Ik probeer bedenkingen en vooral muziek m.b.t. de jaren '50 en '60 op mijn blog te plaatsen. Soms ook een foto over de vorderingen van mijn kleinkinderen kunnen erbij horen. Reacties zijn altijd welkom.
Eén van de grote uitdagingen in het midden van de jaren 60 en het gevolg van de voor de deur staande welvaart was de drang van de mensen om te gaan reizen. Gezien de infrastructuur aanwezig was op gebied van autostrades was het gemakkelijk om de auto buiten te halen enhem te richten naaréén van de vier windstreken. Zo gebeurde het ook met onze Fiat 600 en het 2 p.k.tje van onze buren om een verlengd weekend te gaan doorbrengen in Berdorf (Luxemburg). We zouden immers met 2 geleende tenten en wat kampeergerief van de plaatselijke chiro voor de eerste maal gaan kamperen.De beide autos volgeladen met al het gerief en veel jonge tieners, bij onze buren waren er vijf opgroeiende kinderen, waarvan er een aantal over de beidewagens werden verdeeld. De reis ging over Halle, Nijvel, Namen, Marche-en-Famenne tot Bastogne waar voor de eerste maal een plasstop werd ingelast en de fameuze Amerikaanse oorlogstank op de grand place werd bewonderd. We reden nu over de grens richting Esch-s-sure, Ettelbruck, naar Diekirch waar we ons het plaatselijk gebrouwen bier lieten smaken, en zo verder richting Berdorf bij Echternach, onze eindbestemming. Gezien er in die tijd maar ééncamping aanwezig was diende er niet eens worden gezocht en plaats voor onze tentjes was er ook in overvloed. Het probleem was echter hoe zon tentje met alle pinnen en haken en tentzeil op een ordentelijke manier recht te krijgen. Maar met hulp van een aantal geroutineerde Hollandse kampeerders was dit klusje ook in geen tijd geklaard. Het meegereisde jonge volkje trok onmiddellijk op verkenning en zo maakten we kennis met het mooie dat deze streek, die ook als Klein Zwitserland gekend was (en nog steeds is), aan wandelpaden te bieden had. Opeens begon echter de avond te vallen en beseften wij dat we serieus aan het verdwalen waren. Een geluk dat een wegwijzertje ons in de goede richting centrum Berdorf en onze camping bracht. Alles werd nu in gereedheid gebracht voor de nacht die zich nogal fris aankondigde. Nadat iedereen stil en vredig in slaap lag werden we gewekt door een blazend en smakkend geluid. Toen we ons hoofd buiten staken keken mijn vriend en ik in de glazige ogen van een kolossale koe die in de aanpalende wei tot tegen onze tent een kijkjewas komen nemen en er een fameuze koeienvlaai had achtergelaten. Was dat even schrikken. Maar na een uurtje was er terug gestoei en gemompel dicht tegen het tentzeil. Deze keer waren het onze beide vaders die terug kwamen van hun eerste ontdekkingstocht in Berdorf en hun kennismaking met de plaatselijke Rivanerwijn, waarvan ze er zo te horen heel wat (teveel) hadden geproefd. Van toen af keerde mijn vader regelmatig terug naar deze streek, vooral om hem bij een plaatselijke wijnboer te bevoorraden van de in groene flessen met lange hals, gevulde Rivaner. Maar ook had dit reisje bij onze ouders de microbe van het kamperen doen overslaan en was dit maar een begin van nog ettelijk mooie kampeeravonturen.
BERDORF : 950 inwoners, h: 400 m. Berdorf is gelegen op een uitgestrekt plateau boven de valleien van de Ernz Noir, de Sûre en de Aesbach; 65 km wandelpaden langs uitzichtspunten en rotsen Hohlay, Breechkaul, Perekop, Malakofftower, Roitzbach, Ile du Diable. Openluchttheater van steen midden in de bossen. Klimschool Wanterbach. Kerk met Romeins altaar, beelden van Apollo, Hercules, Minerva en Juno. Kaas van Berdorf als regionale specialiteit. Open van maandag tot vrijdag: van 8 tot 12 + van 13 tot 17 uur.
Rivaner
Citrus
Druiven
Gele appel
= Müller Thurgau. De druivensoort is een kruising tussen de Riesling en de Silvaner en is gekweekt om de betrouwbaarheid van de Silvaner en de kwaliteit van de Riesling te combineren. De wijn heeft een aromatische smaak en ruikt naar fruit en bloemen.
Aaron is intussen 7 maanden jong. Na drie maanden oppas bij ons thuis, gedurende 2 à 3 dagen per week, is Aaron echt het zonnetje in huis. Zonder hem zou het zo waar te stil worden in huis. In één woord ons kleinzoontje is ons beider juweeltje en onmisbaar geworden. Oma en Opa.
Zoals men ziet won niet Cliff Richard, maar het Spaanse liedje LaLaLa van Massiel in 1968 het Eurovisie-songfestival. Maar Cliff stond wel op nr. 1 in de Hitparade. Ook opmerkelijk Johan Stolzz met Concerto voor Natasha op nr. 8 Onlangs zag ik hem nog optreden voor een uitgelaten publiek in het rusthuis waar mijn moeder is opgenomen.Hij ziet er nog even goed uit als in 1968. Dus we hoeven niet te wanhopen over onze leeftijd. Blogger Alix.
Het lelijke eendje zoals het Citröen 2 pkaatje genoemd werd, was in de jaren 60 en erna een heel populair wagentje. Het had 5 deuren en een uitstekende vering en uitzonderlijke wegligging. Goed dus voor allerlei vervoer vooral op slechte wegen. Ook de speciale versnellingspook tegen het stuur, een stang met een ronde knobbel aan het eind, was legendarisch, maar zat nog al eens in de weg......
Aaron is nu 6,5 maanden oud. Hij doet niets liever dan wandelen op de arm van oma of opa. Meestal is dat in de tuin waar zijn aandacht vooral getrokken wordt door de bloempjes, in dit geval de mooie rozen.
