HALLE IN DE LITERATUUR DOOR RIK WOUTERS
Zoeken in blog

Inhoud blog
  • JAN VAN DEN WEGHE (dinsdag 17 mei)
  • PUBLICATIE VAN EEN DICHTBUNDEL
  • DICHTENDE HALLENAARS: DICHTBUNDELS EN POËTISCHE KRITIEKEN EN ONDERSCHEIDINGEN
  • DICHTBUNDELS VAN HALLENAARS IN DE HALSE BIBLIOTHEEK
  • LOUIS PAUL BOON, "HET GEUZENBOEK" EN HALLE
  • ODE AAN DE DICHTKUNST, NAAR AANLEIDING VAN DE VOORSTELLING VAN DE DICHTBUNDEL "CODE ONBEKEND" VAN PIETER DELEN" [een toespraak]
  • INTERVIEW MET GHISLAIN LAUREVS
  • OVER "DE DAGEN VAN DE WINTER" VAN NICOLE VAN OVERSTRAETEN [1] [een toespraak bij de voorstelling van een dichtbundel]
  • HALSE DICHTERS AL DAN NIET IN DETAIL BESPROKEN DOOR (LITERAIRE) CRITICI EN ANDEREN
  • OVER "JAGEN" VAN NICOLE VAN OVERSTRAETEN [een toespraak bij de voorstelling van een dichtbundel]
  • KUNST DURVEN VELEN SLECHTS TE FLUISTEREN
  • LAUREYS, EEN NIET-CONFORME CONFORMIST? [een toespraak bij de voorstelling van een essay]
  • NICOLE VAN OVERSTRAETEN IN HAAR QUEESTE NAAR DE VROUW EN DE DICHTERES IN ZICHZELF [een interview]
  • DRANG NAAR EN DWANG DOOR HET WOORD [over het "Gedicht voor mezelf" van Rik Wouters]
  • (LITERAIRE) CRITICI EN ANDEREN OVER HALSE DICHTERS
  • HALLENAARS EN HUN FUNCTIES BIJ LITERAIRE TIJDSCHRIFTEN
  • "ZIJ HOEVEN NIET TE WETEN HOE IK TREUR. / ALLEEN IN MIJN GEDICHTEN BLOEDT DE WONDE." [over de poëzie van Jan van den Weghe]
  • DIT HUIS HEEFT GELEEFD. DIT HUIS HEEFT DOEN LEVEN. [over het gedicht
  • BOGAARDEN WAAR METER DE VELDEN LIEFHAD [over het gedicht
  • WAT MIJ BEPAALT, ZIJN VINGERS. LETTERS. WAT MIJ BEPERKT, ZIJN LETTERS. VINGERS. [een ars poeticia]
  • HALLENAARS (EN STREEKGENOTEN) OVER BRUSSEL
  • KWETSBAAR EN VERSTOTEN TUSSEN BROKSTUKKEN [over de poëzie van Rik Wouters]
  • LOUIS PAUL BOON OP DOORTOCHT IN HALLE [over "Dorp in Vlaanderen"]
  • HALSE DICHTERS IN DICHTBUNDELS OVER HALLE
  • ONGHEVIIIEN* VERWOORDEN EEN OUDE STAD DIE BLIJFT LEVEN [gidsen in Halle aan de hand van poëzie]
  • BLOED DRUIPT WAAR HET NIET GAAN KAN [over mijn belangstelling voor poëzie]
  • WAT BEN IK / WAT DOE IK*
  • COPYRIGHT
  • EEN VERANTWOORDING, VOOR ZOVER DAT NOODZAKELIJK IS
    pogingen tot archiveren, verklaren en interpreteren
    “HALLE IN DE LITERATUUR” wil “pogingen tot archiveren, verklaren en interpreteren” ondernemen. Aandacht wordt besteed aan literatuur over en in Halle door Hallenaars en anderen in het Nederlands en andere talen. Onder literatuur wordt poëzie, proza, toneel en literaire kritiek verstaan, met een bijzondere aandacht voor poëzie, liefst niet verschenen in uitgaven in eigen beheer. Onder Halle wordt de stad van vóór de fusie verstaan. Dialect- en jeugdliteratuur komen niet in aanmerking. Thriller- en misdaadfictie wordt niet als literatuur beschouwd. De weblog staat voor iedereen open: verbeteren van foute informatie; vervolledigen van onvolledige informatie; signaleren van interessante items; leveren van eigen bijdragen voor zover ze in het kader van “Halle in de literatuur” passen; ... Medelingen zullen in deze tekst die steeds onder de titel van de weblog verschijnt, afgedrukt worden. Een initiatief van de literaire en kunstvereniging "Xarnego" uit Halle, waarvan letterkundige Rik Wouters voorzitter is.
    26-05-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOGAARDEN WAAR METER DE VELDEN LIEFHAD [over het gedicht

    0

         MAART (lenteachtig) 



         Ontroerd staan de beken vol. 
         Zacht en lauw glazuur ligt op de wind. 
         Een traktor grift lange zinnen 
         in het veld, verkleurt het. 

         Gras, zo groen als felle knapen, 
         groeit in een dicht koor uit zijn bodem, 
         Getaande boeren rijden traag rond. 

         Vanonder mutsen bespieden zij onze wereld. 
         Vogels vliegen over het riet 
         dat voortdurend aarzelend beweegt. 

         Met prille landschappen valt niet te lachen: 
         aan hun randen rijden alom 
         nieuwsgierige, gekooide mensen. 
        
         Als geraamtes grijnzen bomen naar dit vergezicht.

    1

    MAART verscheen op pagina 16 van de afdeling Landschappen van Jan Vanhaelens bundel "Portretten en landschappen", die in 1992 bij Dilbeekse Cahiers uit Dilbeek verscheen.

    Voor het verschijnen van "Portretten en landschappen" zou er van Vanhaelen slechts één andere dichtbundel zijn verschenen. Waarom "zou"? De dichter blijft erg vaag in het verstrekken van informatie aan de lezer. "Erg vaag" is een eufemisme. Niets of bijna niets deelt hij mee.

    Geen van beide bundels bevat een bio- en/of bibliografische schets. De lezer komt zelfs niet te weten wanneer de dichter geboren is of waar hij woont. Wil de dichter op die manier een barrière tussen hem en de lezer optrekken? Wil hij zich afzonderen van de maatschappij door zich terug te trekken in een diffuze lichtzuil van geheimdoenerij? Heeft hij er gewoon niet aan gedacht om zo'n schets toe te voegen? Wil hij de lezer aan zich binden door hem te verplichten op zoek te gaan naar relevante gegevens? Waar zou de lezer ze moeten vinden?

    Er zouden van Vanhaelen slechts twee dichtbundels verschenen zijn. Zijn eersteling (?) heeft als titel Album en is in eigen beheer uitgegeven. Naar de verschijningsdatum heeft de lezer het raden. Een verschijningsdatum wordt niet vermeld. In "Portretten en landschappen", zijn tweede (?) dichtbundel, wordt zelfs niet verwezen naar Album. De verschijningsdatum van Album wordt dus bewust in het ongewisse gelaten. "Bewust"? Inderdaad, wie zou tot twee keer toe nalaten om relevante gegevens te vermelden?

    De dichter laat het daar niet bij. Zelfs over de foto op de kaft wordt geen uitleg verstrekt. Wie heeft de klasfoto op het speelplein van het Halse Onze-Lieve-Vrouwecollege van Halle genomen? Misschien is dat niet aan de orde. Toch ga ik verder met vragen stellen. Van wanneer dateert die foto? Staat de dichter zelf erop? Waar erop staat de dichter? Hij weigert pertinent om de lezer op de hoogte te brengen. De dichter van Album eigent zich zelfs het copyright van zijn eigen gedichten niet toe. Ik wens echter niet zo ver te gaan om de vraag die zich onvermijdelijk opdringt, te stellen -Ik verwoord ze slechts pro forma.-: heeft Vanhaelen de gedichten van Album zelf geschreven? Natuurlijk wel, welke dichter zou tijdens poëziemanifestaties gedichten die niet de zijne zijn, durven voorlezen en als de zijne 'verkopen'? Ikzelf heb Vanhaelen alleszins diverse keren uit Album horen reciteren.

    Eigenlijk deelt de dichter in zijn twee bundels slechts twee literaire gegevens mee. Een aantal van de in de bundels opgenomen gedichten werd gepubliceerd in literaire tijdschriften -En ik vermeld enkel die die in mijn ogen bewijzen van kwaliteit geleverd hebben.- zoals DW&B, Nieuw Vlaams Tijdschrift en Yang voor Album en DW&B (opnieuw), Poëziekrant, Deus ex Machina, Diogenes en Gierik voor "Portretten en landschappen". Hij laat ook niet na te vermelden dat 2 gedichten uit Album bekroond werden tijdens poëziewedstrijden: eentje in 1962 en een ander -Raad u het niet?- in een niet nader vermeld jaar.

    2

    Het gedicht valt uiteen in 3 delen: een titel, een ondertitel en het gedicht zelf. Het gedicht bestaat uit 5 strofes die een ongelijk aantal verzen tellen. De verzen hebben ongeveer dezelfde, niet te korte lengte en rijmen niet. Er worden leestekens en hoofdletters gebruikt.

    3

         MAART (lenteachtig)

    Titel en ondertitel worden op dezelfde regel afgedrukt. De ondertitel wordt door haakjes begrensd. Waarom? Worden titel en ondertitel misschien achter elkaar geschreven omdat ze inhoudelijk onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn? Deze handelswijze druist echter in tegen de 'gangbare' die de ondertitel op de volgende regel plaatst zonder hem met haakjes te begrenzen. Maar ja, de dichter en zijn vrijheid ...

    MAART wordt, zoals uit de ondertitel blijkt, met de lente geassocieerd: het is er de eerste maand van. Toch beperkt de ondertitel: MAART is slechts lenteachtig. Waarom? Omdat MAART volgens de kalender geen volledige lentemaand is? Omdat MAART nog te veel winter is en slechts weinig gelijkenis met de lente vertoont?

         Ontroerd staan de beken vol.

    Waarvan zijn de beken vol? Vissen? Waterplanten? Water? De dichter spreekt zich niet uit. Wel laat hij vaagweg vermoeden dat het water is: de beken zijn immers Ontroerd. Ontroerd wordt geassocieerd met wenen, tranen. Water. Maar van welk water zijn de beken vol? Van regenwater? Van sneeuwwater? Het zal wel regenwater zijn. Sneeuw valt zelden en zo zelden in grote hoeveelheden in MAART.

    Waarom zijn de beken Ontroerd? Omdat de lente begint of omdat Zacht en lauw glazuur ligt op de wind, zoals het volgende vers verkondigt?

         Zacht en lauw glazuur ligt op de wind.

    Er is nog geen sprake van een staalharde, volzomerse, blauwe lucht. De lucht is als glazuur. Het beeld doet me denken aan gevel en dak van de Casa Battló, een Modernismo-huis van de bekende Barcelonese architect van rond de eeuwwisseling, Antoni Gaudi. Ik moet opletten bij de ontleding van dit gedicht: mijn veelvuldige reizen naar Catalonië lijken me parten te spelen.

    De lucht is Zacht en lauw. Beide adjectieven geven meer uitleg over de kleur die blauw is, maar glazuur genoemd wordt. Ik weet het: waarom identificeer ik glazuur met blauw? Mijn Catalaanse reizen zitten er voor veel tussen. 'Azulejos' zijn wandtegels die oorspronkelijk blauw van kleur waren. 'Azur' is azuur, hemelsblauw: 'azur' is glazuur. lauw omdat de wind de lucht nog niet helemaal verwarmt? In dat geval kan lauw als zachtwarm omschreven worden.

    Mooi van Vanhaelen: een adjectief dat iets tastbaars aanduidt, gebruiken om iets visueel voor te stellen.

    De lucht ligt op de wind. De kleur van de lucht wordt door de wind getemperd. de wind is belangrijker dan de lucht. de wind draagt immers de nog zwakke lucht.

         Een traktor grift lange zinnen 
         in het veld, verkleurt het.

    De dichter neemt de lezer verder mee op observatietocht. Na het (leven in het) water en (dat in) de lucht verkend te hebben spitst hij de aandacht toe op het gebied dat ertussen ligt: het land. Het land is de plaats bij uitstek waar het leven ontstaat, verloopt en (af)sterft. Een traktor ploegt moeizaam het land om. Moeizaam omdat hij het in lange zinnen grift. lange zinnen wijst op de doorgedreven inspanning van het werk. Griffen is krassen, diep indrukken, etsen; griffen wijst op de moeite die het werk kost. Daardoor krijgt het veld een zin. Het verkleurt en is klaar om leven voort te brengen. De twee verzen stralen een prachtige, niet gezochte sfeer uit.

    Ze zijn niet alleen 'poëtisch' -Tussen haakjes: al te vaak immers wordt dit woord door andere kunstenaars misbruikt, zonder schroom verkracht. Poëzie heeft met het woord te maken. Poëzie heeft alles met het woord te maken.-, ze handelen ook over poëzie. Wijst lange zinnen niet op het weloverwogen karakter van de dichtkunst? Is Een traktor niet het veruiterlijken van het labeur en de gedrevenheid van de schrijfdaad? Verwijst het griffen niet naar het blijvende karakter van de poëzie, naar de 'eeuwigheidswaarde'?

    het is overbodig en had kunnen weggelaten worden. De kracht van vers 4 wordt erdoor afgezwakt: zonder het hadden beide verzen veel beknopter en directer overgekomen.

         Gras, zo groen als felle knapen, 
         groeit in een dicht koor uit zijn bodem,

    Een vergelijking. Het Gras wordt vergeleken met knapen. Het lenteGras is jong, groen als knapen. De lente is heviger dan anders: de lente, het Gras is als felle knapen. Het Gras doet zijn werk met volle overgave. Het tovert de bodem volledig groen; het staat dicht op elkaar.

    Het Gras groeit niet alleen. Het schreeuwt zijn drang naar leven uit. Het zingt in een dicht koor. Kan men het gras horen zingen? Jazeker, de wind waarop de dichter al gewezen heeft, waait rustig over het landschap. Het gras zingt minder luid dan de aren van het graan tijdens de volzomer, maar zingen doet het.

    Verzen 5-6 eindigen met een 'komma'. Waarom? Moet er geen 'punt' staan? Ik denk het wel omdat vers 7 begint met een hoofdletter. En dat lijkt me juist te zijn. Verzen 5-6 en vers 7 bevatten elk een hoofdzin met een vervoegd werkwoord. Vergeef het Vanhaelen: schrijven en typen kunnen met fouten gepaard gaan. Fouten kunnen bij het lezen immers over het hoofd gezien worden.

         Getaande boeren rijden traag rond.

    De boeren zien het leven hernemen en weten dat het goed is. Ze rijden traag rond. Ze nemen er hun tijd voor om het jaarlijks wonder dat hun grond beroert, te aanschouwen. Ze zijn één met hun grond: de voren die ze in het land getrokken hebben, de zon en droge lucht hebben de jaren en het labeur in hun gelaat gekerfd.

         Vanonder mutsen bespieden zij onze wereld.

    Waarom kijken de boeren Vanonder mutsen? Hebben ze de rechtstreekse warmte van de zon niet graag? Nee toch, het is pas MAART en lenteachtig. En daarbij, zelfs tijdens de warmste zomerdagen zie je boeren nooit zonder muts. Willen ze zich verbergen en onzichtbaar maken? Ik denk het. Waarom willen ze zich verbergen? Om te kunnen bespieden.

    Wat willen ze bespieden? Hun interesse gaat uit naar onze wereld. Waarom achten ze onze wereld het bespieden waard? Ik weet dat er een hemelsbreed verschil bestaat tussen hun en onze wereld: mijn meter én grootmoeder komt immers uit Bogaarden en haar vader was boer. Waarom onze wereld hun aandacht trekt, deelt Vanhaelen echter niet mee. Hij vertrouwt op de inspiratie van de lezer om zelf in te vullen.

         Vogels vliegen over het riet 
         dat voortdurend aarzelend beweegt.

    over het riet vliegen vogels. Ze vliegen laag over het land dat door beken doorsneden wordt. Waarom vliegen ze laag, over het riet? Ze willen, net als de boeren, van het landschap en de beginnende lente genieten. Ze vliegen over het riet. Daardoor weet de lezer dat de beken uit vers 1 niet alleen vol water staan.

    het riet beweegt. Het beweegt omdat er wind waait. Dat heeft de dichter de lezer in vers 2 meegedeeld. In datzelfde vers werd echter niet meegedeeld dat de wind onafgebroken, voortdurend waait, maar slechts zwak, aarzelend, niet fel. Het is echter niet alleen de wind die het riet beweegt. Ook de stroming van het water draagt ertoe bij: vergeet niet dat de beken vol water waren.

