Ik ben Van Camp Alfons, en gebruik soms ook wel de schuilnaam fonne - ennof - fons - alfons - fonsvc - alfie.
Ik ben een man en woon in Antwerpen (België) en mijn beroep is gepensionneerde politieman.
Ik ben geboren op 29/12/1935 en ben nu dus 88 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: genealogie - voetbal - zwemmen en tennis.
Wandeling in het Sint-Andrieskwartier - Deel 5 - Moeder Netje -
Moeder Netje
Het oorlogsgeweld kostte aan duizenden Sinjoren het leven.
Op 28 november 1944 werd Lode Zielens op de hoek van de Simonsstraat en de Plantin -en Moretuslei dodelijk getroffen door een V-bom. Op die plaats werd op 24 juni 1951 het beeld van "Moeder Netje" onthuld ter nagedachtenis van de schrijver in wiens werk het meelijwekkend proletariaat ten tonele werd gevoerd met zijn materiële en morele noden. Moeder Netje, het onvergetelijke hoofdpersonage uit "Moeder, waarom leven wij ?", werd gebeeldhouwd door Leopold Van Esbroeck.
Bij de verbreding en herprofilering van de Simonsstraat werd het beeld in december 1962 naar de binnenkoer van het Archief en Museum van het Vlaams Kultuurleven in de Minderbroedersstraat overgebracht. Een te verantwoorden plaats, aangezien Lode Zielens er lange tijd werkzaam was. Toch werd herhaaldelijk gepleit om het monument terug in het Antwerpse straatbeeld te brengen.
In november 1975 kwam Moeder Netje na het beëindigen van de restauratiewerken aan de Sint-Andrieskerk in het plantsoentje bezijden de kerk, vlak bij de Pompstraat, waar Lode Zielens in 1901 het leven zag.
Lode Zielens, wiens werk getuigt van een schrijnend heimwee naar een beter en schoner lever, kreeg verder nog 2 gedenkplaten (Carnotstraat 90 en geboortehuis Pompstraat 17) en eind 1949 zijn laan op Linkeroever, tussen Thonetlaan en Halewijnlaan.
(Gelezen in de afzonderlijke bijdragen van Gazet van Antwerpen (van 16.11.1982 tot 21.1.1983)
In 1876 verkocht Edward Moretus de drukkerij met volledige inboedel aan de stad Antwerpen. Een jaar later, in 1877, kon het publiek het woonhuis en de drukkerij bezoeken.
In 1951 werd het museum heropend nadat het in 1944 zwaar beschadigd was door een Duitse V2 raket.
In 2002 werd dit museum genomineerd als UNESCOwerelderfgoed en in 2005 effectief op de lijst geplaatst (als eerste museum ooit), omdat dit een historische drukkerij uit de zestiende eeuw is, die uitzonderlijk goed is bewaard.
Wandeling in het St.-Andrieskwartier - Deel 2 - Vrijdagmarkt te Antwerpen -
De Vrijdagmarkt Deze markt bevindt zich in de onmiddellijke omgeving van het modekwartier. Midden op het plein staat het standbeeld van de Heilige Sint-Catharina, patronesse van de Kleerkopers, die vanop haar sokkel neer kijkt op het "gemarchandeer" van haar beschermelingen.
Het plein is ontworpen door de 16e eeuwse stadsbouwer Gilbert Van Schoonbeke voor de verkoop van tweede handskledij. De traditie van de wekelijke vrijdag (en woensdag) gaat heden ten dage nog door voor de verkoop van gedragen klederen en afgedankte meubelen, en is erg in trek bij het publiek. Het is een stukje van Antwerpse folklore en bestaat reeds sedert 1549.
Een groot deel van het plein werd herbouwd, met respect voor het origineel 16° eeuws karakter, nadat een Duitse V-bom het vernietigde in 1945.
Wandeling in het Sint-Andrieskwartier - Deel 1 - Het Modepaleis -
Dicht bij het Antwerpens toeristisch centrum en het naastbijgelegen Zuid ligt deze relatieve stille buurt waar mensen van alle leeftijd en elke achtergrond hun thuis vonden. Het bekwam een arbeidsklasse area in de 15° eeuw, 400 jaar later was het het center van sociale onrechtvaardigheid. Vandaag is het Sint-Andrieskwartier een vredevol en plezante buurt. Het feit dat we ons dicht bij de rivier "De Schelde" bevinden, is een pluspunt; ge kunt hier bij wijze van spreken zelfs de zeelucht ruiken.