Op een mooie dag in 1963 (of was het 64) kwam mijn vader thuis met het heugelijke nieuws dat hij een auto had aangeschaft, tweedehands natuurlijk, bij een bevriend garagist. Het voiturke was naar zijn zeggen een Fiat 600 van een aantal jaren oud, maar nog in zeer goeie staat. Het zou de volgende week klaar zijn en voor levering beschikbaar. Op de afgesproken dag stond de garagist zelf met het wagentje voor onze deur. Een carrosserie van geel beige kleur, deuren die bij dit model nog omgekeerd opengingen , de motor achteraan en een koffer vooraan. Binnenin was er nog geen sprake van uitgebreide luxe. Mijn ouders en ikzelf deden na het vertrek van de garagist onmiddellijk een testritje in onze gemeente. Dit was één van onze mooiste belevenissen want veel verkeer was er nog niet te bespeuren en ook bij de buren in onze straat waren er zo goed als geen autos in gebruik. De volgende zondagnamiddag stond ons dan het grotere werk te wachten. We zouden een uitstapje wagen naar Antwerpen. Mijn moeder had gezorgd voor koffie in de thermos en boterhammetjes voor onderweg. We reden fier en gelukkig richting Brussel (E40), langs de A12 naar Boom en Wilrijk dan over de ring naar Deurne en Brasschaat. Hier werden op een afrit de koffie en boterhammetjes aangesproken en begon onze terugkeer naar huis. Onderweg waren er ook deze keer amper autos te zien op de nieuw aangelegde autostrades. Het zou een paar jaar nadien anders worden. Ons véhikeltje had de rit goed doorstaan en het was zo te zien een goeie aankoop. Intussen hadden onze buren en tevens de ouders van mijn vriend een spiksplinternieuwe Citroën 2 pk. aangeschaft. Op een mooie zondag zouden we samen, ieder met zijn eigen auto, een daguitstapnaar zee gaan maken. In het heenrijden zaten de twee voituren goed gevuld met volk en eetwaren. Spelenderwijs, want terug was er weinig verkeer, werd er aan een voor die tijd gewaagde snelheid richting kust gereden. Maar plots begon de motor van ons Fiatje te sputteren tot hij ineens de geest gaf en de pechstrook onze eerste redding was. Gelukkig kwam er na een tijdje een geel wagentje van Touring Wegenhulp langs en werd de diagnose vlug gesteld : bielle (aandrijfstang) gesmolten en niet direct te herstellen. We konden niet anders dan ons karretje achterlaten en met onze vrienden terug huiswaarts keren. s Anderendaags werd ons wagentje door de garagist getakeld en na een hoop kosten terug rijwaardig gemaakt. Later werden nog ettelijke reizen gemaakt naar Frankrijk, Duitsland en Luxemburg. Zelfs met kampeeruitrusting beladen liet de Fiat 600 ons niet meer in de steek. In 1969 werd het vervangen door een fonkelnieuwe NSU Prinz.
Graag wil ik nog eens terugkomen op het begrip babyboomer en de connectie met de jaren 60 , en mei 68. De omschrijving in de verwijzing naar het artikel van Marc Reynebeau in mijn vorige post is een treffende weergave en een niet verbeterbare versie (zie daar). Het is wel zo dat de grote maatschappelijke wijzigingen, zegge verbeteringen zijn ontstaan in de periode 1950 tot eind 1960. De welvaart die zich in alle lagen van de bevolking voordeed is nooit eerder gezien. Het systeem van sociale zekerheid werkte optimaal, zonder al te grote misbruiken. Onze ouders maakten kennis met comfort in hun woningen. Centrale verwarming, badkamer met warm water uit de kraan, een eerste auto in de garage, televisie, frigo en transistorradio in de huiskamer, de eerste reizen naar Frankrijk, Spanje en zelfs verder, het ontstond allemaal in die tijd. Er heerste een ongekende vrijheid en vrolijkheid die zich ook afspiegelde op de jeugd, waar wij deel van uitmaakten. Vroeger was het na de lagere school werken geblazen, nu gingen we tot 18 jaar en langer naar school of universiteit. Studeren was niet alleen meer het voorrecht van rijkere klassen. Zo ontstond later in bedrijven en in de politiek een mix waar alle lagen van de bevolking vertegenwoordigd waren. Op muzikaal gebied was er een ware uitbarsting van creativiteit, misschien ook wel onder invloed van drugs en alcohol, maar toch tot dan toe ongeëvenaard. Dit alles werd overgoten met een nooit geziene vrijheid op seksueel vlak. Plots was daar de pil en kon er lustig een potje worden geëxperimenteerd onder de flower-power jeugd. Alles wat vroeger door het gezag van ouders, scholen en godsdienst werd verboden kon nu zonder angst of nare gevolgen. Al deze fundamentele wijzigingen in het dagelijkse leven hebben dan geleid tot het protest tegen de gevestigde waarden en tot een opwelling van rebellie, vooral onder universiteitsstudenten, met als toppunt mei 68. De babyboomers van toen zijn stilaan de gepensioneerden van nu aan het worden. De meeste genieten dan ook met hetzelfde elan van hun welverdiende vrije tijd en zijn zo te zien al even bezig en levendig als in hun jonge jaren, getuige daarvan de talrijke verbluffende en diverse seniorenblogs op dit succesrijke seniorennet, dankzij Pascal Vyncke die dit voor ons mogelijk maakt.