         Met prille landschappen valt niet te lachen:

    Voor het eerst richt de dichter zich rechtstreeks tot de lezer, maar zonder hem aan te spreken. Hij waarschuwt de lezer voor prille landschappen zoals hij ze in de strofes 1-3 'beschreven' heeft. Er valt immers niet te lachen Met prille landschappen. Waarom niet? Omdat ze prille, jong en dus puur zijn? Omdat ze vreemd zijn aan de mens?

         aan hun randen rijden alom 
         nieuwsgierige, gekooide mensen.

    Er rijden mensen aan hun randen. Waar begrenst Vanhaelen zijn landschappen? Ik weet het niet. De dichter deelt het niet mee. Ligt de grens daar waar holle wegen liggen? Waar haal ik die holle wegen vandaan? Ligt de grens aan de voetwegen tussen de velden?

    alom rijden mensen. De velden en de beken moeten dicht bij de wegen liggen: de mensen zitten immers in auto's. Het zijn nieuwsgierige, gekooide mensen. Gekooid omdat ze in hun wagen zitten. Gekooid door gemakzucht? Gekooid door een systeem? Bang om hun keurslijf af te werpen? Hoewel de mensen zichzelf opsluiten en/of zich opgesloten voelen, kunnen ze hun nieuwsgierigheid voor het wonder dat lente en natuur genoemd wordt, toch niet onderdrukken.

    Maakt ook de lezer deel uit van die mensen? Ik ben van oordeel dat de dichter de lezer met zichzelf heeft willen confronteren. Toch denk ik dat lezer A gelezen heeft en gelachen met de manier waarop de dichter de lezers B tot Z getypeerd heeft. Lezer A voelt zich dus niet geviseerd omdat hij zich -Ten onrechte, natuurlijk!- niet vereenzelvigt met de mensen uit Vanhaelens gedicht.

         Als geraamtes grijnzen bomen naar dit vergezicht.

    Het landschap van de dichter bestaat niet alleen uit beken, wind, veld, gras, boeren en vogels. In dat landschap staan ook bomen. Die bomen zijn Als geraamtes. geraamtes omdat ze aangetast zijn door zure regen? Ik denk het niet omdat de dichter nergens verwijst naar milieuverloedering in de letterlijke zin van het woord. geraamtes omdat de winter zo streng geweest is dat hun sapstroom nog niet volledig op gang gekomen is? Ik betwijfel het. geraamtes omdat het nog vroeg in de lente is? Waarschijnlijk.

    De bomen kijken naar dit vergezicht. dit vergezicht: verzen 2- 3 van strofe 4 waarin mensen een bedenkelijke hoofdrol spelen. Het lijkt of de mensen het landschap observeren en interpreteren. Niets is minder waar. Het zijn de bomen die de mensen observeren. Het resultaat is negatief: de mensen die de prille landschapppen bekijken, brengen bij de bomen slechts minachting teweeg. De bomen kijken naar de mensen en grijnzen. Waarom die minachting? Ik weet het niet: zou het kunnen dat de mens niet thuishoort in deze ontluikende, 'paradijselijke' wereld?

    Ik heb reeds vermeld dat verzen 3-4 over de dichtkunst handelen. Ik meen dat vers 14 erbij aansluit. Kunnen de bomen geen symbolen zijn voor de dichters die er Als geraamtes bijstaan omdat ze door de mensen, de mogelijke lezers, niet erkend of voor vol aanzien worden? Lachen de dichters niet met de mensen die slechts op de rand van de kunst, in het vergezicht van het culturele leven, evolueren?

    4

    Vanhaelen maakt gebruik van blanke verzen en vrije strofes. Dit geeft de dichter de vrijheid om maximaal aandacht te besteden aan de inhoud, de betekenis, de 'boodschap' van het gedicht. Deze werkwijze draagt er ook toe bij dat de dagdagelijkse taal zeer dicht benaderd wordt: er moeten immers geen spraakkunstige bokkesprongen gemaakt worden om een 'logische' vers- en strofe-opbouw te bereiken.

    Hoewel Vanhaelens poëzie de gewone omgangstaal zeer dicht benadert, mag men toch niet over het hoofd zien dat hij terdege gebruik maakt van literair-technische middelen. Hij verwerkt ze zo subtiel dat ze nauwelijks opvallen. Toch kan hun functionele waarde niet ontkend worden. De meest gebruikte literair-technische middelen zijn: alliteratie, assonantie, enjambement, inversie, personificatie en vergelijking. Vooral strofes 4-5 'verbergen' een waaier van deze technieken.

    5

    MAART spreekt me aan om de lenteachtige lezing ervan. Het gedicht ademt lente uit. Het fluistert lente en het fijnzinnig gevoel dat eigen is aan geboorte en ontluiken. Het heeft ook het aarzelende van de lente in zich, het schroomvolle en tedere van en het angstige voor het nieuwe.

    MAART spreekt me aan omdat Vanhaelen de lezer op een subtiele wijze met zichzelf confronteert. De lezer die slechts in strofe 4 aanwezig is, heeft zichzelf opgesloten in zijn eigen cocon -Geloof niet dat het geroemde Cocooning -Moeten de Nederlandstaligen uit België zich ook niet verzetten tegen de agressieve opmars van het Engels?! De strijd tegen het Frans heeft de streek van Zenne en Zoniën 30 jaren geleden reeds verloren door een gebrek aan inzicht van de politici, zelfs al willen veel inwoners dat nu nog altijd niet toegeven.- maatschappijvriendelijk is.- en lijkt er zich goed in te voelen. Dé lezer die Vanhaelens opzet begrijpt -Men kan slechts dichter zijn indien men een boodschap heeft.-, mag nog hopen. Waarop? Ik doe zoals Vanhaelen in zijn gedichten: zoveel is immers onuitgesproken.

    MAART spreekt me aan omdat de dichter in het kader van het gedicht de link -Weer zo'n lelijk Engels woord.- legt met het schrijverschap. Verzen 3-4 verwoorden de moeilijke taak van de schrijver. Ergens heb ik geschreven dat poëzie een 24-uurs bezigheid is. Ik denk dat Vanhaelen mijn visie deelt.

    MAART spreekt me aan om wille van het eenvoudige, bijna alledaagse taalgebruik en het subtiele gebruik van literaire technieken. Vanhaelens literaire uitgangspunt lijkt te zijn dat zijn poëzie voor iedereen toegankelijk moet zijn. Lovenswaardig: op die manier probeert hij immers de kloof die er tussen kunstenaar en mogelijke kunstliefhebber is, te overbruggen.

    MAART spreekt me aan omdat het onmiskenbaar poëzie is.

    6

    Bogaarden waar meter de velden liefhad is de titel van deze poging tot ontleden. Waarom? De titel is erg gevoelsgeladen en toch op het gedicht terug te brengen.

    beken, traktoren, velden en boeren roepen het platteland op. Waar in deze streek die door Brussel bedreigd wordt, vindt men nog 'maagdelijke' landbouwgebieden? In de streek ten westen van Halle. In de streek waarin dorpen als Beert, Bellingen, Pepingen, Kester, Heikruis als ruwe, ongeslepen diamanten met gevoel en respect neergelegd zijn.

    Bogaarden waar mijn meter geboren is, hoort er ook bij. Bogaarden: gegroeid rond een kerk met typisch kerkhof. Enkele straten maar en woonhuizen en veel boerderijen. Bogaarden waar fruitbomen nog bloeien en beekjes het land nog tot lappendekens versnijden.

    Bogaarden. Mijn meter die het grootste deel van haar leven in Halle gewoond heeft, ging er graag en geregeld nog naartoe. Praten met de familie. Bloemen dragen naar het nieuwe kerkhof. Slenteren tussen velden en op holle wegen - Daarom had ik het over "holle wegen". Kijken naar een rij knotwilgen ver weg. Duiven volgen die in Quiévrain gelost waren. Leven, tot rust komen, herleven, genieten.

              Verschenen in: Het verboden evangelie van de dichter. Bedenkingen
              bij hedendaagse poëzie van Hallenaars (1992-1997)
    .Casita de la
              soledad-stichting, Ruisbroek. 1997 [Casitacahier 2].

    Rik WOUTERS



    Geef hier uw reactie door
    Uw naam *
    Uw e-mail *
    URL
    Titel *
    Reactie *
      Persoonlijke gegevens onthouden?
    (* = verplicht!)
    Reacties op bericht (0)

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek



    Archief per maand
  • 03-2008
  • 12-2006
  • 09-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Blog als favoriet !

    Klik hier
    om dit blog bij uw favorieten te plaatsen!


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!