3E MARCHE DU JEAN-FELIX / LES MARCHEURS DU JEAN-FELIX MORNIMONT / TEMPLOUX 24/07/2011.
3E MARCHE DU JEAN-FELIX.
LES MARCHEURS DU JEAN-FELIX MORNIMONT.
TEMPLOUX.
Temploux is een plaats in de Condroz. Temploux is een klein hoekje op het platteland waar het goed is te leven met bossen en velden. Aan de kerk vertrekt de wandeling, hier staan verschillende interessante huizen. We wandelen door het kleine dorpje en dan richting velden en bossen. We komen aan de achterzijde van een groot kasteel met twee ronde torens, het is een prachtig geheel midden in de velden. We komen terug op de weg naar Moustin en dan weer verder de velden in. Met prachtige zichten over de omgeving. Zo komen we in Soye, wij wandelen door Bois de Poujou en Bois Royal du Fayt en Bois de Namur. Wij wandelen verder en komen aan de controle. Verder wandelen we door het landschap en genieten van de omgeving. Een mooie en aangename wandeling.
8e MARCHE DES VACANCES / LES MARCHEURS DE LA MAGNE-SOUMANGE / CEREXHE 23/07/2011.
8E MARCHE DES VACANCES.
LES MARCHEURS DE LA MAGNE-SOUMANGE.
CEREXHE.
Cerexhe ligt in de provincie Luik, en deelgemeente van Soumange. De wandeling brengt ons door het landschap dat veel afwisseling biedt.
Een deel door de weilanden met koeien die rustig staan te grazen. Door het golvend landschap met veel afwisseling. Rustig genieten we van de prachtige natuur. We komen zo in Cerexhe-Heuseux. Ook hier weer veel natuur en prachtige huizen in lokale steen, het is toch prachtig om deze huizen te kunnen bezien. Op dit gedeelte van de wandeling komen we verschillende wegkruizen tegen, de grote uit hardsteen is uit 1762.
Weer wat verder wandelen we en komen in Bolland. We wandelen weer door de weilanden en krijgen een prachtig zicht op de mijn van Blegny. Wat later wandelen we Blegny binnen. Het mijncomplex is een landmark in de streek en een goed bewaarde getuige van de mijnbouw.
Wat verder wandelen we door het dorpje , langs de kerk en de mooie gebouwen, dan weer verder en dan komt de mijn weer in het zicht. Dan weer een stukje door de velden en we komen in Blegny langs het gemeentehuis en dan komen we Bill tegen, het is altijd fijn om vrienden tegen te komen en zeker als je ze al een heke poos niet meer gezien hebt. Bill is van onze Engelse wandelclub Ise valley Vagebonds samen wandelen de rest van de wandeling. Weer een heel eind door de weilanden.
En dan komen we terug aan ons vertrek. We blijven nog wat napraten met Bill en zo komen we de laatste nieuwsjes van onze Engelse Club te weten, maar zoals altijd is er een tijd van vertrekken, en we moeten afscheid nemen. Zo eindigt een prachtige wandeldag.
Het vertrek van de wandeling is normaal aan het kasteel van Rullingen, maar een Greenspot kun je beginnen waar je wil je komt toch altijd terug aan je vertrekplaats. Wij vertrekken aan de oude spoorweg naar Kuttekoven.
In de middeleeuwen was Kuttekoven een Loonse heerlijkheid die ressorteerde onder de rechtsbevoegdheid van de schepenbank van Graethem. In beroep gaan tegen het vonnis van deze Loonse buitenbank kon bij het oppergerechtshof van Vliermaal. Het begevingsrecht en de tienden van de kerk wisselden nogal vaak van eigenaar. Aanvankelijk behoorden Voort en een deel van Gotem tot de parochie Kuttekoven. Via de graven van Loon en de Heer van Kortessem gingen ze in het midden van de 13de eeuw definitief over naar de abdij van Herckenrode. Deze abdij had tot aan de Franse Revolutie veel invloed op de gemeente. Naast het patronaatsrecht en een deel van de tienden had ze hier een grote hoeve en bezat ze meer dan de helft van het grondgebied. De boerderij is verdwenen, maar in de voorgevel van de huidige kwadraathoeve de Clee zijn drie wapenschilden van de voormalige abdijhoeve ingemetseld.
Wij wandelen een eindje langs de spoorwegzate en dan aan de brug van Kuttekoven wandelen we de spoorweg op. De oude spoorwegzate Tongeren-St-Truiden: de zaten werden aangelegd in 1879. Het bracht o. a verbetering in de ontsluiting van het zuidelijk deel van Limburg voor industrie en personenvervoer. De regio ontwikkelde zich verder: vele akkers werden omgevormd tot boomgaarden. Door de opmars van het eigen vervoer, verminderde het passagiersaantal, met als gevolg dat in 1958 de laatste pendeltrein reed. Wij wandelen nu naar verder en komen langs het Kasteel De Klee. Kasteel de Klee ligt in een domein dat vroeger tot het patrimonium van de abdij van Herkenrode behoorde. Nu rest er nog een herenhuis uit 1907 met 17de eeuwse hoektoren en een kwadraathoeve met wapenschilden die herinneren aan de vroegere banden met de abdij van Herkenrode. Aan het kasteel draaien we Widdingen in en wandelen we tussen de velden en boomgaarden richting Rullingen.
We steken de Rullingenbeek over en het kasteel van Rullingen komt in het zicht. Hier is ook de startplaats van de Greenspot. Het Kasteel van Rullingen is gelegen in de vallei van de Herk in Rullingen, een gehucht van de Belgische stad Borgloon. De oudst bekende heer van Rullingen was Eggebertus van Rolengen, die getuige was bij de stichting van de abdij van Averbode door zijn leenheer, Arnold II van Loon. De middeleeuwse sterkte werd, wellicht tussen 1623 en 1638, vervangen door een typisch Maaslands waterkasteel. Het bestond uit een U-vormig neerhof en een L-vormig herenhuis met uitspringende, vierkante hoektoren. In de 18e en 19e eeuw werd het kasteel aangepast aan de toen geldende woonnormen; een koetshuis werd aangebouwd. Tussen 1770 en 1850 legde men ten zuiden een Engelse tuin aan. In 1912 kocht ridder Pangaert d'Opdorp het kasteel. De hoeve achter het kasteel en een dienstvleugel verdwenen bij een brand in 1920. Hierop werd het gebouw grondig vernieuwd, een tuin werd aangelegd en de grachten gedeeltelijk gedempt. Met het afbraakmateriaal bouwde men een nieuw koetshuis. Vandaag kunnen we in het park wandelen en rond het kasteel.
Wij wandelen verder en wandelen naar Pegelbrug waar we terug de spoorweg op wandelen. We komen nu in Kuttekoven en wandelen de spoorwegzate op waardoor we een prachtig zicht hebben op Kuttekoven, de kerk en pastorij. Nog even langs de spoorwegzate en dan is onze Greenspot teneinde. Het is altijd een prachtige wandeling in en rond Kuttekoven.
MARCHE DU CONDROZ-NAMUROIS / LA CARACOLE ANDENNEAISE / ANDENNE 21/07/2011.
MARCHE DU CONDROZ-NAMUROIS.
LA CARACOLE ANDENNAISE.
ANDENNE.
Onze wandeling vertrekt vandaag in Andenne en we wandelen al vlug de prachtige natuur binnen. Op de heuvels bossen en in het dal tarwevelden zo ver het oog rijkt.
Wij wandelen aan de rand van het bos door de velden wat wel mooi is. Wat verder wandelen we door de weilanden waar de koeien liggen te herkauwen. Vandaag komen we toch enkele vlinders tegen, een Oranje Zandoogje, ze zijn toch zo mooi en als ze blijven zitten met hun vleugels open kun je een mooie foto maken. Wij wandelen weer een eindje verder en komen aan een Holleweg welke we omhoog klimmen waardoor we een prachtig zicht hebben op de vallei. Dan dalen we terug naar beneden door het dorpje.
Dan komen we aan een grote boerderij, spijtig dat ze zo vervallen is, dan weer verder. We nemen nu de weg naar Groynne en komen langs het witte kasteel. We wandelen door het dorpje en komen aan de kerk en het dorpspleintje. We komen aan de Manoir een grote boerderij met een ronde toren. We wandelen rue des charbonnage binnen, hier was vroeger de Charbonnage de Groynne-Liegeois gevestigd, er staan nog enkele gebouwen en de schouw van de vroegere mijngebouwen. we gaan even van het parkoer af om naar de gebouwen te kijken waarna we terug naar de wandeling keren en vervolgens richting Bois dHeer wandelen. We komen zo in het bos waar we aan een grote vijver komen waar controle is.
Na een rustpauze kunnen we weer verder en wandelen verder door het bos. We krijgen prachtige zichten met bos en weilanden. Dan komen we aan de kapel van de Kruisweg uit 1653, het is spijtig dat de kruisweg er zo vervallen en vernield bijligt. Het is een prachtig stukje natuur waar de kruisweg is een helling met bomen, wij dalen naar beneden en komen zo in het centrum van Andenne met zijn prachtige stadhuis en marktplein met kiosk. Rond het marktplein staan verschillende prachtige huizen die de rijkdom van het verleden laten zien. Wat verder zijn we terug op ons vertrekpunt. Een mooie en aangename wandeling met veel natuur en ook mooie gebouwen.
Andere Tijden is het wekelijkse geschiedenisprogramma van Nederland 2
In een half uur behandelt het een onderwerpen uit de geschiedenis van de twintigste eeuw. De onderwerpen hebben of een relatie met de actualiteit of ze zijn opmerkelijk doordat ze een onbekend verhaal vertellen, danwel nieuwe feiten of nooit in Nederland vertoonde beelden bevatten. Andere Tijden wordt gepresenteerd door historicus Hans Goedkoop. Het programma werkt samen met radioprogramma OVT en maakt onderdeel van de afdeling Geschiedenis van de NTR en de VPRO.
Naar aanleiding van de verjaardag van de mijnramp heb ik deze reportage overgenomen. Als eerbetoon aan al de mijnwerkers, waar ook ter wereld die omgekomen zijn tijdens hun werk in de mijn.
In 1956 vlak bij Charleroi, vonden, op duizend meter diepte, meer dan 260 mijnwerkers de dood. Andere Tijden en de mijnramp van Marcinelle.
