pogingen tot archiveren, verklaren en interpreteren
“HALLE IN DE LITERATUUR” wil “pogingen tot archiveren, verklaren en interpreteren” ondernemen. Aandacht wordt besteed aan literatuur over en in Halle door Hallenaars en anderen in het Nederlands en andere talen. Onder literatuur wordt poëzie, proza, toneel en literaire kritiek verstaan, met een bijzondere aandacht voor poëzie, liefst niet verschenen in uitgaven in eigen beheer. Onder Halle wordt de stad van vóór de fusie verstaan. Dialect- en jeugdliteratuur komen niet in aanmerking. Thriller- en misdaadfictie wordt niet als literatuur beschouwd. De weblog staat voor iedereen open: verbeteren van foute informatie; vervolledigen van onvolledige informatie; signaleren van interessante items; leveren van eigen bijdragen voor zover ze in het kader van “Halle in de literatuur” passen; ... Medelingen zullen in deze tekst die steeds onder de titel van de weblog verschijnt, afgedrukt worden. Een initiatief van de literaire en kunstvereniging "Xarnego" uit Halle, waarvan letterkundige Rik Wouters voorzitter is.
14-06-2006
DRANG NAAR EN DWANG DOOR HET WOORD [over het "Gedicht voor mezelf" van Rik Wouters]
verantwoording
Een eeuwigheid geleden -Ik heb het over het begin van negentiger jaren van vorige eeuw.- verweet een Hals kunstschilder wiens naam niets ter zake doet en die reeds een aantal jaren overleden is, me dat ik poëzie publiceerde zonder er begeleidende teksten bij te schrijven die de lezer konden helpen om tot inzicht te komen. Hij benadrukte dat zon teksten noodzakelijk waren. Ik begreep die schilder in het geheel niet en wel om verschillende redenen: -Hijzelf voegde bij zijn schilderijen ook geen gebruiksaanwijzing waarin staat hoe zijn werk moet opgevat worden. Kortom: wat voor hem niet moest, moet blijkbaar wel bij anderen. Beschouwde hij zich als kunstenaar boven andere kunstenaars, als kunstenaar boven zijn gelijken?! Begrijpe wie kan; -Hij ging voorbij aan het feit dat poëzie de meest-zuivere en tegelijk meest-complexe vorm van kunst is. Meest-zuiver omdat slechts literatuur zich van het woord alleen bedient. Meest-complex omdat een woord tal van betekenissen kan hebben, meer zelfs in de meeste gevallen tal van betekenissen heeft en daarom poly-interpretabel is; -Zijn uitspraak getuigde van een ongehoorde minachting voor de kunstliefhebber die door mijn kunstschilder als niet-geleerd, meningloos en onmondig beschouwd werd; -Is het mijn taak om mijn werk te verklaren, om uit te leggen wat ik met mijn creatieve werk bedoel. Nee toch?! Ik wil de lezer het plezier van het lezen, het proberen te doorgronden, het doorgronden, het er bij andere lezingen andere details in opmerken, het er bij andere lezingen zelfs andere betekenissen in te vinden die naast de vorige kunnen bestaan, het er in combinatie met andere gedichten uit dezelfde bundel, zelfs andere bundels van mij, andere betekenissen in te vinden , niet ontzeggen. Kortom, poëzie is geen kost voor oppervlakkige mensen die tijdens een tentoonstelling of in een museum al (te) snel naar een ander schilderij of beeldhouwwerk gaan kijken. Samengevat: die kunstenaar had het bij het verkeerde eind, meer zelfs, hij stond niet recht in zijn schildersschoentjes.