Wat heeft mei 68 voor onze generatie in feite betekend ? Was het niet een periode dat er revolutie in de lucht hing tegen alles wat naar overheid, gezag en gevestigde waarden rook. Werd het ook niet in gang gezet door studenten die het met straatgeweld duidelijk wilden maken en vooral vanuit Parijs kwam overgewaaid. Of was het ontstaan uit protest tegen de uitzichtloze oorlog in Vietnam, of zoals de Praagse lente, ontstaan tegen het autoritair communistisch regime of zoals bij ons, tegen de splitsing van de Leuvense universiteit. Zon vaart heeft het uiteindelijk allemaal niet gelopen. De Parijse studentenrevolte ontstond in feite uit de eis dat de mannelijke en vrouwelijke studenten al dan niet mochten gaan samenhokken op hun kot. Het gekrakeel werd dan ook vlug in de kiem gesmoord en stopte ook zonder blazen in andere landen. Uiteindelijk ging alles over in een vredig samenhokken op megafestivals zoals Woodstock waar de hippierage hoogtij vierde en de slogan make love not war en de hasjiesj niet uit de lucht waren. Bij ons bleef zoals gezegd de revolte zich situeren in Leuven van waaruit later de splitsing van een Franstalige faculteit in Louvain-La-Neuve zou ontstaan. Zelf heb ik deze periode van op afstand meegemaakt en is vooral de muziek van toen mij levendig bijgebleven. Gelijklopend met deze gebeurtenissen was het voor mezelf in die periode bittere ernst geworden daar ik op 2 november 1967 mijn eerste stappen zette op de arbeidsmarkt, als bediende bij een Mutualiteit in de Wetstraat te Brussel. Mijn eerste werkdag was een echte verschrikking toen ik werd voorgesteld aan mijn aanstaande collegas, dacht ik terecht te zijn gekomen in een Amerikaanse film van voor de oorlog. De afdelingschef zat afgeschermd achter een glazen wand van waaruit hij toezicht hield op een 30 tal bedienden achter hun bureau met de rug naar hem gekeerd. Ik was de jongste van de bende met een beatlekapsel en werd dan ook aangekeken als een curiosum door de stijve harken die naarstighun papieren indoken nadat ik hen de hand had geschud. Ik kreeg een leeg bureau toegewezen en na een korte opleiding kon ik aan de slag. Mijn groot ongeluk was dat ik reeds na de 2e werkdag aan het station mijn voet zodanig verzwikte dat ik een week ziekteverlof diende te nemen. Dat werd me bij terugkomst niet in dank afgenomen door de strenge dienstchef. Na 14 dagen een 2e feit: mijn vader diende op een zondagnacht met de ambulance afgevoerd te worden naar het hospitaal met een maagperforatie. Gezien ik tot s morgens in het hospitaal was gebleven telefoneerde ik naar de baas op het werk om een dag verlof die me na veel vijven enzessen werd toegestaan. sAnderendaags weer een vlammende blik van de chef. Al bij elkaar had ik het ongewild grondig verkorven bij deze man.
Het gevolg was dat ik na een paar weken naar een andere dienst werd verwezen. Daar vernam ik dat de afdeling waar ik vandaan kwam met de bijnaam Buchenwald- en de chef als een echte dictator stond aangeschreven.
Een geluk dat ik intussen in een examen was geslaagd bij de Overheid en begin 1969 als opsteller mocht beginnen bij het Ministerie van Financiën. Zo zijn velen uit die beruchte flower-power periode terug bruusk in een sterk burgerlijk milieu terecht gekomen en gelukkige welstellende burgers geworden die zo nu en dan hun jeugddromen nog eens koesteren.
Veertig jaar geleden zette mei 68 de wereld op zijn kop. Toch eisten de studenten alleen wat de tijd nodig had: een democratisering die de politiek en de cultuur een nieuwe dynamiek kon geven.
In mei 1968 stond Cliff Richard boven aan de Belgische hitparade met Congratulations, het liedje waarmee hij net tweede was geworden op het Eurovisiesongfestival. Na hem kwamen twee crooners, Tom Jones met Delilah en Engelbert Humperdinck met A man without love. Als er zich al een revolutie zou hebben afgespeeld in die roemruchte meimaand van 1968, dan is dat toch niet te zien aan de muzikale smaak van toen, al zou de populaire muziek mee de drager van die revolutie zijn geweest.
Ja, The Beatles brachten dat jaar wel het nummer Revolution uit, dan nog in verschillende versies. Die versies suggereren twijfel, net als de tekst, die stelt dat fotos van de Chinese leider Mao Zedong niemand motiveren en dat het niet nodig is om de grondwet of de instellingen te veranderen, omdat de echte verandering in het eigen hoofd moet gebeuren. En wanneer er vernielingen werden aangericht, moest niemand op The Beatles rekenen. Maar het refrein kan niet genoeg herhalen dat its gonna be all right, dat alles wel goed komt.
Zo dubbel is ook wat er rond 1968 gebeurde. Daaruit sprak veel ongenoegen over het structurele onrecht in de wereld, met als symbool de almaar escalerende, elke avond in het tv-journaal breed uitgemeten oorlog in Vietnam. Die gruwel suggereerde dat er moreel toch iets mis was met de Verenigde Staten, de leider van het Vrije Westen, die onze rijkdom en beschaving beschermde tegen de roden, ons de Amerikaanse keuken had geschonken en naar wie we de filet américain hadden genoemd.
De oorlog gold als het symbool van alle andere sociale, economische en politieke onrecht. Maar toch waren het niet in de eerste plaats de slachtoffers daarvan, de verworpenen der aarde of de proletariërs aller landen die voorop liepen in de betogingen. Medio mei 1968 trokken in Parijs wel massas arbeiders mee de straat op en kwam het in heel Frankrijk tot een algemene staking. Zelfs het filmfestival van Cannes, met al zijn chichi, werd afgelast. Maar eind juni al gaf Jean-met-het-stokbrood bij vervroegde verkiezingen wel een overweldigende meerderheid aan de rechtse partij van president Charles De Gaulle, de pispaal van het meiprotest. Leonard Cohen vatte het allicht het best samen in de song Bird on the wire, uit 1968. Een oude bedelaar op krukken zegt hem daarin om toch maar niet te veel te vragen. Maar een mooie vrouw roept hem toe: Hey, why not ask for more? waarom niet nog meer vragen?
De brede, bijna wereldomspannende beweging die nu mei 68 wordt genoemd, is dan ook het product van het optimisme, in zekere zin zelfs van het ongeduld. Niet les misérables, maar juist zij die nog alles te verwachten hadden, in de eerste plaats de studenten, waren er de motor van. 68 wortelt tenslotte niet in een crisis, maar in een hoogconjunctuur, de golden sixties.