Op 8 augustus 1956 wordt het Waalse stadje Marcinelle getroffen door een catastrofe. Een op los geraakt kolenwagentje veroorzaakt kortsluiting, waardoor diep onder de grond brand uitbreekt. De ingesloten mijnwerkers kunnen geen kant meer op. Na twee weken zoeken brengt een Italiaanse reddingswerker het rampzalige nieuws: Tutti cadaveri, allemaal lijken. Alle 262 vermiste mijnwerkers zijn omgekomen, onder hen 136 Italiaanse gastarbeiders.
Het zwarte goud in België
Italiaanse gastarbeiders Al sinds de twaalfde eeuw werd in België steenkool ontgonnen, aanvankelijk alleen op kleine schaal. In de negentiende eeuw groeide België dankzij het zwarte goud, uit tot een van de voorlopers van de industriële revolutie. Maar de industriële mijnbouw kwam pas echt goed op gang aan het begin van de twintigste eeuw. Na een aantal grote vondsten, zoals in 1901 bij het plaatsje As - hoe symbolisch kan een naam zijn - werd de ene na de andere Belgische steenkolenmijn geopend. Rond de mijnen verrezen fabrieken, woonwijken en soms zelfs hele steden. Grote delen van het Belgische land veranderden radicaal van aanzien. Het werk in de mijnen was zwaar, gevaarlijk en slecht betaald. Maar wie werkeloos was kon niet al te kritisch zijn. Naast duizenden Belgische mijnwerkers stroomden de mijnen vanaf de jaren twintig vol met immigranten, vooral uit Italië, Polen en Tsjechië. Na de Tweede Wereldoorlog kwam er een nieuwe golf van gastarbeiders naar België, met name uit Italië. De twee regeringen hadden een onderling contract, dat een geregelde toestroom van mijnwerkers en fabrieksarbeiders garandeerde. Tussen 1945 en 1956 kwamen er 77.000 Italianen naar België. Ze moesten minimaal vijf jaar in de mijnindustrie werken, anders moesten ze direct terug.
Eén van hen van Silvio Di Luzio.
Met een grote groep Italianen kwam hij in 1946 naar Marcinelle. Hij was toen negentien jaar. Di Luzio legt uit waarom hij besloot zijn Zuid-Italiaanse geboortedorp te verruilen voor de Belgische mijnstreek. In feite, betoogt hij, dat het de schuld was van de Amerikanen die hij tijdens de oorlog in Italië had ontmoet. De Amerikanen hebben ons teveel gegeven. Sigaretten, koffie, alles Toen de oorlog was afgelopen ben ik teruggekeerd naar mijn dorp. Daar was niets, helemaal niets. Geen cent te verdienen, geen sigaretten, niets. Toen kwamen er grote advertenties, in 1946. Als je rijk wil worden, ga dan werken in de mijnindustrie in België. Di Luzio kwam met een groep Italiaanse mannen per veewagon naar Charleroi. Op het station werd hij, met honderden andere immigranten, opgevangen door de Belgische mijnopzichters. Di Luzio was diep onder de indruk: Ik dacht dat het generaals waren. Ze hadden gouden banden om hun hoofd. Ik zei, dit is de oorlog. Nee, zei iemand, dat is de mijnopzichter. De mannen moesten zich in rijen opstellen. Vervolgens kwam de grote verdeling. Di Luzio vertelt met grote gebaren hoe de mijnopzichters hun mannen uit de rijen pikten: 1, 2, 3, 4, 5, dat is voor mij. Alsof we slaven waren. Tien jaar werkte hij onder barre omstandigheden in de mijn van Marcinelle, tot de dag van de ramp. In augustus 1956 was hij één van de reddingswerkers die de lijken naar boven haalde.
De ramp: 8 augustus 1956
Wat ging er mis?
Om tien over acht s ochtends duwden twee mijnwerkers op 975 meter diepte hun kolenwagen in de liftschacht. Een doodnormale routinehandeling. Dit keer echter bleek in de lift, die leeg had moeten zijn, al een wagen klaar te staan. Voordat de mannen konden ingrijpen vertrok de overbeladen lift naar boven. Daar was de liftschacht niet op berekend. Een balk werd weggerukt, vier elektrische kabels braken en de persluchtleiding werd geraakt. Tot overmaat van ramp brak ook de oliedrukleiding van de hydraulische balans. Een fatale kettingreactie volgde: de combinatie van beschadigde elektrische kabels, vervluchtigde olie en houten balken in de liftschacht deden een enorm vuur ontstaan. Het vuur werd aangewakkerd door de vrijgekomen perslucht en de lucht die door de ventilatiekanalen werd geblazen. Binnen de kortste keren had het vuur de hele mijn in zijn greep. Ongeveer een half uur na het begin van de ramp kwamen zes kompels levend naar boven. Zij konden nog net ontkomen voor alle vluchtwegen waren afgesloten. Daarna verslechterde de situatie snel, zeker toen het vuur de schacht bereikte waarmee vuile lucht moest worden afgevoerd. Door de warmte braken nog meer kabels en begon de mijn stukje bij beetje in te storten. De 262 mannen, maar ook de trekpaarden die onder de grond leefden, zaten gevangen terwijl het vuur oprukte. Ingenieur Jean Demeuse werkte in 1956 bij een andere mijn in de streek, maar kende de situatie in Marcinelle goed. Hij wijt de ramp grotendeels aan de verouderde staat van de mijn. De mijn waar ik werkte had een hydraulisch systeem dat op water werkte; in de mijn le Bois de Cazier [Marcinelle] was dat op olie. Die olie heeft natuurlijk de brand veroorzaakt. Verder waren de tussendeuren in de mijn van Le Bois van hout, en in onze mijn van staal. Ook de liftschacht was van hout gemaakt. Stelt u zich eens voor: met 850 liter olie. Je krijgt een domino-effect. Met andere woorden, dat er ooit zon ramp zou gebeuren was eigenlijk niet verbazingwekkend. Toch voldeed de mijn van Marcinelle aan de toenmalige wetgeving en was het in vele andere Belgische mijnen net zo slecht gesteld met de veiligheid. Pas na Marcinelle zijn de veiligheidseisen voor de mijnen drastisch opgeschroefd. Wachten op nieuws Zoom Familie Piccolo Loris Piccolo Loris Piccolo was de dochter van een van de Italiaanse mijnwerkers. In 1956 was ze negen jaar. Bijna vijftig jaar later weet ze nog precies hoe ze hoorde van de mijnramp, waarbij haar vader zou omkomen. Het was zomervakantie, half negen in de ochtend. Loris stond op het punt om met de tram naar de vakantieopvang te gaan, toen haar moeder onverwachts terugkwam van de mijn. Moeder Piccolo ging elke dag naar het terrein, om achtergebleven kooltjes te verzamelen voor een beetje extra inkomen. Ze zei tegen Loris: Er is een catastrofe gebeurd, de mijn staat in brand. Loris moest thuisblijven om op haar kleine broertje te passen, terwijl moeder met haar oudere zoon terug ging naar het terrein, in de hoop dat er nieuws was. De negenjarige Loris was in eerste instantie helemaal niet bang. Ik dacht, dan bel je toch gewoon de brandweer en dan is alles toch weer goed? Toen moeder Piccolo die avond thuiskwam, werd duidelijk dat het geen kwestie was van even de brandweer bellen. Loris: Toen kwam de verschrikkelijke angst. Elke dag ging haar moeder naar het grote ijzeren hek aan de ingang van de mijn, samen met honderden andere mijnwerkersvrouwen. En elke dag kwam ze weer thuis zonder haar vader. Loris: Mijn vader zei altijd: Als er ooit een ramp gebeurt in de mijn, dan is het afgelopen. Dan gaan we er allemaal aan. Er waren geen nooduitgangen, er was niets. Aan het einde van de week was duidelijk dat niemand meer levend uit de mijn zou komen. Acht dagen na het begin van de ramp werd het lichaam van vader Piccolo gevonden, op 1035 meter diepte. Op 22 augustus kwam het bericht van de reddingswerkers, dat er alleen nog maar lijken beneden lagen: sono tutti cadaveri. Pas een maand later waren alle 262 lichamen omhoog getakeld. De vader van Loris was zo door het vuur zwartgeblakerd, dat de reddingswerkers weigerden om zijn vrouw toe te laten bij het lijk. Op afstand mocht ze hem identificeren aan zijn horloge en zijn kiezen. Maar voor die tijd, voor het lijk was geïdentificeerd, was vader Piccolo officieel slechts vermist. Dat had als bizar gevolg dat de familie plotseling geen inkomen meer had. Het weduwen- en wezenpensioen kon namelijk pas ingaan nadat zijn dood was vastgesteld en er bestond geen overgangsregeling. De familie moest dus maar zien hoe ze zich redde. De logica was simpel volgens Loris: Mijn vader was in de mijn, maar hij werkte niet. Dus er was geen geld, dus er was geen rendement. En men betaalde de mijnwerkers alleen als ze werkten. Een in alle haast gevormd buurtcomité bracht twee keer per dag eten langs bij de getroffen gezinnen. Dankzij de buurt wist de familie Piccolo de maand van onzekerheid te overbruggen.