Ik weet al waarover je het wilt hebben. Ooit heb ik in mijn essay De doorlichter van woorden die anders betekenen met als ondertitel Bedenkingen bij hedendaagse poëzie van Hallenaars (1992-1997), in 1997 uitgegeven bij de Casita de la soledad-stichting uit Ruisbroek gedichten van anderen proberen te verklaren. Ik heb "proberen" geschreven om te beklemtonen dat het om een poging, een mogelijke verklaring van een gedicht ging. Ik meen dat ik in mijn opzet geslaagd ben. Het is alleszins zo dat Pieter Delen, noch Jan Vanhaelen, noch Nicole Van Overstraeten me erop aangevallen hebben. Dat ik geprobeerd heb om te verklaren blijkt uit het feit dat ik talloze vragen gesteld heb. Dit betekent dan ook dat ik het niet (helemaal) weet. Of ik als dichter beter geplaatst ben om andermans poëzie te proberen om te begrijpen en te verklaren, weet ik niet. Ik denk dat het proberen om te begrijpen en te verklaren afhankelijk is van en gebonden aan kennis van de in dit geval Vlaamse en bij uitbreiding alle Nederlandstalige poëzie, het lezen van kritische teksten erover en niet te vergeten de literatuurgeschiedenis. Jaren na de hallucinante uitlatingen van een schilder die van poëzie geen kaas gegeten had -Lustte hij wel kaas?!-, heb ik besloten om te proberen om een aantal van mijn gedichten te doorgronden. Of dit hetzelfde is als verklaren, durf ik niet te beweren. Een aantal redenen liggen aan de basis -Geloof echter niet dat de vluchtige woorden van die kunstschilder me jaren geleden overtuigd zouden hebben. Geloof dat zeker niet.-: ik ga ze echter niet allemaal aanhalen. Ik heb allang geleerd dat ik als kunstenaar in het algemeen en dichter in het bijzonder mijn daden niet moet verantwoorden. Ik doe mijn ding en kijk niet om. Wie niet met mij en mijn visie op kunst akkoord gaat, moet maar afhaken. Volgende redenen wil ik wel kwijt: -Het is voor een kunstenaar goed om eens achterom te kijken en te evalueren; -Synthetiseren kan toekomstig werk slechts ten goede komen; -Vragen stellen bij eigen werk -En onderstaande ontleding staat er vol van.- kan slechts positief werken.
Bedoeling is dat onderstaande tekst, samen met de ontleding van andere gedichten van mij -Eén gedicht per verschenen bundel.-, ooit gepubliceerd zal worden in een literair essay met als titel Op de rooster van Sint-Laurentius gelegd en als ondertitel Vivisectie of masochisme? Ooit. Wanneer staat niet vast. Misschien wel in 2009 wanneer het 30 jaar geleden zal zijn dat ik voor het eerst een gedicht in een literair tijdschrift; "Actietribune" uit Dilbeek, zal verschijnen.
-o-o-o-
0
T GEDICHT VOOR MEZELF
01 als de wind takken afkraakt en zand opstuift als de regen dammen breekt en oogsten vernielt 05 al de droogte akkers verdort en in tweeën splijt als het vuur huizen platbrandt en mensen verdeelt
als ik eindelijk nog eens 10 een gedicht schrijf, zal niemand er naar kraaien
12 dat hoeft ook niet
1
GEDICHT VOOR MEZELF verscheen op pagina 1 van "Nauwelijks ademend verheffen woorden zich" dat in 1982 bij "Iambe" in Molenhoek, Nederland verscheen. Het is het eerste gedicht uit de bundel die 20 gedichten telt. De bundel valt in 2 losse gedichten, en 3 verzamelingen gedichten, te weten 2 afdelingen en een reeks losse gedichten, uiteen: -A1: los gedicht; -B1: "Halle weggeborgen in de Zennebocht": afdeling van 5 gedichten; -C: "Losse gedichten": reeks van 9 losse gedichten; -B2: "De seizoenen": afdeling van 4 gedichten; -A2: los gedicht. Er is een zekere symmetrie in de opbouw van de bundel. Zij opent en sluit met een los gedicht. Het openingsgedicht wordt gevolgd door een afdeling; het slotgedicht wordt door een afdeling voorafgegaan. Tussen beide afdelingen bevindt zich een reeks van losse gedichten die inhoudelijk weinig met elkaar te maken hebben. Er is dus qua opbouw een bijna perfecte bundel ontstaan. Perfectie zou er geweest zijn indien B1 en B2 elk 4 of 5 en C 8 of 10 gedichten, hetzelfde aantal als B1 en B2 samen, zouden bevat hebben zodat de ideale projectie tot stand zou gekomen zijn. Ik heb het over verzamelingen gedichten gehad. Die verzamelingen worden afdelingen of cycli die in "Nauwelijks ademend verheffen woorden zich" niet voorkomen, genoemd. In cycli (= thematische en stilistische eenheid) is de band tussen de gedichten nog sterker dan in afdelingen (= thematische eenheid). [1].
