1
Wij worden omgeven en gevuld door woorden, die iets met ons voorhebben. Woorden van de meeste uiteenlopende aard, oorsprong en met allerlei bedoelingen (
).
Hugo Brems. De rentmeester van het paradijs (Manteau, Antwerpen, 1986.).
2
Ook ik ben omgeven door woorden, boeken die iets met me voorhebben. Die boeken zijn van uiteenlopende aard en oorsprong.
Ook ik ben omgeven door woorden, boeken, die iets met me voorhebben. Ze bewonen mijn leefkamer. Eén vierde van de muur bestaat uit een boekenrek van meer dan 2 meter hoog dat volgestapeld is met boeken. Ook boven mijn hoofd, op zolder, zijn boeken: volgestouwde kartonnen dozen.
Die boeken zijn van uiteenlopende aard. Kook- en tuinboeken. Geschiedenisboeken en -tijdschriften. Boeken over kunst. Literatuur. Literatuur! Boeken, tijdschriften en andere literaire publicaties zoals LPs, geboorte- en doodskaartjes, wens- en prentkaarten, losbladige uitgaven, bierviltjes: proza, poëzie, toneel en kritiek.
Die boeken zijn van uiteenlopende oorsprong. Gekocht in gewone en tweedehandswinkels. Gevonden op alternatieve boekenverkopen. Overgenomen toen mijn vader gestorven is. Gekregen bij gewone en andere gelegenheden. Toegestuurd gekregen omdat ik ooit lid ben geweest van de redactie van verscheidene en verschillende literaire tijdschriften waarin ik vooral literaire tijdschriften, maar ook poëzie en proza, besprak. Gekocht in Halle, mijn geboortestad, in wat Vlaanderen genoemd wordt, in Brussel en Wallonië, in London, in Frankrijk, in Catalonië.
Een tijdje geleden heb ik mijn boekenrek weer eens op orde gezet. Op orde zetten betekent: boeken elimineren. Boeken elimineren betekent: boeken in dozen stapelen en op zolder zetten. De zolder als symbool van opslagruimte, ruimte in mijn achterhoofd waarin ik die kennis die minder nodig is, opsla om later weer op te roepen.
Boeken lenen. Boeken wegwerpen. Ik huiver. De gedachte om in een bibliotheek mijn beurt te moeten afwachten om van iemand die slechts beroepsmatig bezig is met verminkte boeken, de toestemming te krijgen om te ontlenen, is ondraaglijk. De gedachte dat boeken weggeworpen of vernietigd worden, is een foltering.
Iemand die slechts beroepsmatig met boeken bezig is. Een bibliothecaris is slechts aangetrokken door een gedeelte van de boeken die aangekocht worden. De rest kan zijn belangstelling niet wegdragen. De keuze van aan te kopen boeken die niet tot zijn voorkeurlectuur behoren, lijdt eronder. Uit de aankoop van boeken die tot zijn voorkeurliteratuur behoren, zal zijn interesse en voorliefde duidelijk blijken. Gevolg: subjectieve keuze en onvolledig boekenaanbod: onbewuste censuur. Gevolg²: opdringen van zijn lectuurkeuze aan de lezer: bewuste censuur. Gevolg³: doodzwijgen van personen met wie hij wil afrekenen. Verminkte boeken. Een slappe kaft is vervangen door een harde. Stempels, gekleefde etiketten en administratieve codes worden te onpas op de meest onmogelijke plaatsen aangebracht. Het gebrek aan respect en desinteresse van de bibliothecaris voor het (levens)werk van de auteur, met wie de bibliothecaris geen affiniteiten heeft, blijkt overduidelijk. Toestemming krijgen om te ontlenen. Waar haalt een bibliothecaris het in zijn hoofd om mij de toestemming te geven om een deel van de gemeenschappelijke cultuur -Elke uitgave in drukvorm is een vorm van cultuur: boek, tijdschrift, dag- of weekblad, pamflet, affiches,
Zelfs de vulgariserende en veralgemenende publicaties als Flair, Joepie of het ledenblad van VTM moeten daartoe gerekend worden.- te ontlenen. Hij bezit toch geen monopolie! De stempel of de electronische lezing die de ontlening visualiseert, symboliseert het onpersoonlijke en het denigrerende van het systeem.
Boeken wegwerpen of vernietigen. Boeken wegwerpen: ik mag er niet aan denken. Boeken zijn onverbrekelijk met mij verbonden. Boeken! koester ik. Zie ik me al dochter of vrouw dumpen omdat er woorden zijn en ik het in een opwelling niet meer zie zitten! Boeken vernietigen. Ik mag er niet aan denken. De gedachte alleen al doet me kotsen! Het gebeurde maar al te vaak. De in deze contreien bekende en ten onrechte geprezen Keizer Carlos -quinto (de vijfde) van het Heilig Roomse Rijk en primero (de eerste van die naam) van Spanje. Waarom toch voelden die heren zich zo belangrijk?- en zijn zoon Felipe II lieten zonder gewetenswroeging boeken, verwoording van cultuur en andersgelovigen, en verspreiders ervan verbranden. Tussen haakjes: geloof: cultuur of a(nti)cultuur? Antwoord zelf maar. Hitler en zijn volgelingen deden hetzelfde met uitingen van politiek en andere tegenstanders. Met andere cultuurvormen is het niet anders geweest. Herinner je augustus 1966 in de Verenigde Staten: alles wat met The Beatles te maken had, werd door een hysterische massa christenen stukgeslagen en verbrand omdat Lennon het aangedurfd had de waarheid te zeggen: The Beatles zijn populairder dan Christus. Gelijk had hij. Bij de Arabieren is Christus nooit populair geweest: denk maar aan de kruistochten -Arabische kinderen zijn nog steeds bang voor de kruisvaarder zoals kinderen bij ons voor Zwarte Piet. Daarmee zijn we bij de kerk aanbeland: de grootste vernietiger van cultuur die ze door haar cultuur probeerde te vervangen. Maar dat hoort in dit artikel niet thuis. Vernietigen van boeken en cultuur bestaat nog steeds: denk maar even aan de stukgeschoten en afgebrande bibliotheek van Sarajevo, enkele jaren geleden maar. Een beeld dat me wenen deed. De gedachte eraan doet me nog steeds wenen.
3
Een tijd geleden heb ik mijn boekenrek weer eens op orde gezet, heb ik alineas geleden verklaard. Op orde zetten betekent niet: wegwerpen of vernietigen. Op orde zetten betekent: bewaren. Bewaren voor mezelf? Bewaren voor het nageslacht? Wie zal het zeggen? Aan een bibliotheek zal ik ze alleszins niet overmaken.
Veel literaire tijdschriften en proza weggeborgen. Van de literaire tijdschriften heb ik ondanks alles geen enkel nummer van Poëziekrant naar de zolder verbannen. Ondanks alles omdat ik van oordeel ben dat dat tijdschrift te veel aandacht besteedt aan poëzie in Nederlandse vertaling en aan gevestigde, zich herhalende dichters. Veel proza van vrouwen in dozen opgeborgen. Slechts Gronon en Zvonik heb ik behouden. Ook veel vaste namen hebben mijn selectie niet doorstaan: Geeraerts, Mulisch en Michiels zijn verdwenen. Boon, Claus en Gijsen -Schoollectuur? Vergeet het maar.-, Lampo en de 30 Schouwenaars-en hebben de confrontatie overleefd. Literaire kritiek en poëzie heb ik ongemoeid gelaten.
Poëzie: alles weer eens doorgebladerd. In veel bundels fragmenten herlezen. Poëzie: dichtbundels, verzamelde werken, bloemlezingen, collectieve bundels, alternatieve uitgaven. Poëzie: uitgaven in eigen beheer, bij kleinere uitgeverijen, bij grote namen. Poëzie: onverzorgde, afgewerkte en luxe-uitgaven.
4
GEDICHT VOOR MEZELF
als de wind takken afkraakt
en zand opstuift
als de regen dammen breekt
en oogsten vernielt
al de droogte akkers verdort
en in tweeën splijt
als ik eindelijk nog eens
een gedicht schrijf,
zal niemand er naar kraaien
dat hoeft ook niet
Rik Wouters. Nauwelijks ademend verheffen woorden zich (Iambe, Molenhoek, Nederland, 1982).
5
Poëzie roept vragen op. Poëzie roept meer vragen op dan ze antwoorden geeft. Waarom schrijft men poëzie? Waarover handelt poëzie? Wat is poëzie?
Waarom schrijft men poëzie? De dichter schrijft omdat hij door taal geobsedeerd wordt. Hij schrijft niet voor zichzelf. Niet voor zichzelf alleen, natuurlijk, bedoel ik. Beschouw mijn uitspraak dat het niet hoeft dat iemand ernaar zal kraaien als ik eindelijk nog eens / een gedicht schrijf, maar als een boutade. Het feit alleen al dat ik mijn gedichten uitgeef, dat iemand zijn gedichten uitgeeft, bewijst dat er niet voor zichzelf geschreven wordt.
De dichter wil gelezen worden. De dichter wil communiceren. De dichter meent dat hij een taak heeft. De ene is van oordeel dat hij de vonk van de inspiratie op de lezer moet doen overslaan zodat die ertoe aangezet wordt te denken en te interpreteren. De andere wil door zichzelf in de om-wereld proberen te situeren, de lezer met zichzelf confronteren.
Waarover handelt poëzie? Dichters zijn niet kieskeurig. Dichters zijn niet kieskeurig wat de onderwerpen van hun gedichten betreft.
Hugo Claus heeft het gehad over Een bed te Brugge en muziek in Kwartet op. 132. Karel Jonckheere ging op reis in Geen verte te veel. Willem M. Roggeman dacht dat De revolutie begint te Brugge. Clem Schouwenaars richtte een brief aan een jong dichter. Paul Snoeck heette iedereen Welkom in mijn onderwereld. Stefaan Van den Bremt schreef een Kleine allegorie van de hengelaar. Paul van Ostaijen zag in Het dorp Een oude man. Daniël Van Ryssel droomde van een Porsche tijdens Le Mans 69.
Remco Campert stelde zich vragen in Iemand stelt de vraag. Rutger Kopland zat graag Onder de appelboom in zijn tuin. Sybren Polet dacht dat De vijand uit het heelal kwam. Paul Rodenko had het over Dichterschap, Geen wind, Bommen en Zomaar wat zomerregels. Simon Vinkenoog hield een Pleidooi voor de waarheid en droomde van Pipiltzintzintli, en andere psychedelicatessen.
Dichters zijn niet kieskeurig wat de onderwerpen van hun gedichten betreft. Toch is niet alles poëzie. Alles kan wel poëzie worden. Zelfs het scheetje dat me ongewild (?) ontsnapt op een perron in Brussel-Centraal.
Wat is poëzie? Een allesomvattende en sluitende omschrijving is niet voorhanden en zal nooit op papier gezet of uitgesproken worden. In Woord. Taal. Gedichten ben ik. met als ondertitel Een ars poetica, een artikel verschenen in mijn eenmanstijdschrift Casita de la soledad, heb ik ooit een goedbedoelde, maar vergeefse poging gedaan:
Het gedicht (= de poëzie) is een tekst die geschreven is in een bestaande en in de dagelijkse omgang gebruikte taal, die (meestal) bestaat uit strofes die in verzen onderverdeeld zijn, en die een algemeen-menselijke inhoud heeft.
Laat ik het houden bij het feit dat poëzie opgebouwd is uit gedichten die opgebouwd zijn uit strofes die opgebouwd zijn uit verzen die opgebouwd zijn uit woorden die betekenisvoller zijn dan vermoed of verwacht. Poëzie is dus een combinatie van woorden. Doordat de dichter (zo) veel (mogelijk) wil zeggen met (zo) weinig (mogelijk) woorden, hanteert hij een gecondenseerde en uitgezuiverde taal. Poëzie: vermenigvuldiger van betekenissen van woorden.
Poëzie doet de betekenis van woorden verschuiven in de richting van de bedoeling van de dichter die (meestal) niet de meest voor de hand liggende betekenis van het woord gebruikt. Daardoor gaat het woord een eigen bestaan leiden. Het woord wordt poly-interpretabel. Het woord krijgt een andere zin die door de dichter, die het woord gebruikt, bepaald wordt.
6
Laat ik alvast één misverstand uit de wereld helpen. Mijn romanschrijver bij uitstek Clem Schouwneaars, die als dichter ondergewaardeerd is, heeft ooit en terecht verklaard
Dat er geen goede of slechte gedichten bestaan; er bestaan alleen maar gedichten. Zo bestaan er ook geen goede of slechte dichters; alleen maar dichters. De zogenaamd "slechte" zijn de naam "dichter" niet waard.
Clem Schouwenaars. Verzamelde gedichten. (Hadewijch, Schoten, 1984.).
7
Er bestaan 2 soorten dichters. Dichters die gedichten schrijven, en dichters, die verzamelingen van gedichten schrijven.
Dichters die gedichten schrijven. Ze schrijven gedichten die op zich staan. Elk gedicht kan afzonderlijk gelezen worden. Kennis van andere gedichten is niet noodzakelijk om inzicht in dat ene gedicht te verkrijgen. De dichters schrijven hun ganse leven of tijdens hun ganse literaire carrière losse gedichten: het ene gedicht na het andere. Laat ik ze dichters blijven noemen.
Dichters die verzamelingen van gedichten schrijven. Ze schrijven gedichten die afzonderlijk én op een zinvolle wijze kunnen gelezen worden maar die pas hun volledige betekenis krijgen in combinatie met andere gedichten. Kennis van andere gedichten is dus noodzakelijk om volledig inzicht in dat ene gedicht te verkrijgen. Die verzamelingen worden afdelingen of cycli genoemd. In cycli (= thematische en stilistische eenheid) is de band tussen de gedichten nog sterker dan in afdelingen (= thematische eenheid). Vaak zelfs vormen diverse cycli, opgenomen in één enkele dichtbundel, inhoudelijk een geheel dat ik opus zou willen noemen. Vaak zelfs zijn de verbanden tussen verschillende dichtbundels, opera, zo intens dat van toeval geen sprake kan zijn. De dichters werken hun gans leven of tijdens hun ganse literaire carrière aan het creëren van afdelingen en/of cycli, die tot opera uitgroeien. Dit geheel van opera is een oeuvre. Laat ik deze dichters poëten noemen.
Dichter staat tot schrijver van prozawerken zoals poëet tot de auteur ervan staat. Poëten worden terecht belangrijker geacht dan dichters. Aan hun werk wordt meer aandacht besteed. Het zijn ook de poëten die voor de eeuwigheid schrijven. Of hun naam voor altijd blijven zal, is echter een andere zaak.
Poëzie roept meer vragen op. Poëzie roept meer vragen op dan ze antwoorden geven kan. Hoe ontstaat poëzie? Wat maakt poëzie niet geliefd?
Hoe ontstaat poëzie? Poëzie heeft alles te maken met inspiratie, de literaire vonk. Zonder kan van dichtkunst geen sprake zijn. De dichter wordt door iets beroerd en besluit erover te schrijven. Dat iets kan om het even wat zijn; ik heb immers geschreven dat alles poëzie kan zijn of worden. Inspiratie alleen echter brengt geen gedicht voort. Na de inspiratie hangt het van de dichter af of een gedicht ontstaat. De dichter moet de literaire vonk verder uitbouwen en ervoor zorgen dat de eerste schrijfact in de richting van een gedicht evolueert. Wat dan tot stand komt, is slechts een ruwe kopij van wat een gedicht kan worden. Het moeilijkste moet nog beginnen: het schrappen en aanpassen, het schrappen en herschrijven, het schrappen en weglaten, het schrappen en bijvoegen tot een gedicht geboren wordt. Laat ik het cru stellen: een gedicht is het resultaat van schrappen, (misschien zelfs) van vernietigen.
Wat maakt poëzie niet geliefd? Poëzie is de combinatie van woorden die schijnbaar niet bij elkaar horen. Ze gaat verder dan de meest logische betekenis(sen) van woorden. Ze is vermenigvuldiger van betekenissen. De lezer wordt ermee geconfronteerd en twijfelt. Waar een (proza)tekst iets zo duidelijk mogelijk probeert te zeggen en daardoor tekst aan banden legt, wil de poëzie leren ontcijferen en interpreteren. Daarom geeft ze taal (en lezer) de grootst mogelijke vrijheid. De lezer is niet gewoon om met vrijheid om te gaan en aanvaardt de poëzie niet. Hij begrijpt niet en verwerpt. Hij begrijpt niet omdat hij de nodige opleiding ontbeert: hij heeft nooit geleerd om verbanden te leggen en af te leiden. Hij is niet in staat om te interpreteren en sleutels of symbolen in zijn eigen taal om te zetten. Hij is gewoonweg niet in staat om met de dichter te communiceren. Hij haakt af.
De dichter is niet geliefd. De kunstliefhebber heeft meer aandacht voor plastische kunsten. Geld, tienduizenden, honderdduizenden, miljoenen heeft hij ervoor over om zich een kunstwerk aan te schaffen. Natuurlijk heb ik het hier over de kapitaalkrachtige, de verzamelaar die kunst ziet als investering, als middel om zijn fortuin nog te vergroten.
De gewone mens is geen zier beter: hij reageert op dezelfde manier. Hij wil wel enkele tienduizenden franken besteden om zich een (liefst) werkelijkheidsgetrouw schilderij of ander plastisch werk aan te kopen. Enkele honderden franken uitgeven om zich een roman aan te schaffen gaat echter te ver of kan slechts na veel wikken en wegen. Welke overwegingen moeten dan niet aan de aankoop van een dichtbundel voorafgaan!
Zelfs voor collega-dichters of andere kunstenaars speelt de prijs van een dichtbundel bij aanschaf een grotere rol dan de kwaliteit ervan. Toen Het woord hertalen en Wat stilte genoemd wordt, mijn dubbeldichtbundel uit 1996, op 3 maart 1996 door Nicole Van Overstraeten in café In de fazant op de Grote Markt van Halle werd voorgesteld, kon een aanwezige dichter niet nalaten de hoge prijs ervan aan de kaak te stellen. Hoge prijs? 500 frank voor 25 gedichten of bijna 700 verzen -Blancoverzen niet meegerekend, hoewel ze ook deel van de gedichten uitmaken. Het belang van de stilte is ontegensprekelijk.-: 20 frank per gedicht. 500 frank: 11 grote stellas of nog geen C.D. of minder dan een portie mosselen met friet of iets meer dan 12 liter benzine of
Ik probeer (al lang) niet (meer) te begrijpen!
9
Wat wordt gedaan om literatuur te promoten? Wordt wel iéts gedaan om literatuur te promoten? Ik denk dat mijn tweede vraag het antwoord doet veronderstellen. Inderdaad, er wordt niets, maar dan ook helemaal niets gedaan om literatuur te promoten. Noch door de overheid. Noch door de uitgevers.
De overheid. Herinner u oktober 1969. CVP-Minister Frans van Mechelen, de cultuurminister die geen Nederlands kende en dan maar onhollands Hollands sprak, volgde het advies van de door hem ingestelde jury en kende de toen nog Belgische Staatsprijs voor verhalend proza toe aan Jef Geeraerts. Gangreen 1 (Black Venus), het bekroonde boek, handelde, om het (te) simplistisch voor te stellen, over een blanke koloniaal en zwarte gekoloniseerde vrouwen die veel aan sex dachten. De katholieke wereld was geschokt. Interpellaties alom: in de kamers en op de preekstoel. Een overgrote CVP-meerderheid was van oordeel dat pornografie niet mocht onderscheiden en bewierookt worden en vond een bondgenoot. De BOB, in opdracht van Alfons Vranckx, de socialistische minister van justitie, nam het boek in beslag met als argument dat het in strijd was met de goede zeden. Ironie: een CVP-minister bekroont pornografie. Later werd het boek in de handel gebracht. Nogmaals ironie: door het vieze CVP-spelletje om haar machtspositie te verstevigen werd het boek een ongelooflijk kassucces. Het boek was en is ook een uitzonderlijk goed boek. Zedenles 1: aan de boekenverbrandingen in Nazi-Duitsland werd al lang niet meer gedacht. Zedenles 2: er was geen cultuurbeleid; er moest er één komen.
1997, 28 jaren later: literatuur wordt niet meer gecensureerd. Indien het niet past in een of ander kraam, wordt hij gewoonweg doodgezwegen. Boeken door politici in een onbegrijpelijk Wetstraattaaltje geschreven, worden de hemel, het volkshuis of de loge ingeprezen.
1997, 28 jaren later: er is nog steeds geen cultuurbeleid. Jaarlijks veranderen de voorwaarden die moeten vervuld worden om in aanmerking te komen voor werkbeurzen, steunaankopen of financiële tussenkomst voor het houden van lezingen. Het lijkt wel of ministers geen visie op literatuur hebben. Ze worden niet tot minister van cultuur benoemd omdat ze belang stellen in cultuur en zeker niet omdat ze kennis hebben van en inzicht in cultuur. In 1997 werden naar jaarlijkse gewoonte literaire werkbeurzen voor auteurs en vertalers toegekend. Naar jaarlijkse gewoonte werd weer eens aan dezelfde, gevestigde namen gedacht -Ik selecteer uit de lijst.- Stefaan Hertmans en Leonard Nolens, meer dan 600.000 frank per jaar elk, Walter Van Den Broeck, Christine Dhaen, Ivo Michiels, Luuk Gruwez, Hedwig Speliers, Geert Van Istendael, Willie Verhegghe -Werkt die niet bij het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Administratie Cultuur!- en Pjeroo Robjee, Marcel Van Maele en Brigitte Raskin, nog meer dan 240.000 frank per jaar elk.
De uitgevers. Er zijn 2 soorten uitgevers: de gevestigde, grote, en de alternatieve, kleine uitgeverijen. Geen van beide geeft veel om literatuur.
Voor de grote uitgeverijen telt slechts de poen die binnenkomt. Eigenlijk zou ik hen moeten begrijpen. Hun financiers willen dat hun investeringen renderen. Moet ik genoegen nemen met het feit dat de opbrengst -Een schamel deeltje ervan maar!- van de verkoop dient om arbeiders en bedienden te betalen? Het lijkt logisch dat de uitgeverijen werk uitgeven van gevestigde waarden die een minimumomzet, winst garanderen. Wat doen ze echter indien er een gebrek komt aan gevestigde waarden? Geen probleem! Ze creëren nieuwe vedetten. Brigitte Raskin heeft naam gemaakt via tv-optredens. Tom Lanoye heeft zijn homofilie, zijn schabouwelijke Antwerpse Nederlands en zijn aliteraire performances mooi uitgebuit. Hermans Brusselmans heeft met ten top gedreven vulgariteiten allerhande zijn carrière een formidabel elan gegeven. Wat zijn echter hun literaire kwaliteiten? Dwing me alsjeblief niet om neer te schrijven! Weet dat men in 2 richtingen kan vallen.
Voor de kleine uitgeverijen, die voornamelijk poëzie uitgeven, telt spijtig genoeg ook slechts poen. Ze geven jaarlijks (in de meeste gevallen) verschillende dichtbundels uit. Een lovenswaardig initiatief? Zeker niet. De dichter betaalt druk-, verspreidings- en andere kosten en (vaak nog) een extraatje voor de uitgever die (meestal nog) met de opbrengst van de verkoop gaat lopen. De dichter moet zelf maar proberen om zijn investering door eigen verkoop terug te krijgen. Het voordeel is dan toch de genoegdoening om zijn werk gepubliceerd te zien?! Helemaal niet. Tussen het overaanbod is het bijzonder moeilijk om poëzie van wat op poëzie lijkt, te onderscheiden.
10
Poëzie. Much ado about nothing. Veel geblaat en weinig wol. Holle intentieverklaringen. Vriendjespolitiek. Storm in een glas water! Woorden. Beloftes. Leugens. Lawaai. Maar geen stilte.
Mucha poesía ha sentido la tentación del silencio. Porque el poema tiene por naturaleza al silencio. O lo contiene como materia natural. Poética: arte de la composición del silencio. Un poema no existe si no se oye, antes que su palabra, su silencio.
José Angel Valente. Material memoria (1979-1989) (Alianza Editorial, Madrid, Spanje, 1992.).