pogingen tot archiveren, verklaren en interpreteren
“HALLE IN DE LITERATUUR” wil “pogingen tot archiveren, verklaren en interpreteren” ondernemen. Aandacht wordt besteed aan literatuur over en in Halle door Hallenaars en anderen in het Nederlands en andere talen. Onder literatuur wordt poëzie, proza, toneel en literaire kritiek verstaan, met een bijzondere aandacht voor poëzie, liefst niet verschenen in uitgaven in eigen beheer. Onder Halle wordt de stad van vóór de fusie verstaan. Dialect- en jeugdliteratuur komen niet in aanmerking. Thriller- en misdaadfictie wordt niet als literatuur beschouwd. De weblog staat voor iedereen open: verbeteren van foute informatie; vervolledigen van onvolledige informatie; signaleren van interessante items; leveren van eigen bijdragen voor zover ze in het kader van “Halle in de literatuur” passen; ... Medelingen zullen in deze tekst die steeds onder de titel van de weblog verschijnt, afgedrukt worden. Een initiatief van de literaire en kunstvereniging "Xarnego" uit Halle, waarvan letterkundige Rik Wouters voorzitter is.
13-05-2006
HALSE DICHTERS IN DICHTBUNDELS OVER HALLE
Hieronder vind je een overzicht van Hallenaars die in dichtbundels ook poëzie over Halle hebben laten verschijnen. Al hun bundels worden, zonder vermelding van uitgeverij en plaats van uitgifte, opgenomen. Voor die bundels die poëzie over Halle bevatten, is volgende verduidelijking gehanteerd: -*gedichten over Halle; -**afdeling of cyclus over Halle; -***bundel over Halle; ****Van sommige dichters is poëzie over Halle slechts verschenen in de collectieve dichtbundel CLAUS, Hans; DELEN, Pieter; DEVISCH, Etienne; VAN OVERSTRAETEN, Nicole; WANDERS, Andreas en WOUTERS, Rik. Steenwegen. Cultuurcentrum en
xarnego, Halle. 2004.
CLAUS, Hans (Kortrijk, 2 december 1962; °Brasschaat, 1935)****: Blauw, blauw, blauw (1999), Defilé an Dante (2000, kalender), Gebrand papier (2001) en Oudenaardse verzen (2003). DEHAAG, Gerrie (pseudoniem voor Gaby Lahaye; Hoboken). Oktober laat zijn blaren vallen (1987), *Deze woorden zijn als bloemen (1988), Tedere schaduw (1989), Een slag in het water (1995), Rapsodie in blue (1999) en Op de snaren van de wind (?). DELEN, Pieter (pseudoniem van Kris Poté; Gent, 13 april 1962)****. Domeindreef (?), *De dageraad achterna (1992), *De zingende republiek (1996) en Code onbekend (1998). DEVISCH, Etienne (Halle, 2 september 1952)****. Poesie, Nylons en Gedichten III (zeventiger jaren van vorige eeuw; meer gegevens ontbreken). LAUREYS, Ghislain (Halle, 21 september 1924 - Halle, 13 januari 1995). *Morgenrood (1943), **Het hart van mijn stad (1972), Poëtisch-Pakket (1984), De gang der gedachten (1993, verschenen in de collectieve dichtbundel "Tuinen van de wind" met poëzie van Roland Cassiman, Etienne Delbaere, Marjo Dohmen, Ubbo-Derk Hakholt, Ghislain Laureys en Alma Moens) en De lokstem van het leven (1995, samengesteld door Rik Wouters). VANHAELEN, Jan (Halle, 3 november 1942). Album (1988), "Portretten en landschappen" (1992) en en bundel zonder titel (1999, verschenen in de collectieve dichtbundel "Gezocht" met poëzie van Bart, Bruno en Jan Vanhaelen). VAN DEN WEGHE, Jan (Halle 29 april 1920 - ?, 26 maat 1988). Salto mortale (1942), De toren van Babel (1944), Het vat der Danaïden (1962) en *Tussen de regels (1977). VAN OVERSTRAETEN, Nicole (Halle, 30 juni 1946)****: De dagen van de winter (1989), Jagen (1997) en *Sapkracht (1999). WANDERS, Andreas (pseudoniem; Halle, 14 juni 1956)****. 3 dichtbundels onder een ander pseudoniem. Wanders publiceert enkel onder pseudoniemen omdat hij zijn anonimiteit wenst te behouden.Daarom kan niiets meer meegedeeld worden. WOUTERS, Rik (Halle, 2 april 1956)****. Ik zeg tot je (1979), **Nauwelijks ademend verheffen woorden zich (1982), *Lawaai is tederheid (1987), Het woord hertalen en *Wat stilte genoemd wordt (1996, dubbeldichtbundel), ***Elke klank heeft zich tot een drein verlangzaamd (1998), *Het verboden evangelie van de dichter (1999), *Xamego (1999), Gebruik maken van woorden en ongedateerde brieven (2000) en Zeg niet (2003).
ONGHEVIIIEN* VERWOORDEN EEN OUDE STAD DIE BLIJFT LEVEN [gidsen in Halle aan de hand van poëzie]
gidsen in het Halle binnen de vroegere vesten aan de hand van poëzie**
Gidsen in dorp, gemeente of stad lijkt me een complexe bezigheid die slechts kan op voorwaarde dat 3 parameters aanwezig zijn. Er is een zender die iets te zeggen heeft of meent te zeggen te hebben, nodig. Die zender richt zich tot een ontvanger. Zender en ontvanger zijn echter niet voldoende om van communicatie en overdracht van gegevens te gewagen. Er is een derde parameter nodig, een inhoud die de band tussen zender en ontvanger vormt. Zender en ontvanger laten zich duidelijk benoemen. De zender is de gids; de ontvanger de perso(o)n(en) die zich la(a)t(en) gidsen. De inhoud omschrijven lijkt me moeilijker, alleen al omwille van de complexiteit ervan. Vragen kunnnen verduidelijken. Wat typeert een stad? Wat is de moeite waard om in een relatief kort tijdsbestek over te dragen? Welke bronnen staan ter beschikking? Hoe wordt wat als nuttige informatie weerhouden wordt, overgedragen? Vragen 1 en 2 vullen elkaar aan. Meestal komen geschiedenis, kunst en lokale wetenswaardigheden als feesten, gastronomie, en plaatselijke weetjes aan bod. Bronnen zijn meestal uitvoerig voorhanden: boeken, geschreven, andere gedrukte en (audio-)visuele bronnen, gebouwen, musea, voorwerpen, internetsites, alle mogelijke informatie door inwoners verstrekt, Vraag 4 wil ik onbeantwoord laten: (gediplomeerde) gidsen leren in hun opleiding immers wat al dan niet kan.
Mijn geboortestad Halle waartoe ik me vanaf nu beperk, is een ideale stad om te gidsen omdat er iets te zien en te beleven is en omdat er over die zaken en personen meer dan genoeg informatie voorhanden is. Toch worden niet alle beschikbare bronnen adequaat gebruikt. Meestal wordt er zelfs geen gebruik van gemaakt. Ik denk dat de meeste stadsgidsen geen weet hebben van de bronnen waarop ik wil zinspelen: de literatuur. Halle is nochtans rijk aan letterkundigen, vooral dan dichters. In de poëzie van Gerrie Dehaag (1 gedicht in 1 bundel), Pieter Delen (6 gedichten in 2 bundels), Ghislain Laureys (23 gedichten in 2 bundels), Jan van den Weghe (1 gedicht in 1 bundel), Jan Vanhaelen (3 gedichten in 2 bundels), Nicole Van Overstraeten (7 gedichten in 1 bundel) en Rik Wouters (31 gedichten in 8 bundels) [1] komt Halle terloops of uitgesproken en al dan niet bij naam genoemd aan bod. Van Hans Claus (2 gedichten), Etienne Devisch (2 gedichten) en Andreas Wanders (2 gedichten) verschenen geen gedichten over Halle in dichtbundels: in "Steenwegen" [2], een bloemlezing naar aanleiding van het gelijknamige project van het Halse cultuurcentrum t Vondel en de provincie Vlaams-Brabant, die vorig jaar verscheen, werden gedichten van hen, samen met nieuw werk van Delen, Van Overstraeten en Wouters, opgenomen. Van Jan van den Weghe verschenen nog 3 gedichten over Halle in een roman [3].
