De Ratelslang
Dit opgerolde kwaad, meetlint van zonden, ligt schuldeloos te slapen bij de ruit. Rondom hem liggen lappen oude huid. Wie zoveel zont, vervelt ook onomwonden.
Al eet hij vlees, hij adviseerde fruit. Maar Eva kon zijn boodschap niet doorgronden. Hij ratelde nog wel zo opgewonden, flitste zijn vleesvorkje wild in en uit.
Het paradijs is kort daarop gesloten. De boom werd omgehakt, de slang gevangen. Het gif, daar zijn de appels mee bespoten.
Die symboliek was ik me niet bewust. Ik werkte in Artis. Bij de ratelslangen werd ik - zoet zeventien - voor 't eerst gekussssst.
|