De ramp van Marcinelle had een onverwacht gevolg: de Italiaanse regering zegde per direct haar immigratiecontract met België op. Zolang de Belgische regering de veiligheid in de mijnen niet kon garanderen zouden er geen Italiaanse mannen meer naar de mijnstreek emigreren. De Belgische regering beloofde beterschap, maar die beloftes gingen de Italianen niet ver genoeg. De 136 Italiaanse doden waren er 136 te veel. Zo kwam er door Marcinelle een einde aan een jarenlange golf van Italiaanse immigratie. Toch verbeterde er wel het een en ander in de mijnen na de ramp. De veiligheidseisen werden aangescherpt, niet alleen in België maar in de hele Europese Gemeenschap. De Belgische vakbondsleider Paul Finet richtte binnen de Europese Gemeenschap een Permanent Orgaan voor de veiligheid in de steenkolenmijnen op. Deze Paul Finet Stichting bestaat nog steeds, maar de laatste decennia ligt de nadruk vooral op omscholing van voormalige mijnwerkers. Bovendien kwam er weliswaar pas drie jaar later, in 1959 - een proces. Wie was er nu eigenlijk verantwoordelijk voor de grootste mijnramp in de Belgische geschiedenis? Volgens ingenieur Demeuse kon dat feitelijk alleen de regering zijn, want aan de wettelijke veiligheidseisen was in 1956 voldaan in Marcinelle. Toch was de enige die uiteindelijk werd veroordeeld Adolphe Calicis, de directeur des travaux van de mijn. Hij kreeg in 1961 een voorwaardelijke straf van zes maanden en een geldboete, vanwege het in stand houden van een systeem waarin signalen verkeerd konden worden geïnterpreteerd. Intussen draaide de mijn van Marcinelle gewoon door, zij het op een wat lager pitje. Vanzelfsprekend wilde niemand er na 1956 graag werken, maar anderzijds was er nog steeds nauwelijks ander werk te vinden in de regio. Officieel sloot de mijn op 15 januari 1961 de poorten. Bij de ontmanteling van de mijn die volgde, stuitten de mijnwerkers echter op een nieuwe, rijke laag steenkool. Die was te verleidelijk om te laten liggen. Pas in december 1967 werd de mijn definitief gesloten. Het is daarna nooit meer goed gekomen met Marcinelle. Met de mijnindustrie lijkt al het leven uit de plaats te zijn verdwenen. De gemeenschap was opgebouwd rond de mijn, en toen deze wegviel werd het stil. Wie niet is weggetrokken is werkeloos, op die enkeling na die werkt in het plaatselijke industriemuseum. Gevestigd in de oude mijn.
Wijlre ligt fraai langs de Geul. De aanblik van het dorp wordt overheerst door de meer dan honderd jaar oude Brand Bierbrouwerij. Ook is het stoomtreintraject van de Zuid-Limburgse Stoomtrein Maatschappij een onderdeel van het dorpje. Brand Bier, de Limburgse volksdrank, wordt in Wijlre gebrouwen. Het bereidingsproces is pure vakmanschap. De bereiding kent echter vele stappen en ook de grondstoffen zoals het bronwater, zijn smaakbepalend.
Onze wandeling brengt ons door een prachtige streek met veel groen. Gewoon prachtig om door te wandelen. We komen aan een grote boerderij uit mergelstenen gebouwd, prachtig in de velden. Wij wandelen weer een eind verder en komen in Ingber. Hier komen we langs mooie vakwerkhuizen, de Ingberdorpstraat staat er vol mee, weer een prachtig zicht. Nu verlaten we het dorpje en keren terug de openruimte in met een golvend landschap afwisselend velden, weilanden en bosjes. Wij klimmen een beetje en krijgen een zicht op Wijlre.
Wij dalen af en komen zo aan het Kasteel Wijlre. Het huidige kasteel is een herenhuis gelegen op een omgracht terrein. Het hoofdgebouw heeft twee verdiepingen, is opgetrokken uit bakstenen met afwisselend mergelbanden als speklagen en het heeft een schilddak voorzien van een dakruiter. Op de zijgevel aan de straatzijde is een opvallend grote zonnewijzer en aan de achterzijde zijn enkele terrassen uit 1910. Het kasteel heeft een voorplein dat vanaf de straatzijde bereikbaar is via poort voorzien van een oude wapensteen en een stenen boogbrug. Aan het voorplein liggen verder drie van een mansardedak voorziene dienstvleugels uit de 18e eeuw. Rondom het kasteel ligt een prachtige tuin in landschapsstijl die is ontworpen en aangelegd in 1810 door de bekende Maastrichtse architect en stadsbouwmeester Mathias Soiron (1748-1834). Het wapen van de familie Van Wachtendonck wordt tegenwoordig nog steeds gebruikt door de uit het begin van de 14e eeuw stammende lokale Brandbrouwerij, gelegen in de kern van het dorp Wijlre.
We verlaten het Kasteel en komen zo aan de Molen van Otten is gelegen aan een molentak van de Geul. Het is een van de weinige watermolens in Nederland met een dubbel waterrad. De geschiedenis van de molen gaat terug tot 1275, toen gebouwd als een banmolen van de heerlijkheid Wijlre. Van oudsher was deze watermolen een koren- en oliemolen. Het huidige molengebouw en het bijbehorende woonhuis dateren uit 1776 zoals de muurankers aangeven. In dat jaar werden de bestaande gebouwen geheel verbouwd en werd er tevens een boerderij en een brouwerij of paanhuis bijgebouwd. Eigenaren van het complex waren in die tijd de heren van de vrije rijk heerlijkheid Wijlre. Het woonhuis met molen, boerderij en brouwerij werden door hen verpacht.
Bij de afschaffing van het Ancien Régime eind achttiende eeuw, kwamen kasteel Wijlre, de molen, de boerderij en de brouwerij in handen van Guillaume Eugene de Massen. In 1871 werd de brouwerij afzonderlijk verkocht aan de brouwer Frederik Edmond Brand; dit was het begin van de Brands brouwerij die uitgroeide tot een van de bekendste bierbrouwerijen in Limburg. We komen ook aan de brouwerij Brand is de oudste brouwerij van bier van Nederland. Sinds 1340 wordt in Wijlre bier gebrouwen. De naam Brand is pas sinds 1871 verbonden aan deze brouwerij met de komst van de toenmalige eigenaar Frederik Edmond Brand. Als een van de eersten in Nederland wist Brand in 1902 het laag gistende pilsener bier op de markt te brengen.
De decennia daarna groeide de afzet sterk van enkele duizenden hectoliters naar een miljoen hectoliter anno 2006. In het jaar 1961 werd Brand Bier bij koninklijke beschikking hofleverancier en niet lang daarna (bij het eeuwfeest in 1971) volgde het predicaat Koninklijk. Sinds 1989 is Brand eigendom van Heineken. Daarmee verloor Brand in 1992 het predicaat hofleverancier, omdat Heineken dat reeds was. Zo komen we terug aan ons vertrekpunt, een prachtige wandeling die ons ook wat geschiedenis meegeeft.
MARCHE DES 2 RIVIERES / MARCHE CLUB LES PEPINS / PEPINSTER 16/07/2011.
MARCHE DES 2 RIVIERES.
MARCHE CLUB LES PEPINS.
PEPINSTER.
Aan het uiteinde van het dal van de Vesder ligt Pepinster, een mooi stadje omgeven door talrijke boomgaarden en waar het heerlijk wandelen is. Prachtige bossen en veel natuur.
We wandelen een eindje langs de Vesder en dan wandelen we het bos in en genieten van de prachtige zichten en natuur. We wandelen door de bossen en dan komen we aan het kasteel Les Mazures (1834)spijtig dat we aan de achterzijde zijn maar kunnen toch het gebouw goed zien met zijn twee ronde torens.
Wij wandelen door het golvend landschap en komen aan de boerderij dan weer verder met verschillende prachtige zichten over de vallei. We komen aan de rivier, aan de Gue Romain de romeinse oversteekplaats aan de rivier. Er werden grote blokken in de rivier gelegd waardoor de Romeinse soldaten met droge voeten konden oversteken.
We wandelen verder en komen zo in Goffontaine door het prachtige landschap, langs de typische huizen uit lokale steen, wat is het toch allemaal mooi om te zien, we hoeven niet ver weg te gaan om de schoonheid van de natuur en de omgeving te zoeken, dikwijls liggen ze juist voor onze voeten zonder dat we het zelf beseffen.
We wandelen weer een eind verder om in Drolenval te komen. Ook dit dorpje bezit prachtige huizen ui lokale steen, verder wandelen om dan weer terug aan ons vertrekpunt te komen. Een mooie en aangename wandeling in het land van de Vesder.
Dagvlinders vormen waardevolle indicatoren voor de kwaliteit van ons leefmilieu. Helaas doen ze het lang niet goed en gaan veel soorten achteruit. Het is daarom erg nuttig om cijfers over vlinders te verzamelen.
Door de vlinders in je tuin te tellen, kan ook jij meten hoe het met de natuur in je omgeving is gesteld. En je helpt de veranderingen van de biodiversiteit in kaart te brengen.
Het maakt niet uit of je de vlinders op een bloem hebt gezien of al fladderend door de lucht. Alle vlinders die je ziet tel je. Belangrijk is wel dat je niet 2 keer dezelfde vlinder telt. Daarom schrijf je alleen het grootste aantal vlinders op die je op eenzelfde moment hebt gezien.
Alle inlichtingen vind je op de website: http://www.vlindermee.be/telweekend.aspx
Honderdduizenden fruitbomen boordevol verse vruchten, zover het oog reikt. In Haspengouw maakt dit sprookjestafereel deel uit van het dagelijkse leven. Je bent hier dan ook in het hart van de fruitstreek. Hier ruikt en proeft alles naar vers, sappig fruit. Dat levert magische momenten op. Van het openspringen van de bloesems tot het plukken van de rijpe vruchten.
In de 19e en 20e eeuw zijn landbouw en fruitteelt niet meer weg te cijferen. Sinds het ontstaan van het Belgisch spoorwegennet en vooral na de aanleg van de lijn St. Truiden Tongeren (1879) ontbolsterden Borgloon en de regio er omheen zich geleidelijk tot de Boomgaard van Vlaanderen. Tussen de twee wereldoorlogen beleefde de Loonse stationsbuurt zijn economisch en commercieel hoogtepunt. Er waren toen drie fruitgroothandels en vier stroopstokerijen operationeel waarvan het gebouwenbestand tot op heden gedeeltelijk als industrieel-archeologisch erfgoed bewaard bleef. Tot omstreeks het midden van de 20ste eeuw gedijde er op de heuvels rond Borgloon een monocultuur van hoogstammige fruitbomen. Teeltveredeling, modernisering en rationalisatie in de fruitteeltsector zorgden na 1960 voor een snelle overschakeling naar laagstammige fruitteelt.