Zeker de Belgen mochten optimistisch zijn. In dat decennium groeide de economie gemiddeld met een solide vijf procent per jaar, drijvend op goedkope energie, een demografische boom, een uitstekende infrastructuur, voortreffelijk onderwijs, sociale harmonie, buitenlandse investeringen en, toen de lokale arbeidsmarkt te krap werd, gastarbeiders uit Noord-Afrika en Turkije. Tussen 1951 en 1975 vervijfvoudigden de lonen, terwijl de prijzen maar met een factor 2,2 stegen, zodat de koopkracht meer dan verdubbelde. Bezaten in 1960 een half miljoen Belgen een tv-toestel, in 1972 waren dat er al 2,3 miljoen. Ze hadden in 1960 samen driekwart miljoen personenautos, tien jaar later twee miljoen: in 1965 daalde voor het eerst in de geschiedenis het aantal klanten van de NMBS.
Babyboom
Velen vaarden wel bij het status-quo van de jaren zestig, maar niet iedereen had erin een plaats gekregen. Sommigen ervoeren de heersende consensus daarom als aftands, paternalistisch en verstikkend. Dat gold in de eerste plaats voor de jongeren, die zich hadden ontwikkeld tot een nieuwe, tevoren niet als zodanig bestaande sociale groep.
Vooral het onderwijs had die jongeren tot een aparte categorie gemaakt, temeer daar die groep van in de jaren vijftig door de naoorlogse babyboom weer een groeiend aandeel in de bevolking begon uit te maken. Tevoren verdwenen tieners geleidelijk aan in het arbeidsproces, nu gingen ze langer naar school en zelfs naar de universiteit. Maar ze werden, omdat ze nog niet economisch productief waren, nog altijd als onmondige kinderen behandeld. Die autoritaire bejegening maakte deze generatie gevoelig voor de emancipatie, in de eerste plaats van haarzelf.
Langer studeren leidde tot het ontstaan van een tevoren onbekende levensfase, tussen jeugd en volwassenheid in. Die kreeg vorm in een aparte subcultuur in de VS zelfs een tegencultuur met een eigen identiteit. Jongeren wilden zich onderscheiden door zich anders te kleden (jeans voor jongens, de minirok voor meisjes) en hun haar lang te dragen, ze vonden in de popmuziek een eigen stem en meenden hun beknelde bewustzijn te kunnen verruimen met LSD en marihuana.
En wat hun ook fel interesseerde, gezien hun leeftijd, was seks, want zeker op dat vlak bleef de repressie groot. Alleen de apotheker verkocht voorbehoedsmiddelen, abortus was al helemaal verboden en de persdistributie had volk in dienst om in Playboy tepels en schaamhaar te verbergen achter dikke viltstiftstrepen. In juli 1968 schreef paus Paulus VI in de encycliek Humanae Vitae dat van anticonceptie uit den boze bleef. In België liet minister van Justitie Alfons Vranckx, een socialist, de roman Gangreen I van Jef Geeraerts wegens vieze praat in beslag nemen.
Niettemin maken de huidige critici van mei 68, van CD&V-voorzitter Wouter Beke tot de Franse president Nicolas Sarkozy, er zich te snel van af als ze de beweging verantwoordelijk willen houden voor de ondergang van fatsoen en respect. Het is tekenend dat mei 68 ook de Praagse Lente inspireerde, de opstand in Tsjecho-Slovakije tegen de Sovjetdictatuur. De samenleving was nu eenmaal toe aan een nieuwe, democratische dynamiek. Iemand moest dat toch eens zeggen? In die zin was een mei 68 zelfs onoverkomelijk. Zelfs zonder mei 68 zou er een mei 68 zijn geweest.
Bron : gedeeltelijk uit De Standaard van 2 mei 2008 door Marc Reynebeau.
Mijn grootvader, peter Fons , die na zijn job als mijnwerker, wegens stoflong vervroegd werd gepensioneerdeind van de jaren 50, kreeg onverwachts een tijdelijke bezigheid aangeboden door de pastoor van onze parochie. Op een mooie dag was de pastoor thuis op bezoek gekomen met de vraag : Fons, wil jij soms geen Suisse worden in onze parochiekerk nu je toch over voldoende tijd beschikt en zo kom je nog eens onder de mensen. Mijn grootmoeder Finne die ook aanwezig was antwoordde in zijn plaats: Maar ja Mijnheer Pastoor dat is een goed gedacht, onze Fons is daarvoor de geschikte persoon. En zo werd peter Fons zijn suissekostuum( zie hierna) aangemeten en met de nodige attributen uitgerust stond hij enkele zondagen later in de kerk van onze parochie, nog wat onwennig maar voornaam en streng, bij de ingang alle misgangers te begroeten. De vorige suisse was enkele jaren daarvoor plotseling overleden. Deze man was van het corpulente type en zeker een kop groter dan mijn peter. Het kostuum van de eerste kon dus niet dienen voor de nieuwe suisse die heel wat kleiner en fijner uitviel. Daarom droeg Fons een heel nieuw kostuum. Men zag dat hij er zich als gewezen mijnwerker nog niet goed in voelde. Na verloop vantijd bleek hij zich echter beter en beter aan te passen aan zijn nieuw job. Tijdens de mis schuifelde hij waardig tussen de gangen hier en daar luidruchtige kerkgangers of speelse kinderen tot de orde roepend door eens met zijn hellebaard op de grond te kloppen of met zijn wijsvinger in de hoogte te steken.
In die tijd stond de priester nog voor het altaar met zijn rug naar de gelovigen gekeerd; enkel de preek gebeurde vanaf de preekstoel die over t algemeen in het midden van de kerk en boven de aanwezigen was opgesteld. De suisse moest bijgevolg een groot deel van de mis een oogje in het zeil houden. Dat deed mijn peter dan ook met volle overgave en overtuiging. s Zondags deed hij soms twee missen, als je weet dat er toen s voormiddags in totaal vier misvieringen waren; later werden twee daarvan op zaterdagavond gegeven. Ookbij begrafenissen, trouw- en doopplechtigheden was hij aanwezig. Ik kan mij niet herinneren dat hij éénmaal afwezig is geweest. In de late jaren zestig, hijzelf moet toen 67 jaar zijn geweest, heeft hij zich een occasiewagen VW-kever aangeschaft en er ook nog leren mee rijden, om zich gemakkelijker te kunnen verplaatsen naar de kerk. Hij is dat blijven doen tot hij ongeveer 80 jaar was en de gezondheid wat minder werd. Grootvader is uiteindelijk gestorven in 1987 op de leeftijd van 87 jaar. Oudere mensen spreken nog over hem als Fons het suissken. Hierna werd in onze parochie geen nieuwe suisse meer aangesteld en alzo verdween terug een mooie oude traditie.
suisse-uitrusting
Uniform met toebehoren voor de suisse in de rooms-katholieke kerk (de term suisse stamt af van de Zwitserse lijfwacht van de paus). De taken van de suisse zijn afleesbaar van de synoniemen van deze (verouderde) functie: kerkbaljuw, kerkwachter, kerkenknecht, ordebewaarder, al droeg alleen de 'suisse' het hier beschreven uniform. De uitrusting bestaat uit een broek, een vest en jas met daarover een sjerp, een steek op het hoofd en een staf, lans of hellebaard in de hand.
