De bezoekers van het Ontmoetingscentrum hadden de kerstboom versierd met alles erop en eraan: kerstballen, gekleurde lampjes en slingers. Met het oog op het jaarlijkse kerstfeest op tweede kerstdag lagen er zelfs al enkele pakjes onder de boom. Die stond netjes in het midden van de ruimte en errond waren nu alle tafeltjes geschikt waaraan de bezoekers van het centrum zaten te kletsen met koffie, thee, cake en koekjes.
Achter de toog sloeg Frans het hele gedoe met een geamuseerde blik gade. Zelf had hij het niet zo voor dat hele kerstgedoe. Bij hem thuis had er nog nooit een kerstboom gestaan laat staan een kerststal. Maar ach, als de mensen hier daar lol in hadden, waarom ook niet? Hoe lang deed hij dit vrijwilligerswerk nu al op zaterdagnamiddag? Vijf Jaar? Neen, het waren er al bijna zes en zelden was hij niet present geweest. In zijn drukke bestaan was dit voor hem altijd al een rustpunt geweest maar vandaag vroeg hij zich af of wat hij hier deed wel enige meerwaarde had. Het was een vraag die hij zich nog nooit gesteld had. Waarom deed hij dat vandaag dan wel? Misschien had het wel te maken met deze crisistijden en met al de onheilsberichten die voortdurend de wereld werden ingestuurd of gewoon met de tijd van het jaar.
Zijn blik gleed over de tafeltjes en iedereen die daar zat kende hij, de meesten kwamen hier zelfs al langer dan Frans. Het waren mannen en vrouwen van allerlei slag die allemaal één ding gemeen hadden: eenzaamheid. Dat was ook de bedoeling van dit Ontmoetingscentrum, de eenzaamheid van mensen proberen te doorbreken. Waren de initiatiefnemers van tien jaar terug ook in hun opzet geslaagd? Had iemand ooit al eens de balans opgemaakt? Frans in elk geval niet, tot vandaag.
Hij stelde vast dat er in al die tijd dat hij hier actief was nog maar bitter weinig ten goede veranderd was. Integendeel, hij had het bezoekersaantal in die jaren alleen maar zien toenemen. In die mate zelfs dat er nu ook al geopend werd op woensdagnamiddag. Een andere vaststelling was dat het cliënteel lang niet allemaal kansarmen of, zoals dat dan met een eufemisme gezegd werd, minderbedeelden waren.
Daar had je bijvoorbeeld Emilia, een verpleegster die, sinds ze gepensionneerd was, hier elke woensdag- en zaterdagnamiddag te vinden was omdat, naar eigen zeggen, thuis de muren op haar afkwamen. En daar, aan het tafeltje links van de boom, zat Freddy, een man van een jaar of vijftig die al jaren werkloos was en met heel veel moeite de eindjes aan mekaar kon knopen en die bovendien worstelde met een drankverslaving die hij momenteel blijkbaar min of meer onder controle had. Door omstandigheden was hij verzeild geraakt in één van die woonwijken waar men de hardwerkende Vlamingen vindt die geen tijd of oog hebben voor wat er rondom hen gebeurt en die dat liefst ook niet weten. Niemand nam dan ook enige notie van Freddy.
En daar zat ook Paul, een dertiger van 150 kilo droog aan de haak en al even werkloos als Freddy. Iedereen in het stadje had hem ook al eens gezien maar zo goed als niemand had al met hem gesproken. hij had nochtans fantastische verhalen over zijn relaties met de hoogste kerkvaders van dit land en over alle vrouwenharten die hij in zijn dromen, maar dat laatste zei hij er nooit bij, veroverde.
Naast Paul zat Noëlla, een sociaal werkster met een burn-out met een zware depressie tot gevolg waarvan ze nu herstellende was. In al die tijd dat ze op non-actief stond had ze nog niemand van haar zo geprezen collega's gezien of gehoord.
Aan een ander tafeltje zat Marc die een jaar of acht geleden zijn werk en meteen ook zijn vrouw was kwijt geraakt. Hij verging zowat in zijn eigen vuil en eenzaamheid. Meestal zat hij ergens alleen in een hoekje maar vandaag had hij het gezelschap van Cyriel, de enige dakloze die het stadje rijk was.
Oh, ook Mirella was er vandaag. Mirella was niet alleen en niet onbemiddeld. Ze had thuis een man maar die was er nooit en dus kwam ze hier regelmatig wat gezelschap zoeken. Ze zat te kletsen met Rudy, een ex-bajesklant die al een aantal jaren op het rechte pad was maar niemand geloofde hem met als gevolg dat, telkens er in het stadje iets gebeurde dat niet strookte met de wet, de mannen in het blauw voor zijn deur stonden waardoor Rudy door iedereen als de pest gemeden werd.
En ja hoor, we zouden vandaag ook nog muziek krijgen want tegen een tafelpoot stond een gitaar en die was van Willy, een aan lager wal geraakte zanger die nog altijd mooie liedjes maakte maar die ze, bij gebrek aan een ander publiek, hier ten gehore bracht met twijfelachtig succes.
Frans stelde vast dat er echter één belangrijke afwezige was en dat was Norbert. Norbert had volgens Frans nog geen enkele zaterdagnamiddag gemist maar nu dus wel. Frans had gehoord dat hij geschept was door een auto en in het ziezkenhuis was beland waar hij nu nog altijd was. het was allemaal niet zo erg maar klaarblijkelijk probeerde Norbert zijn verblijf daar zo lang mogelijk te rekken. Daar had Frans alle begrip voor want thuis wachtte er toch niemand op hem. Zelf had Frans ook nog niet de tijd gevonden om Norbert een bezoekje te brengen en hij was er vrij zeker van dat niemand van wie hier zat dat al gedaan had. Sterker zelfs: hij was er ook zeker van dat niemand hier wist dat Norbert in het ziekenhuis verbleef.
Volgens Frans bewees dit voorval met Norbert dat dit soort initiatieven helemaal niets oploste. Straks, om zes uur zou iedereen weer zijns weegs gaan en volgend jaar of over tien jaar zouden ze allemaal nog even eenzaam zijn. Misschien, heel misschien zou Frans hier over tien jaar ook nog staan of ook niet maar nu moest hij terug naar vrouw en kinderen, naar het echte leven en morgen naar het voetbal en maandag weer naar de bank.
En zo boeren, burgers en buitenlui, heb ik geschetst, wat u niet ziet, Of niet wilt zien, maar dan is 't te laat, want beter uitleggen kan ik 't niet. We leven alleen maar om te leven en niet in 'n maatschappij, Die verzuipt in z'n gemaakte eigen kennis, als u 'm voelt, wees dan maar blij
(Armand)
17-12-2012, 19:39 geschreven door camiel
|