Sindsdien wordt op een geringere teeltoppervlakte een veel hoger rendement bereikt. Naast St. Truiden profileert Borgloon zich thans als de hoofdplaats van de Zuid-Limburgse fruitstreek. Vandaag wandelen we in de Boomgaard van Vlaanderen en komen vel mooie plekjes tegen. Wij wandelen een eindje rond de Graaf. Het is het trace van de tweede omwalling die Borgloon volledig omsloot. Wij wandelen de Graaf op via de Kattesteeg die ons naar de Motvallei brengt waar we langs het kasteel de Grote Mot wandelen. Vlakbij de kerk, verscholen achter het bibliotheekgebouw, ligt op zo'n 118 meter boven de zeespiegel de burchtheuvel. Destijds stond hier het slot van de graven van Loon. De sterk vervallen burcht bleef overeind tot 1870 en werd toen, ondanks heel wat protest, gesloopt. Enkele jaren later waren alle veldwegen bestraat met resten van deze ooit zo roemrijke burcht.
Wie bovenop de burchtheuvel staat, kan wel nog altijd genieten van een prachtig panorama van de streek. Wij wandelen nu het centrum uit richting Nerem waar we het veld in draaien, hier hebben we een zicht op het Kasteel Hulsberg werd in 1882 gebouwd op een heuvel waarvan de top 108m boven de zeespiegel uitsteekt. Omwille van deze heuvelsite is het kasteel een opvallend oriëntatiepunt in het landschap. Als we hier even achterom kijken hebben we een mooi zicht op het centrum van Borgloon. Weer wandelen we verder en komen aan de Romeinse Kassei waar we even op wandelen, steeds weer komt het Kasteel Hulsberg in zicht. We komen zo in Voort en dan zijn we vlug in Gotem.
Hier draaien we richting Hendrieken om aan de achterzijde van het Kasteel Hulsberg te komen. Hier staat één van de belangrijkste kapel van de streek; deze kapel stond oorspronkelijk op de plaats waar nu het kasteel Hulsberg staat. De kapel werd afgebroken en beneden in het dal heropgebouwd. Het is een prachtige plek om even te vertoeven. Wij hebben vandaag geluk dat de toegang tot de kapel open is en we even het graf van onze vriend kunnen bezoeken. De kapel is nog steeds de begraafplaats van de heren van het kasteel en hun familie. We wandelen verder een keren terug naar het centrum van Borgloon waar onze wandeling eindigt. Een fijne en aangename wandeling door de Strooplekkers van Borgloon.
15E MARCHE DES TROIS SOURCES / LES AMIS DU HENRY FONTAINE / GRAND-HALLET 10/07/2011.
15E MARCHE DES TROIS SOURCES.
LES AMIS DU HENRY FONTAINE.
GRAND-HALLET.
Grand-Hallet is een landbouwdorp in Droog-Haspengouw met nog veel akkerbouw en veeteelt. Vanaf de 9de eeuw maakte het dorp deel uit van het graafschap Avernas. Na de opheffing ervan ging Grand-Hallet deel uitmaken van het baljuwschap Hannuit in het hertogdom Brabant.
Het dorp was deels in het bezit van het kapittel van Sint-Lambertus van Luik en deels van de abdij Maagdendaal van Oplinter. Bij het ontstaan van de gemeenten in 1795 werd Grand-Hallet een zelfstandige gemeente. In 1965 werden de voormalige gemeenten Petit-Hallet en Wansin aangehecht maar in 1977 werden de drie dorpen allen deelgemeenten van Hannuit. Wij vertrekken met de wandeling in het dorp en stekken al vlug het riviertjeRuisseau-de Henri-Fontaine over en wandlen het veld binnen, het is duidelijk dat we hier nog in Haspengouw zitten met veel akkers en weilanden zo ver het oog rijkt.
Hier en daar een grote boerderij en een kapel langs de weg en bloeiende randen aan de velden, de klaproos en wilde kamille trekken vlinders aan, mooi om te zien en heb vandaag geluk dat we een paar prachtige fotos konden maken van vlinders. Hier word er ook veel vlas gekweekt, dat nu reeds afgedaan is en op rijen op het veld ligt. Nog even en dan worden ze op balen gerold. Het is wel mooi om te zien. Dan komen we aan het vliegveld met kleine sportvliegtuigen en dan wandelen we naar Avernas-Le-Bauduin. Op de Ruisseau Henri-Fontaine, die het dorp doorkruist, waren vroeger meerdere watermolens actief. Het reliëf is gematigd : van 105 meter in de vallei van Henri-Fontaine tot 141 meter aan de tumulus van Avernas. Langs de kerk Maria Hemelvaartskerk; het huidige kerkgebouw dateert uit de 14e eeuw, maar de toren met achthoekig dak is voor een belangrijk deel nog die van de oorspronkelijke, 11e-eeuwse constructie.
Onder het pastoorschap van Claude Rochette (1720-1757) werd de kerk gedeeltelijk herbouwd. Bij een in 1768 uitgevoerde restauratie werd baksteen gebruikt die sterk met de oudere, uit silex opgetrokken delen contrasteert. Avernas telt nog verschillende grote boerderijen; Sint-Laurentiushoeve (Ferme Moës) De geschiedenis van deze naast de kerk gelegen hoeve gaat terug tot de 11e eeuw. Twee in haar gevels verwerkte wapenstenen (van de abten Guillaume Natalis en Grégoire Lembor) herinneren eraan dat de hoeve tijdens het Ancien Régime eigendom was van de Sint-Laurentiusabdij te Luik. Gedurende het grootste deel van de 18e eeuw werd zij verpacht aan de familie Malcorps.
Na de Franse Omwenteling gingen de monniken van Sint-Laurentius op de vlucht om in Duisburg te hergroeperen, terwijl hun bezittingen in België door de Franse autoriteiten als zwart goed openbaar verkocht werden. Toen alle formaliteiten afgewikkeld waren, bleken de kopers van de hoeve van Avernas-le-Bauduin de monniken van Malonne te zijn. Op hun beurt verkochten deze laatsten de Sint-Laurentiushoeve omstreeks 1805 aan J. J. Dejaifve, landbouwer te Hingeon, wiens familie haar tot in de jaren zestig van de 19e eeuw behield. De daaropvolgende eigenaars, de familie Detilleux, verkochten de hoeve in 1955 aan Laure Stasse, weduwe van Auguste Moës (1881-1926). Hoeve Dochen . Sinds het begin van de 19e eeuw wordt deze belangrijke hoeve bewoond door de uit Grand-Hallet afkomstige familie Dochen, die aan Avernas-le-Bauduin enkele burgemeesters leverde : Jean-Baptiste Dochen (1833-1904) van 1872 tot 1896, zijn zoon Jean-Pascal-Philippe (1871-1956) van 1908 tot 1953 en kleinzoon Jean-Baptiste (1917) van 1953 tot 1965. De familie Dochen was sinds 1863 ook stichter en eigenaar van de suikerfabriek van Avernas, die bieten verwerkte van de landbouwers van Avernas-le-Bauduin, Bertrée, Hannuit, Thisnes, Crehen en een deel van Truielingen. De fabriek fusioneerde in 1924 met die van Landen, maar in de praktijk nam de Landense vestiging geleidelijk de volledige productie van Avernas over. In 1931 werd de fabriek van Avernas dan ook gesloopt.
Cense de Marneffe (Ferme Mehauden ) Deze hoeve werd in 1723 gebouwd door Martin de Marneffe, meier (1721-1742) van Avernas. Zijn afstammelingen bleven het landbouwbedrijf uitbaten tot Anne-Christine Snyers, weduwe van de in 1822 overleden Jean-Jacques de Marneffe, hertrouwde met Charles Wauthier, burgemeester (1848-1872) van Avernas. Louis Wauthier, neef van deze laatste en eveneens burgemeester (1896-1906), volgde zijn oom na diens overlijden op de hoeve op. Tussen 1898 en 1908 werd het gezin Wauthier echter door tuberculose zo goed als weggevaagd. Slechts één dochter ontkwam aan de gevreesde ziekte. De hoeve werd aanvankelijk (vanaf 1914) verhuurd aan en later (in 1954) gekocht door de uit Crehen afkomstige familie Fayasse, waarvan de leden enkel oog hadden voor de rendabiliteit van hun boerenbedrijf. De hoevegebouwen en het met zeldzame boom- en heestersoorten beplante park eromheen verkommerden decennialang. De familie Mehauden, die de hoeve in 1972 verwierf, herstelde haar sindsdien weer in haar oude luister.
Dat deze prachtige boerderijen er nog zijn en bewonderd kunnen worden danken we aan de eigenaars die ze met veel zorg door de eeuwen heen bewoont en verzorgt. We wandelen nog een eind door de velden en langs de weilanden en dan komen we terug in Grand Hallet met zijn kasteel en kasteelboerderij. Dan komen we terug aan ons vertrekpunt en zo eindigt een aangename wandeling.
39 MARCHE INTERNATIONAL / MALMEDY-MARCHE / MALMEDY 09/07/2011.
39E MARCHE INTERNATIONAL.
MALMEDY-MARCHE.
MALMEDY.
Aan de voet van de Hoge Venen, op een hoogte van 340 meter ligt Malmedy in de vallei van de Warche . Meerdere kleine waterlopen doorkruisen de regio, treuzelen in de weiden of laten zich vallen van de top. Het zijn de schilderachtige landschappen die ons even buiten de paden overvallen.
De natuur is, zonder tegenspraak de grootste te ontdekken rijkdom, mooiste en meest genereuze. De bossen velden en rivieren zijn beschermd. De rust en de stilte overheersen, en geven aan ons de mogelijkheid de dagelijkse beslommeringen te vergeten. Malmedy is de toegangspoort tot de Hoge Venen, harde ruwe uitgestrektheid enig in België. De Hoge Venen tonen voor elk seizoen een verschillend temperament : dor en droog in de zomer, feeëriek onder een mantel van sneeuw in de winter en het mysterieuze van nevel in de herfst.
Basis voor legenden, en natuurreservaat zonder gelijke. De Hoge Venen bezoeken is respect opbrengen terwijl we genieten. Wij vertrekken met de wandeling in het centrum en wandelen langs het oudste huis van Malmedy en dan wandelen we langs de Warche en steken die over aan de brug in de stad met het beeldje van Saint Nepomucene dan wandelen we verder en komen aan de Kruisweg uit 1728 van de kapucijn Albert de Dinant en boven op 97 meter staat de zeshoekige kapel.
Dan wandelen we het bos in met prachtige zichten en langs mooie wegjes. Dan komen we aan de uitkijkt kiosk met een zicht op de stad en de omgeving. Dan komen we aan de zeshoekige kapel en weer klimmen we een eindje. We verlaten het bos en komen in afwisselend landschap stukken bos, weilanden prachtige zichten met veel afwisseling. Dan komen we aan de controle en rust post.
