De oprichting van brouwerij Lefebvre, gelegen in de Zennevallei op het grondgebied van Quenast (Waals Brabant) vond plaats in 1876. In dat jaar huldigt Jules Lefebvre, jachtwachter, landbouwer, herbergier en moutbewerker zijn nieuwe brouwerij in. In 1916, tijdens de oorlog, wordt de brouwerij ontmanteld omdat het metaal door de Duitse bezetters wordt opgeëist. In 1921, dus enkele jaren na het einde van de eerste wereldoorlog, verhuist August Lefebvre, de brouwerij van het dorpscentrum naar een naburige heuvel om te ontsnappen aan de overstromingen van de Zenne die destijds ieder jaar buiten haar oevers trad. De nieuwe brouwerij wordt ondergebracht in de gebouwen van een op .... de fles gegane brouwerij waar zij zich nu nog steeds bevindt. In 1921 moderniseert Gaston Lefebvre, een telg van de derde generatie, de brouwerij met de oprichting van een bottelarij die een verruiming betekent van de diverse procedes voor het op flessen trekken van bier die tot dan toe beperkt waren tot vaten van 30, 50 en 100 liter. In 1932 neemt de brouwerij bierkuipen met kegelvormige cylinders in gebruik. Dat technisch snufje zal de brouwerij een tijdlang een zekere technische voorsprong geven op de concurrentie. Tijdens de periode 1940-1945 staat de activiteit van de brouwerij op een laag pitje wegens de oorlogsomstandigheden. Hoewel zij niet ontmanteld worden, hebben alle brouwerijen te lijden onder het feit dat alleen bier met een laag alcoholgehalte mocht worden geproduceerd. (maximum 0,8 % alcohol). Van 1953 tot 1987 houdt de brouwerij zich ook bezig met groothandel in bieren. In 1960 neemt Pierre Lefebvre de leiding over van de zaak op een moment dat de naburige steengroeven hun activiteit aan het inkrimpen zijn. Het aanbod wordt verrijkt met een nieuw bier, met name de Porph-Ale. Het nieuwe product, dat 5% alcohol bevat en het resultaat is van hoge gisting, ontleent zijn naam aan het plaatselijke gesteente. In 1966 wordt nog een ander bier op de markt gebracht, met name de Super Houblo, een soort scotch met 6 % alcoholgehalte. In 1975 wordt de fakkel overgenomen door Philippe die tot de vijfde generatie behoort en houder is van een marketingdiploma. Als gevolg van een overeenkomst met de Abdij van Bonne Esperance begint men in 1978 gegist bier te brouwen. In 1980 komt de export echt op dreef en dat is vooral het geval met die van flessen gerefermenteerd bier naar Italië. In 1983 verleent de Abdij van Floreffe aan de familie Lefebvre een licentie voor het brouwen van speciale bieren. Het gamma, dat aanvankelijk 3 bieren omvat, wordt al spoedig uitgebreid tot 5. Na de Floreffe Double, Floreffe Triple en Floreffe Prima Melior komen de Floreffe Blonde en de Floreffe Blanche aan de beurt. In 1989 doet een wit bier zijn intrede, de Student, een benaming die weldra wordt omgedoopt tot Blanche de Bruxelles (Brussels witteke). In 1995 innoveert de brouwerij met de lancering van Barbar, een blond bier met honing. De volgende jaren wordt de Barbar Winter Bok op de markt gebracht, een bier dat geproduceerd wordt van oktober tot februari. In 1998 ziet een appelbier, de Newton, het levenslicht. In 2002 wordt de leiding van de brouwerij overgenomen door Paul Lefebvre. Zijn komst betekent vernieuwing. In 2003 wordt begonnen met een kriekenbier, de Belgian Kriek en een perzikenbier, de Belgian Pêches en in 2004 wordt de Belgian Framboises gelanceerd. De zes generaties jonge brouwerij Lefebvre is nog steeds in de eerste plaats een familiebedrijf. Voortdurend in expansie, is zij voornamelijk op het buitenland gericht want 80 % van de productie wordt uitgevoerd.
|