alles over asten van toen tot thans Alles over Asten.
11-08-2008
Strabrechtse Heide.
Ik prijs mij gelukkig een paar vrienden te hebben die vogelaar zijn.Zij proberen mij wegwijs te maken in een doolhof van vogelsoorten en -geluiden. Met een van hen, Toon Joosten, maak ik een tochtje over de Strabrechtse Heide. Toon is niet zomaar een vogelaar. Hij is al jaren vrijwillig vogelteller bij Staatsbosbeheer. Aan hem en zijn maat André de Koning is een van de zes gebieden toegewezen waarin de hei op papier is onderverdeeld. Eens in de 14 dagen houden zij er de aanwezige vogels bij, op grond van wat zij zien en/of horen. Meestal gaat Toon 's morgens vroeg, soms 's avonds laat, als hij bijvoorbeeld wil zien hoe het ervoor staat met de nachtzwaluw. Onderzoekers van de Radboud Universiteit hebben raadselachtige miniatuur-wigwams op de hei neergezet waar zij insecten binnenlokken om te kunnen zien of het daaraan ligt dat er steeds meer nachtzwaluwen zijn.
Vandaag vertrekken we 's morgens. Om een uur of 5 fietsen we de hei op, het moment waarop de dag onverbiddelijk door de nacht breekt. Nevelslierten bedekken de velden. "Geelgors", roept Toon, als hij de tonen herkent van Beethovens Vijfde Symfonie. Ik zie vinken vliegen, maar die hoeft hij niet te noteren. Mezen, merels en piepers ook niet. Daarvan zijn er te veel om op te noemen.
Gekraagde roodstaarten daarentegen moeten wel op zijn formulier. Hij kort ze af als GKR. Deze maand worden alle formulieren van alle vogeltellers verzameld. Deskundigen van Staatsbosbeheer laten er ingewikkelde rekensommen op los om de veranderingen aan te tonen die de vogelstand dit jaar heeft ondergaan.
We leggen aan bij de vogelhut bij het Beuven. Door de nevel zien we praktisch niets. Het gekrijs van meeuwen overstemt alle andere vogelgeluiden. In een logboek staan waarnemingen van vogelaars. Sommigen menen zich flauwe grapjes te moeten permitteren, maar Rinus Manders stelt keurig uitgewerkte lijstjes samen. Rooie Rinus ken ik al lang als een bevlogen natuurman. Hij had maar één nadeel, dat hij altijd ongelooflijk naar knoflook stonk.
Met Toon fiets ik langs de Witte Loop in de richting van het Wasven. "Het mooiste stukje van de hei", volgens hem. Omdat hij vogelteller is, mag hij op plekken komen die voor normale stervelingen verboden zijn. En omdat hij mijn vriend is, mag ik met hem mee. Dat geeft de sensatie een uitverkorene te zijn. Wij fietsen over handbrede, door overwoekering met hei en gras vrijwel onzichtbare koeienpaadjes. Toon kent de weg, mijn vertrouwen in hem is volkomen. In de verte blaft een ree als een hond, maar het gaat hier om vogels. We horen de riedels van veldleeuweriken, het tikgeluid van roodborsttapuiten, de melodieuze fluit van een wielewaal en de metalige klank van blauwborsten. Soms twijfelt hij als hij van ver een vogel ziet: is dat nou een boomvalk of een koekoek? "Als ik het niet zeker weet, schrijf ik het niet op", zegt hij.
Toon constateert dat er steeds minder wulpen op de hei zitten. Vanochtend zien of horen we er geen een. Als we op een bank onze ochtendboterham eten, komt voormalig boswachter Toon Bussers eraan. Toon is blijkbaar een populaire naam onder vogelaars. De ene Toon bevestigt de andere Toon in zijn zorg om de afwezigheid van wulpen. "Vroeger wachtten de wulpen me op als ik de hei op kwam gefietst. Ze begeleidden me van het ene naar het andere territorium."
" Nee, nee, de hei is niet meer wat-ie geweest is", zegt Toon Bussers in het kader van de gedachte dat vroeger alles beter was. "Maar er zijn wel meer nachtzwaluwen dan voorheen", probeer ik. "Die boswachters van tegenwoordig zitten meer in hun kantoor dan in het veld", bromt Bussers onverstoord. Maar dan kijkt hij op. "Een havik", wijst hij.
En verder? Waarom weet ik ook niet, maar er schiet me een tegeltjeswijsheid te binnen die ik me van een kunsttentoonstelling herinner: "Lang geleden was alles kort. Kort geleden was alles lang." Zie maar wat u ermee kunt.