Dan weer verder en komen aan de kapel De Chodes uit 1816. Dan wandelen we verder op het plateau waardoor we prachtige zichten hebben over het landschap. Weer verder en we wandelen langs de weg door de rotsen, wat een werk om de weg door de rotsen te maken, waardoor we weerzijde een rotswand hebben.
Dan wandelen we naar de tweede controle waar we een panorama hebben op de stad en de kathedraal van Malmedy met zijn twee vierkante torens. Nu volgt de afdaling naar het stadscentrum.
We wandelen een stukje over Ravel L45 en dan komen we terug aan de Warche en deze volgen we tot aan ons startplaats. Een mooie en aangename wandeling in deze bijzondere mooie omgeving.
Brouwerij Hayen of de Brouwerij Sint-Rochus was een bierbrouwerij met een jeneverstokerij. Tilman Hayen bezat halverwege de 18e eeuw een kleine brouwerij op het dorpsplein van Ulbeek. Aan de overzijde brouwde de familie Derie. Toen was het een nevenberoep voor deze landbouwers, waar tijd voor was tijdens de winter.
Het bier werd lokaal verbruikt; van verkoop buiten het dorp was nog geen sprake. Bij het overlijden in 1887 van Antonius Hayen, kleinzoon van Tilman, kwam de brouwerij en de boerderij in het bezit van Arthur Hayen. Arthur startte in 1891 de verbouwing van de brouwerij tot een voor die tijd groot en modern complex die hij Brasserie Saint-Roch (brouwerij Sint-Rochus) noemde, naar de patroonheilige van de parochie. Hij bouwde ook de eigenaarswoning in neoclassicistische stijl. De nieuwe brouwerij kwam in 1892 in dienst. Men brouwde twee bieren: de Bock en de Brune. Toenemend succes was ook te danken aan de Duitse brouwmeester Jan Dickmann. In 1908 kamen de Salvator, de Blonde en de Bavière het assortiment uitbreiden. De Salvator en de Bavière droegen duidelijk de stempel van Dickmann. In 1895 werd er nog een jeneverstokerij bijgebouwd. Het kwam er allemaal ter vervanging van een hoeve die nog deels in vakwerk was opgetrokken. In 1908 bouwde Arthur Hayen een mouterij om de eigen gerst te vermouten maar ook moutte hij voor brouwerij Fouarge uit Borgloon en brouwerij Foucart uit Sint-Truiden.
Het bier werd verkocht in eiken vaten en in flessen van 33 en 75 cl. Ooit werkten er in het ganse bedrijf 40 personen en het was een volledig uitgebouwde brouwerij met woonhuis, brouwzaal, stokerij, bottelarij, gist- en lagerhuis, mouterij, stallingen en koetshuis. De concurrentie met de lage gistingsbieren zoals pils was een harde dobber voor brouwerij Hayen. Pierre, een zoon van Arthur Hayen wilde moderniseren maar hij kreeg geen kapitaal van zijn vader. Pierre maakte nog limonade maar hij kon het niet langer rekken dan tot 1939. De stokerij werd reeds in 1919 stilgelegd als gevolg van de wet Vandervelde. Na de Tweede Wereldoorlog ondernam men een poging om activiteiten in de gebouwen opnieuw op te starten. Men destilleerde alcohol uit fruit. De hoge accijnzen deden die poging mislukken. Het ombouwen van de droogast tot drooginstallatie voor fruit mislukte ook. De gebouwen werden aan verschillende eigenaars verkocht. Er kwamen onder meer koelcellen voor een fruitteler .
Een van de schuren van de boerderij werd tot dancing omgebouwd die tot 1976 bestond. Ook een cosmeticabedrijf vestigde zich in de voormalige brouwerijgebouwen. De tuin met beekjes, vijvers en een prachtig paviljoen verwilderde en verdween. Het gebouw mag prat gaan op een unieke, neoclassicistische voorgevel. De bedrijfsgebouwen worden dan weer getekend door een sober, neoromaans uiterlijk met een opvallend poortgebouw. In de hoogdagen bestond het complex uit een woonhuis met bijgebouwen, stallingen, een koetshuis, brouwzaal, een gistingsruimte, een bottelarij, een vatenmakerij en een mouterij. Om die industriële getuigen te bewaren, werd de Oude Brouwerij Hayen geklasseerd als monument.
Vandaag huist in de bottelarij AKSI wat staat voor ArbeidsKansen voor Sociale Integratie, nam in deze prachtige locatie welke geïntegreerd is in de Haspengouwse schoonheid van de natuur de uitdaging aan om het project de Bottelarij te lanceren. Met dit socio-culturele en toeristische luik wil AKSI een aantal nieuwe initiatieven nemen die het bestaande toeristisch en culturele aanbod kunnen uitbreiden en versterken. Belangrijk hierbij is dat in de uitvoering nadrukkelijk gestreefd wordt naar extra tewerkstellingskansen voor kansengroepen. Bezoekers kunnen in de Bottelarij genieten van Limburgse bieren en allerlei streekgebonden dranken en gerechten in een rustiek historisch kader.
Sint- Rochuskerk
Sinds mensenheugenis staat het parochiekerkje van Ulbeek aan het dorpsplein. Na de ingebruikneming van de nieuwe kerk, in 1937-1938 een honderdtal meter meer noordwestwaarts kwam de oude kerk leeg te staan. Ze is geklasseerd en momenteel zijn dossiers lopende voor restauratie. Ulbeek telt dus twee kerken.
De oude kerk aan het stille dorpsplein. De bakstenen gevels rusten op een sokkel van harde silex en kalksteen. De vraag is echter of dit afbraakmateriaal is van een nog ouder gebedshuis? Afgaand op de barokke segmentboogramen is er een vermoeden dat het koortje dateert uit de 17de eeuw en zelfs uit ouder is dan het neoclassicistische schip dat in het midden van de 19de eeuw herbouwd werd. In de voorgevelnis boven de deur staat een verweerd houten beeld van de patroonheilige Sint- Rochus. Naast en achter de voormalige kerk bevindt zich het kerkhof dat als dusdanig nog steeds in functie is gebleven. Hetzelfde geldt ook voor de pastorie. Deze dateert uit 1912 en typeert de toenmalige neontraditionele baksteenstijl. Ondertussen zijn er aan de binnenzijde van de kerk opgravingen gebeurd die een 14de eeuwse vroegere kerk aan het licht bracht.
De inwoners van het Haspengouwse dorpje Ulbeek krijgen een exclusief kerkhof: naast de middenbeuk van hun afgedankte Sint-Rochuskerk komen twintig grafkelders. Een laatste rustplaats die normaal alleen voor koningen en kardinalen is weggelegd. Tegen eind 2011 wil de piepkleine Wellense deelgemeente Ulbeek pronken met wat wellicht de mooiste overdekte begraafplaats van het land wordt. Het heeft nochtans weinig gescheeld of de afgedankte kerk van Ulbeek was met de grond gelijk gemaakt. En de meeste Ulbekenaren zouden dat niet eens erg hebben gevonden: het gebouw was niet echt een pareltje van Vlaamse religieuze architectuur. Omdat het wat schots en scheef verzakt was, hebben ze honderd meter verderop een nieuwe kerk gebouwd. Dat was al in 1938. Sindsdien werd de oude kerk gebruikt voor alles, behalve waarvoor ze gebouwd was: toneelzaal, meubelatelier, stapelplaats... Tot het gebouw helemaal verkrot was, alleen nog goed voor de sloop. Maar eerst mocht de heemkundige kring nog wat in de ondergrond spitten en daar werden restanten van een vroegere kapel gevonden, plus elf skeletten van onbekende Ulbekenaren. Toch wel zonde om dat allemaal weg te vegen, vonden steeds meer dorpsbewoners. En met de hulp van een paar creatieve architecten en de zegen van Monumenten en Landschappen vingen ze twee vliegen in één klap: een uitbreiding van het kerkhof ín de oude kerk.
'Als het af is, zullen ze van overal komen kijken want het hele kader is uniek. De ramen van de kerk worden tot op de grond afgebroken zodat je overal binnen en buiten kunt lopen. De vloer in de middenbeuk wordt vervangen door een glasplaat die zicht geeft op de vroegere kapelfunderingen. Het dak boven het koor wordt weggehaald. De werken zijn volop aan de gang, wij hebben van het bouwverlof geprofiteerd om eens een kijkje te gaan nemen in de oude kerk. Tevens eens even op het kerkhof gelopen en hier staan nog vele gietijzeren grafkruizen, welke nog in zeer goede staat zijn.
Patton Drivers
In de buurt van het Dorpsplein ligt het clubhuis van de Patton Drivers.
Het eerste Patton Pinkster treffen vond plaats in 1987 op de huidige locatie in Ulbeek. Samen met een twaalf tal bestuursleden bouwden ze de club uit tot een van de grootste van België. Een club die gebaseerd is op vriendschap en uitgegroeid is tot één grote gezellige familie met als hoofdgedachte de geest van de bevrijder levend te houden. Het instant houden en restaureren van militaire voertuigen van de periode tussen 1940 en 1945. Enkel Amerikaanse, Britse en Canadese voertuigen van voor 1945 zijn toegelaten.
We kunnen even kennis maken met de eigenaar die ons verteld van de club en de aanwezige voertuigen.
Al is Ulbeek een klein dorpje toch is er veel te zien en te beleven. Je kunt er wandelen en fietsen. De Bokkenrijders wandeling komt hier ook voorbij.
Een andere bijzonderheid is Ulbeek in Bokrijk
Het Haspengouws dorp in het Openluchtmuseum van Bokrijk is gebaseerd op het uitzicht van de dorpsdries van Ulbeek in 1844. Het grondplan van het plein en de schikking van de gebouwen eromheen.
Ulbeek werd in dit project weerhouden om zijn gave Haspengouwse en agrarische identiteit. Een vierzijdig plein met een kerk en een pastorie, twee landbouwbedrijven en twee hoeve-brouwerijcomplexen. Deze waren indertijd in iedere Haspengouwse dorpskom aanwezig. De reconstructie is vooral gebaseerd op de buurtwegenatlas die in 1844 verscheen en waarop ten hoeve van het innen der belastingen elk perceel met zijn bodemgebruik genoteerd zijn. Bovendien dateren uit die tijd ook de eerste officiële Belgische landbouw- en bevolkingstellingen. Zo kun je ontdekken hoe een klein dorp toch nog interessant kan zijn en zeker een bezoek waard.
