Ik ben Van Camp Alfons, en gebruik soms ook wel de schuilnaam fonne - ennof - fons - alfons - fonsvc - alfie.
Ik ben een man en woon in Antwerpen (België) en mijn beroep is gepensionneerde politieman.
Ik ben geboren op 29/12/1935 en ben nu dus 88 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: genealogie - voetbal - zwemmen - tennis en geschiedenis en foto's over Antwerpen.
Folkloristische figuren - Frans, het zoontje van Trees -
Frans, het zoontje van Trees.
Vandaag vertellen we over Frans, "Het Grootste Broodje".
Niemand in de 4de wijk zou gezegd hebben dat Frans slechts zeven jaar oud was. Zijn grote gestalte en zijn sterke spieren gaven hem een veel ouder uitzicht. Van zijn ouders had hij echter die kloeke lichaamsbouw niet geërfd, want die waren beiden mager en lang. Frans moest in de schoenmakerij van zijn vader werken. Hij maakte daar pikdraad en deed daar boodschappen. Naar school gaan zat er bij Frans niet in.
Alle ochtenden ging zijn moeder Trees in de bakkerij "broodjes" kopen. Ze betaalde één cent per broodje. De pistolets kosten twee centen per stuk. Deze kwamen meestal bij de rijken en op de ont-bijttafel terecht. Frans maakte elke morgen ruzie met zijn broer Jan omdat hij steeds het grootste broodje voor zichzelf wilde hebben. Hij bleef daarvoor zeuren en maakte zoveel kabaal tot Trees hem zijn zin gaf. Daardoor gaven de buren hem de bijnaam "Het Grootste Broodje" . Deze bijnaam bleef hij in het Sint-Andrieskwartier behouden.
Elke morgen haalde Frans een flesje "kwak" voor zijn vader in de herberg van Suske Fries. Telkens dronk kleine Frans echter een ferme slok uit zijn flesje. Hij hield het daarna onder de waterpomp, zodat het toch nog vol leek. Op een dag verklapte de herbergier aan de vader van Frans wat zijn zoontje met zijn "kwak" uitrichtte. Razend kwaad nam vader de ochtend daarop het grootste broodje van Frans af. Voor zijn straf moest hij onmiddellijk boodschappen gaan doen. Frans moest een paar herenschoenen naar gemeenteraadslid De Vocht dragen in de Happaertstraat en ook een paar damesschoenen naar juffrouw Van Noyen, de directrice van de meisjesschool in de Sint-Jansstraat (de huidige Aalmoezenierstraat). Zijn moeder Trees had zijn haar nog netjes gekamd en hem gevraagd beleefd zijn pet af te nemen wanneer hij die deftige lieden zou ontmoeten. Frans hield echter van grappen maken en opende al gauw de pakjes onderweg in de poort van Scheel Net. Hij legde een herenschoen bij een dames- schoen. De dienstmeid van meneer De Vocht bedankte Frans hartelijk en gaf ze hem zelfs een klein fooitje. De schooldirectrice was ook heel vriendelijk en ze stopte kleine Frans extra vijf centen toe. Ze stond te wachten om met de mesijes naar de mis te gaan in de Sint-Andrieskerk.
Blij over deze gelukte opdracht kocht Frans in het naar huis gaan twee grote broodjes. Ze waren belegd met kaas en stroop. Na deze grap weigerde de vader van Frans zijn zoon nog in de schoenmakerij te laten werken. Frans werd toen helper van de Cité. Dit is zijn hele verdere leven gebleven.
Vandaag vertellen we over de zonen van vader Janssens. Piet en Jef woonden met hun vader bij meneer De Groof in de Happaert-straat. Jef hielp vader Janssens bij het schoenen maken en Piet verdiende zijn centen als loopjongen in een kaarsenfabriek, wat hem de bijnaam "Piet Bougie" bezorgde.
Alhoewel zij alle drie onder één dak woonden, maakte ieder apart zijn eigen eten klaar. Vader Janssens nam na zijn belegde boterham-men steeds een ontbijtkoek als "dessert". Terwijl Jef zich tevreden stelde met enkel stroop op zijn brood, gaf Piet er de voorkeur aan zijn boterhammetjes te beleggen met "gerookt vlees". Op het middagmenu stonden veelal stoofvlees of worsten 's avonds nog met een veeg mosterd.