3 zéér drukke winkelstraten kruisen en omgeven dit oud kwartier; bric-a-brac-shops en antiquairwinkels van alle slag vindt men in de Kloosterstraat, men kan dagelijk winkelen in de Nationalestraat, en de modewinkels vindt men in de Steenhouwersvest, Lombardenvest en Kammenstraat.
De Kloosterstraat is de enige overgebleven referentie van het eens zo machtig Nobertaans klooster dat hier gedurende 7 eeuwen stond. De Fransen vernietigden het in het begin van de 19° eeuw. 15 jaar geleden was deze straat een arme en genegeerde straat. Vandaag is het echter een "must" voor iedereen die van antiek of dergelijk houdt, echt - vals - of nieuw het doet-er-niet-toe.
Nadat wij reeds uitvoerig de meest folkloristische figuren uit het Sint-Andrieskwartier hebben besproken, gaan wij vanaf vandaag eens een wandeling maken in het kwartier waar onze voorouders woonachtig waren en opgegroeid zijn.
Hoe het er vandaag uitziet vertellen wij in de volgende rubrieken, beginnende vanaf de Groenplaats, met het :
Het Modepaleis De 19e eeuwse hoekwinkels - samen met dit "Modepaleis" zijn originieel gebouwd als een grote binnenkomst in de Nationalestraat. Zij waren eens het centrum voor herenkleding en vele Antwerpse mannen en jongens kochten hier hun "zondagskleren".
In de 70er jaren sloten de meeste winkels hun deuren en gaven aan dit stadsdeel een verlaten indruk. Gelukkig koos de wereldvermaarde Dries van Noten voor deze monumentale gebouwen als zijn hoofdkwartier.
Terwijl het ganse, komplete en originele interieur werd behouden, opende hij de weg voor andere ontwerpers om zich te vestigen in dit stadsgedeelte.
…Gespuis, stumperds, ellendelingen, bandelozen… à 1. Uit: { DE LATTIN A. – De politie waakt – 1976 – p. 101 } De verschrikkelijke 4de of Sint-Andrieswijk… Verslag van haar commissaris in het jaar 1841: 9.500 tot 10.000 behoeftigen meer dan in andere stadswijken. De bewoners onderscheiden zich door hun rumoerigen geest. Enkele hunner straten zijn de gewone verblijfplaats van ontslagen tuchthuisboeven en van al wat uit de samenleving gestooten is. Reeds in 1831 waren er 161 herbergen voor de volksklas. Sedertdien steeg hun aantal haast met den dag. Veel plezier: Niet minder dan vier parochiekermissen en bovendien verscheidene markten. Allen zijn van bijzonderen aard en eischen een bijzonder politietoezicht. In de straatjes krioelt het van het gespuis. Breekt het uit zijn wijk, dan is het om elders den boel op stelten te zetten. En respect voor de burger, geen zier. Op de “promenade publique”, tusschen de Harmonie en de Begijnenpoort, paradeeren bij zomerdag de deftige Antwerpenaren met al de leden van hun gezin. Het is er landelijk, het is er lommerlijk en men kan er elkaar bewonderen en salueeren volgens de regels van het burgerlijk fatsoen. Opgepast echter voor het jonge galgenaas uit de Steenberg- en Rochusstraat. Iedere wandelaar die met een witten hoed gesierd is, krijgt een karrevracht beleedigingen naar den kop. In beleedigingen is trouwens het Sint-Andrieskwartier de baas. De tong is scherp en geslepen en niemand hoeft er naar zijn woorden te zoeken. Louis Eeckhout, de bleeker uit de Rochusstraat, is zeker een rustig burger, en zijn dochter Theresia het fatsoenlijkste meisje dat men zich droomen kan. Zij denkt dan ook het volle recht te hebben in de wijk te wandelen. Zij vergeet alleen dat zij de spruit van een burger is, dus eigenlijk niet in het lijstje van de wijk past. Twee feeksen uit de Boeksteeg gaan haar te lijf, spuwen haar in het gelaat, geven haar een klap, schelden haar uit voor hoer, dievegge der weezen, canaille. De reden? Vader Eeckhout moest geld van hen hebben en had het den vorigen dag aangedurfd