2
GEDICHT VOOR MEZELF telt 14 verzen die afwisselend lang en kort en over 3 strofes verdeeld zijn. Er is een vage symmetrie wanneer je ermee rekening houdt dat I 8 verzen telt en II 3 en III 1: II en III zijn dus half zo lang als I. Er is een bijzondere band tussen I en II: 5 van de 10 verzen beginnen met als (1, 3, 5, 7 en 9). Is het toeval dat het de eerste 5 onpare verzen zijn? In de meeste van mijn gedichten is ik woordelijk aanwezig. In GEDICHT VOOR MEZELF duikt hij pas in het negende vers en enkel in dat vers op. Vreemd voor een bundel waarover Frits Crombez geschreven heeft dat zij de manifestatie van de ik-persoon Wouters alsdusdanig
is. Crombez tempert zijn uitspraak door als slot van zijn artikel te verklaren: denk nu ook weer niet dat de ikheid die soms slechts onderhuids aanwezig is, twintigmaal zo opdringerig is, dat ons lezers geen eigen interpretatie meer wordt gelaten Laat mij ook "open" eindigen, namelijk met de meerzinnigheid van de dichter zelf: [2] achter de dubbele punt staat GEDICHT VOOR MEZELF afgedrukt.
3
T begint met GEDICHT. Veel uitleg behoeft dit niet, dacht ik: wat schrijft een dichter anders dan gedichten?! Het lijkt me niet meer dan logisch dat wie actief of passief met poëzie bezig is, weet wat een gedicht is. Dat het vaak gemakkelijker is om te zeggen wat poëzie niet is, laat ik hier buiten beschouwing. Toch is het niet logisch dat wie poëzie schrijft of denkt te schrijven, weet wat een gedicht is. Ik herinner me een 'dichteres' uit Halle wiens naam er niet toe doet. Jaren geleden wou ze toetreden tot "Upsilon", een literaire vereniging waarvan ik ooit voorzitter was. In geval van twijfel over de kwaliteiten van kandidaat-leden kon de vereniging een 'examen' houden. Ik weet wel dat een gedicht op bestelling schrijven raar kan overkomen. Het kan echter helpen om iemand als niet-dichter te onderscheiden. De 'dichteres' werd gevraagd om een gedicht over liefde te schrijven. Kon het eenvoudiger? Wat ze afleverde, was een stuk proza vol elementaire taal- en spraakkunstige fouten. Het besluit lag voor de hand: omdat ze blijk had gegeven van onkennis over poëzie, werd het lidmaatschap geweigerd. Terecht, weet ik. Uit een gesprek achteraf bleek dat wat zij schreef en zelfs in eigen beheer durfde uit te geven, later door anderen werd verbeterd en aangepast. Haar vage ideeën en stuntelige verwoordingen werden door anderen die van poëzie ook al niets snapten, in de juiste vorm gegoten. Herschreven dus. En ik die dacht dat poëzie de verwoording van een zuiver persoonlijk iets is?! Gelukkig werd ze tijdig ontmaskerd. Een tijd later heeft ze me op straat hysterisch en helsgillend de huid volgescholden terwijl omstaanders niet-begrijpend en verwijtend het hoofd schudden. Zielig toch hoe mensen reageren wanneer ze met hun eigen leugens geconfronteerd worden. T wordt vervolledigd met VOOR MEZELF, waardoor ik het gedicht feitelijk aan mezelf opdraag. Meer nog, ik heb een gedicht voor mezelf geschreven. Ik ben dus zender én ontvanger. Nog meer, ik ben zender én enige ontvanger. Kan dat? Kan er in dat geval van poëzie sprake zijn? Sta me toe om helemaal op het einde van de bespreking van mijn gedicht te antwoorden.
