tuig pruttelend zag komen aandrijven. Jules schrok zo hevig dat hij zich vliegensvlug uit de voeten maakte. Hij vluchtte door «de doelen», het smal steegje naast zijn woning, in de richting van de Oude Kapel. Achteruitkijkend zag Jules de bom in de richting van de toren drijven. Wiegend van links naar rechts kon zij alle ogenblikken tegen de toren terechtkomen of het dak van de kerk raken. Het angstzweet brak Jules uit en roepend «allemaal de kelder in» drong hij steeds verder achteruit. Jules zag nog juist hoe de vliegende bom plots naar links zwaaide en zo van een niet toren en kerk miste. Steeds dalend en wiegend zakte de bom over Jan Wouters' bos in de richting van de Bollo. Achter het toen nog kleine dennenbos van Jan Wouters zaten de gebroeders Gustaaf en Louis De Weerdt vogels te vangen. Met hun grote netten konden zij de bom, die rakelings over hun hoofden scheerde, gemakkelijk trekken. Gustaaf en Louis trokken echter de koppen in en ondertussen had Jules Van Craen zich te Grootlo plat op de grond geworpen. Enkele seconden later daverde de hele omgeving. Ruiten vlogen aan stukken. De gevelankers van het huis Jan Geens braken over en in sommige woningen werden de raamkozijnen overgerukt... De vliegende bom was gevallen ; bijna 1 km. ten zuid-oosten van Grootlo, op 250 meter van het broederpaar De Weerdt en slechts op 30 meter van Jef van Neef die onder een hoop bladeren versuft in een gracht lag.
Schade
Enkele tientallen meter van de ontploffing stond het lemen huisje van het echtpaar De Winter-Goossens. Stef en Trees, zoals men hen te Grootlo noemt, woonden er sinds vele jaren. In het hartje van «den Èikenbos» lag hun woning er in een droomkader, omgeven door een eupenhaag, dennenbossen, loofbomen en heide. Stef en Trees verbleven er sinds hun trouwdag en hun zeven kinderen werden er allemaal geboren. In 1944 waren er daarvan echter vier getrouwd, zodat nog drie jongens deel uitmaakten van dat een zo grote gezin.
Stef De Winter en zijn vrouw Trees voor de puinen van hun verwoeste woning
Trees was die morgen vroeg opgestaan en stond aan de bornput water te schelpen. Plots zag zij de bom langzaam naderbij komen. Tergend langzaam zakte het tuig weg tussen de dennenbomen, 50 meter vóór haar afgelegen woning. Toen ging de knal. Gans het huis daverde; het dak brak in twee en zakte als een kaartenhuisje in mekaar. Pannen en balken vlogen in het rond en toen Trees opnieuw recht wou komen zat zij bedolven onder de hoop puin die haar tegen de bornput klemde. Wonder boven wonder liep zij geen letsel op. Zelfs Stef, die naar de schuilkelder vluchtte toen de bom grond raakte liep geen schram op. Stef was juist de eerste trap genaderd toen de knal ging. Met een ruk vloog hij tot achter in het hol en ... «mij zelfs nog niet zeer gedaan», zegde hij later ! Als bij mirakel ontsnapten vele mensen aan de dood of aan zware verwondingen. De schade was beperkt, uitgenomen het huis van Stef en Trees dat tot op heden toe nog steeds in dezelfde staat ligt. Stef bouwde later een soort blokhut waarin hij nu samen met Trees zijn oude dag slijt.
Het verwoeste huis van Stef De Winter werd nog steeds niet heropgebouwd.
De «vliegende bom» bracht voor Grootlo dus geluk en ongeluk. Wanneer de bom iets meer naar rechts was afgeweken, wanneer zij de toren passeerde had Grootlo er thans misschien heel anders uitgezien. Dan hadden vele mensen er het leven gelaten en was er van de heden bestaande huizen misschien niet veel meer recht gebleven. Thans blijft het, bij herinneringen. «Als de bom dit en als de bom dat !» Het heeft in feite allemaal geen betekenis. De mensen zijn de vliegende bommen bijna vergeten; Jef van Neef, Trees, Stef en al die andere personen die kort bij de eksplosie zaten komen op winteravonden, bij de kachel, of op zomeravonden, in de schaduw van een lindeboom, op de tong der vertellers ! Zij gaven kleur aan de ontploffing van een vliegende bom die geen mensenlevens eiste. Was het tijdens de oorlog maar altijd zo geweest ! D.V.
Uit Ons Puts Weekblad van zaterdag 17 juni 1967
Commentaar (*) De pastoor heette niet Frans Vermeerbeeck maar Frans Vermeerbergen. Dit is duidelijk een fout van de drukker want ik vermoed dat DV staat voor Dré Verhoeven, een Grootlonaar die zeker de naam van de toenmalige pastoor kende.
Oproep ! Kan iemand mij de juiste plaats waar de bom insloeg laten weten. Dit zou mij heelwat opzoekwerk besparen. Je kan daarvoor de google maps gebruiken of een zo juist mogelijke omschrijving geven.
Op aanwijzingen van Tom Stroobants zou dit de hoeve van Stef De Winter en zijn vrouw Trees geweest zijn. (In het rode cirkeltje)
|