In de volksmond gekend als "de suisse". De kerkbaljuw is te vergelijken met de kerkpolitie. In uniform, met de imposante steekhoed, het lint dat om orde en eerbied vraagt en vooral de lans. Dit kerkelijk ambt werd in het leven geroepen door de Paus op het einde van de 19e eeuw. De naam is afkomstig van de Zwitserse wacht, de persoonlijke lijfwacht van de Paus. Een ambt dat veelal werd doorgegeven van vader op zoon en als een eer werd beschouwd. Men werd er niet rijk van. Het drinkgeld ging meestal in de "suissebak" en kwam ten goede aan de kinderen. De suisse moest gezag hebben.
In de middeleeuwen werd hij ook genoemd als "hondenslager". Vele mensen kwamen van ver naar de kerk in begeleiding van hun hond(en). De wegen waren slecht, niet verlicht zoals nu en er liep nogal wat gespuis rond. Al die honden wilden natuurlijk ook hun plaats in de kerk en de suisse zorgde er voor dat ze uit het kerkgebouw werden verdreven. Vandaar de naam "hondenslager".
De kledij van de suisse : - een kraakwit hemd met opstaande boord en zwarte vlinderdas.
- een laag uitgesneden ondervest.
- een lange donkerblauwe jas,afgeboord met goudborduursel.
- een donkerblauwe broek en zwarte schoenen.
- als hoed,de steek met pluim en witte handschoenen.
- over de rechter schouder het purperen lint met als tekst (dit verschilde nogal eens van dorp tot dorp) :
- aan de voorzijde : eerbied (of tucht) in Gods Huis - aan de achterzijde : orde
- als teken van zijn gezag droeg hij een hellebaard of "lans".
In het schooljaar 1962-1963 zat ik in het 4e jaar van de Handelsafdeling bij de broeders van Sint-Gabriël. Door de reorganisatie van de Ecole Moyenne(zie mijn artikel carnet de Flamand) waren alle medeleerlingen een stuk ouder dan ikzelf. Meerdere waren na één of twee jaar franse afdeling overgestapt naar de Nederlandstalige handelsafdeling, zodat ik als 15 jarige, de junior van de klas was in 1963. We zaten in dit finaliteitsjaar, dat leidde tot een diploma van hulpboekhouder, met 9 studenten waarvan er vijf in het internaat verbleven. Mijn beste schoolvriend Etienne die naast mij zat op een duo bankstel en ook een paar jaar ouder was dan ikzelf, beleefde in dit jaar een fameuze affaire, die zijn leven een serieuze wending zou geven. Zoals de meeste zonen van zelfstandigen, zijn vader runde een beenhouwerij, was hij intern en kon om de 2 weken naar huis op weekend. Etienne was ook een briljant student die alle vakken zonder veel moeite onder de knoet kreeg. De toekomst lachte hem toe en hij zou glansrijk zijn diploma in de wacht slepen. Was er daar niet zijn kennismaking met een Liederkerkse schone, die hij op nieuwjaarsavond 1962 ontmoette op een feestje.
Van het één kwam het ander en een liefdesgeschiedenis was in de maak. Na elk vrij weekend kreeg ik elke maandagmorgen op de speelplaats en ook tijdens de lesuren als eerste het complete verslag van de intiemere kennismaking van Etienne met zijn geliefde. Ikzelf was op dat vlak een compleet groentje en had amper enige voorlichting gekregen, maar wat ik daar hoorde van de uiterst gedetailleerde vertelsels van mijn vriend brachten mij de gehele technische kanten van de voortplanting bij. Natuurlijk dergelijke gevaarlijke spelletjes op de meest verborgen plaatsen, moesten leiden tot hommeles. Begin jaren 60 was er op gebied van voorbehoedsmiddelen nog niet te veel voorhanden en wat gebeuren moest geschiedde. Etienne vertelde me op een mooie maandag dat zijn vriendin over tijd-, en zo goed als zeker in verwachting was. In die tijd was dat natuurlijk het ergste wat kon gebeuren : een leerling uit een katholieke school van 17 jaar, maakt meisje van dezelfde leeftijd zwanger zonder dat iemand daar iets van wist, zelfs de ouders niet. Mijn vriend vroeg aan mij, de enige die van dit alles op de hoogte was, wat hij nu moest aanvangen. Het schooljaar vorderde traag maar zeker zoals de zwangerschap bij Etiennes liefje. De derde trimester had zijn intrede gedaan en de voorbereidingen op het eindexamen waren reeds begonnen, toen op een goeie morgen Etienne uit de les werd geroepen door de perfect. Dit was de laatste keer dat wij hem in het klaslokaal hebben gezien. Hij werd bij de directeur geroepen die uit goede bron, langs de ouders van het meisje, had vernomen wat hij had aangericht. Trouwen met haar was de enig mogelijke oplossing in die tijd. En zo ging het verhaal van Etienne en zijn zwangere vriendin door het schoolgebouw, langs de roddeltantes door de gemeente en aanliggende gemeenten tot ver in de streek. Het gevolg was dat mijn vriend van school werd gestuurd zonder diploma, huwde nog voor de baby werd geboren en onmiddellijk moest gaan werken om te zorgen voor vrouw en kind. Etienne is toen ook volledig uit mijn leven verdwenen, maar toch vernam ik dat hij door avondcursussen een diploma van boekhouder behaalde en het tot kaderlid schopte in een multinational. Eind goed alles goed, na een wreed accident in zijn jeugdjaren en ikzelf die op een praktische wijze werd voorbereid op het ware leven.