VIA HEUVELS EN BOOMGAARDEN / GREENSPOT GROOTLOON / REGIONAAL LANDSCHAP VOEREN EN HASPENGOUW. / BORGLOON 07/07/2011.
VIA HEUVELS EN BOOMGAARDEN.
GREENSPOT GROOTLOON.
REGIONAAL LANDSCHAP HASPENGOUW EN VOEREN.
BORGLOON.
Op de Klappoel, het pleintje naast het stadhuis dat vroeger dienst deed als was- en bleekplaats, werd het reliëf hersteld en in de natuurlijke helling werden treden uitgewerkt zodat er een theatervormige ruimte is ontstaan.
Hier vertrekt de wandeling van het Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren. Via heuvels en boomgaarden naar het dorpje Grootloon In de 14 de eeuw kreeg Borgloon, samen met de negen andere goede steden in het oude land van Loon, de rechten, vrijheden en onschendbaarheden van de stad Luik. Na het verlies van zijn hoofdstedelijke functies evolueerde Borgloon van een regionaal marktcentrum naar een bescheiden landbouwdorp. In de 19e en 20e eeuw zijn landbouw en fruitteelt niet meer weg te cijferen. Sinds het ontstaan van het Belgisch spoorwegennet en vooral na de aanleg van de lijn St. Truiden Tongeren (1879) ontbolsterden Borgloon en de regio er omheen zich geleidelijk tot de boomgaard van Vlaanderen.
Tussen de twee wereldoorlogen beleefde de Loonse stationsbuurt zijn economisch en commercieel hoogtepunt. Er waren toen drie fruitgroothandels en vier stroopstokerijen operationeel waarvan het gebouwenbestand tot op heden gedeeltelijk als industrieel-archeologisch erfgoed bewaard bleef. Tot omstreeks het midden van de 20ste eeuw gedijde er op de heuvels rond Borgloon een monocultuur van hoogstammige fruitbomen. Teeltveredeling, modernisering en rationalisatie in de fruitteeltsector zorgden na 1960 voor een snelle overschakeling naar laagstammige fruitteelt. Sindsdien wordt op een geringere teeltoppervlakte een veel hoger rendement bereikt. Naast St. Truiden profileert Borgloon zich thans als de hoofdplaats van de Zuid-Limburgse fruitstreek.
Rond de kerk van Grootloon bevind zich een gordel van hoogstamboomgaarden, en Natuurpunt heeft in de vallei een groot aantal hoogstamfruitbomen. Strijd. Zo zou je deze landschapswandeling kort samen kunnen vatten. Het harde labeur waarmee de bewoners van de Vierkants hoeves hun akkers bewerkten en hun boomgaarden verzorgden. De oorlogen die de Graven van Loon voerden van uit de historische stad Borgloon. De Romeinse troepen die het gebied doorkruisten. De ongelijke strijd tussen de omgeving en de krachten van de natuur. Het resulteerde in een golvend landschap met beboste heuveltoppen, akkers en uitgestrekte hoogstamboomgaarden.
Sporen van deze geschiedenis kom je in fusie Borgloon wel tegen, in Grootloon wandelen we een eind over de Romeinse Heerbaan die ons het prachtig golvend landschap laat zien. De natuur in Borgloon is apart en mooi. Pittoreske dorpjes, glooiende landschappen, prachtige boomgaarden en welige akkers. De ideale plek om te genieten van de natuur. Wij genieten van de wandeling met zijn geschiedenis, zijn historische gebouwen en prachtige natuur. Nog wat oude postkaarten van de Burchtheuvel en omgeving.
MARCHE DE LA FRAISE / LES SPITANTS DE NAMUR / WEPION 06/07/2011.
MARCHE DE LA FRAISE.
LES SPITANTS DE NAMUR.
WEPION.
Wépion is de Waalse hoofdstad van de aardbei. In het dorpje is zelfs een museum te vinden dat is gewijd aan deze vrucht en in het eerste weekend van september wordt in het dorp het feest van de aardbei gevierd.
Wépion is gelegen aan de Maas en langs de oever van de rivier kunt u een vijf kilometer lang jaagpad bewandelen. In de omgeving van het dorp is een ruïne van een klooster uit de 17de eeuw te vinden, de Marlagne. Lodewijk XIV verbleef hier tijdens het beleg van Namen. Tijdens de Franse Revolutie werd het karmelietessenklooster verwoest. Al vlug na ons vertrek komen we aan het Domein Le Moutier we wandelen hde dreef op langs het kerkhof voor huisdieren en dan de brug over en dan komt het kasteel in zicht. Dit domein heeft een hele geschiedenis.
Kasteel Moutier
Dit landelijk domein werd in 1890 opgericht en begin 1900 gerestaureerd. Het bevindt zich op de heuvels boven Wépion en biedt een uitzonderlijk uitzicht op de Maasvallei. In 1908 wordt het domein door een Brusselaar, Aurélien Bayot, overgekocht.
Hij wil het landelijk domein ombouwen tot een kasteel en met de mooiste residenties uit de vallei wedijveren. Aangezien zijn moeder uit Auvergne afkomstig is, vindt hij voor de inrichting van het domein, zijn inspiratie in de Franse stijl. De lijst van de kastelen van Drion, Wasseige en Grosjean breidt zich vanaf nu uit met dit van Bayot dat ondermeer paardenstallingen, opslagplaatsen, drie tuiniershuizen, een wintertuin, een druiven- en een bloemenserre, een park, een villa en een kapel omvat. In die tijd ging Aurélien Bayot reeds zijn hemden in Parijs kopen en zijn handschoenen en dassen in Cannes. Hij maakte talrijke reizen naar Rusland (33) en voor de oorlog waren de generaals van de Tsaar in het kasteel te gast. Op 30 mei 1914 verlaat hij deze wereld. Twee maanden later is het oorlog. Op 4 juni 1920 verkoopt Mevrouw Bayot, de weduwe van Aurélien, de eigendom aan vijf benedictines, waarvan de oudste, zuster Hildegarde die in 1881 werd geboren, moeder overste was. Kasteel Bayot vindt op dat ogenblik de meest onverwachte roeping : " Le Monastère du Mont Vierge " (Het klooster van de Maagdberg), waarvan de naam Moûtier. Ora et Labora, Bidden en Werken. Uitgeverij- en boekbindwerkplaatsen, drukkerij, gelegenheidsbeeldjes, aanmaken van priesterlijke ornementen, ze werken op vol rendement.
De onontbeerlijke eenzaamheid wordt helaas door de omgeving in vraag gesteld. De zusters beslissen het Domein van de Marlagne aan te kopen en op 19 september 1928 komt de eigendom in handen van Mijnheer Joarlette. Het klooster van Mont Vierge keert terug naar haar oorspronkelijke roeping van kasteel die haar door Aurélien Bayot werd toegekend. Dat hij er uiterst fier over was, getuigt de aanwezigheid van de ineengevlochten initialen A B boven de hoofdingang. Ze bevinden er zich nog steeds samen met de religieuze inscripties die men eveneens op de tweede verdieping terugvindt en in één van de eetkamers die de Benedictines van Mont Vierge als kapel gebruikten. Op 21 juni 1931 komt de eigendom van het domein in handen van de heer Victor Lannoy, een Brusselse industrieel, die bovendien gedurende meer dan 40 jaar ambassadeur van de Verenigde Staten zal zijn. Roger Siot, industrieel, stichter en bestuurder van de maatschappij Sambre et Dyle, evenals van talrijke andere firma's, koopt het domein over op naam van zijn echtgenote, Marguerite Elias de Mollein. Dit gebeurde op 15 april 1939.
Kasteel du Moûtier wordt vanaf nu " Château Siot " genoemd en draagt deze naam nu al meer dan 60 jaar. Bij het overlijden van Marguerite Siot komt de eigendom in handen van één van haar dochters, Micky Duysan-Siot die de eigendom komt betrekken. Ze begint onmiddellijk met de verfraaiingswerken van het domein en geeft het terug de naam van de Moûtier.
We verlaten het domein en wandelen verder langs mooi kleine wegen die ons de schoonheid van de streek laten zien. We dalen met de wandeling naar de Maas, aan de overzijde met prachtige rotsen.
Een eindje langs de Maas en dan weer stuk door het bos. Wij wandelen door een ingang van een domein, langs de watermolen en dan klimmen we door het bos en langs de vijvers. Nog even door het domein en dan weer een heel eind langs de Maas. Hier aan de oevers staan prachtige villas en dan komt het kasteel Dave in zicht. Het Kasteel van Dave is gelegen in Dave.
Het bestaat uit een aantal van de oudste gebouwen aan de zijde van de spoorlijn Namen-Dinant, en het 18de-eeuwse kasteel direct aan de Maas. Het is omringd door een park van 7 ha in Engelse stijl, met een aantal zeldzame boomsoorten. De grote bossen aan de westelijke kant van de spoorweg behoren tot het domein en worden om hun hout geëxploiteerd.
Domein en kasteel zijn niet publiek toegankelijk. We wandelen nu terug het dorp in en wandelen langs een paar mooie gebouwen en zo zijn we terug in Wepion. Een prachtige wandeling in een aangename streek.
VAKANTIETOCHT / DE SCHOVERIK / DIEPENBEEK 04/07/2011.
VAKANTIETOCHT.
DE SCHOVERIK.
DIEPENBEEK.
Vertrek met de wandeling in Lutselus en dadelijk met de wandeling de natuur in. Vandaag bewandelen twee natuurgebieden namelijk:
DE DAUTEWEYERS
Dit natuurgebied is 11 ha groot. De sierlijke vijvers zijn het visitekaartje. Verder tref je er hooilanden, elzenbroekbosjes, een vijver en een knotelzenhaag aan. De vijvers ontstonden door ijzerwinning halverwege de 19de eeuw.