het hun te vragen… à 2. Uit: { POFFE E. – Plezante mannen in een plezante stad. - 1913 - p. 226. } De bevolking van de Vlierstraat was wel het wonderlijkste samenraapsel van stumperds en ellendelingen dat ge verdenken kondet. Het huisraad en porseleinwerk stond voor de vensters uitgepakt, of beter gezegd voor de luchtgaten, want ruiten waren gewoonlijk afwezig, uitgegooid door de kinderen of uitgeslagen door de vechtende ouders. à 3. Uit: { VAN CAUWENBERGH G. – Gids voor Oud Antwerpen – 1975 – p. 123. } Sint-Andrieskwartier, vierde wijk, parochie van miserie, luizenmarkt, rode burcht – allemaal namen om één en dezelfde wijk aan te duiden. Een programma, een calidoscoop waarin zowel de berusting in het lot van verschoppeling, volkse vroomheid, als het verzet tegen de ellende aanwezig zijn. à 4. Uit: { De LATTIN A. – Dit waren Gemini’s kinderen – 1957 – p. 157 } De meeste zwervers en bandelozen resideerden, voor zover zij ergens iets of wat vast hokten, in het Sint-Andrieskwartier. Daar troepten zij tesamen als mieren. In de Kloosterstraat, de Lepelstraat, de Schoytestraat, de Prekersstraat en in al de gangen en steegjes die men in die straten in overvloed aantrof.
Geen wijk in Antwerpen heeft zoveel namen als het Sint Andrieskwartier: de Vierde Wijk, de Parochie van Miserie, de Luizenmarkt, de Rode Burcht. Ze is de wijk van volkse figuren zoals Mie Citroen, Zotte Rik en Lange Sander. Maar ook van grote namen zoals Hendrik Conscience, Door Van Rijswijck, de volksschrijver John Wilms en Lode Zielens.
Het was een typische arbeidersbuurt en uitsluitend bevolkt door de armsten der armen. In de ontelbare gangen en stegen en smalle straatjes, in de dikwijls bekrompen huisjes, woonden een bonte mengeling van leurders, dokwerkers, koffieboonraapsters, zakkenmaaksters, zwervers en bedelaars.
Vandaag is het nog steeds een levendige buurt, waar het aangenaam is om te wonen. De misérie is gelukkig verdwenen, maar enkele mooie pareltjes zoals de Paardekensgang en de Sint Andrieskerk nog niet.
Sint-Andrieskerk
Paardenpoortje of Paardekensgang
In enkele vorige berichten beschreven wij reeds enkele gekende straten in Antwerpen. Sommige zijn verdwenen, en sommige bestaan nog steeds. Zo is de "Vliersteeg" één van die stegen die nu niet meer bestaan. Thans noemt zij zich als Korte -en Lange Vlierstraat, waarvan de ene uitkomt in de Nationalestraat (de vroegere Boeksteeg) en de andere in de Kloosterstraat.
We willen u de kostelijke beschrijving van de inwoners van de Vliersteeg door Edward Poff niet onthouden:
"De bevolking van de Vliersteeg was wel het wonderlijkste samenraapsel van stumperds en ellendelingen dat ge verdenken kondet en de nijverheid, welke men daar uitoefende, zou, mij dunkt, heel goed gepast hebben in een tentoonstelling van wondere kostwinningen. De vrouwen, zij die een 'treksken' van het armenbestuur genoten moesten overdag straat in, straat uit slenteren, met een gieter in de eene, een ijzeren krabber in de andere hand, om de bestaande of toevallige pissijnen te kuischen. Met een geneverneus, een dikke zwartsaaien muts op het hoofd en kousen voor wanten aan hunne handen, sletsten zij op klompen den heelen dag door dik en dun, snapten ondertusschen een stevigen borrel en kwamen 's avonds juist in tijd naar huis, om geregeld een kloppartij met hunnen wettigen echtgenoot te houden. Het huisraad en porseleinwerk stond uitgepakt voor de vensters, of beter gezegd voor de luchtgaten, want ruiten waren gewoonlijk afwezig, uitgegooid door de kinderen of uitgeslagen door de vechtende ouders...."
In aansluiting van wat er over het Sint-Andrieskwartier wordt verteld is dit eveneens een prachtig stukje folklore.