De gedichten geven een doorslag van de geschiedenis van de stad in de breedste zin van het woord. Hendrik Conscience, René Devedeleer, Adrien François Servais, Louis Thevenet, Beestenmarkt, carré van Lecocq, Grote Markt, Molenborre, Oudstrijdersplein, Possozplein, Sollenbeemd, Volpestraat, Vondel, basiliek en -toren, Jezuïetencollege, Paterskerk, vroegere post, renaissancistisch en nieuw stadhuis, vroegere station, bedevaart, carnaval, marktdag, pinksterenprocessie, handelaars, François Goossens of de moordenaar van Julien Lahaut, Leopold II, ketter Antoine Pocquet, politici, Vaantjesboer, het Franstalige probleem, komen aan bod. Bijna en ten onrechte vergat ik de Zenne waaraan de stad haar ontstaan te danken heeft. Wat me opgevallen is, is dat links met het verleden schering en inslag zijn. Niet alleen het officiële lokale verleden, maar ook het anekdotische komen aan bod. Halle wordt zelfs gesitueerd in al dan niet actuele Vlaamse, Belgische en Europese context. Sommige dichters verwijzen naar lokale kunstenaars, zelfs naar collegas. Op 15 mei 2004 gidste ik in het kader van het al vermelde steenwegenproject een literaire wandeling door het Halse centrum. Op 10 juli deed ik dat naar aanleiding van de Vlaamse feestdag in een gewijzigde vorm én met aandacht voor de ontvoogdingsstrijd van de Vlaamse Beweging over. Over de opkomst mocht ik geen van beide keren klagen. Ik wil niet onvermeld laten dat het feit dat de wandeling van 10 juli op vraag van de stad gepaard ging met het zingen van carnavalliederen door enkele Halse oud-carnavalprinsen, een positief effect op de opkomst kan gehad hebben. Verder in dit artikel wil ik nader op de link tussen geschiedenis en poëzie ingaan uitgaande van 3 items die samen met andere meer of minder typerend zijn of waren voor (het vroegere) Halle: de Zenne, de toren van de basiliek en de musicus Servais. Het is niet mijn bedoeling om een waardeoordeel over de dichters van wie fragmenten opgenomen worden, uit te spreken. Doordat ik in voetnoten verwijs naar de werken waaruit de verzen komen, kan de lezer die dit wenst, dat voor zichzelf doen. Toch nog dit: mooi, schoon of vertederend kan nooit een appreciatie van poëzie zijn. Zelfs goed of slecht kan dat niet: ik sluit me aan bij de stelling van Clem Schouwenaars, dichter én prozaschrijver, "dat er geen goede of slechte gedichten bestaan; er bestaan alleen maar gedichten. Zo bestaan er ook geen goede of slechte dichters. De zogenaamd slechte zijn de naam dichter niet waard." [4]. Over één ding ben ik zeker: alle gedichten zijn gelegenheidsgedichten. Vaak stoor ik me eraan dat die term denigrerend gebruikt wordt, meestal met als enige bedoeling om bepaalde dichters het etiket minor poet of zelfs zondagsdichter op te plakken. Is het immers niet zo dat elk gedicht naar aanleiding of ter gelegenheid van iemand of iets geschreven is?! Naar inhoud onderscheid ik 3 soorten gedichten: gedichten die feiten klakkeloos overnemen, gedichten die feiten-op-zich interpreteren en gedichten die feiten interpreteren en in een bredere context die vaak het plaatselijke overschrijdt, plaatsen. Naar taalgebruik onderscheid ik 2 soorten: zuiver-realistische -niet verwijzend naar het Nieuw-realisme, een stijl in de Vlaamse poëzie in de zestiger jaren van vorige eeuw- gedichten die de lezer niet of nauwelijks aan het denken zetten, hoewel ze niet zelden de kennis van de lezer verruimen, en gedichten die door de inhoud in een gecondenseerde vorm te verwoorden de dichter confronteren met standpunten die de lezer vaak nauwelijks durft te denken, laat staan uit te spreken. Toch nog dit over de dichters uit wiens werk ik citeer. Alle gedichten zijn verschenen in dichtbundels die al dan niet in eigen beheer zijn uitgegeven. De uitzondering is van den Weghe die gedichten over Halle voornamelijk in prozawerk heeft laten verschijnen en die zonder twijfel dé dichter én prozaschrijver van Halle mag genoemd worden. De meesten hebben in Vlaamse literaire tijdschriften met naam gepubliceerd; weinigen haalden zelfs de Nederlandse literaire periodieken. Sommigen zijn met literaire prijzen bekroond of hebben als redacteur bij een aantal literaire tijdschriften het Vlaamse poëzielandschap van de 2de helft van de 20ste mee helpen bepalen. Enkelen hebben zelfs tijdschriften (mee) opgericht. Een minderheid heeft in elke Vlaamse provincie én Brussel uit eigen werk voorgelezen.
Over vele steden zijn geschiedkundige en/of heemkundige boeken en/of (artikels in) tijdschriften verschenen. Sommige steden kunnen er zich zelfs op beroemen dat werken over bijzondere gebouwen verschenen zijn. Halle hoort in beide categorieën thuis. Weinige steden kunnen beweren dat er literatuur over geschreven is. Halle behoort tot de gelukkigen. Spijtig genoeg hebben slechts weinige Hallenaars en stadsgidsen er weet van. Misschien kan dit artikeltje er iets aan veranderen.
-o-o-o-
Laureys is de eerste dichter die het over de Zenne heeft gehad. Hij vertelt over de Zomers in het Zennedal toen hij door Dit landschap dat in rijke kleuren [5] bloeit, wandelde. Ook de Lentes in het Zennedal konden hem met al hun gouden schittering [6] bekoren. Het is duidelijk dat het hier is mijn streek, mijn Zennedal [5] zonder hetwelk hij nooit zou kunnen leven. Laureys is overigens de enige die tijdens het grootste deel van zijn leven de Zenne door de stad heeft zien én horen vloeien. In 1406 en 1407 werd door 400 inwoners de Leide, een zijarm van de Zenne, gegraven om de binnenstad tegen overstromingen te behoeden. Niet zonder reden noemt Delen het Possozplein -uit te spreken als pozooplein-, één van de laagste punten in de stad, het voormalige overstromingsplein [2, Delen]. Huizen werden eeuwenlang op een soort holle sokkel of kelder gebouwd om het water buiten te houden. Wouters herinnert zich dat men bij "Bij Lange Max", nu een jeugdcafé met een andere naam op datzelfde plein, waar ooit zijn grootouders café hielden, Trage trappen op moest ( ) om te ontsnappen / aan het ooit tergende, niet meer dreigende water [7]. Net als Wouters hebben ook andere dichters geen goede herinneringen aan de Zenne die eeuwenlang het uitzicht en het leven van Halle bepaald hebben. Vanhaelen kent Niet één beek met zilveren vissen die doorspartelt dit landschap [8]. Van Overstraeten weet dat de rivier / zich ooit verloor tussen modder en goor [9]. Anderen hebben het over hun rivier. Wanders put uit een soort van collectief geheugen dat slechts diegenen die 50 jaar en ouder zijn, nog hebben. Hij weet dat de Zenne eeuwenlang energie leverde voor leerlooierijen en andere nijverheden en industrieën als brouwerijen en molens en meer dan tot de welvaart van de stad bijgedragen heeft. Er klinkt een soort pijn wanneer hij stelt dat urine er niet meer [2, Wanders] dient om huiden te looien. Verwijst hij naar de openbare urinoir aan het einde van de Basiliekstraat die ooit rechtstreeks in de Leide uitmondde? Devisch weet nog dat zich aan de rivier de Vondelpoort, zoals ze in de volksmond genoemd werd en waar ooit de bruine brugkroeg "De Poort" was, bevond. Hij herinnert zich De visser die misnoegd aan de oever zat. Doelt hij op de vismijn die zich ooit stroomopwaarts, rechts aan de eerste bocht naar links van de Vuurkruisenstraat, bevond? In 1721 werd ze naar de hallen achter het renaissancestadhuis overgebracht. De visser is ontgoocheld met zijn magere vangst. Zou het kunnen dat het water van De Zenne ( ) niet meer je dat is wegens de vervuiling door de industrie die vooral in Wallonië langs de Zenne gelegen was? Devisch schuwt kritiek niet: In de ( ) kroeg ( ) / lachen broeders in de dorst zich paarsrood / om zijn magere vangst. Over welke broeders heeft Devisch het? Over wereldlijke drinkebroers die er hun dagelijkse pinten dronken en er daardoor paarsrood [2, Devisch] bijliepen? Over de geestelijke Broeders van de Christelijke Scholen die een school hadden tussen Vondel, Zenne en Leide die den institu genoemd werd, en misschien ook niet vies waren van een glas te veel? Ook Wanders herinnert zich het poorthuis. Hij heeft weet van een gebochelde / die een stootkar vol lege flessen / binnenduwde [2, Wanders]. Veel van vroeger is verdwenen. De Magere boordpopulieren die fel konden zwaaien en op het Possozplein links van de Zenne stonden, hebben Devisch ooit naar een zij-ingang van het Onze-Lieve-Vrouwecollege, opvolger van den institu, geleid. Het café was vroeger dan de bomen leeggedronken [2, Devisch]. In 1962 werd de Zenne overwelfd en werd haar water via de Leide omgeleid. Sinds 1962 vervangt de Leide de zenne die door haar definitief verdreven [2, Wanders] is: de dichtgegooide Zenne heeft de stad verweesd achtergelaten. Delen ziet dat Honderden dagelijks wandelen boven de dichtgegooide Zenne [2, Delen] zonder te beseffen dat de loop van de vroegere rivier onder hun voeten ligt. Is het dan te verwonderen dat Wanders het Possozplein Zenneloos [2, Wanders] noemt? Devisch beseft dat De Zenne is niet meer je dat is, maar tot een verborgen riool [2, Devisch] verworden is. Wanders die al sinds meer dan 25 jaar niet meer in zijn geboortestad woont, lijkt zich het lot van de rivier het meest aan te trekken. Hij beseft dat weinig van wat ooit was, nog is / sinds zenne verdreven is door Leide. Hij denkt met nostalgie terug aan zijn jeugd: hij herinnert zich nog overduidelijk dat de Zenne toen hij nauwelijks 6 jaar was, plaats heeft moeten ruimen voor de Leide. Hij betreurt het dat de Leide de Zenne meer en meer heeft doen vergeten: eendjes die op de Leide dobberen, en jeugd van wie op schooldagen velen over de Leidebrug in de Basiliekstraat lopen, hebben nooit anders geweten [2, Wanders]. Is het dan verwonderlijk dat de Zenne al lang geen gids meer is [2, Wouters]?! Toch ziet Wanders één voordeel: geen middeleeuwse rat / vlucht nog weg: een uitgespaarde ziekte.Hij wordt zelfs poëtisch in de algemene zin van het woord wanneer hij beweert de sixties-popster donovan, die in een film de rattenvanger van Hameln vertolkt heeft, op doorreis geweest [2, Wanders] is. O ja, waar liep de Zenne? Ze kwam uit Lembeek. Waar nu de stadsmagazijnen zijn, begon men in het begin van de 15de eeuw de Leide te graven. De Zenne stroomde verder zoals ze steeds gestroomd heeft. Via de Arkenvesten over de Molenborre [9] en door de Vuurkruisenstraat naar café "Bij Lange Max" [7] op de hoek van de laatste straat en het Possozplein dat ooit Nieuwmarkt [2, Wanders] genoemd werd en waar de Vondelpoort en de bruine brugkroeg "De Poort" [2, Devisch] was, via de ruimte tussen een notarishuis en het vroegere Onze-Lieve-Vrouwecollege naar een punt rechts van de Slingerweg, waar ze in de Leide verdwijnt om onder het kanaal Brussel-Charleroi haar weg te vervolgen. Om de twee jaren organiseert de stad een poëziewedstrijd waarvoor Wouters in 1998 het initiatief genomen heeft en die de laatste edities "Halle aan de Zenne" en "Poëzie aan de Zenne" heette. Welke Zenne? Niets herinnert immers aan de rivier. Kan het anders dan dat Wanders erg cynisch is wanneer hij het over halle aan de zenne in een brochure heeft?! Wanders lijkt de geschiedenis van de stad beknopt samen te vatten. Toen de Zenne nog door de stad stroomde, was hygiëne een probleem. middeleeuwse ratten / verspreidden ziektes zoals de pest die in Halle meermaals heeft huisgehouden. Rattenvangers als Donovan die slechts in sprookjes steden van ratten zuiveren, bestaan niet. Het graven van de Leide en het overwelven van de Zenne hebben er, samen met andere maatregelen, toe bijgedragen dat er geen overstromingen en voeten / meer in stinkend water zijn. Nadeel is dat er sinds 1962 ook geen Zenne meer is. Ironie van het lot: door cleanheid die aan de slag is, is ze overwelfde/ riool geworden [2, Wanders]. Wanders betreurt het dat geen gedenkplaat aan de rivier herinnert. De ingemetselde stenen met het Franse opschrift dat aan de "de "INONDATION DU 16 AOUT 1850" toen het water meer dan 2 meter boven het normale niveau stond, herinnert en die zich links in de Molenborre wanneer men er vanuit de Basiliekstraat inloopt, en in de achtergevel van het vroegere Jezuïetencollege bevinden, wil hij niet in overweging nemen. Is dat omdat de naam van de Zenne er niet op vermeld staat? Hij begrijpt niet dat de rivier vergeten is. Hij heeft het moeilijk met het ontkennen van haar ontstaan [2, Wanders]. Hard klinkt zijn verwijt aan onverantwoorde stadsbesturen, dat van 1962 dat de rivier dichtsmeet, dat van nu dat niets doet om de Zenne in het collectieve geheugen te bewaren. Hij kan er niet bij dat oorsprong wordt herschreven door besturen en dat de oorsprong én reden van bestaan ondergronds omgeleid wordt // en hij legt mijn aas op tafel [2, Wanders], alsof hij een lijn wil uitwerpen. Zoekt hij steun om de mishandeling van de Zenne aan te klagen en ongedaan te maken?
De toren werd in het begin van de 15de eeuw rond en op een romaanse toren gebouwd. Tussen 1440 en 1470 werden klokkenkamer en spits gebouwd. In 1775 werd de spits door de barokke klokbekroning vervangen. Wanneer men Halle nadert, is het eerste wat opvalt de toren. Ook wanneer men in de oude stad ronddwaalt, is die toren bijna alom aanwezig. van den Weghe noemt De toren ( ) een stenen Goliath [3].Laureys merkt op Hoe trotsch ginds de toren van t Heilig Huis [5] staat. Jaren later herhaalt hij zich wanneer hij het in de toen nieuwe spelling over de trotse toren [10] heeft. Wouters lijkt hem bij te treden wanneer hij de trotse toren / die onaantastbaar prijkt [7], laat uitstijgen tot hét herkennings- en oriëntatiepunt binnen de stad. In zijn belangstelling voor de mannelijke gotische toren vermeldt hij zelfs dat hij bekroond wordt door de barokke lantaarn en de zingende beiaard [11] huisvest. Hij heeft een bijzondere aandacht voor de restauratiewerken die veel te lang op zich hebben laten wachten: de basiliek ( ) / ( )/ werd door een stalen kooi aan banden / gelegd [12]. Hij meent trouwens dat de toren niet de aandacht krijgt die hij verdient. Er kijken wel eens dagjesmensen, toeristen, naar de trotse toren ( ). Marktkramers van buiten de stad en de Halse winkeliers echter horen niet de kleurige klanken / van de zingende beiaard / en zien niet de statige schoonheid / van de machtige toren. Wouters vindt het godgeklaagd dat enkel een meisje van amper 12 / met grote zachte ogen / ( ) bewonderend omhoog kijkt / en ( ) het liedje mee neuriet. Hij begrijpt niet wie (wat) ( ) de andere mensen blind [11] maakt. Merk op dat Wouters dit in 1982 heeft laten publiceren, lang vóór er sprake was van restauratie. Niet zelden werden én worden dichters zieners genoemd die de toekomst bijna perfect aanvoelen. van den Weghe had een meer dan gewone belangstelling voor de toren. Ooit is hij langs de trap naar boven ( ) geklommen, / waar hij zich in 't hoge waaien zeer alleen voelde, zoals de enige officiële torenwachter van Vlaanderen nu, / en 't reuzegroot geraamte hoort hij grommen // gelijk een beest dat leeft in 't kreunend hout [3]. Wouters is hem jaren later gevolgd tot hoog boven de kronkelende straatjes [12]. Het zicht is adembenemend en groots. Daar, diep beneden, ligt een lappendeken, / gerafeld en genaaid met grove steken, // de daken, straten, pleinen, klein en oud. / Is dit nu Halle van zeer hoog bekeken? / Hij kijkt en kijkt en kan geen woord meer spreken [3]. Ook Wouters wordt erdoor aangegrepen: Meer dan driemaal heeft / een haan roestende regens uitgestrooid over daken / en gelovigen die sluiks en raaskallend te laat bidden / gaan [7]. Heeft hij door er de haan bij te halen, willen verwijzen naar het verloochenen van Christus? Verwijst hij naar het smeedijzeren voorwerp dat de toren bekroont? Naar de symbolische en bijbelse haan die Petrus leugens tot driemaal toe aangeklaagd heeft? Krijgen die gelovigen die beladen met pracht en praal te laat de mis willen bijwonen en zonder schroom een plaats op de eerste rij gaan bezetten, lijken een veeg uit de pan? Wouters wordt negatief wanneer hij het heeft over Het slijmspoor van de slak die zich klam-slingerend / de trappen van de toren opsleept. Hij heeft weet van Sporen van een verleden / dat zuiver was, maar nu slechts ingewanden nalaat [7]. Waarnaar verwijzen de ingewanden? Zijn deze onzuivere delen van varken of koe de link met de huidige kerk die de boodschap van de eerste christenen verkracht heeft door ze te herschrijven? Verwijzen ze naar de ingewanden van de Bourgondische hertog Philippe le Hardi die in 1404 in Halle stierf en die in de crypte zouden ingemetseld zijn?
Wanneer men de Grote Markt oploopt, merkt men samen met Devisch op dat men Midden in uw hart van de stad / ( ) een grijze monoliet geplant heeft. Ooit was de muzikant aan wie de wind langzaam / ( ) alle noten één voor één / geduldig uitgefluisterd heeft, een beroemd, misschien zelfs wereldberoemd musicus. Devisch weet dat uiteindelijk alleen de componist / overbleef met zijn cello [2, Devisch] terwijl zijn werken vergeten zijn en nog maar weinig gespeeld worden. Claus speelt het erg poëtisch en verdicht, zelfs ietwat hermetisch. Hij herleidt de musicus tot zijn instrument, tot Een cello zonder snaren. Wijst een witte stenen buik [2, Claus] op de waarneembare buik van de musicus of op de cello die niets minder dan een uitbreiding van of vergroeiing met het lichaam van de musicus geworden is? Vaagweg blijkt dat Claus en Devisch de musicus kennen; toch noemen ze zijn naam niet. Slechts Laureys doet dit wanneer hij hem naar aanduidingen op het standbeeld Adriaan-Frans Servais noemt. Ten onrechte echter: Servais die in 1807 te Halle geboren en er in 1866 overleden is, heette Adrien François. Slechts Laureys deelt iets mee over zijn leven. Hij weet dat Gij en uw bas-viool, een cello dus, die onafscheidbaar zijt, / triomfen delen mocht in verre, vreemde steden, / Te Warschau en Sint Petersbourg en andere Europese steden. Hij kreeg bij elk concert, een warm applaus [5] van de toehoorders en werd zelfs door tijdgenoten als Berlioz die hem de "Paganini van de cello" noemde, geroemd. Niet onbelangrijk is dat Claus het over een cello zonder snaren [2, Claus] heeft. Wouters is hem reeds voorgegaan toen hij het had over de musicus / ( ) die veel snaren mist [12]. Hiermee wordt niet bedoeld dat Servais dood is en geen muziek meer speelt. Er wordt letterlijk verwezen naar het feit dat "de cello" ooit "zelfs" letterlijk "snaarloos" was, "onder andere door het opblazen van de Bospoortbrug" over het kanaal "door de Duitsers op het einde van WO II" [13]. Wouters laat Servais het meest aan bod komen. Hij laat hem zelfs een rol(letje) spelen in de relatie tussen Staat en kerk. Hij weet dat Servais In het midden van de markt, tussen renaissancestadhuis dat ik verkies boven het nietszeggende historisch stadhuis zoals het in Halle gebruikt wordt -ook het zogenoemde nieuwe stadhuis is sinds de in gebruikneming immers historisch- en Sint-Martinusbasiliek, op een piëdestal staat. Beweert hij dat Servais uit zijn contacten met de Belgische, verpersoonlijkt door de vrouw van Leopold II die in Servais villa in Halle een veelgeziene gaste was, en Russische Staat en de katholieke kerk het maximum heeft weten te halen? Hij weet dat Servais standbeeld decennia lang afgeschermd / was door een hek. Waarom? Omdat het de gewoonte was om standbeelden af te schermen tegen vandalisme of ik weet niet wat? Omdat hij, Servais dus, miskend werd? Servais carrière bewijst dat Wouters het verkeerd voor heeft. Of bedoelt Wouters dat Servais nu miskend wordt? [2, Wouters]. Dit zou kunnen kloppen omdat zijn muziek vandaag weinig, in Halle zelfs niet, in het openbaar gespeeld wordt. Of is het Omdat hij tweetalig is? [2, Wouters]. Ik heb geschreven dat Servais voornamen Franstalig klonken. Uitzonderlijk was dat in die tijd in Halle niet. Uitzonderlijk was dat zelfs een veertigtal jaar geleden niet. Misschien is het zelfs nu niet uitzonderlijk. Ook het standbeeld van Servais ontsnapt er niet aan. Wouters klaagt aan: een musicus ( ) koestert zijn tweetalige voetstuk [12]. Wouters is niet alleen om het Franstalige in Halle aan te klagen. Als vervolg van het net geciteerde vervolgt hij met te citeren uit van den Weghes Halle-roman: Er is echter maar één land op de hele wereld, geloof ik, waar de numerieke meerderheid in een democratisch regime zo lang en zo schandalig geminoriseerd is geworden. Dit land is België [3]. Vreemd is dat Wouters Servais niet bij naam noemt. Wel verwijst hij naar diens schoonzoon Godebski die ondermeer het justitia-beeld, één van de 2 beelden die de voorgevel van het Halse stadhuis siert, gemaakt heeft, en dat vergeefs probeert om recht en tijd levend te houden [11]. Servais laat Wouters niet los. Hij deelt hem zelfs een bijzondere, surreële rol toe waarmee de musicus meer dan waarschijnlijk niet zou kunnen lachen hebben. Hij laat de violoncellist van zijn voetstuk springen om bizar met de bol / van de doopkapel ( ) te dollen. Hij schrijft hem zelfs onvermoede gaven toe: Hard slaat de bal / tegen de gevel van het hôtel de ville te pletter
. Velen zouden Wouters van een gebrek aan respect, zelfs van een vorm van heiligschennis durven te beschuldigen. Toch eindigt hij met een vers waaruit respect voor Servais en onbegrip voor de houding van Hallenaars die zijn naam meer doodzwijgen dan uitspreken, blijkt: Verlaten, in de wind ligt een partituur van Servais te bladeren [2, Wouters].
-o-o-o-
Ik heb geprobeerd om de lezer in het kort met poëzie over Halle te laten kennismaken. Plaatsgebrek stond met niet toe om alle items aan bod te laten komen. Daarom heb ik me beperkt tot 3 belangrijke, maar niet noodzakelijk de belangrijkste items: Zenne, basiliektoren en Servais. Om dat euvel te verhelpen verschijnt in 2006 mijn essay "OngheVIIIen verwoorden een oude stad die leven blijft" met als ondertitel "Een dichterlijke wandelgids voor het oude Halle binnen de vesten". Datzelfde plaatsgebrek heeft tot gevolg gehad dat ik me tot fragmenten uit gedichten heb moeten beperken. In het te verschijnen essay zullen meer dan 25 gedichten over Halle opgenomen worden. Ik heb reeds geschreven dat weinige steden kunnen beweren dat er literatuur over geschreven is. Hiermee bedoel ik dat voor slechts weinige gemeentes, steden of zelfs streken voldoende gedichten beschikbaar zijn om er een volledige al dan niet gegidste wandeling aan te wijden. Dichtbij Halle behoren Brussel en Pajottenland tot de gelukkigen: Dirk Christiaens [15] en Frank de Crits [16] hebben poëziebloemlezingen over Brussel samengesteld en Stefan van den Bossche [17] heeft het over het Pajottenland gehad. Verder van Halle heeft Louis Paul Boon het in zijn proza gehad over Aalst en Hubert Lampo in zijn proza, Clem Schouwenaars in zijn poëzie en proza en vriend Guy van Hoof in zijn poëzie over Antwerpen. Gedichten over Antwerpen werden door Philip Hoorne [18] verzameld. Het spreekt dat ik met voorgaande opsomming geen volledigheid beoogd heb. Zou het niet prachtig zijn indien Halle een poëtische wandeling binnen de vroegere middeleeuwse vesten zou bewegwijzeren en illustreren met gedichten van Hallenaars die op verscheidene plaatsen permanent opgehangen worden?! O ja, wie alle gedichten die in dichtbundels van Hallenaars over het Halle van vóór de fusie geschreven zijn, wil leren kennen, kan me steeds contacteren via
Voetnoten: * "OngheVIIIen", lees "Ongheachten", verwijst naar een rederijkerskamer die in Halle in de 16de en 17de eeuwactief was. Ik heb de naam anders geïnterpreteerd dan de bedoeling die voor de rederijkers telde: het zich minder hoog inschatten dan god en het zich niet waard achten om in zijn dienst te treden. Ík verwijs naar het feit dat dichters én hun werk door de huidige maatschappij niet naar waarde geschat worden, in tegenstelling met het werk van plastische kunstenaars dat vaak overgewaardeerd wordt. ** Wanneer ik poëzie citeer, worden de verzen cursief afgedrukt en door / gescheiden. Andere citaten worden gewoon gedrukt en tussen " " gezet. Ikzelf ben op 2 manieren in deze korte tekst aanwezig. Als schrijver van dit artikel, als ik-essayist dus, gebruik ik de ik-persoon. Wanneer ik uit mijn poëtisch werk citeer en dus ik-dichter ben en wanneer ik over de schrijver ervan praat, heb ik het over (Rik) Wouters. [1] Op de uitzonderingen na die in dezelfde alinea volgen, heb ik me beperkt tot dichtbundels van Hallenaars. Gedichten verschenen in literaire en andere tijdschriften, literaire bloemlezingen en alle mogelijke andere publicaties, zijn niet in aanmerking genomen. [2] CLAUS, Hans; DELEN, Pieter; DEVISCH, Etienne; VAN OVERSTRAETEN, Nicole; WANDERS, Andreas en WOUTERS, Rik. Steenwegen. Cultuurcentrum en
xarnego, Halle. 2004. [3] VAN DEN WEGHE, Jan. Het kristallen paleis. Reinaert, Zele. 1984. [4] SCHOUWENAARS, Clem. Verzamelde gedichten. Hadewijch, Schoten. 1984. [5] LAUREYS, Ghislain. Het hart van mijn stad. Eigen beheer, Halle. 1972. [6] LAUREYS, Ghislain. Poëtisch-pakket. Eigen beheer, Halle. 1984. [7] WOUTERS, Rik. Elke klank heeft zich tot een drein verlangzaamd. Herinneringen aan ooit en nog. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1998. [8] VANHAELEN, Jan. Album. Eigen beheer, Halle. 1988. [9] VAN OVERSTRAETEN, Nicole. Sapkracht. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek en Upsilon, Halle. 1999. [10] LAUREYS, Ghislain. Morgenrood. Eigen beheer, Halle. 1945. [11] WOUTERS, Rik. Nauwelijks ademend verheffen woorden zich. Iambe, Molenhoek, Nederland. 1982. [12] WOUTERS, Rik. Xarnego. Klaagliederen van een Catalaanse Brabander. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek en Upsilon, Halle. 1999. [13] WOUTERS, Rik. Servais: the music never dies. In: Pas-uit, editie Pajottenland, 10.3.2005 tot 24.3.2005, p. 21. [14] WANDERS, Andreas en WOUTERS, Rik. OngheVIIIen verwoorden een oude stad die leven blijft. Een dichterlijke wandelgids voor het oude Halle binnen de vesten. In voorbereiding. Gepande verschijning bij xarnego uit Halle: 2006. [15] CHRISTIAENS, Dirk. Brussel is een vreemde stad. 75 dichters over 1 stad 1385-1985. Houtekiet, Antwerpen-Baarn. 1989. [16] DE CRITS, Frank. Brussel. Poëzie over een stad. Standaard boekhandel, zonder plaats. 1981. [17] VAN DEN BOSSCHE, Stefan. Het Pajottenland door schrijvers heen. Facet, Antwerpen. 1992. [18] HOORNE, Philip. Antwerpen, de stad in gedichten. Uitgeverij 521, Amsterdam. 2003.
Verschenen in: Zuidwest-info [een uitgave van Gewestelijke VVV Pajottenland & Zennevallei, Halle], nr. 1, maart 2006, pag. 11-15.
BLOED DRUIPT WAAR HET NIET GAAN KAN [over mijn belangstelling voor poëzie]
over mijn obsessie voor poëzie door Hallenaars
Meer dan eens heb ik via essays, interviews en kritische artikels aandacht gevraagd voor het literaire werk van Nederlandstalige, vooral Vlaamse, letterkundigen en letterkunde. Prozaschrijvers en dichters kwamen aan bod. Vooral het werk van dichters genoot mijn voorkeur. Wie meer wil weten over mijn kritische werk, kan er in de al dan niet nabije toekomst "In de ban van het woord" [1], een naslagwerk over mijn literaire publicaties, samengesteld door Andreas Wanders en mezelf, op naslaan. Dat mijn voorkeur naar dichters uitging en uitgaat, hoeft geen verwondering te wekken. Ik heb lang geleden niet alleen als dichter gedebuteerd, maar ben het ook in het innigste van mijn geest gebleven. Dat ik geregeld (een zelfs bijzondere) aandacht aan Halse dichters besteed heb, is niet meer dan normaal. Mijn banden met mijn geboortedorp [2] Halle zijn tot buiten haar grenzen gekend. Zelfs in Antwerpen heeft men erover geschreven: literair criticus Guy van Hoof had het over Halle, zijn stad, maar ook een locatie die aantrekt en afstoot. [3].
Ik denk dat die Halse dichters niet ogen klagen over mijn aandacht. Ik heb bloemlezingen samengesteld uit het oeuvre van Ghislain Laureys [4] en met gedichten van Hans Claus, Pieter Delen, Etienne Devisch, Nicole Van Overstraeten, Andreas Wanders en mezelf [5]. Ik heb de poëzie van Laureys [6 en 7] en Jan van den Weghe [8] ontleed en werken over poëzie van Laureys [9] en Jef Algoet, Emiel Gouffaux, Laureys, Felix Leheuwe, Jan Vanbellinghen, van den Weghe en mezelf [10] mee samengesteld. Ik heb Laureys [11] en Van Overstraeten [12] geïnterviewd. Ik heb bundels van Van Overstraeten [13] en Delen [14] gerecenseerd en gedichten van Delen, Jan Vanhaelen en Van Overstraeten proberen te verklaren [15, 16, 17 en 19] en Halle op kunst- en vooral dichterlijk vlak [18 en 19] doorgelicht.
Ik heb 2 bundels van Gerrie Dehaag, 2 bundels van Van Overstraeten en een compilatiebundel uit Laureys poëzie ingeleid en voorgesteld. Ik heb literaire wandelingen geleid. Ik heb gedichten van Claus, Dehaag, Delen, Devisch, Laureys, van den Weghe, Vanhaelen, Van Overstraeten, Wanders en mezelf voorgelezen. Ik heb dichters met elkaar in contact gebracht en heb Claus, Dehaag, Delen, Devisch, Vanhaelen en Van Overstraeten de kans gegeven om hun gedichten voor te lezen. Ik heb natuurlijk niet nagelaten om mezelf te promoten. Bloed loopt, druipt waar het niet gaan kan. Ik zit niet stil: ik werk aan essays over gedichten van Claus, Delen, Devisch, Van Overstraeten, Wanders en mezelf [20] en, samen met Wanders, aan een literaire wandeling door het Halle van vóór de fusie [21] met gedichten of fragmenten eruit van Claus, Dehaag, Delen, Devisch, Laureys, van den Weghe, Vanhaelen, Van Overstraeten, Wanders en mezelf. Ik zit niet stil. Ik ga op zoek naar bundels van Halse dichters: ik heb er 27 gevonden die samen 68 bundels lieten verschijnen. Ik zoek recensies over die werken op. Het uiteindelijke doel kan slechts het schrijven van een naslagwerk over Halse dichters zijn. Dat project houdt me reeds sinds 1997 toen ik schreef dat Halle nood heeft aan een literaire gids die ik ( ) wel ooit wil proberen om ( ) samen te stellen [18 en 19], in de ban.
Meer dan eens heb ik via essays, interviews en kritische artikels aandacht gevraagd voor de poëzie van Halse dichters. Waarom heb ik geen aandacht aan mijn eigen poëzie besteed? Waarom heb ik te weinig aandacht aan mijn eigen poëzie besteed? Anderen hebben geprobeerd om mijn poëzie te ontleden. Ik heb het niet over recensenten die op (vaak te) beknopte wijze bundels gesignaleerd hebben. Ik denk eerder aan literatuurcritici die gepoogd hebben om mijn poëzie in uitgebreidere teksten te analyseren en te benoemen. Ze hebben het niet geprobeerd; ze zijn erin geslaagd. Ik denk aan Frits Crombez [22 en 23], Andries Dhoeve [24], van Hoof [3 en 25] en Wanders [26]. Wanneer ik van Hoof en Wanders vermeld mag ik van Hoofs inleidingsteksten van enkele van mijn bundels en Wanders 4 flapteksten van bundels [27, 28, 29 en 30] niet onvermeld laten.
Kortom, ik heb veel over Halle en poëzie geschreven. Ik ben niet de enige. Halle is echter meer dan poëzie. Ook andere literatuurvormen zijn al behandeld door literaire critici. Ik heb geschreven dat ik dat ik een literaire gids over Halle wil samen( )stellen [18 en 19]. Door al wat voorafgaat, staat vast dat ik er niet met lege handen aan zal beginnen. Er bestaat immers al een berg teksten waarop ik zal kunnen terugvallen.
Voetnoten
[1] WANDERS, Andreas en WOUTERS, Rik. In de ban van het woord. Onweerstaanbare dwang en onblusbare drang [naslagwerk over de literaire publicaties van Rik Wouters]. Te verschijnen bij Xarnego uit Halle in een nog niet vastgesteld jaar. [2] WOUTERS, Rik. Xarnego. Klaagliederen van een Catalaanse Brabander [dichtbundel]. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek en Upsilon, Halle. 1999. [3] VAN HOOF, Guy. Recht van spreken. De poëzie van Rik Wouters. VKH, Torhout (in samenwerking met Modus Vivendi, literair café "Den Hopsack", Antwerpen en El Gato Negro, tapaskroeg, Torhout). 2002. [4] LAUREYS, Ghislain [samensteller: Rik Wouters]. De lokstem van het leven. Een bloemlezing [Uitgegeven als 1 boek, samen met: WOUTERS, Rik. De niet-conforme conformist. Een monografie over de Halse dichter Ghislain Laureys]. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek en Upsilon, Halle. 1995. Ook gedeeltelijk [laatste 3 bladzijden] verschenen in: Argusogen of het geweten van Halle [e-mailtijdschrift], nr. 11, 25 oktober 2002 en op
www.halle.nu en www.stadhalle.com. [5] CLAUS, Hans; DELEN, Pieter; DEVISCH, Etienne; VAN OVERSTRAETEN, Nicole; WANDERS, Andreas en WOUTERS, Rik [niet-vermelde samensteller: Rik Wouters]. Steenwegen. Cultureel Centrum t Vondel (in samenwerking met de literaire vereniging Xarnego), Halle. 2004. [6] WOUTERS, Rik. Een Hallenaar bezingt zijn stad en geboortestreek in lyrische bewoordingen of kennismaking met de dichtbundel "Het hart van mijn stad" door Ghislain Laureys. In: Hallensia [geschied- en oudheidkundig tijdschrift], 4, 4, oktober-december 1982, pag. 34-43. [7] WOUTERS, Rik. De niet-conforme conformist. Een monografie over de Halse dichter Ghislain Laureys]. [[Uitgegeven als 1 boek, samen met: LAUREYS, Ghislain [samensteller: Rik Wouters]. De lokstem van het leven. Een bloemlezing]]. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek en Upsilon, Halle. 1995. [8] WOUTERS, Rik. "Zij hoeven niet te weten, hoe ik treur. / Alleen in mijn gedichten bloedt de wonde." Of Hoe Jan van den Weghe levensproblemen en ellende van zich afschrijft. In: Hallensia [geschied- en oudheidkundig tijdschrift], 6, 4, oktober-december 1984, pag. 19-26. [9] WOUTERS, Rik [niet-vermelde samensteller]. Ghislain Laureys 60 [metkritische bijdragen van Margreet Janssen Reinen, Ghislain Laureys, Ton Luiting, Jan van den Weghe en Rik Wouters en creatieve bijdragen van Raoul Maria de Puydt, Ghislain Laureys, Edith Oeyen, André Polfliet en Jan van den Weghe]. Kofschip-Kring, Zellik. 1984. Ook verschenen in: [Over Ghislain Laureys], t Kofschip [literair tijdschrift], 12, 5, november-december 1984, pag. 17-32. [10] WOUTERS, Rik [niet-vermelde medesamensteller]. [Over de Halse dichters Jef Algoet, Emiel Gouffaux, Ghislain Laureys, Felix Leheuwe, Jan Vanbellinghen, Jan Van den Weghe en Rik Wouters] [kritische bijdragen door Raymond Clement (x2), R. Cornelis (x 2), Frits Crombez, Herman De Spiegeleer, Andries Dhoeve, Ton Luiting, Luuk Rademakers en Rik Wouters en poëzie van Jef Algoet, Emiel Gouffaux, Ghislain Laureys, Felix Leheuwe, Jan Vanbellinghen, Jan Van den Weghe en Rik Wouters] In: Hallensia [geschied- en oudheidkundig literair tijdschrift], 6, 4, oktober-december 1984. [11] WOUTERS, Rik. Interview met Ghislain Laureys. In: WOUTERS, Rik [niet-vermelde samensteller]. Ghislain Laureys 60. Kofschip-Kring, Zellik. 1984. Ook verschenen in: t Kofschip [literair tijdschrift], 12, 5/1, november-december 1984, pag. 29-32. [12] WOUTERS, Rik. Nicole Van Overstraeten in haar queeste naar de vrouw en dichteres in zichzelf [interview]. In: Argusogen of het geweten van Halle [e-mailtijdschrift], nr. 4, 28 april 2001 en op www.halle.nu en www.stadhalle.com. [13] WOUTERS, Rik. schaamteloos en puur als ik ben [over de dichtbundel "Jagen" van Nicole Van Overstraeten]. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1995. [14] WOUTERS, Rik. Ra ra wie ben ik? (over dichters en hun pseudoniemen) [o.a. over de dichtbundel "De dageraad achterna" van Pieter Delen]. Verschenen in: Kiezel [literair tijdschrift], 3, 10, juni 1993, pag. 28-30. [15] WOUTERS, Rik. Dit huis heeft geleefd, dit huis heeft doen leven. Bedenkingen bij hedendaagse poëzie van Hallenaars (1962-1977)[over het gedicht "Banket" van Pieter Delen]. In: WOUTERS, Rik. De doorlichter van woorden die anders betekenen. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1997. [16] WOUTERS, Rik. Bogaarden waar meter de velden liefhad. Bedenkingen bij hedendaagse poëzie van Hallenaars (1962-1977)[over het gedicht "Maart" van Jan Vanhaelen]. In: WOUTERS, Rik. De doorlichter van woorden die anders betekenen. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1997. [17] WOUTERS, Rik. Op een wiebelende evenwichtskabel. Bedenkingen bij hedendaagse poëzie van Hallenaars (1962-1977) [over het gedicht "Aan César Vallejo" van Nicole Van Overstraeten]. In: WOUTERS, Rik. De doorlichter van woorden die anders betekenen. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1997. [18] WOUTERS, Rik. Obsessionele dorst naar woorden en openbare dronkenschap [over Halle, kunst en poëzie]. In: WOUTERS, Rik. De doorlichter van woorden die anders betekenen. Bedenkingen bij hedendaagse poëzie van Hallenaars (1962-1977). Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1997. [19] WOUTERS, Rik. De doorlichter van woorden die anders betekenen. Bedenkingen bij hedendaagse poëzie van Hallenaars (1962-1977) [o.a. over gedichten van Pieter Delen, Jan Vanhaelen en Nicole Van Overstraeten]. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1997. [20] Werktitel: de doorlichter van woorden die plaatsen bestaansrecht geven. Werkondertitel: steenwegen tonen de weg. Een uitloper van het uitgebreide poëtische "steenwegenproject" die in Halle liep van 18 april tot 30 mei 2004. [21] Werktitel: OngheVIIIen verwoorden een oude stad. Werkondertitel: dichterlijke wandelgids over het Halle van vóór de fusie. [22] CROMBEZ, F[rits]. Rik Wouters, ik-dichter van de werkelijkheid. In: Initiatief [literair tijdschrift], 3de jg., nr. 18, mei 1984. pag. 46-49. [23] CROMBEZ, Frits. Rik Wouters in zijn poëtische eigen tijd. In: Hallensia [geschied- en oudheidkundig tijdschrift], 6, 4, oktober-december 1984, pag. 31-33. [24] DHOEVE, Andreas. Rik Wouters: een veelbelovende jonge dichter uit Halle. In: Hallensia [geschied- en oudheidkundig tijdschrift], 6, 4, oktober-december 1984, pag. 27-30. [25] VAN HOOF, Guy. Het woord en de stilte [over de dichtbundels "Het woord hertalen en Wat stilte genoemd wordt" en "Elke klank heeft zich tot een drein verlangzaamd"]. De poëzie van Rik Wouters. In: De houten gong [literair tijdschrift], 1, 4, november 1999, pag. 4-6. [26] WANDERS, Andreas. Kwetsbaar en verstoten tussen brokstukken. Het ontnomen woord en de doorgelichte dichter. In: WANDERS, Andreas en WOUTERS, Rik. Het verboden evangelie van de dichter. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1999. [27] WANDERS, Andreas. In zijn poëzie probeert Rik Wouters Flaptekst van de dichtbundel "Elke klank heeft zich tot een drein verlangzaamd" van Rik Wouters. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1998. [28] WANDERS, Andreas. Met "gebruik maken van woorden en ongedateerde brieven" is Wouters Flaptekst van de dichtbundel "Gebruik maken van woorden en ongedateerde brieven" van Rik Wouters. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 2000. [29] WANDERS, Andreas. 1979. Wouters debuteert als dichter. Flaptekst van de dichtbundel "Xarnego" van Rik Wouters. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek en Upsilon, Halle. 1999. [30] WANDERS, Andreas. "Zeg niet" bevat poëzieproza en prozapoëzie. Flaptekst van de dichtbundel "Zeg niet" van Rik Wouters. Xarnego, Halle. 2003.
Ik heb er lang over nagedacht of ik me als initiatiefnemer van dit blog moet voorstellen. Weken zijn er overheen gegaan. Daarom is deze onthullende tekst later dan het begin aan dit blog toegevoegd. Ik heb onthullende geschreven omdat ik denk dat na het lezen van WAT BEN IK / WAT DOE IK meer vragen dan antwoorden zullen overblijven. Laat me toe om me geografisch te situeren. Ooit heb ik in een roman in voorbereiding geschreven: België. Hoewel mijn identiteitskaart carte d'identité personalausweis identity card vermeldtdat ik onder andere uit België kom(...) (Maar ook uit Belgique, Belgien, Belgium.), ben ik geen Belg. Nu zou ik schrijven: wat een Belg genoemd wordt. Een kunstmatig gecreëerd product weiger(...) ik te zijn. Vlaming ben ik ook al niet. Dat volk van duivenmelkers en namaakgeuze dat noordzeegarnalen veel te duur verkoopt -Het woekeren is sinds W.O.II één van hun specialiteiten.- en dat ten westen van Brussel woont, lukt er maar niet in Nederlands te spreken: ze wauwelen. Ben ik Brabander? H. is gedurende eeuwen deel van Henegouwen geweest. Henegouwer dan? Met geen heb ik affiniteiten. Een inwoner van H. -Twijfel er niet aan dat H. voor Halle staat.- misschien, naar mijn geboorteplaats. Misschien, maar toch: het zou een te groot compliment zijn voor veel inwoners van dat Zennestadje. [1]. Waarom zou Hallenaar een te groot compliment voor veel van haar inwoners zijn? Zonder volledig te zijn kan ik zonder moeite 2 redenen aanhalen. Hoewel ik al zo vaak geschreven heb dat Halle de meest-zuidelijke stad van de vroegere Nederlanden waar nog Nederlands gesproken wordt, zou ik er beter aan doen om te nuanceren: Halle, de meest-zuidelijke stad van de vroegere Nederlanden waar nog door een aantal mensen nog Nederlands gesproken wordt. Loop maar eens door de winkelwandelstraten: tal van winkels die een Engelse of Franse naam hebben, gebruiken naast het Nederlands Frans in hun aanduidingen naar mogelijke klanten. Sta maar eens aan de schoolpoorten net vóór of na de school: Een vierde tot een derde van de leerlingen spreekt Frans of een andere taal dan het Nederlands onder elkaar. Kijk maar eens naar opschriften op officiële gebouwen of monumenten en je merkt Frans op. Mijn geboortestad -In een gedicht heb ik het over geboortedorp [2]. Dit is me ingegeven door mijn vriend Andreas Wanders. Hij moet niet bang zijn: ik neem de verantwoordelijkheid om de pijnlijke, maar terechte kleinering van Halle volledig op mij.- besteedt veel te veel aandacht aan cultuur en uitvoerders van kunst en te weinig, veel te weinig aan kunst en kunstenaars. Waar hoor ik thuis? Hoor ik ergens thuis? Het lijkt er inderdaad op dat deze tekst meer vragen zal stellen dan antwoorden te geven. Beantwoordt vriend Andreas wanneer hij schrijft: Wouters is Hallenaar, of juister gezegd, Vlaams Hallenaar -Of is hij een Catalaanse Brabander? Hij is immers van oordeel dat te veel van die Halse handelaars en politici geen Vlaamse reflex hebben. Het doet hem pijn. Het zal hem altijd pijn blijven doen. Ik weet dat het aan hem knaagt. [3]. Wie zal het zeggen?! O nee, geloof maar niet dat ik me hier volledig prijs zal geven. Ik lees over Brabander, Catalaan, Hallenaar en Vlaming. Ben ik één van hen? Ben ik een geheel van dat alles? Opnieuw, wie zal het zeggen? Ben ik meer dan Brabander, Catalaan, Hallenaar en Vlaming? Of ben ik gewoon maar ik? Ik en niemand anders? In voorgaande alinea heeft Andreas veel over mij gezegd. Hij heeft goed naar mijn adreskaartje gekeken. Daarop staat dat ik flamingant ben. Dat ik flamingant ben, heb ik reeds verwoord. Ik ben echter geen flamingant zoals er tevelen zijn: flamingant omdat men geen Frans kent. Mijn kennis van niet alleen het Frans, maar ook het Engels en de Castiliaans is meer dan behoorlijk. Flamingantisme wordt door vele Hallenaars als een pest, dé pest beschouwd. Een Hals politicus met nogal van bevoegdheden -Zijn naam doet hier niet terzake.- heeft me ooit verweten dat ik met het uitkomen voor mijn Vlaamsgezindheid in de kaarten van het Vlaams Blok speel. Toen was het nog het Blok. Het Vlaams Belang van nu is niet, helemaal niet het belang van Vlaanderen. Door zijn boude en provocerende uitspraak heeft dat politicusje me beschuldigt van sympathie voor een extreem-rechtse partij. Hij heeft me daarmee meer dan gekwetst. Hij wist echter niet waarover hij het had. Aan dat euvel bezondigen de meeste politici zich al te vaak. Op mijn adreskaartje staat immers ook dat ik catalanist ben. Een catalanista, zoals men het in het Catalaans zegt, verhoudt zich tot flamingant zoals Vlaming zich tot Catalaan verhoudt. Ik ken de geschiedenis van Catalunya, Catalonië, beter dan de Vlaamse. Ik ken de geschiedenis van de Guerra Civil, de Spaanse Burgeroorlog van 1936 tot 1939, gedetailleerd. Ik weet dat de Catalanen onder de franquisten geleden hebben. Ik ken de zwarte geschiedenis door Franco en zijn franquisten -Lees maar fascisten.- van 1939 tot 1975 toen Franco stierf, geschreven, zeer goed. Ik weet dat Franco ooit gezegd heeft dat het Catalaans in het begin van de 21ste eeuw niet meer zou gesproken worden in Spanje. Ik weet dat de Catalanen ook na de Burgeroorlog onder de franquisten geleden hebben. Ik ken de geschiedenis van de Partido Popular en José Maria Aznar, erfgenamen van Franco en het fascistische Spanje, die van 1996 tot 2004 toen ze aan de macht waren, de onderdrukking van Catalunya opnieuw in gang gestoken hebben. Ik weet dat de Catalanen ook onder de neo-franquisten geleden hebben. Ik kan niet anders dan extreem-rechts en fascisme haten. De senyera, de Catalaanse vlag met 4 verticale, rode palen op een gele achtergrond, die in mijn linkerbovenarm getatoeëerd is, heb ik zelfs niet nodig om niet te vergeten. O ja, op mijn adreskaartje staat dat ik in Halle geboren ben. Nergens echter lees ik dat ik Hallenaar ben. Vergetelheid? Toeval? Bewustheid? Laat ik maar verder doen met mijn adreskaartje. Ik lees erop dat ik ook artiest en dichter ben. Dat ik dichter ben, kan ik niet ontkennen. Ik heb 9 dichtbundels, 2 boeken met poëzie en proza en 4 boeken met literaire kritieken laten verschijnen. Ik ben met 5 poëtische, waaronder 2 eerste prijzen, onderscheidingen bedacht. Dat ik artiest ben, ligt minder voor de hand. Sinds enkele jaren schilder ik en maak driedimentionele dingen waarmee ik echter nog niet naar buiten gekomen ben. Toch zal het er ooit van (moeten) komen. Ooit heb ik een GEDICHT VOOR MEZELF geschreven. Zou het kunnen dat het me niet scheelt of ik gelezen word. Ik schrijf immers gedichten VOOR MEZELF. Ik heb alleszins dat gedicht VOOR MEZELF geschreven. Kan dat? Kan er in dat geval van poëzie sprake zijn? Ik heb de veronderstelling dat het me niet scheelt of ik gelezen word, jaren geleden al ontkend toen ik stelde dat De dichter, en dus ook ik, niet schrijft ( ) voor zichzelf. Niet voor zichzelf alleen, natuurlijk, bedoel ik. Beschouw 12 dan maar als een boutade. Het feit alleen al dat ik mijn gedichten uitgeef, dat iemand zijn gedichten uitgeeft, bewijst dat er niet voor zichzelf geschreven wordt.
[3]. Ik moet nog eens op mijn adreskaartje terugkomen. Er staat ook op dat ik anarchist ben. Ik zie velen de wenkbrauwen fronsen: Wouters is tegen gezag. Ze hebben het verkeerd voor. Mijn anarchie is de ideale vorm van democratie waarbij het volk zelf op het laagste niveau beslissingen die ze zelf uitvoert, neemt. Toch kan ik begrijpen dat velen denken dat ik tegen democratie is. Indien ze denken dat het politieke bestel van wat België genoemd wordt en waar politici beslissingen nemen die tegen de meerderheid ingaan, dat de monarchie van wat België genoemd wordt en die meent het recht te hebben om iemand uit het kleine groepje koning te maken omdat hij blauw bloed zou hebben -Een waar curiosum. Indien ik een Saksen-Coburg-Gotha was, zou ik met dat verderfelijke bloed een kermisattractie opstarten.- en dat de kerk die gelijkheid predikt, maar een hiërarchie waaraan tal van privileges verbonden zijn, heeft, democratie is, hebben ze het juist voor. Dat soort volksverlakkerij, is niet aan mij besteed. Dat is antidemocratie. Lang geleden heb ik geschreven: een tweekoppig wezen ben ik. [4]. Wat bedoelde ik ermee? Een zekere dualiteit die in me aanwezig is? Het bestaan van een ik-dichter en ik-sterveling -Dichters, vooral dan diegenen die aan een oeuvre werken, sterven nooit.-? Ik weet het niet. Ik heb immers geschreven: Een tweekoppig wezen wenste ik nooit te worden. [4]. Ben ik wel een tweekoppig wezen? Wanders lijkt deze vraag negatief te beantwoorden: Is Wouters niet een 'veelkoppig' wezen? Hij beantwoordt zijn vraag zelf: hij is ( ) geen 'vierkoppig' wezen zoals ik ten onrechte veronderstelde. Wouters is een 'veelkoppig' wezen. Een complex wezen dat steeds en rechtuit en onverbloemd zijn mening verkondigd heeft en verkondigen zal. Mijn adreskaartje dat vermeldt dat ik anarchist / artiest, dichter / catalanist en flamingant. Is de volgorde belangrijk of gewoon maar alfabetisch? Ik zou het bij-wie-dan-ook niet weten. Laat me de uitspraak van Wanders vervolledigen: Wouters maakt het zijn omgeving niet moeilijk. Het is wel zo dat wie niet voor hem is, slechts tegen hem kan zijn. Om voor hem te zijn, moet men alleen maar zeggen wat men meent, niet meeheulen met de zwijgende meerderheid en zich niet, nooit bezondigen aan achterklap.[5]. Lang geleden heb ik geschreven: er was vroeger / er is nu [6]. Over de toekomst heb ik toen niet gerept. Waarom ik het niet deed, weet ik niet. Ook nu wil ik er niet over reppen. Veranderen zit er voor mij immers niet in.
-o-o-o-
Als bisnummers volgen 4 gedichten uit "Elke klank heeft zich tot een drein verlangzaamd", mijn bundel uit 1998, die ik als onderwerp hebben. Of ze verduidelijken, moet je zelf maar uitmaken. Ikzelf doe het alleszins niet: het is immers niet aan de kunstenaar om zichzelf te verklaren. Kunst is een dialoog tussen kunstenaars en kunstliefhebbers. Hieronder geef ik je de kans om in daden om te zetten.
EEN ZELFPORTRET [1]
(..................) maar hoed je voor bedrukt papier. Vergeet nooit: ik lieg, de dichter liegt bij elke pennetrek.
Rik Wouters (Wat stilte genoemd wordt)
Donkerder dan blauw en veelvingerig vlugger ben ik. Verkies ik de vriendelijke vertes van dromen die verloren zijn? Verlang ik naar een verlatenheid van vergeten terrasjes die troosteloos woorden
verbannen? In de stiltes van elke steen vind ik bouwsels. In de herschikking van mijn hoogmoed leg ik een hovaardigheid die anderen kil en koud koesteren. Kortstondig slechts keel ik klanken
die begenadigd beeld worden. Weerloos horen ze des dichters wispelturigheid te ondergaan. Waarom ze hun eigen leven leiden blijven, weet ook ik niet. Na eendere leugen volgt slechts andere waarheid.
EEN ZELFPORTRET [2]
Ik heb gelogen, Sarah, ik lieg niet: ik verwoord slechts andere waarheden.
Rik Wouters (Wat stilte genoemd wordt)
Overjaarse oorlogen en onbeduidend gedonder overleef ik onrustig. Vertikaler nog dan nooit overleg ik een horizon. Nergens laat ik sporen van spanning na. Vertederend vertoon ik tekens
van een vreemde willoosheid wanneer de val nader dan neiging is. Niets kan de lijdloosheid boven de illusie verbannen. Buigzaamheid is breekbaar geworden en grotesker. Grimmig
begin ik te schrijven en stamelend bijna weersta ik nog aan de wetteloosheid van mijn bestaan, de wisselvalligheid van andere geschiedenissen, de weerloosheden van wil geworden woorden.
EEN ZELF(moord)PORTRET [3]
Poëzie: een nuttelozer poging nog tot verzet: dood al té dichtbij.
Rik Wouters (Het woord hertalen)
Onbewust word ik overvallen door warrige winden. Ver- bannen wordt vrolijkheid en slaap. Steels neemt men poëzie af. Predikheren zijn gods passieve honden. Ik wens door folterende hoogmoed hortend en huilend
niet te gaan. Grinnikend klinkt het lied van de aaseter. Zelfs liederen kunnen kras en kelend zijn. Ik zoek kaal en kil een samensmelting tussen leven en dood. Dood! Dik en doffer nog wordt mijn tong. Tergend en tomeloos
tafelt ze niet meer. Hongeriger hoor ik geronnen bloed moeizaam nog de grond kleuren. Verweesd (ver)wijs ik nergens naar en nooit nog. Vlijmscherp blijft het mes. Wind waait woorden en braakt
EEN ZELF(moord)PORTRET [4]
Zomer echter: elk horloge een ruimte waarin gehaat wordt. Woord na woord wordt het leven gevoelloos ontmanteld. Hoop is ondraaglijk. Zelfs
Rik Wouters (Het woord hertalen)
Woedende wind waait moordende woorden en braakt woordenloos geen oordeel over woedende boeken. Ik kan niet meer lezen. Alleen nauwelijks nagenieten nog van een laatste en onvoltooid vers rest. Vertikaal verlegt
de laatste letter mijn loomheid. Heidens geworden is heimwee en ontgoochelend. Overhaast schrijf ik niet op en over. Onversaagd blijft mijn doemdenken dichter bij niets dan dood nog misschien. Fluisterend verspillen
leugens de leegtes van rommelige rust. Rigide word ik. Ontmaken moet ik mijn woestheid van wisselvalligheid en weerzin. Trager wordt verzet en taaier. Toch sluipt dood nog rond en minder nietig dan gedacht verstaat
ze ternauwernoodse tijd. Stille troost wordt overbodig en bladvulsel vol
Voetnoten: *WOUTERS, Rik. Ik zeg tot je. Panther Paperback, Dilbeek. 1979. [1] WOUTERS, Rik. Elke klank heeft zich tot een drein verlangzaamd. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1998. [2] WOUTERS, Rik. Xarnego. Klaagliederen van een Catalaanse Brabander. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek en Upsilon, Halle. 1999. [3] WOUTERS, Rik. Wat mij bepaalt, zijn vingers. Letters. Wat mij beperkt, zijn letters. Vingers. In: WOUTERS, Rik. De doorlichter van woorden die anders betekenen. Bedenkingen bij hedendaagse poëzie van Hallenaars (1962-1977). Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1997. [4] WANDERS, Andreas. Kwetsbaar en verstoten tussen brokstukken. In: WANDERS, Andreas en WOUTERS, Rik. Het verboden evangelie van de dichter. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1999. [5] WOUTERS, Rik. Een tweekoppig wezen ben ik. Een anarchistisch gedicht over overleven, woordenmacht en permanente schending. In: WANDERS, Andreas en WOUTERS, Rik. Het verboden evangelie van de dichter. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1999. [6] WOUTERS, Rik. Ik zeg tot je. Panther Paperback, Dilbeek. 1979. [7] WOUTERS, Rik. Elke klank heeft zich tot een drein verlangzaamd. Herinneringen aan ooit en nog. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1998.
Alles uit deze uitgave mag op welke wijze dan ook verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden, op voorwaarde van voorafgaande, schriftelijke toestemming van de auteur.
EEN VERANTWOORDING, VOOR ZOVER DAT NOODZAKELIJK IS
beschouw het maar als een oproep tot medewerking
Wat ik met "Halle in de literatuur" voor ogen heb, is misschien het best samengevat in volgende 2 zinnen: Over en in Halle, de meest-zuidelijke stad van de vroegere Nederlanden waar nog Nederlands gesproken wordt, is literatuur (poëzie, proza, toneel en literaire kritiek) door Hallenaars en anderen in het Nederlands en andere talen geschreven. "Halle in de literatuur" wil proberen om te archiveren, verklaren en interpreteren.
Laat me toe om een aantal delen van voorgaande verantwoording te omschrijven: 1. "over en in Halle": 1. 1. "Halle": Een geografische afbakening. Wanneer ik het over Halle heb, bedoel ik altijd weer het Halle van vóór de fusie. Waarom wil ik me beperken? Persoonlijk en dus emotioneel omdat ik in wat tstat genoemd wordt, geboren ben, er lang gewoond heb en gewoonweg weinig of geen affiniteiten met Buizingen en Lembeek die pas zeer recent en om pure politieke redenen bij Halle zijn gevoegd, heb. Literair, maar ook praktisch omdat de meeste gedichten over het oude Halle handelen en omdat over Buizingen en Lembeek, de deelgemeentes, amper teksten in literaire publicaties geschreven zijn; 1. 2. "over ( ) Halle": tal van literatuur heeft Halle in de breedste zin van het woord als onderwerp; 1. 3. "in Halle": in de stad is ook literatuur die niet over Halle handelt, geschreven; 2. "literatuur (poëzie, proza, toneel en literaire kritiek)": 2. 1. "poëzie, proza": wat in literaire publicaties verschenen is. Teksten geschreven naar aanleiding van verjaardagen, huwelijken, activiteiten van verenigingen, die zo vaak onder de term gelegenheidswerk geklasseerd worden, laat ik dan ook buiten beschouwing. Dit betekent niet dat ik me niet zou storen aan die term die te vaak denigrerend gebruikt wordt, meestal met als enige bedoeling om het etiket van zondagsschrijver op te plakken. Is het immers niet zo dat elke tekst naar aanleiding of ter gelegenheid van iemand of iets geschreven is?! Toch komen teksten geschreven voor de door mij aangehaalde gelegenheden niet voor deze blog in aanmerking. Ze zijn immers vóór de activiteit geschreven en missen dan ook de traditionele, natuurlijke en noodzakelijke inspiratie; 2. 2. "toneel": wat opgevoerd is of wat in literaire publicaties verschenen is; 2. 3. "literaire kritiek": wat in literaire en niet-literaire publicaties verschenen is en teksten uitgesproken bij de voorstelling van literair werk en alleen al daarom meestal niet gepubliceerd is; 3. "door Hallenaars en anderen" die over en in Halle geschreven hebben. Onder Hallenaar versta ik diegene die in Halle gedomcilieerd (geweest) is. In Halle geboren zijn volstaat niet om Hallenaar te zijn; 4. "in het Nederlands en andere talen": Halle ligt tegen de taalgrens aangeplakt en is "de meest-zuidelijke stad van de vroegere Nederlanden waar nog Nederlands gesproken wordt". Wie Halle echter bezoekt, kan door allerhande opschriften, zelfs op officiële gebouwen en monumenten, en door de taal die op straat er gesproken wordt, denken dat hij zich aan de verkeerde -Lees: zuidelijke.- kant van die grens bevindt. Vooral Frans wordt veel en niet alleen op marktdagen gehoord en gezien. Nooit is het anders geweest. Het spreekt dan ook voor zich dat er Hallenaars waren en zijn die Frans gesproken hebben of spreken en dat literatuur in het Frans en andere talen aan bod zal komen. Over dialectliteratuur zal echter met geen woord gerept worden; 5. "proberen om te archiveren, verklaren en interpreteren": 5. 1. "archiveren": achterhalen wat gepubliceerd is, en er melding van maken. Dit betekent niet dat u op deze blog moet zijn om creatief werk dat geen deel van een kritische tekst uitmaakt, te lezen. Het opnemen ervan zou van deze blog een mastodont van teksten maken. Het opnemen ervan zou ook afhangen van de toestemming van de auteur en/of het betalen van auteursrechten; 5. 2. "verklaren en interpreteren" hangen nauw met elkaar samen moeten tot inzicht moeten bijdragen; 5. 3. "proberen" wijst erop dat er een poging ondernomen wordt en dat de kans niet denkbeeldig, maar reëel is dat alle reeds over en/of in Halle geschreven literatuur, niet aan bod zal komen.
"Halle in de literatuur" staat voor iedereen open. Het hoeft niet bij lezen te blijven. Eigen bijdragen -Ik denk vooral, maar niet alleen aan auteurs en literaire critici.- kunnen steeds ingezonden worden en zullen in de mate van het mogelijke opgenomen worden; daarom ook wordt onder elke bijdrage de naam van de auteur vermeld. Het spreekt voor zich dat aanvullingen, aanpassingen, wetenswaardigheden allerhande en ontbrekende gegevens meer dan welkom zijn.