I is erg structureel opgebouwd. Er zijn 4 bijzinnen die met als (1, 3, 5 en 7) beginnen en elk 2 verzen omvatten. De bijzinnen zijn op dezelfde wijze geconstrueerd: als (1, 3, 5 en 7) + onderwerp + lijdend voorwerp + persoonsvorm in de O.T.T. + en (2, 4, 6 en 8) + lijdend voorwerp + persoonsvorm in de O.T.T. De derde bijzin is een uitzondering: het tweede lijdend voorwerp dat hetzelfde is als het eerste, wordt verzwegen; een bijwoordelijke bepaling van wijze is toegevoegd. Ik ben op zoek gegaan naar een hoofdzin die lijkt te ontbreken. Of toch niet?! Het is belangrijk om de 4 onderwerpen nader te bekijken. Ze zijn niets anders dan de 4 elementen: lucht als wind (1), water als regen (3), aarde als droogte (5) en vuur als vuur (7). Zonder deze 4 hoofdstoffen is leven niet mogelijk. Ik heb aan elk van de elementen steeds 2 negatieve gevolgen van hun werking gekoppeld om zo te benadrukken dat ze de mens niet alleen levensrijkdom brengen, maar hem tegelijk ten gronde (kunnen) richten. Dit wordt overduidelijk in 8, het laatste vers van I, waarin mensen op de voorgrond treden. Het is duidelijk dat ik als (1, 3, 5 en 7) niet gebruik in de betekenis van wanneer als tijdsaanduiding of indien om een voorwaarde uit te drukken, zoals we al te vaak verkeerdelijk doen. als (1, 3, 5 en 7) is veel meer dan een neutrale tijdsaanduiding. Het duidt op een herhaling in de tijd, op een steeds weerkeren van dingen die uiteindelijk als normaal aanvaard worden. Het moet dus eigenlijk als telkens als gelezen worden. Ik heb reeds geschreven dat de hoofdzin ontbreekt. Ik heb me onmiddellijk de vraag gesteld: of toch niet?! Terecht, want er is een hoofdzin. Die hoofdzin staat pas in het laatste vers van II afgedrukt. Herinner je dat ik op de bijzondere band op taalgebied tussen I en II heb gewezen omdat 5 van de 10 verzen met als (1, 3, 5, 7 en 9) beginnen zodat die 10 verzen te herleiden zijn tot 5 bijzinnen van elk 2 verzen. Na die bijzinnen komt in 11, het laatste vers van II, de hoofdzin van elk van die bijzinnen: zal niemand er naar kraaien. Wat is de betekenis van I? Niets minder dan het doembeeld dat de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki hebben teweeggebracht: het besef dat de mensheid zichzelf kan vernietigen wanneer hij de elementen die aan de bron van onze welvaart liggen, misbruikt. Wat is de betekenis van I in combinatie met het laatste vers van II? Dat het besef dat de mensheid zichzelf kan opblazen, die mens onverschillig blijkt -'Blijken' is veel sterker dan 'lijken' dat steeds een vorm van schijnen of twijfelen in zich heeft.- te laten. Zeg nu zelf: wie wordt nog beroerd door beelden van ongelukken en rampen overal in de wereld die vaak door de mens veroorzaakt zijn? Beelden die met een gruwelijke regelmaat op het tv-scherm getoond worden, hebben ons immuun gemaakt. We doen niets anders dan die beelden te beschouwen als faits divers die slechts anderen kunnen overkomen. Toch is nieuw gebruik van massavernietigingswapens door machtswellustelingen als Bush junior- Senior was geen haar beter.- is niet denkbeeldig.