Nadien kon de natuur er opnieuw haar plaats innemen. De Dauteweyers is een waterrijk gebied. De randen en de verlandingszones rond de vijvers vormen interessante overgangsgebieden .Verderop zijn er elzenbroekbossen en vochtig weilanden. Elk met zijn specifieke fauna en flora. We treffen hier dan ook vooral planten en dieren aan die water gebonden zijn. De Dauteweyers vormen het ideale decor voor één van de zeldzaamste amfibieën in ons land: de boomkikker.
DE DORPSBEMDEN - POMPERIK
Samen tellen ze 70 ha en strekken zich uit rond de visvijver 'De Pomperik'. Hier kijk je aan tegen sterke elzen en wilgen, in de zomer kan je er de bloemrijke hooiweiden bewonderen. Wandelaars dienen op de paden te blijven. Zo blijven zeldzame planten als kalmoes en orchideeën beschermd. Natuurpunt beheert er 38 ha. De naam Dorpsbemden geeft aan dat het gebied lange tijd in gebruik was als gemeenschappelijke weidegrond.
De gevarieerde bodemstructuur en het feit dat het gebied regelmatig overstroomt, zorgen voor afwisselende plantengroei. Het is vooral deze plantengroei die het gebied zo bijzonder maakt. Enkele zeldzame of interessante plantensoorten zijn kranskarwij, gevlekte orchis, trilgras, groengele zegge, bleke zegge, blaaszegge, pijptorkruid, grote ratelaar, kleine schorseneer, blauwe knoop, hondsviooltje, kruipwilg, wateraardbei en borstelgras. Deze flora zorgt voor een bonte bloemenpracht, ideaal voor een hele lijst dagvlinders. Blauwgraslanden zijn jaarlijks, eenmaal gemaaide onbemeste hooilanden, met een geringe opbrengst, op vochtige voedselarme bodems met wisselende waterstand (s winters drassig en s zomers oppervlakkig uitgedroogd).
Het zijn de schraalste en zeldzaamste graslanden met een uiterst groot natuurbehoudbelang. De blauwachtige kleur is vooral afkomstig van pijpenstrootje, blauwe zegge en tandjesgras. Kenmerkende planten zijn blonde en blauwe zegge, kranskarwij en kleine schorseneer. Begeleidende planten: blauwe knoop, egelboterbloem, melkeppe, wateraardbei, gevlekte orchis en tandjesgras. Al deze planten komen in de Dorpsbemden voor. Deze graslanden zijn in de loop van de 20ste eeuw dramatisch achteruit gegaan omdat ze gebonden zijn aan subtiele evenwichten. Door drainering en bemesting zijn ze bijna volledig verdwenen.
Vaak werden ze ook voor landbouwdoeleinden opgegeven en liet men ze verruigen met als gevolg overheersende zeggen en russen. Ook koekoeksbloem, watermunt en kale jonker komen daar talrijk voor. Door een natuurlijke verrijking van de bodem (nitraten) ontwikkelt zich tenslotte een hoog opschietende ruigtevegetatie met soorten als leverkruid, valeriaan, moerasspirea en engelwortel. Het is aangenaam om hier te wandelen en de verschillende planten te kunnen bezien. Ook verschillende vlinders kunnen we vandaag zien.
Een fijne en aangename wandeling in deze natuurgebieden.
In 1939 deed August Nicolai, toenmalig burgemeester van Wilderen, het licht uit in de oude stokerij. Aan de vooravond van de tweede wereldoorlog zette eigenaar Nicolai de stokerij op non-actief.
Nu is het monument, samen met de oude brouwerij, open voor het grote publiek. In de oude alcoholstokerij van Wilderen leeft de traditie eindelijk verder. Laat je fascineren door de vervlogen geschiedenis. De deur die in 1939 werd gesloten in 2011 terug opengedraaid.
Wat geschiedenis:
De stokerij anno 1890 viel binnen accijnsgebied onder de zogenaamde landbouwstokerijen. Er werd alcohol van 95° gestookt. Deze werd aan jeneverstokerijen over heel België verkocht.
In 1913 breidde de alcoholstokerij uit met een gigantische rectificeerkolom zodat ook ter plaatse een fijn stooksel kon worden gedistilleerd. Vooral de enorme stoomketel valt op. Deze stoommachine van 40 pk is het enige voorbeeld in Limburg van een machine met liggende zuigers. De opgewekte stoom werd gebruikt voor o.a. het opwarmen van het brouwsel. Met de stoommachine werd ook elektriciteit gemaakt. Het was zelfs de bedoeling om ook stroom te leveren aan het dorp zelf.
En ook werd de gehele boerderij van stroom voorzien maar aangezien er 's avonds, wanneer men precies verlichting nodig had, niet gestookt werd, moest de geproduceerde elektriciteit opgeslagen worden in accu's. Ook de schoorsteen is een landmark in Wilderen. De technische installatie is quasi volledig bewaard en vormt daarmee een uniek stuk industrieel erfgoed op Europees niveau.
Een authentiek industrieel monument anno 1743 in het hart van het Truiense streekdorpje Wilderen te midden van uitgestrekte fruitboomgaarden.
Een hedendaagse brouwerij en distilleerderij, een imposante alcoholstokerij uit 1890 en een monumentale Haspengouwse vakwerkhoeve maken deel uit van dit uniek verhaal. Dit prachtig gerestaureerde domein is werkelijk de moeite om te bezoeken, de oude distilleerderij is volledig intact en kan in de weekenden bezocht worden. Een nieuw gebouw werd toegevoegd, maar stoort in het geheel niet, hier word nu lekkere bieren gebrouwen. Wilderen Goud en de Tripel Kanunnik. De vakwerkhoeve is prachtig gerestaureerd en is nu een gezellige taverne. Aan de straatzijde aan de kerk kun je het prachtige woonhuis bewonderen, best een geslaagde herbestemming van een bijzonder industrieel erfgoed.
INTERNATIONALE WANDERUNG / GESONDHEETSDAAG / GEHANSBIERGKNAPPEN. BUTSCHEBURG. / DUDELANGE 02/07/2011
INTERNATIONALE WANDERUNG.
GESONDHEETSDAAG
GEHANSBIERGKNAPPEN.
BUTSCHEBURG. DUDELANGE.
Dudelange: "Smidse van het Zuiden" genoemde stad ligt aan de voet van de berg St-Jean ("Mont St-Jean"). De staalfabriek en de hoogovens zijn vervangen door een koude pletmolen. Op de berg St. Jean, de gedeeltelijk herstelde ruïnes van het oude kasteel en de toeristische toren met wijdse panoramas. Stadsparken "Léi" en "E. Mayrisch". Natuurreservaat "Haardt" met een oppervlakte van 240 ha. Zijn de hoogtepunten van Dudelange.
We vertrekken met de wandeling op de gezondheidsmarkt op het plein voor het indrukwekkend stadhuis. Op het plein met kiosk staan verschillende standen van organisaties die zich bezighouden met gezondheid en gezondheidzorg. We vertrekken met de wandeling in het centrum maar vlug zijn we uit het stadje. Over de ringweg rond het stadje wandelen we naar de prachtige natuur. Als natuurliefhebber komen we in het zuiden van Groothertogdom heel erg aan ons trekken.
Wij kunnen hier ontdekken hoe de natuur stilaan weer de overhand krijgt daar waar de mijnbouw enkele decennia geleden is stilgevallen. Niet voor niets werd het zuiden le bassin minier-mijnbekken genoemd. Hier heeft de mijnbouw en de staalfabrieken zeker een stempel gedrukt op het landschap. Wij wandelen over de brug waardoor we een zicht hebben op de stad en dan klimmen we en komen zo in het natuurreservaat Haard.
VLINDERS
Hier is duidelijk de invloed van de mijnbouw te zien, maar ook hoe de natuur hier terug de overhand bekomt. Er is een bijzonder landschap ontstaan door mensenhanden geschapen. Maar hier is het wel prachtig om te wandelen met de hoge rotswanden, diepe groeven en dan hoe de natuur het terug overgenomen heeft. Wij wandelen door dit prachtig stukje natuur, genieten van de prachtige zichten en de verschillende vlinders die hier voorkomen. Gewoon prachtig. Na een heel eind door dit bijzondere landschap komen we terug in Dudelange.
Een prachtige wandeling met mooie fotos.
KASTEEL DUDELANGE op MONT SAINT JEAN
Kasteel Dudelange, lokaal ook wel bekend als Burg Dudelingen, Chateau du Mont Saint-Jean of Burg Johannisberg, ligt op een 80 meter hoge heuvel, ten westen van het dorp van Budersberg, ten noordwesten van de stad Dudelange in Luxemburg.
De heuvel is vernoemd Mont Saint-Jean (in het Frans), Johannisberg (in het Duits) of Gerhaansbierg (in het Luxemburgs) wegens de kleine kerk gewijd aan Johannes de Doper, die een belangrijke bedevaart plaats is geweest. Het is niet bekend wanneer het eerste kasteel op deze site is gebouwd. Uit Archeologische opgravingen bleekt dat in de Gallo-Romeinse tijd deze site bewoont was. De huidige ruïnes van Dudelange kasteel gaan terug naar het begin van de 15e eeuw. Het werd gebouwd door de Lords van Gymnich nadat de burg, die stond in de stad Dudelange zelf, werd verwoest. De daaropvolgende eigenaren; de Lords van Boulay, Neufchatel, Hunolstein en Isenbourg, het kasteel verfraaid en vergroot. Het kasteel stond bekend als een indrukwekkend kasteel waar beroemde feesten plaatsvonden. Na 1542 werd kasteel aanzienlijk beschadigd toen het werd veroverd en meerdere malen tijdens de oorlog tussen de koningen van Frankrijk heroverde; Francois I en Henri II en Karel V. In 1552 was het eindelijk verwoest door Franse troepen en verloor haar strategische waarde. Van toen af aan werden de ruïnes van kasteel Dudelange gebruikt als een steengroeve voor bouwmateriaal voor de omliggende dorpen.
Op dit moment zijn de ruïnes van kasteel Dudelange niet toegankelijk. Er worden grote werken uitgevoerd om de ruïne te bewaren voor het nageslacht. Er is ook een moderne uitkijktoeren tussen de kerk en de kasteelruïnes om een goed zicht op de hele site te hebben maar ook deze was niet open. Er is al verschillende jaren gewerkt om de ruïne bezoek baar te maken en het zal nog wat tijd vergen voor alles weer open is. Het is een leuke site, hoewel het moeilijk is voor te stellen hoe het eruit gezien moet hebben. Dus de ruïnes is niet erg indrukwekkend, maar de steile wandeling omhoog naar het kasteel is erg mooi. Met de prachtige Kruisweg die beneden aan de parking vertrekt en deze volgt tot aan het kerkje en dan nog even en je ben bij de ruïne. Toch tevreden dat we de ruïne bezocht hebben en hopen ooit nog eens terug te gaan wanneer ze open is en je er in kunt rond lopen.