Eerste uitstap met Aaron : Vandaag 22 april besloten mijn echtgenote en ik met ons kleinzoontje, en gezien de eerste lentetemperaturen, een uitstapje te maken naar het Liedekerke bos. Aaron was bij vertrek in zijn element en aanschouwde vragend het natuurspektakel van jong groen, en allerlei bloempjes. Na een poosje echter en onder invloed van de gezonde buitenlucht viel hij in zijn buggy in een rustige slaap. Bijna het ganse traject genoot hij zienderogen van zijn hazeslaapje. Bij het einde van de wandeling verpoosden wij op een rustbank en gaven Aaron, die intussen terug wakker was, wat te drinken. We zagen in de verte nog een opa met zijn kleinzoon wandelend naderen. Bij nader toezien bleek het een jeugdvriend van ons te zijn, die ons ook herkende. Na wat gebabbel werd er geïnformeerd naar de namen van onze beider kleinzonen, en merkwaardig genoeg bleek ook het kleinzoontje van mijn vriend de naam Aaron te dragen. Van toeval gesproken.
In het schooljaar 1959 1960 begon ik mijn middelbare studies in de broederschool Sint-Gabriël in onze gemeente. Het was een internaat-externaat,voor, zowel leerlingen die meestal om de 14 dagen naar huis mochten (internen) als voor leerlingen die dagelijks huiswaarts keerden (externen). Dit laatste was mijn geval. Gedurende jaren was deze school gekend voor haar middelbaar onderwijs in het Frans, in de volksmond heette dit l école moyenne. Dit wil zeggen dat alle vakken volledig in het Frans werden gegeven. Vele ouders lieten in die tijd hun kinderen Frans studeren in de hoop dat zij hierdoor vlugger een baan zouden vinden in onze hoofdstad Brussel. Maar in 1959 werd gestart met een Nederlandstalige handelsafdeling met een 25 tal leerlingen, waarvan ikzelf deel uit maakte. Gelijklopend bleef ook de Franstalige afdeling bestaan, tot de taalwet van 1962 (zie hierna) daar verandering in bracht. Op de speelplaats liepen de leerlingen vanzowel de Franse als de Nederlandse afdeling door elkaar. Op het eerste zicht zonder onderscheid. Doch was er een wezenlijk verschil. De jongens van de franse afdeling spraken, of beter gezegd, moesten onder elkaar in het Frans communiceren. Om inbreuken daarop te bestraffen (indien iemand een Nederlands woord uitbracht) was een ingenieus systeem bedacht door de directie. Het draaide rond de Carnet de Flamand. Dit was een klein zwart notaboekje waar dagelijks namen in kwamen van op heterdaad betrapte Vlaams sprekers en waarvan de laatst betrapte het boekje in zijn jaszak hield zonder dat anderen wisten wie die nu juist op zak had. Zo gauw hij die het boekje bij zich droeg iemand anders een Nederlands woord hoorde uitspreken gaf hij zijn carnet de Flamand door aan de betrapte medeleerling die er zijn naam in noteerde en het op zijn beurt in zijn zak mocht stoppen. Zo ging het boekje een ganse week van overtreder naar overtreder. Wie op zaterdagmiddag (toen was er nog les op zaterdag) het boekje als laatste op zak had moest als straf 2 uur nablijven, hetgeen nooit een prettig vooruitzicht was. Wij als leerlingen van de nieuw gestarte Nederlandse handelsafdeling kwamen gelukkiglijk niet in aanmerking voor dit soort terreur. Bij de taalwet van 1962 stopte dit gebruik volledig bij het verdwijnen van de Ecole Moyenne. Vele leerlingen die al één of twee leerjaren deze afdeling volgden moesten op de koop toe terug herbeginnen in het eerste jaar handelsafdeling, of hun studies afbreken zonder diploma. Dit waren taaltoestanden begin jaren 60. Maar vandaag is o.a. nog steeds geen oplossing gevonden voor de splitsing van het kiesarrondissement BHV. Er is dus nog steeds niets nieuws onder de zon.
------------------------------------------
DE TAALWET VAN 1962
Onder druk van de Vlamingen die de waarheidsgetrouwheid van de verklaring over de voertaal bij de tellingen in twijfel trokken, schortte de regering de talentelling van 1961 op wat in een blijvende afschaffing van de talentellingen resulteerde en werd door de Wet van 8 nov. 1962 de taalgrens definitief vastgelegd (zie ook faciliteitengemeenten). Bovendien verplichtte de Wet van 30 juli 1963 de kinderen in de Brusselse agglomeratie onderwijs te volgen in hun moedertaal, een waarborg tegen verfransing in de tweede generatie van ingeweken Vlaamse gezinnen.
Deze ingrijpende taalwetgeving van 19621963 was voorbereid door het Centrum-Harmel. De Wet-Gilson van 2 aug. 1963, die het gebruik van de talen in bestuurszaken opnieuw regelde, voorzag tevens in de oprichting van een Vaste Commissie voor Taaltoezicht, die in 1964 werd geïnstalleerd, met als taak nauwlettend toe te zien op de correcte toepassing van de nieuwe taalwetgeving in de Brusselse agglomeratie. Dit alles zette bij sommige Franstalige Brusselaars kwaad bloed en tegen deze taalwetgeving richtten zij in 1964 het Front démocratique des Bruxellois francophones (FDF) op. In 1968 heeft Vlaanderen het episcopaat en de regering onder sterke druk geplaatst om de hierboven genoemde Wet van 1932 ook van toepassing te maken op het hoger onderwijs te Leuven. Dat had tot gevolg dat de Franstalige sectie van de Leuvense universiteit in 1970 naar Ottignies verhuisde. Splitsing had ook plaats in de Université Libre de Bruxelles, waardoor de Vrije Universiteit Brussel ontstond.
