Kijk eens aan, in dit horrorgebouw heb ik vroeger een groot deel van m'n kindertijd verprutst en verknald, kostbare tijd verloren, nooit meer te herstellen, nooit meer goed te maken. Veel verloren tijd en veel verloren inspiratie.
Ik laat deze foto zien omdat het een oord van verderf was. Er hingen overdadige wierooknevelen, bewierookte luchten, verdorven luchten. Ook de priesters in de biechtstoelen ademden kwalijke geuren uit. De foto laat de ingang zien van het oude Heilig Hartkerkje op de Oude Kuringerbaan in Hasselt. De pilaren en de trappen op de voorgrond waren een verzamelplaats voor kerkgangers om na de mis roddelnieuwtjes en andere ordinaire zever met elkaar uit te wisselen.
Er was een sacristie, links naast het altaar waar priesters zich lustig vergrepen aan misdienaartjes en waar pasbevallen moedertjes hun onzedige zondekes kwamen opbiechten. De witte wijn stroomde rijkelijk en de misdienaars werden royaal vergoed voor hun bewezen diensten aan de priesters.
Kindermishandeling - Toen ik als onmondig kind overgeleverd was aan de nukken van mijn bijgelovige ouders werd ik verplicht om de wekelijkse misviering bij te wonen, de hoogmis, daar waar alle vooraanstaande parochianen aanwezig waren. Ik neem het mijn ouders ten zeerste kwalijk dat ze mij als kind zonder eten en zonder drinken naar een koele kerk stuurden om op een harde rieten stoel een heel uur lang te luisteren naar achterlijke prietpraat van geestelijken en te kijken naar hun wijdse gebaren alsof ze het altaar wilden omtoveren in een hemel op aarde.
Met m'n knieën op een harde rieten stoel en met een nuchtere maag om de 'heilige' hostie te mogen ontvangen, werd ik misselijk en draaierig en zat ik te wiebelen op m'n ongenadig-harde kerkstoel. Mijn 'wangedrag' werd onmiddellijk doorgeseind aan mijn ouders door alerte kerkgangers die verklikkertje speelden. Zij kwamen niet naar de kerk om in alle ingetogenheid te bidden, maar om te spioneren en vervolgens verslag uit te brengen aan mijn ouders. Dat was toen de gangbare hobby van wijkbewoners die alleen maar naar "de mis" kwamen om elkander te beloeren en begluren en om 's anderendaags over te roddelen bij andere kerkgangers en ouders van de aanwezige jeugd. Iedereen kende er iedereen, en elk misstapje ontging niet aan de op sensatie beluste kwatongen.
"Ite missa est"... eindelijk de verlossende woorden!
En dan moest ik 's middags ook nog eens wachten op de warme maaltijd tot iedereen bediend was, ja, jongens eerst, zo ging dat vroeger.
|