Elke zaterdag, zondag en maandag gingen ze uit. Wanneer ze dan elk apart tegen de ochtend thuis kwamen, dronken ze koude koffie uit de tuit van de koffiekan.
Jan De Schuyter vertelt in zijn boek "Wij, jongens van het Sint-Andrieskwartier" een prettige anekdote over Piet en Jef Janssens die tijdens één van de beruchtte "kermisweken" gebeurd was. Tijdens de feestelijkheden speelde vader Janssens steeds de bas en zijn zoon Jef de triangel in café "Het Wereldje" in de Schoytestraat. Het was reeds een traditie geworden dat de schoenmakerij van de familie Janssens tijdens de kermissen een hele week gesloten bleef. Zo konden zij veel tijd besteden aan het tot zich nemen van pinten en borrels. Lang van tevoren leefde men in huize Janssens naar de kermis toe. Om direct aan de slag te kunnen gaan na de kermis, sneed vader Janssens reeds zolen en halve zolen op voorhand. Omdat ze naar de kermisstoet gingen zien, had Janssens senior die ochtend van de feestelijkheden zes biefstukken gekocht bij beenhouwer Breydel in de Sint-Antoniusstraat. Het plan bestond erin deze stukken vlees na de stoet te braden.
In het feestgewoel na de stoet geraakte de heren Janssens elkaar kwijt. Elk van de drie verdwaalde met enkele vrienden van het ene café in het andere
De traditionele ommegangen behoorden tot de mooiste uitingen van het volksleven.
De stoeten van het "Landjuweel" bevat steeds de walvis met Cupido, de dolfijnen, de bootjes, het schip en de zeelieden van alle landen, allemaal zinnebeelden van de rijkdom die Antwerpen vanuit de zee via de Schelde ontving. Cupido spoot de aanwezige kijkers van de feeststoet zo nat dat de paraplu's te voorschijn kwamen. Jef Janssens was echter niet alleen nat van buiten, maar zeker even nat van binnen toen hij die avond huiswaarts keerde.
Wanneer hij de huiskamer binnenwandelde zag hij scheel van de honger. Hij zocht naar het vlees dat zijn vader die ochtend gekocht had. Toen nam hij per vergissing een paar gereed gesneden halve zolen. Hij wierp ze in de pan en "braadde" de toch wel erg taaie biefstukken. Toen hij ging eten, geraakte hij maar niet door zijn lappen vlees met zijn mes. Razend omdat het niet lukken wou, viel hij uiteindelijk toch in slaap, met zijn hoofd op de arm op de tafel naast het bord met het onsmakelijke avondmaal.
Toen rond vier uur in de morgen vader en Piet thuis kwamen, vonden ze het huis vol stinkende rook. Daar zij echter mosselen gegeten hadden in de Hoogstraat en deze schaaldieren nadien rijkelijk hadden laten zwemmen in het bier en de jenever, trokken zij zich van heel de huiselijke situatie niets aan en gingen nog half gekleed slapen.
In de voormiddag werd Piet wakker door het gebraak van de andere huisgenoten. Met een enorme kater vertelden ze toen alle drie hoe mooi de stoet geweest was aan elkaar. Ze waren ervan overtuigd dat het de laatste keer zou zijn dat ze nog zo iets moois gezien hadden. Jef voegde eraan toe dat het te hopen was dat het ook de laatste keer zou zijn dat hij zo'n taaie "biefstuk" te eten kreeg als die vorige nacht.
Folkloristische figuren - Op Karlientje met zijn klarinet -
Op Karlientje met zijn klarinet
Vandaag wijden wij ons aan een korte, dikke vreemdeling die door de mensen van de Parochie van Miserie "Karlientje met zijn klarinet" genoemd werd, omdat hij steeds op stap ging met dit merkwaardig muziekinstrument.
Deze zonderlinge man woonde bij Trees de Neus in het Steegsken. Hij was bijzonder goed gekend bij de dokwerkers die dagelijks naar de dokken trokken of naar de werven met de boeren van Zwijndrecht, Beveren, Kruibeke, Melsele en omgeving. Ze verdienden daar hun dagelijks brood en ... hun dagelijkse drank. De mannen van de dok noemden hun dagelijkse portie drank "hun kwak".