35e MARCHE DE L'A.M.I. / AMICALE DES MARCHEURS INDEPENDANTS. / HAMME-MILLE 03/07/2011.
35e MARCHE DE LA.M.I.
AMICALE DES MARCHEURS INDEPENDANTS.
HAMME-MILLE.
Hamme-Mille een deelgemeente van Beauvechain, deel van Le Pays de la Dyledoorsneden door een reeks riviertjes die de streek een sterk heuvelachtig karakter bezorgen.
De streek bezit ook een rijkdom aan monumenten, kerken en kapellen. Maar vooral het groot aantal mooie gesloten of langgevelhoeven. Het prachtige Dijleland houdt niet op bij de taalgrens. De Dijle is zowel een Vlaamse als Waalse rivier en heeft een hele reeks schilderachtige bijriviertjes zoals de Train welke we een eindje volgen. Een klein gedeelte van het Meerdalwoud ligt in Hamme Mille. Op de wandeling treffen we verschillende mooie plekjes aan. We vertrekken met de wandeling door de velden. Mooi is het wel het graan dat de velden vult.
We wandelen rustig door de velden en komen dan aan het bos, waar we door wandelen. De streek heeft nog vele holle wegen waar we door wandelen. De bermen staan vol met wilde bloemen waar vlinders op komen. Prachtig om te zien, weer verder een voor ons duikt een prachtige vierkants hoeve op valt wel op in het groene landschap, wit geverfd met een prachtige toegangspoort, het woonhuis uit de jaren 1710 en de toegangspoort een 100 jaar jonger, het is een prachtig geheel. Wat verder opnieuw een indrukwekkende hoeve met een immense schuur en een kapel voor de schuur, mooi!
Weer verder met onze wandeling door de prachtige omgeving met de beboste heuvel flanken en de groene weilanden. Dan komen we in Grez Doiceau en hier wandelen we een eind langs de Train dan gaan we weer een eind langs velden met een zee van bloemen langs de velden, gewoon prachtig. Een Koninginnepage komt langs gevlogen en wat een prachtige vlinder, ben blij dat ik een paar mooie fotos heb kunnen nemen.
Dan komen we in Bossut, waar een prachtige oude school staat. Achter de kerk staat het kasteel van Bossut nu een klooster. Wij wandelen verder en verlaten het dorp weer een eind door de velden en langs een prachtige kasteelhoeve nu een paardenmanege. Nog even door de velden en dan wandelen we Hamme-Mille binnen en eindigt onze wandeling. Een aangename wandeling.
Deze Greenspot is een schitterende afspiegeling van Droog Haspengouw. Een buitengewoon boerenland met uitgestrekte akkers en spaarzame bosjes die als koepels boven de horizon uitsteken. De landelijke sfeer van weleer vind je terug in oude dorpskernen, omringd door monumentale vierkants hoeves en kastelen, met het monumentale kasteel van Heks als pronkjuweel.
Het is nog één van die typische rustige Haspengouwse dorpjes, gelegen in een prachtig en gevarieerd heuvellandschap. Dit stukje Haspengouw heeft nog veel weten te bewaren van de sfeer van weleer en ademt nog steeds op het ritme van de seizoenen. Vanaf een authentieke herberg in Vechmaal vertrekken de drie bewegwijzerde wandelingen. De Horne heeft een lange geschiedenis. Vanaf het begin van de tweede wereldoorlog lieten de vorige eigenaars het gebouw echter volledig verkrotten. In 1988 werd begonnen met de restauratiewerken. Deze verliepen over verschillende jaren en tot vandaag is er nog altijd werk voor de boeg. Herberg de Horne situeert zich in Horne (vandaar de naam) of Heurne St.Pieter; een gehucht van Vechmaal en vroegere Heerlijkheid van het Land van Loon. Reeds in het midden van de vorige eeuw deed het pand, de Horne, dienst als afspanning en herberg. Vroeger noemde men de herberg "au passage du Jourdain" omdat er een, helaas dichtgemaakt, beekje voor het huisje kabbelde. De Franstalige gasten waanden zich hierdoor, waarschijnlijk, na een behoorlijke dosis alcohol, aan de oevers van de Bijbelse Jordaan.
We wandelen vanaf de infoborden richting Het kasteel van Horne was vroeger in het bezit van de Tongerse Familie Bosch, wiens wapenschild nog steeds boven de ingangspoort van de kasteelhoeve prijkt. De kasteelhoeve en kasteel wit geschilderd zijn een heel bijzonder complex dat een lange geschiedenis heeft. Het Kasteel van Horne werd reeds herhaaldelijk gerestaureerd, en is nu in het bezit van de kunstfamilie Gerbrand-Van Tijn. De bijhorende hoeve dateert van 1743 en werd gebouwd door de familie Bosch. Vroeger bevond er zich nog de Kasino, een verdwenen huisje in de speciale (Engelse ?) stijl dat dienst deed als jachtwachtershuis, waar ook de seizoenarbeiders voor de bietenoogst logeerden. Het bijhorend bosje wordt Bosquet genoemd. Wij wandelen voorbij het kasteel en draaien zo het Haspengouwse landschap in. Koeien komen naar ons kijken en op de stroomdraden zitten jonge zwaluwen op een rij. Gewoon prachtig. Vechmaal bezit verschillende vierkants hoeven je komt er verschillende tegen op de wandeling. Hoeve Picard daar kun je lekker hoeve ijs proeven.
Wij wandelen weer een eind verder om dan de dorpskom van Vechmaal te verlaten. We duiken het veld binnen om dan langs De Grotten van Hinnisdael Deze Grotten dateren waarschijnlijk van voor de tijd der Romeinen. Ze maken een geheel uit met de mergel- en silexgroeven van de Jekervallei. De grotten bevinden zich te midden van een bosje op ongeveer 1100 m van de kerk. Daar bevindt zich de ingang van de "Grote Grot" of de grotten van Hinnisdael, zo genoemd naar de vroegere eigenaars. Daar men de grotten ook "kuilen" noemt, is het duidelijk dat de silex aanvankelijk aan de grond gewonnen werd. Pas later is men begonnen met de horizontale uitbating via gangen. Het landschap aan de kuilen is hiervan een treffend voorbeeld. De grotten vormen drie groepen van onderaardse, tamelijke ruime gangen, uitgezaagd in de bovenlaag van de zachte Maastrichterse tufsteen, in de volksmond "mergel" genoemd.
Wij wandelen verder door een prachtige Holleweg en dan langs kasteel van Hennisdael. Volgens een oude legendarische stamboom klimt dit geslacht op tot een zekere Gillis van Hinnisdael, die Graaf Filips van Vlaanderen vergezelde op zijn tocht naar het Heilig Land. Het wapenschild van deze koene ridder, dat trouwens door alle Limburgse van Hinnisdaels werd gevoerd, hangt nog steeds in het Kruisvaartmuseum te Versailles en is "van zwart met in een zilveren schildhoofd drie zwarte vogels, rood gebekt en gepoot". Het is ook nog te zien in het kerkje van Sint-Pieters-Horn bij Vechmaal op de grafsteen van Daniel van Hinnisdael (+1298) en op nog vele andere grafkruisen en monumenten.
De bekendste stamgenoot is wel François Hennisdael, heer van Betho bij Tongeren, die door Keizer Karel V tot graaf verheven werd en gehuwd was met Marie Florence de Berchem, vrouwe van Kraainem en Woluwe. In en buiten onze provincie wonen nog steeds vele geslachten met de naam Hinnisdaels. Het zijn praktisch allemaal afstammelingen van dit voorname geslacht, al is het dan meestal wel via de linkerhand. We wandelen nu terug door het dorpje langs de kerk en zo terug naar ons startpunt. Om de vier maanden controleren we deze wandeling van 6 kilometer en toch blijft ze telkens weer verrassen.
JUBILEUMTOCHT 'TE VOOT' / TE VOOT / GEULLE-MOORVELD. NL. 26/06/2011.
JUBILEUMTOCHT TE VOOT.
TE VOOT
GEULLE-MOORVELD.NL.
Moorveld ligt aan de rand van het plateau in het noorden van de gemeente Meerssen, ingeklemd tussen Maastricht-Aachen Airport en Geulle.
Oorspronkelijk behoorde het dorp bij de gemeente Ulestraten maar sinds de gemeentelijke herindeling van 1982 behoort het tot de nieuwgevormde gemeente Meerssen. We vertrekken met onze tocht in Moorveld en al heel vlug komen we in Geulle is gelegen in het Maasdal. Het dorp is verdeeld in een drietal gedeelten. Het meest westelijke gedeelte is gelegen tussen de rivier de Maas en het Juliana kanaal. Deze oude kern wordt ook wel Geulle aan de Maas genoemd en is met de rest van Geulle verbonden via een brug over het Julianakanaal.
De rest van Geulle is verdeeld in een 'laag' Geulle en een 'hoog' Geulle, plaatselijk ook wel Geulle beneden en Geulle boven genoemd. Beide gedeelten zijn op natuurlijke wijze van elkaar gescheiden door het Geulse bos, dat onderdeel uit maakt van het Bunderbos of ook wel bronnenbos genoemd. Dit bos is zowel nationaal als internationaal zeer bekend om zijn mooie flora en fauna. We wandelen verder door de mooie omgeving. En wandelen door het bos met mooie paden. Dan komen we aan het Julianakanaal. Mooi om te wandelen op de dijk, met zijn bloemen en vlinders.
Dan komen we in Bommelen een deelgemeente van Meerssen met prachtige oude boerderijen en landerijen. Veel afwisseling hebben we hier weilanden, stukken bos met mooie lanen en akkers vol met granen, mooi om te wandelen en te genieten van de omgeving. Wat verder komen we terug aan in Geulle, langs een bos en terug naar ons vertrekpunt. Een mooie wandeling in Nederlands Limburg.