Het spreekt voor zich dat de 4 elementen ook mijn leven beheersen. Bij mij komt er echter in II een vijfde element bij: het gedicht dat ik schrijf (10). Laat me toe om te veralgemenen: het gedicht (10) gebruik ik als symbool voor kunst waarmee ik niet noodzakelijk de kunstvorm die ik beoefen, bedoel. Kortom, zonder kunst is leven, míjn leven, niet mogelijk. Toch is er een verschil met de 4 elementen uit I: het vijfde element, kunst, kan me niet te gronde richten. Ik heb er reeds op gewezen op het verband tussen I en II. Het verschil tussen de 2 strofes is al even belangrijk. Waar I hoofdzakelijk betrekking had op de mens in het algemeen, gaat mijn aandacht in II voornamelijk uit naar een mens in het bijzonder, mezelf en bij uitbreiding de kunstenaar in het algemeen. Ik heb willen benadrukken dat De gewone mens weinig of geen aandacht heeft voor poëzie. Interesse voor plastische kunsten is er soms wel: Hij wil wel enkele tienduizenden franken besteden om zich een (liefst) werkelijkheidsgetrouw schilderij of ander plastisch werk aan te kopen. Enkele honderden franken uitgeven om zich een roman aan te schaffen gaat echter te ver of kan slechts na veel wikken en wegen. Welke overwegingen moeten dan niet aan de aankoop van een dichtbundel voorafgaan! Zelfs voor collega-dichters of andere kunstenaars speelt de prijs van een dichtbundel bij aanschaf een grotere rol dan de kwaliteit ervan. Toen [1] "Het woord hertalen" en "Wat stilte genoemd wordt" [3] ( ) werd voorgesteld, kon een aanwezige dichter niet nalaten de hoge prijs ervan aan de kaak te stellen. Hoge prijs? 500 frank voor 25 gedichten of bijna 700 verzen -Blancoverzen niet meegerekend, hoewel ze ook deel van de gedichten uitmaken. Het belang van de stilte is ontegensprekelijk.-: 20 frank per gedicht. 500 frank: 11 grote stellas of nog geen C.D. of minder dan een portie mosselen met friet of iets meer dan 12 liter benzine of Ik probeer (al lang) niet (meer) te begrijpen! [1]. Dat een bundel niet met toeters en bellen begroet wordt, weet ik al lang. Dat men er zelfs niet naar zal kraaien (10), al evenzeer. Er is immers meer dan poëzie. Er zijn andere kunstvormen die zich gemakkelijk(er) begrijpen laten. Is dat echter wat kunst moet zijn?! Voorgekauwde, makkelijk te slikken kost die geen inspanning vergt? Bij het kiezen van die gemakkelijke kunst gaat men voorbij aan het feit dat poëzie de zuiverste kunstvorm is. Waarom? De dichter bedient zich van het woord alleen zonder hetwelke echte communicatie geen zin heeft. Andere kunstvormen kunnen niet zonder het woord dat ze nodig hebben om hun kunst te benoemen. Titels als "Zonder titel" of het internationale "No Title" kunnen daaraan niets veranderen. er niet naar kraaien (10) is begrijpelijk. Denigreren niet. Poëzie zou duur zijn. Heb ik het goed gehoord? 