Rond halftien 's morgens trok "Op Karlien met zijn klarinet" erop uit, zijn muziekinstrument stevig onder de arm geklemd. Hij zocht dan de kade op waar de schepen aanlegden en verwelkomde de matrozen op een muzikale wijze. Weldra vormden ze een klein optochtje. Aan het begin van de stoet liep dan de muziekmakende vreemdeling. Dit bracht een heel eigenaardig stuk sfeer aan de havenkant. In de druk bezochte herbergen krioelde het toen van schippers en ander havenvolk.
De voornaamste havencafés waren toen het "Oud Schippershuis" op de Jordaenskaai, de "oude Marktschuit", "Kleine Brabant" en "Hollandsch Hof" alle op de Van Dyckkaai, "Den Hert" op de Orteliuskaai, "de Eenhoorn" op het Zand en "In Jonas" op de Sint- Pietersvliet. De tocht ging verder van het ene café naar het andere op de deuntjes van de klarinet. Arm aan arm en al zingend trokken ze tenslotte van het lokaal "De Pauw" op de hoek van de Oever en de Muntstraat naar het "Grijs Peerd" op de hoek van de Augustijnenstraat.
Aan eten werd niet gedacht. De groep feestvierders vonden de biertjes belangerijker. Soms gaf men "Op Karlientje met zijn klarinet" een fooitje. Maar dat was niet zo belangrijk voor hem. Het voornaamste vond hij dat zijn lever voortdurend bevochtigd werd met fris gerstenat. Het gebeurde zelfs dat hij een hele nacht gratis klarinet speelde. Ook de zatte vrouwtjes van de wijk hoorden de vreemdeling graag spelen. Zo gaf hij soms "klarinetrecitals" aan "Mieke zonder hemd".
Dat onze muzikant niet altijd een aandachtig luisterpubliek onder zijn toehoorders aantrof, bewijst het feit dat zijn muziek helemaal niet doordrong tot "Marie de voddenlingé" die dikwijls stomdronken in de goot van de straat door enkele spelende kinderen op een stootkar geladen werd en naar het politiebureau gereden werd waar ze haar roes kon uitslapen tot de volgende morgen.
Sint-Andries (W-16) Geen wijk in Antwerpen heeft zoveel namen als het Sint Andrieskwartier: de Vierde Wijk, de Parochie van Miserie, de Luizenmarkt, de Rode Burcht. Ze is de wijk van volkse figuren zoals Mie Citroen, Zotte Rik en Lange Sander. Maar ook van grote namen zoals Hendrik Conscience, Door Van Rijswijck, de volksschrijver John Wilms en Lode Zielens.
Via een zoektocht kan u op eigen tempo het Sint Andries ontdekken. Het was een typische arbeidersbuurt en uitsluitend bevolkt door de armsten der armen. In de ontelbare gangen en stegen en smalle straatjes, in de dikwijls bekrompen huisjes, woonden een bonte mengeling van leurders, dokwerkers, koffieboonraapsters, zakkenmaaksters, zwervers en bedelaars.
Vandaag is het nog steeds een levendige buurt, waar het aangenaam is om te wonen. De misérie is gelukkig verdwenen, maar enkele mooie pareltjes zoals de Paardekensgang en de Sint Andrieskerk nog niet.
Sint-Andrieskerk
ANTWERPEN - Als je door de straten van Sint-Andries kuiert, stap je van het ene mini-straatje in het andere. Het geeft een beetje een vakantiegevoel. Tussen de smalle huisjes ontdek je vaak mooie verrassingen. Via de Willem Lepelstraat kom je zo in het Paardenpoortje of Paardekensgang. Het piepkleine steegje is in 1997 verkocht voor 5,6 miljoen frank (bijna 140.000 euro) omdat de eigenaars het niet eens waren over de bestemming. Het ultra kleine straatje telt zes huisjes aan elke kant en is iets meer dan twee meter breed. Om te tonen hoe erg ze aan hun stekje verknocht zijn, versieren ze het elke zomer met kleurrijke bloemen. Het is maar enkele decennia geleden dat de bewoners er nog één douche en één toilet deelden. Ze leefden heel primitief, maar ze bleven steeds super opgewekt