Ik ben Van Camp Alfons, en gebruik soms ook wel de schuilnaam fonne - ennof - fons - alfons - fonsvc - alfie.
Ik ben een man en woon in Antwerpen (België) en mijn beroep is gepensionneerde politieman.
Ik ben geboren op 29/12/1935 en ben nu dus 89 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: genealogie - voetbal - zwemmen en tennis.
Jef was de zoon van leurster Annemie. Deze man was sigarenmaker en woonde in de stenen Poort in de Korte Ridderstraat.
Zijn moeder Annemie leurde in de Parochie van Miserie met citroenen. Met twee manden was ze steeds onderweg in de straatjes van de 4de wijk om de vruchten aan kooplustige voorbijgangers kwijt te raken. Annemie was groot van gestalte. Ze had een ruw uiterlijk en een lelijk gezicht.
De vader van Jef werkte bij de ruimingsdienst van de stad. Hij was meer dronken dan nuchter tot groot verdriet van moeder Annemie.
A. Van Cakenberghe beschrijft in "Wij, jongens van hetSint-Andrieskwartier" de huwelijksdag van Jef Diels.
De zesendertigjarige Jef was op de ochtend van zijn trouwdag om zes uur dronken aan de arm van zijn getuige Jan De Most naar huis gekomen. Moeder Annemie was toen razend kwaad op zoonlief geworden en had hem bont en blauw geslagen. Het naderde echter half elf, het uur waarop het huwelijk zou voltrokken worden op het stadhuis. De toekomstige bruidegom werd in allerijl gewassen en hij nam nog een wambuis mee van een plank uit het magazijn van buurman Herremans. Twee vuile bolhoeden werden hem vlug in de handen gestopt, één voor hemzelf en één voor de getuige.
Annemie had nog een tiental citroenen aan elkaar gebonden rond een dikke stok en gaf die aan Jef mee als bruidsboeket voor zijn toekomstige vrouw.
Vader Diels, zoon Jef en getuige Jan De Most trokken toen naar de woning van de veertigjarige bruid in de Begijnenstraat. Ze woonde vijf huizen voorbij de gevangenis. Voor ze echter bij de wachtende vrouw zouden arriveren, dronken ze onderweg nog enige borrels in " 't Grijs Peerd".
Toen ze enkele minuten voor half elf haar woning stom-dronken binnenstrompelden, schrok de bruid zo hevig dat ze tegen de tafel viel waarop de borrels elixir klaar stonden om de mannen te verwelkomen. Deze vielen met kletterend geluid op de grond. De tientallen scherven vlogen doorheen de kamer. De broers van de bruid werden razend kwaad op de drie mannen en wierpen zich op hen. Er ontstond een hevig gevecht. De buurvrouwen kwamen op het lawaai toegelopen en moeiden zich er ook nog mee zodat de hulp van de politie moest worden ingeroepen.
Vader, zoon en getuige moesten de nacht doorbrengen op het bureau. Zo kwam een triest einde aan de geplande huwelijksdag van Jef en zijn toekomstige echtgenote. Het huwelijk is later niet meer doorgegaan.
Jef is trouwens nooit getrouwd geraakt tot grote vreugde van moeder Annemie.
X.702.- - DE RIJCK Guillaume Josephus = Antwerpen, St.-Andrieskerk op ZA 6.5.1775 Zoon van : - Henry DE RIJCK - zie XI.1404 -, en - Anne Marie GEBIES - zie XI.1405 - - - - + Antwerpen, VR 27.12.1833, om 11.00 uur 's morgens in de woning gelegen S4/168 = Lange Ridderstraat 67 Hij was 58 jaar oud. (OA nr 2003/dd. 17.12.1833, Antwerpen) - - - x Antwerpen, 10 messidor jaar VIII (= ZO 29.6.1800), met : Stammoeder : X.703.- - PRINS Isabella Maria = Antwerpen, St.-Andrieskerk op MA 7.5.1781 Doopgetuigen : - Joanna Barbara Cools en - Isabella Maria Dassens Dochter van : - Paschasius Guilielmus PRINS - zie XI.1406 - , en - Joanna Catharina STEENS - zie XI.1407 - - - - + Antwerpen, ZO 12.9.1852, om 3.00 uur in het Burgerlijk Gast- huis. Adres bij overlijden : - S4/1683/1 = Vliersteeg 71. Zij was 71j. - 4 mnd en 5 d. oud (OA nr 1801, dd. 14.9.1852, Antwerpen) (HA 202, dd. 29.6.1800, Antwerpen) Getuigen bij hun huwelijk : - Pierre Vandenbergh, 75 jaar, drukker, kozijn van de echtgenoot, - Michel Sigemont, 26 jaar, wever, - Charles Joseph Boudrie, 39 jaar, wolbewerker, schoonbroer van de echtgenoot. Allen gehuisvest te Antwerpen. - - - - - - - - - - 6 kinderen uit dit huwelijk : 1° kind : X.702.1.- - DE RIJCK Maria Barbara ° Antwerpen, WO 6.8.1800 - zie IX.351 - - BETOVERGROOTMOEDER - - - - - - 2° kind : X.702.2.- - DE RIJCK Jean Catherine ° Antwerpen, DI 23.11.1802, om 6.00 uur 's morgens. (GA nr 1311, 10 thermidor VIII, Antw.) - - - - - 3° kind : X.702.3.- - DE RIJCK Pierre, arbeider ° Antwerpen, ZO 16.2.1812, om 7.00 uur 's morgens (GA nr 298, dd. 17.2.1812, Antwerpen) - - - + Antwerpen, DO 25.5.1865, om 7.00 uur 's morgens in het Burgerlijk Gasthuis. Hij was 53j.-3mnd en 19 d. oud. Adres bij overlijden : - Vliersteeg 73. (OA nr 1723, dd. 26.5.1865, Antwerpen) - - - x Antwerpen, WO 25.9.1833, met : - BAKHOVEN Maria, uitleurster ° Antwerpen, MA 18.10.1813, om 6.00 uur 's avonds. Dochter van : - Petronella BAKHOVEN uitleurster (GA nr 2034, dd.. 19.10.1813, Antw.) - - - + Antwerpen, DO 2.8.1866, om 15.30 uur in de namiddag in haar woning gelegen Vliersteeg 73. Zij was 52j.-9mnd en 15 d. oud (OA nr 4282, dd. 3.8.1866, Antwerpen) (HA nr 366, dd. 25.9.1833, Antwerpen) Getuigen bij hun huwelijk : - Gaspar De Boeck, 44 jaar, aangehuwde oom van de echtgenoot, - Josephus Frederickx, 31 jaar, volle neef van de echtgenoot - Jacobus Frederickx, 28 jaar, idem, en - Franciscus Janssens, 33 jaar Allen gehuisvest te Antwerpen. - - - - - - - - - - Kind uit dit huwelijk : X.702.3.a.- - BAKHOVEN Petronella ° Antwerpen, 31.12.1861 - - - - - - - - - - 4° kind : X.702.4.- - DE RIJCK Joanna Catherine frituuruitbaatster ° Antwerpen, WO 29.5.1816, om 7.00 uur 's morgens. Adres bij geboorte : - S4/2399 : Steegsken 9 (GA nr 947, dd. 30.5.1816,Antwerpen) - - - + Antwerpen, WO 16.5.1883, om 6.00uur in de namiddag. Adres van overlijden : - Kronenburgstraat 56 S8. Zij was 66 j.-11mnd en 17 d. oud (OA nr 2046, dd. 17.5.1883, Antwerpen) - - - x Antwerpen, DO 2.11.1843, met : - MERKET Franciscus, arbeider ° Antwerpen, WO 13.3.1805, om 10.00 uur 's morgens. Adres bij geboorte : - S4/1687 = Vliersteeg 79 Zoon van : - Pierre Josephus MERKET, werkman, ° Antwerpen 1797, en - Maria Dardenne, ° Antwerpen 1796 (GA nr 909, dd. 23 ventose XIII, Antw.) (HA nr 548, dd. 2.11.1843, Antwerpen). Adressen bij hun huwelijk : Hij : - S4/1682 = Vliersteeg 69 Zij : - S4/1683 = Vlierstraat 71 Getuigen bij hun huwelijk : - Joannes Baptista Merket, 34 jaar, broer van de echtgenoot, - Petrus De Klopper, 20 jaar, zwager van de echtgenoot, - Adrianus Van Arendonck, 43 jaar, idem - Petrus De Rijck, 32 jaar, broer van de echtgenote. Allen gehuisvest te Antwerpen. - - - - - 5° kind : X.702.5.- - DE RIJCK François Joseph ° Antwerpen, DO 12.8.1819, om 8.00 uur 's avonds. Adres bij geboorte : - S4/2422 = Scheldeken 30 (GA nr 1400, dd. 13.8.1819, Antwerpen) - - - + Antwerpen, WO 18.8.1819, om 9.00 uur 's morgens Adres van overlijden : - idem als hiervoor Hij was 6 dagen oud. (OA nr 1011, dd. 19.8.1819, Antwerpen) - - - - - 6° kind : X.702.6.- - DE RIJCK Jeanne Marie, borduurster ° Antwerpen, WO 14.3.1821, om 9.00 uur 's morgens. Adres bij geboorte : - S4/1790 = Lange Ridderstraat 12 (GA nr 489, dd. 15.3.1821, Antwerpen) - - - + Antwerpen, DO 2.7.1885, om 4.00 uur 's middags. Adres bij overlijden : - Groote Dok 10 S7. Zij was 64j.-3mnd en 17d. oud. (OA nr 2744, dd. 4.7.1885, Antwerpen) - - - x Antwerpen, 4.8.1841, met : - GOUJON Franciscus, natiebaas ° Antwerpen, 22.2.1821, om 6.00 uur 's morgens. Zoon van : - Henricus Philibertus GOUJON, touwslager, ° St.-Germaine en Leye (dép. de la Seine en Oise) 1826, en - Anna Maria DE CORT ° Antwerpen 1827 (GA nr 354, dd. 22.2.1821, Antwerpen) - - - + Antwerpen, MA 1.9.1862, om 12.30 uur in de namiddag. Adres bij overlijden : - Burghtplein 15 S1. Hij was 41j.-6mnd en 10d. oud. (OA nr 2103, dd. 3.9.1862, Antwerpen) (HA nr 393, dd. 4.8.1841, Antwerpen) Adressen bij huwelijk : Hij : - S4/1683/2 = Vliersteeg 71² Zij : - S4/1684 = Vliersteeg 71. Getuigen bij hun huwelijk : - Petrus De Rijck, 29 jaar, broer van de echtgenote - Adrianus Van Hasendonck, 41 jaar, zwager van de echtgenote, - Jean Baptista Morré, 50 jaar, zwager van de echtgenote, en - Petrus Cosses, 59 jaar, allen arbeiders en gehuisvest te Antwerpen.
We gaan even de folkloristische figuren laten rusten en begeven ons terug op pad om onze voorouders te ontdekken.
Vandaag gaan we verder met onze Stamvader : X.700.- - LAMBERT Egidius Josephus waarvan wij spijtig genoeg geen verdere gegevens hebben. Hij was de man van stammoeder : X.701.- - DE MARET Maria Josepha ° Sart-Dames-Avelines (Br) ca 1772 Dochter van : - Antonius Josephus DE MARET - zie XI.1402 -, en - Maria Josepha CUVELIER - zie XI.1403 - - - - - - + Antwerpen, op WO 21.1.1852, om 1.00 uur 's morgens in het Burgerlijk Gasthuis. Zij was 80 jaar-11 maand en 23 dagen oud. Adres bij overlijden : - S2/191 = Falconplein 31 (OA nr 166, dd. 21.1.1852, Antwerpen) - - - - - - - - - - Kind uit dit gezin : X.700.1.- - DE MARET Joannes Baptista ° Tilly (Br), VR 26.1.1798 - zie IX.350 - - OUDBETOVERGROOTVADER -
Vandaag vertellen we over Raas,Zotten Raas, ook wel baron Raas genoemd, was de grote varkensbeenhouwer op de Steenhouwersvest. Hij verkocht de beste "frut" van heel de stad. Frut is gekapt vlees. Men kon voor drie centen reeds een redelijke snede "frut" van hem kopen. Van heinde en verre kwam men bij Raas op de vloer. Raas is niet altijd een grote varkensbeenhouwer geweest. Hij was als "frutterke" begonnen in een klein bekrompen winkeltje in de Kammenstraat.
Zijn degelijke waar en zijn billijke prijzen bezorgden hem een groot kliënteel onder alle standen van de maatschappij. Zo werd hij rijk. Hij ging er zienderwijze op vooruit zodat men hem een miljonair begon te noemen.
Waarom men hem voor zot versleet, wie zal het zeggen ? Er was niets van die geestelijke afwijking aan hem te zien, noch in zijn spraak, noch in zijn doen. En toch scheen de benaming niet helemaal uit de lucht gegrepen. Zij geluk moet hem van grootheid en glorie hebben doen dromen. Hij wilde in de adelstand opgenomen worden. Daar streefde hij dan ook naar. Het deed dan ook weldra in de wijk de ronde dat hij zich een baronstitel had aangekocht. Wat zeker is, is dat hij bij de "Garde d'honneurs" ingelijfd werd. Dat was een afdeling van de Burgerwacht waar alleen gegoede burgers en aristocraten konden in opgenomen worden. Daarin bekleedde hij een vooraanstaande plaats, kapitein of zo iets van die aard. Want men zag hem bij de paardetochten steeds aan het hoofd van de afdeling paardenvolk rijden. En dit zo fier als een pauw. Zijn kledij en zijn paard waren tot in de puntjes verzorgd. Wanneer hij bij zulke optochten voorbij reed, dan wezen de mensen hem aan en zeiden : "Zie, dien daar, dat is Raas".
Hij was niet alleen groot, hij was ook dik. Hij moet zeker wel honderd kilo gewogen hebben. Denk nu niet dat hij in evenredigheid met zijn gestalte een stem als een klok had. Integendeel. Hij had een teer en fijn kinderstem-metje, op zijn best de stem van een groot meisje. Als hij een commando uitgeroepen had, klonk het nooit erg bevelend.
Raas had een breed en vol gezicht in de kleur van de kam van een kalkoen, wat met het blanke van zijn vet een hoogrose tint gaf. Omdat men hem nooit met een baard zag, kwam dit zeer goed uit. Hij beschikte over een klein mondje, een dubbele kin, een brede borst en kleine handen als kussentjes. De mensen zeiden : "Geef hem een appelsien of een citroen in zijn mond en hij is precies een vet varken".
Deze schatrijk geworden worstendraaier heeft zich, niettegenstaande zijn maatschappelijke rang of stand, nooit om zijn afkomst geschaamd. Hij bleef zijn beroep uitoefenen en het gebeurde vaak dat men "baron Raas" in zijn beenhouwerspakje in de winkel zag staan. Laat hem dan maar naar eer en grootheid hunkeren, er zijn mensen die zotter deden.
…Gespuis, stumperds, ellendelingen, bandelozen… à 1. Uit: { DE LATTIN A. – De politie waakt – 1976 – p. 101 } De verschrikkelijke 4de of Sint-Andrieswijk… Verslag van haar commissaris in het jaar 1841: 9.500 tot 10.000 behoeftigen meer dan in andere stadswijken. De bewoners onderscheiden zich door hun rumoerigen geest. Enkele hunner straten zijn de gewone verblijfplaats van ontslagen tuchthuisboeven en van al wat uit de samenleving gestooten is. Reeds in 1831 waren er 161 herbergen voor de volksklas. Sedertdien steeg hun aantal haast met den dag. Veel plezier: Niet minder dan vier parochiekermissen en bovendien verscheidene markten. Allen zijn van bijzonderen aard en eischen een bijzonder politietoezicht. In de straatjes krioelt het van het gespuis. Breekt het uit zijn wijk, dan is het om elders den boel op stelten te zetten. En respect voor de burger, geen zier. Op de “promenade publique”, tusschen de Harmonie en de Begijnenpoort, paradeeren bij zomerdag de deftige Antwerpenaren met al de leden van hun gezin. Het is er landelijk, het is er lommerlijk en men kan er elkaar bewonderen en salueeren volgens de regels van het burgerlijk fatsoen. Opgepast echter voor het jonge galgenaas uit de Steenberg- en Rochusstraat. Iedere wandelaar die met een witten hoed gesierd is, krijgt een karrevracht beleedigingen naar den kop. In beleedigingen is trouwens het Sint-Andrieskwartier de baas. De tong is scherp en geslepen en niemand hoeft er naar zijn woorden te zoeken. Louis Eeckhout, de bleeker uit de Rochusstraat, is zeker een rustig burger, en zijn dochter Theresia het fatsoenlijkste meisje dat men zich droomen kan. Zij denkt dan ook het volle recht te hebben in de wijk te wandelen. Zij vergeet alleen dat zij de spruit van een burger is, dus eigenlijk niet in het lijstje van de wijk past. Twee feeksen uit de Boeksteeg gaan haar te lijf, spuwen haar in het gelaat, geven haar een klap, schelden haar uit voor hoer, dievegge der weezen, canaille. De reden? Vader Eeckhout moest geld van hen hebben en had het den vorigen dag aangedurfd het hun te vragen… à 2. Uit: { POFFE E. – Plezante mannen in een plezante stad. - 1913 - p. 226. } De bevolking van de Vlierstraat was wel het wonderlijkste samenraapsel van stumperds en ellendelingen dat ge verdenken kondet. Het huisraad en porseleinwerk stond voor de vensters uitgepakt, of beter gezegd voor de luchtgaten, want ruiten waren gewoonlijk afwezig, uitgegooid door de kinderen of uitgeslagen door de vechtende ouders. à 3. Uit: { VAN CAUWENBERGH G. – Gids voor Oud Antwerpen – 1975 – p. 123. } Sint-Andrieskwartier, vierde wijk, parochie van miserie, luizenmarkt, rode burcht – allemaal namen om één en dezelfde wijk aan te duiden. Een programma, een calidoscoop waarin zowel de berusting in het lot van verschoppeling, volkse vroomheid, als het verzet tegen de ellende aanwezig zijn. à 4. Uit: { De LATTIN A. – Dit waren Gemini’s kinderen – 1957 – p. 157 } De meeste zwervers en bandelozen resideerden, voor zover zij ergens iets of wat vast hokten, in het Sint-Andrieskwartier. Daar troepten zij tesamen als mieren. In de Kloosterstraat, de Lepelstraat, de Schoytestraat, de Prekersstraat en in al de gangen en steegjes die men in die straten in overvloed aantrof.
Geen wijk in Antwerpen heeft zoveel namen als het Sint Andrieskwartier: de Vierde Wijk, de Parochie van Miserie, de Luizenmarkt, de Rode Burcht. Ze is de wijk van volkse figuren zoals Mie Citroen, Zotte Rik en Lange Sander. Maar ook van grote namen zoals Hendrik Conscience, Door Van Rijswijck, de volksschrijver John Wilms en Lode Zielens.
Het was een typische arbeidersbuurt en uitsluitend bevolkt door de armsten der armen. In de ontelbare gangen en stegen en smalle straatjes, in de dikwijls bekrompen huisjes, woonden een bonte mengeling van leurders, dokwerkers, koffieboonraapsters, zakkenmaaksters, zwervers en bedelaars.
Vandaag is het nog steeds een levendige buurt, waar het aangenaam is om te wonen. De misérie is gelukkig verdwenen, maar enkele mooie pareltjes zoals de Paardekensgang en de Sint Andrieskerk nog niet.
Sint-Andrieskerk
Paardenpoortje of Paardekensgang
In enkele vorige berichten beschreven wij reeds enkele gekende straten in Antwerpen. Sommige zijn verdwenen, en sommige bestaan nog steeds. Zo is de "Vliersteeg" één van die stegen die nu niet meer bestaan. Thans noemt zij zich als Korte -en Lange Vlierstraat, waarvan de ene uitkomt in de Nationalestraat (de vroegere Boeksteeg) en de andere in de Kloosterstraat.
We willen u de kostelijke beschrijving van de inwoners van de Vliersteeg door Edward Poff niet onthouden:
"De bevolking van de Vliersteeg was wel het wonderlijkste samenraapsel van stumperds en ellendelingen dat ge verdenken kondet en de nijverheid, welke men daar uitoefende, zou, mij dunkt, heel goed gepast hebben in een tentoonstelling van wondere kostwinningen. De vrouwen, zij die een 'treksken' van het armenbestuur genoten moesten overdag straat in, straat uit slenteren, met een gieter in de eene, een ijzeren krabber in de andere hand, om de bestaande of toevallige pissijnen te kuischen. Met een geneverneus, een dikke zwartsaaien muts op het hoofd en kousen voor wanten aan hunne handen, sletsten zij op klompen den heelen dag door dik en dun, snapten ondertusschen een stevigen borrel en kwamen 's avonds juist in tijd naar huis, om geregeld een kloppartij met hunnen wettigen echtgenoot te houden. Het huisraad en porseleinwerk stond uitgepakt voor de vensters, of beter gezegd voor de luchtgaten, want ruiten waren gewoonlijk afwezig, uitgegooid door de kinderen of uitgeslagen door de vechtende ouders...."
In aansluiting van wat er over het Sint-Andrieskwartier wordt verteld is dit eveneens een prachtig stukje folklore.