20 frank per gedicht [1].Een aalmoes! Een hongerloon!! Pure uitbuiting!!! Is het logisch dat poëzie zo goedkoop is? Bedoelt men dat ze goedkoop is om aan te maken omdat er slechts papier en inkt zou komen bij kijken, en om te verspreiden. Wat doe je dan met de kosten voor de dichter om aan noodzakelijke achtergrondinformatie te geraken? Denk alleen nog maar aan de kosten die het kopen van bundels en literaire tijdschriften en briefwisseling met lezers en andere dichters met zich meebrengen. Poëzie wordt als onbelangrijk beschouwd omdat het in tegenstelling tot plastische kunsten niet kan tentoongesteld worden door de koper om zich zo bij kennissen en andere oppervlakkige relaties belangrijk te maken. Kortom, kunst als luxeobject om zichzelf kennis die men niet heeft, aan te meten. Denigreren van poëzie heeft alles met het niet (willen) begrijpen van de dichter te maken. Dat heeft veel te maken met het complexe van de poëzie die de combinatie van woorden die schijnbaar niet bij elkaar horen. Ze gaat verder dan de meest logische betekenis(sen) van woorden. Ze is vermenigvuldiger van betekenissen. ( ) Waar een (proza)tekst iets zo duidelijk mogelijk probeert te zeggen en daardoor tekst aan banden legt, wil de poëzie leren ontcijferen en interpreteren. Daarom geeft ze taal (en lezer) de grootst mogelijke vrijheid. [1]. De dichter legt de bal dus in het kamp van de lezer. De lezer is niet gewoon om met vrijheid om te gaan en aanvaardt de poëzie niet. Hij begrijpt niet en verwerpt. Hij begrijpt niet omdat hij de nodige opleiding ontbeert: hij heeft nooit geleerd om verbanden te leggen en af te leiden. Denigreren van poëzie heeft dus alles te maken met de potentiële lezer die niet in staat is om te interpreteren en sleutels of symbolen in zijn eigen taal om te zetten. Hij is gewoonweg niet in staat om met de dichter te communiceren en weigert om inspanningen te doen. Hij haakt af. [1].
In 11 stelde ik dat niemand ( ) naar een gedicht zal kraaien. In het enige vers van III verduidelijkte ik: dat hoeft ook niet (12). Achter 12 gaan verschillende mogelijke betekenissen schuil. (a) Ik ga ervan uit dat mijn gedichten niet (of te weinig) gelezen worden. De mogelijke lezer heeft er dan ook geen baat bij dat ik schrijf. (b) Hoewel ik weet dat ik gelezen word, is er geen (of te weinig) respons van de lezer. Er is met andere woorden te weinig sprake van actieve communicatie. Er is te veel zender zonder dat de ontvanger regeert door op zijn beurt zender te worden. (c) Het laat me onverschillig of ik gelezen word. Zou het kunnen dat het me niet scheelt of ik gelezen word? GEDICHT VOOR MEZELF lijkt erop te wijzen. Ik schrijf immers gedichten VOOR MEZELF. Ik heb alleszins dit gedicht VOOR MEZELF geschreven. Kan dat? Kan er in dat geval van poëzie sprake zijn? Ik heb de veronderstelling dat het me niet scheelt of ik gelezen word, jaren geleden al ontkend toen ik stelde dat De dichter, en dus ook ik, niet schrijft ( ) voor zichzelf. Niet voor zichzelf alleen, natuurlijk, bedoel ik. Beschouw 12 dan maar als een boutade. Het feit alleen al dat ik mijn gedichten uitgeef, dat iemand zijn gedichten uitgeeft, bewijst dat er niet voor zichzelf geschreven wordt.
[1]. Wanders heeft klaar gezien toen hij beweerde dat wat in 12 besloten zit, een boutade is die Wouters niet zal ontkennen. Ik denk zelfs dat hij het als geestige uitval bedoeld heeft. De dichter weet dat kunst niets te maken heeft met contact tussen creatieveling en creativiteit. Hij is er zich bewust van dat er slechts van kunstenaar, dichter, en kunst, poëzie, sprake kan zijn indien de creatieveling de confrontatie durft aan te gaan met de potentiële kunstliefhebber, lezer. Hoewel hij dit al snel begrepen heeft, heeft hij echter nooit naar de lezer toe geschreven. [4].