Met dank aan Wis die me dit bezorgde. Beweeg met de muis over je scherm en stop ermee...... U zal verbaasd zijn wat er dan gebeurt. Klik hiervoor op de volgende link :
Mijn oom Georges, de broer van mijn moeder, had begin jaren vijftig na zijn legerdienst bijgetekend als beroepsmilitair. Dat maakte dat hij na zijn huwelijk gekazerneerd werd bij het Belgisch leger in Aachen (Aken), Duitsland. Als gehuwd militair wou dat zeggen dat hij overdag in de kazerne zijn job moest gaan doen maar dat hij een woning kreeg toebedeeld van het leger waar hij met zijn vrouw gratis kon gaan wonen. Men moest zich van zon woning niet veel voorstellen in die naoorlogse tijd. In zijn geval was dat een tweewoonst met gemeenschappelijke ingang, gelegen te Brand een voorstadje van Aachen. Links woonde een Duitse familie en rechts was zijn stulpje, met amper twee kamers en een rommelkamer zonder speciale voorzieningen. Op een goeie dag waren mijn ouders en ik uitgenodigd om er een paar dagjes te gaan logeren. Mijn vader als postman, mijn moeder en ikzelf konden in die tijd gratis met de trein sporen, zij het enkel op Belgisch grondgebied. Voor het stukje tussen de grens en het station in Aachen diende een reisbiljet gekocht te worden. Zo ving onze reis aan en werd de trein genomen in Denderleeuw naar Brussel om daar over te stappen in een internationale trein, over Luik naar Aachen. Na een hele lange rit stond nonkel Georges ons op te wachten en bracht hij ons naar zijn nederig huisje in Brand. Wat mij als kind reeds opviel in het stadscentrum was het grote aantal tijdens de oorlog kapotgeschoten en gebombardeerde gebouwen die er nog als ruïnes bijlagen. Op andere plaatsen waren reeds heel wat bouwwerven en nieuwbouw aanwezig. De Duitsers waren koortsachtig aan het werken aan hun wederopstanding. Hetgeen enkele jaren later zou leiden naar een grotere welvaart dan in de meeste andere Europese landen. Bij nonkel Georges was echter nog niets te merken van enige luxe of welvaart. Zijn huisje was gelegen als laatste in een doodlopend steegje met een aarden weg. Eén kamer was voorzien van een kachel waar regelmatig kolen uit een gemeenschappelijk hok dienden gehaald en bijgevuld te worden. Water diende buiten aangehaald met de emmer uit een gemeenschappelijke waterput met handpomp. Hijzelf had reeds elektriciteit en verlichting, terwijl bij zijn buren s avonds de petroleumlampen nog dienden aangestoken.
Bij deze buren woonde ook een meisje van een jaar of acht, ongeveer mijn ouderdom, waarmee ik dikke vriendjes was geworden; haar naam Teha. Ondanks het verschil in taal ontstond er tussen ons een gebarentaal van woordjes die ons op een of andere manier tegen over elkaar verstaanbaar maakten. Haar enige speelgoed, herinner ik mij heel goed, was een voddenpop zelf gemaakt door haar moeder van afgedankte oude kledij. Maar het meisje koesterde haar pop alsof het een klein kindje was. Hier was door de oorlog nog heel wat schaarste en armoede aanwezig. Mijn ouders en ik sliepen bij Nonkel Georges in de logeerkamer, die uiteindelijk de rommelkamer bleek te zijn, die met één venster uitgaf op het kippenhok. s Morgens vroeg werden we gewekt door de kraaiende haan die ons vanaf de vensterbank fier bleef aanstaren.
Op een andere morgen werden we gewekt door een krakend oorverdovend lawaai dat kwam uit de slaapkamer van mijn nonkel, die toen we gingen kijken met zijnbed door de houten vloer was gezakt en gelukkig was blijven steken op een dwarsbalk, want onder de vloer bleek een open riool of beek met veel water door te stromen. De houten plankenvloer werd voorlopig hersteld en na zoveel jaren wordt er nog dikwijls gelachen en vragen aan nonkel Georges of hij indertijd als jonggehuwde niet te geweldig was te keer gegaan met tante Gilda in hun echtelijk bed. Achteraf gezien, heerlijke tijden in het Duitsland, enkele jaren nà de oorlog.
Voor een paar fototjes van ons kleinzoontje Aaron met zijn eerste petje, kijk eens hierbij in de rechtermarge; Is hij niet schattig ? Ook een foto van Aaron op wandel met Oma.
Zoals ik reeds schreef woonde ik in mijn prille jeugdjaren, begin van de jaren 50 bij mijn grootouders langs moeders kant. Mijn grootvader, peter Fons, was mijnwerker en mijn grootmoeder, meter Finne, was huishoudster en ook hopteeltster. Zij hadden een kroostrijk gezin van vijf dochters en één zoon. Mijn moeder was de oudste en mijn jongste tante was amper 10 jaar ouder dan ikzelf.
Mijn peter Fons trok iedere avond rond 19 u. met de trein naar Wallonië om er s nachts te gaan werken in de koolmijnen, zoals vele andere mannen uit de Denderstreek. Een treinrit van om en bij de twee uur bracht hen ter plaatse om na hun werknacht s morgens rond 8 u 30 terug thuis te zijn. Nu wordt er veel gepalaverd over werkloosheid in Wallonië en onbezette werkplaatsen in Vlaanderen, maar van een toevloed Waalse arbeiders naar Vlaanderen is er alsnog geen sprake zoals onze voorouders deden.
s Avonds voor zijn vertrek maakte mijn meter Finne altijd voor haar man een kom melk met beschuit en bruine suiker klaar. Als kleine gast zat ik naast slurpende peter met grote ogen te kijken of er niets zou overblijven en iedere keer kreeg ik toch een overschotje van de smakelijke melk. s Morgens voor het naar school gaan zag ik peter terugkomen met zijn lege eetzak op de rug, moe van het werken, en hoe hij na een stevig ontbijt zijn bed opzocht. Meter Finne zat s morgens als altijd in de hoplochting die achter de woning was gelegen. Hop werd meestal in de streek geteeld als bijverdienste. Hop werd en (wordt ?) gebruikt als additief bij het brouwen van bier. Het is een zeer arbeidsintensieve bezigheid : het planten van de hoppescheuten, de groeiende ranken leiden langs diep in de grond te steken houten staken, de wilde scheuten wegsnoeien, sproeien tegen allerlei ziektes en uiteindelijk de pluk van de hopbellen. Dit laatste gebeurde telken jare in begin van de maand september, gelijktijdig met de aanvang van het nieuwe schooljaar. Bij mooi weer troepten de plukkers samen buiten in de lochting, waar de hopstaken werden ontdaan van de ranken, waarna de groene bellen van de rank werden geplukt in een wissen manden (zie foto boven). De bellen lieten een soort zwarte vettige hars na op de handen die enkel na ernstig schrobben terug proper werden; de ranken die bij toeval tegen je blote arm of been schuurden lieten rode striemen achter. De geplukte hop belandde in de droogast waar vuurtje werd gestookt en waar langs de schoorsteen een typische scherpe hopgeur vrijkwam die gedurende weken in de ganse omgeving in de lucht bleef hangen. Na de pluk werden alle hopranken opgehoopt en in brand gestoken, hetwelk ons vooral bij valavond een feeëriek spektakel bezorgde.
Hierna kwamen de opkopers de gedroogde hop die werd verpakt in enorme jutte zakken keuren en werd de prijs overeengekomen. Na weging werd contant betaald en zag ik mijn grootmoeder vlug met haar welverdiende centjes de trap opgaan naar een geheim plekje waar het geld veilig werd opgeborgen. Van cheques of banken was er gelukkig nog geen sprake in die tijd.
Met de opening van de Wereldtentoonstelling op de Heysel te Brussel op 17 april 1958, nu 50 jaar geleden, deden bij vele gezinnen de eerste televisie- toestellen hun intrede. Zo ook in ons gezin waar mijn grootmoeder besloot om haar zuurverdiende spaarcentjes aan te spreken om zon toestel aan te schaffen.
Gezien ik in die tijd meestal bij mijn grootouders vertoefde, in de buurt school liep en bijgevolg ook bleef slapen, was ik getuige van de levering en installatie door de verkoper. Toen was er belange nog geen sprake van kleuren- of kabel-tv. Er moest echter op het dak een serieuze mast met verschillende staaf antennes geplaatst worden volgens het aantal zenders die bereikbaar waren. In ons geval waren dat BRT (of NIR),RTB, en Rijsel(FR.). Naargelang de jaren vorderden waren alle daken voorzien van dergelijke antennes wat de esthetiek zeker niet bevorderde. Nadat de antenne goed was afgesteld en we met zijn allen voor het eerst geschaard warenrond de beeldbuis verschenen de eerste bewegende beeldenop het scherm; een ware openbaring met kreten van verwondering en verbazing tot gevolg. Dit was cinema op zijn best in de huiskamer gebracht, zij het op een kleiner scherm, maar toch de wereld kwam als het ware rechtstreeks binnen; zo ook de reportage van de opening door Koning Boudewijn van de Expo 58. Een mens kan zich vandaag niet meer voorstellen wat een impact het medium TV toen had zowel op het jonge volkje als voor de ouderen die dit nog konden meemaken. Alhoewel de duur van de uitzendingen nog heel beperkt bleef, van 19 u 30 tot ongeveer 22 u en op maandag werd in t geheel niet uitgezonden was iedereen elke dag toch klaar om s avonds toch maar niets van al het wonderlijks te missen. Uitzendingen als het Journaal gevolgd door weerman Armand Pien, het eerst feuilleton Schipper Naast Mathilde (zie foto hierboven) met o.a.Nand Buyl en Chris Lomme, nu nog steeds een koppel, de eerste quiz Honderdduizend of niets met Tony Corsari en Pros Verbrugghen waren echte toppers die alle mensen van de straat hielden. Het was zo dat zij die nog geen TV hadden bij buren of familie die wel een toestel hadden massaal gingen kijken en er ook steeds welkom waren. Er was een ongewone gastvrijheid ontstaan dank zij de TV. Ook een eerste wereldkampioenschap voetbal werd live uitgezonden en reeds gecommentarieerd door onze legendarische reporter Rik De Saedeleer.De speakerinnen die alle programmas aaneenpraatten waren op korte tijd de eerste BVs : Paula Semer, Terry van Ginderen, Nora Steyaert en Monnique Delvaux. Programmas voor de jeugd als Nonkel Bob en tante Ria, De Texas Rangers, Lassie, Ivanhoe en Bonanza waren ontegensprekelijke hoogtepunten.
Op mediagebied en nieuwe technologie was dit nog maar een eerste item dat zijn intrede deed in ons dagelijks leven. Er zouden er nog ettelijke volgen in de loop van de jaren 60 en 70. Dit was nog maar een mooi begin.
In het 5e studiejaar bij meester Marcel werd voor het eerst een schoolreis gemaakt en nog wel naar onze Hoofdstad. Tot hiertoe (was 10 jaar in 57) was ik nog maar een paar keer naar Brussel geweest. De eerste maal was dat rond mijn 7e jaar op bezoek bij Sint-Niklaas in de Nieuwstraat in één van de grote magazijnen Au bon Marché of in de LInnovation. Voor zover mijn herinneringen dragen was dit met een oom van mij en een nichtje met de trein tot in station Brussel Noord en te voet naar de Rue Neuve. In het magazijn was er een zenuwachtige file van kleine leeftijdsgenoten om tot bij de goede Sint te geraken. Hij was opgesteld tussen rood fluwelen gordijnen en zat statig op een troon. Toen het mijn beurt was schrok ik want de Allerheilige sprak een taal die ik niet verstond, t zal wel Frans geweest zijn. Met een zakje snoep, een kinderhand is gauw gevuld, was het bezoek afgelopen. Een geluk dat mijn gulle Nonkel Roger ons wat speelgoed kocht : voor mij was dat een geweertje met pijltjes die men op een doeltje kon richten. Voor mijn nichtje was dat uiteraard een pop die toen reeds mama kon uitkramen. Alles werd in een zakje gestoken en zo spoorden we gelukkig terug naar huis. Nonkel Roger had ons pakje met speelgoed op de trein in het bagagerek gelegd. Bij het afstappen, de trein was juist uit het gezichtsveld,merkten we dat we zonder ons geschenkjes en met lege handen op het perron stonden. We waren onze speeltjes toch wel vergeten zeker. Wat een mooie dag had moeten worden eindigde in mineur. Een telefoontje van de stationschef naar het volgende station bracht immers geen soelaas . pakje met speelgoed was reeds verdwenen.