4
GEDICHT VOOR MEZELF verscheen voor het eerst in het literaire tijdschrift "YANG, zestiende jaargang, nummer 97, van december 1980.
5
Andries Dhoeve is ooit bij de inhoud van GEDICHT VOOR MEZELF blijven stilstaan toen hij verklaarde dat het tegelijkertijd een zelfbelijdenis is én de afbakening van het gebied waarin hij zichzelf opsluit, onverschillig voor wat de anderen er zullen over zeggen of eventueel zullen over denken. Het is het credo van een dichter die plotseling beseft waarover het gaat en door wind en regen, door droogte en vuur zich een weg weet te banen naar de diepste roerselen van het menselijk bestaan, de "condition humaine". [5]. Ook het taalgebruik ontsnapte niet aan zijn aandacht. Het gedicht treft door zijn stoere taal. Ikzelf heb steeds gedacht dat de door mij in het gedicht gebruikte taal erg realistisch is en zeer nauw bij de dagdagelijkse spreektaal aansluit. Moet ik besluiten dat ik in de omgang een stoere taal gebruik? Men denkt aan de latere Van Ostayen (sic) en de jonge Hendrik Marsman - waarom niet! Vooral deze laatste uit zijn "Porta Nigra"-periode, waarin het expressionisme van een Trakl en een August Stramm naast sommige gedichten van een Blaise Cendrars domineerde. [5].Doordat ik me vooral toespits op Nederlandstalige literatuur ken ik de poëzie van Trakl, Stramm en Cendrars onvoldoende. Wie zou niet tevreden zijn wanneer een criticus bij een bespreking van je werk namen als de latere Van Ostayen (sic) en de jonge Hendrik Marsman laten vallen?! Ik niet, waarom niet! [5]. Zeker omdat een criticus als Dhoeve het verkondigde. Hoewel hij een vriend was, liet hij er zich bij het schrijven van kritieken nooit toe verleiden om iemand op basis van vriendschap of zelfs maar genegenheid over het paard te tillen. Hiermee wil ik helemaal niet gezegd hebben dat ik me op poëtisch gebied de evenknie van van Ostaijen en Marsman voel: ik ben realistisch genoeg waarmee ik niet wil gezegd hebben dat ik een nieuw-realistisch dichter ben.
6
Kan het dat de 4 elementen uit GEDICHT VOOR MEZELF verwijzen naar de inhoud van mijn poëzie? Kan het dat ze in die context dé dingen des levens waarover ik schrijf, zijn,
Voetnoten
[1] WOUTERS, Rik. Wat mij bepaalt, zijn vingers. Letters. Wat mij beperkt, zijn letters. Vingers. In: WOUTERS, Rik. De doorlichter van woorden die anders betekenen. Bedenkingen bij hedendaagse poëzie van Hallenaars (1962-1977). Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1997. [2] CROMBEZ, F[rits]. Rik Wouters, ik-dichter van de werkelijkheid. In: Initiatief [literair tijdschrift], 3de jg., nr. 18, mei 1984, 46-49. [3] WOUTERS, Rik. Het woord hertalen, tien jaargetijdengedichten, en Wat stilte genoemd wordt, Cataloniëgedichten. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1996. [4] WANDERS, Andreas. Kwetsbaar en verstoten tussen brokstukken. Het ontnomen woord en de doorgelichte dichter. In: WANDERS, Andreas en WOUTERS, Rik. Het verboden evangelie van de dichter. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1999. [5] DHOEVE, Andreas. Rik Wouters: een veelbelovende jonge dichter uit Halle. In: Hallensia [geschied- en oudheidkundig tijdschrift], 6, 4, oktober-december 1984, 27-30.
Rik WOUTERS
Reacties op bericht (0)
Gastenboek
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek