In 1989 mocht ik De dagen van de winter, Nicole Van Overstraetens eerste dichtbundel, voorstellen. Ik hoopte dat er al snel een volgende zou komen. Pas nu echter, 8 jaren later, is ze ertoe gekomen om die uit te geven.
Denk niet dat Van Overstraeten slechts terloops dicht. Niets is minder waar. Ze is geobsedeerd door lezen en schrijven, dichten vooral.
Vele literatoren echter staan kritisch tegenover eigen werk. Ook Van Overstraeten is niet altijd overtuigd van de kwaliteit van haar gedichten. De taak van haar directe omgeving en collegadichters (m. én vr.) is geweest haar te wijzen op het belang van wat ze te zeggen heeft. Daar is tijd over gegaan.
Het resultaat is Jagen, een bundel die bestaat uit 24 gedichten.
-o-o-o-
En Jagen doet Van Overstraeten. Ze jaagt op aandacht. Meer zelfs:
onbetamelijk aanmatigend
klinkt mijn gemurmel
mijn schreeuw in het woud
Ze vraagt niet zomaar om aandacht. Ze smeekt, ze dringt zich op, ze schreeuwt.
Toch is haar uitgangspunt geen smeekbede om aandacht. Ze wil niet zomaar een verhaal vertellen / van het kleine meisje dat ze ooit geweest is, en haar // mondharmonica. Ze wil meer dan alleen maar flink zijn / dat verwachtten ze / slechts van haar. Ze wil zichzelf leren kennen, proberen inzicht te krijgen in de buitenwereld en haar plaats erin te bepalen.
Ze weet dat die taak moeilijk, misschien zelfs niet te realiseren is. Ze beseft immers dat ze complex in elkaar zit en dat ze meer is dan
altijd in elkaar passende, foutloos
in elkaar glijdende, zachtogende
naïeve baboesjka's van mezelf
-o-o-o-
Laat ik het eerst over de inhoud van haar gedichten hebben.
Haar leven speelt zich af binnen een normale driehoeksverhouding: kind, man en zichzelf in deze en geen andere volgorde. Wat vrouw en kind bindt, behoort hen alleen toe en zal de man nooit (ten volle) ervaren kunnen:
het trotse schoonlikken
van deze schitterende geslaagde
glinsterende worp
ondanks
het zachte opkomen
van slijmproppen
in mijn keel
is de vrouw voorbehouden. Slechts de vrouw kan zwanger worden, voelen
deze onbepaalde
ongenaakbare
groei
van zandsteen
in mijn ingewanden
en uiteindelijk baren. Minder aanmatigend dan de man is het kind dat mijn woorden / van suiker speels steelt.
Met de man heeft ze een liefde-haatverhouding. Hoewel ze weet dat hij als een injectiespuitje // in je hartslagader is, beseft ze dat hij het kwaad in zich draagt. Hij doet zelfs geen moeite het te verbergen. Hij demonstreert een prachtig staaltje bordeeltaal en lijkt met plezier te pijnigen. Of dit nu pijn doet, vraagt de dichteres zich heel alleen af: een beetje, veel, erg veel. Toch laat ze er dadelijk op volgen: voel ik het wel? ach, lieveling.
Toch ontgaat niets van de man haar. Zeker niet het feit dat hij haar daden tot een peulschil herleiden wil. Hoewel ze weet dat ze zich maar eens eindelijk uit
deze rauwe gijzeling
deze vermaledijde
greep van jou
los moet maken, keert hij altijd weer: nu eens als luipaarden / met ogen vol erbarmen, dan weer als droomprinsen / met gedichten van zilver. Waarom ze hem altijd weer laat keren, verklaart ze zelf: omdat hij desondanks (...) mijn liefste is.
Van haar vrouwelijkheid is ze zich bewust. Immers: zo sluipt ze welig & weergaloos // uit de kelk van haar hyacintenhuis, uit de cocon waarin ze zich veilig voelt om de meest nabije omwereld te verkennen. Haar eigenliefde overheerst het bestaan dat bepaald wordt door mannen en kinderen die haar openen en braken mijn lenden, dronken mijn bloed, echter niet. Man en kind bepalen niet alleen haar leven; ze nemen er zelfs bezit van, ze
nestelden diep in mij
verborgen zich onthutst in mijn ingewanden
verscholen zich in mij
En zij weet dat het altijd zo geweest is en dat het (misschien wel) altijd zo zal blijven.
Haar leven speelt zich ook af in de omwereld voor wie ze moet
flink zijn
dat verwachtten ze
van haar
Het is dan ook niet verwonderlijk dat ze er bang voor is. Uit verzet weigert ze zichzelf prijs te geven en beliegt ze de maatschappij. Ze schreeuwt haar opstandige houding uit: belazer ze, belazer ze voor de eeuwigheid.
De gemeenschap probeert haar op te nemen door te wijzen op haar goedheid. De dichteres wil zich aanpassen en integreren. Ze ervaart immers de goede kanten:
mannen praten zachtjes, jagen
vrouwen halen water. brede zonnen
kleuren het landschap rood
Iemand kan haar zelfs van haar eigenwaarde bewust maken:
kijk
naar jezelf zei hij
(...)
daarna zul je weer
de groeiende zekerheid
kennen
de omfloerste
gave
van het weten
De dichteres is zich bewust geworden: het gebeurde dat wij met vrienden / de nazomer vierden. Het feest van haar bewustwording wordt een ware openbaring. Immers:
we vierden de volle rijpheid van het seizoen
de weelderige vruchten in zilveren schalen
de uitzonderlijke bloemenpracht in de tuinen
de rozen, vooral de heerlijke rozen vierden wij
Hoewel de gesprekken handelden over de aardigheid / van het leven, de weelde van de avond is er bij de 'feestvierders' toch nog een gevoel van lusteloosheid. Ze weten dat hun doel dat tot dan toe onbereikbaar was, weldra misschien uitvoerbaar zal zijn. Het besef echter dat we nog even geduld moeten uitoefenen, zorgt ervoor dat de gesprekken verstilden en dat ze minder vertrouwelijk over / het wit kanten tafelkleed leunen. toch vloeide de wijn, misschien minder rijkelijk, nog.
In een put komt de dichteres echter niet te zitten omdat ze weet dat communicatie mogelijk is. Wel blijft ze verweesd achter: er was alleen nog de weemoed / de grenzeloze eenzaamheid.
-o-o-o-
Laat ik het vervolgens over de hulpmiddelen die de dichteres hanteert, hebben.
de vormgeving van mijn verzen is niet perfect afgewerkt, schrijft ze me in haar brief van 25 december 1996. Ze is ervan overtuigd dat ik na al die jaren hoogstwaarschijnlijk nog altijd in een soort experimenteel stadium verkeer. Ze kan niet begrijpen dat anderen tot het schrijven van knappe teksten in staat zijn.
Ze heeft het verkeerd voor! Kenmerkend voor haar poëzie is gebaldheid: ze houdt er niet van om op te smukken. Ze heeft een hekel aan hoofdletters en weigert om er haar zinnen mee te beginnen. Slechts voor eigennamen maakt ze een uitzondering. Ook met leestekens heeft ze het moeilijk. Occasionele punten, dubbele punten, komma's en één enkel vraagteken kunnen slechts indien de verstaanbaarheid onder de afwezigheid ervan zou kunnen lijden. Haar zinsbouw valt op door het weglaten van vervoegde werkwoorden. Toch is haar poëzie niet hermetisch. Wie moeite wil doen, kan erin binnentreden en zich erin onderdompelen.
Haar gedichten getuigen van een doorgedreven inspanning. Meer dan vroeger heeft ze aandacht besteed aan de woordkeuze, die subtiel en onverwacht is en als poëtisch en vrouwelijk kan omschreven worden. 'Poëtisch' en 'vrouwelijk' zijn niet (noodzakelijk) synoniemen.
Twee fragmenten om te illustreren. In het eerste fragment flirt ze op wonderlijke en afschrikwekkende manier (een beetje) shockerend misschien met haar dood:
ik zal je, schaamteloos en puur als ik ben
op dat onontkoombare luchtige moment
mijn schitterend witte lichaam tonen
de sidderende naaktheid van mijn zinnen
Het tweede fragment onverweldigde me alleen al omwille van de poëtische zegging:
duizend oranjebloesems bloeiden
op een ochtend uit haar keel en ingewanden
haar woorden werden woud. 's middags liep ze
ritselend van bladeren en dronk ze zich
barstensvol boom. 's avonds voelde ze
hoe tedere twijgen twinkelden onderhuids
-o-o-o-
Laat ik het tenslotte over haar 'ars poetica' hebben. Waarom schrijft Van Overstraeten? Niets is eenvoudiger dan de dichteres aan het woord te laten.
Ze zegt dat dichten haar een groeiende zekerheid schenkt. Het is voor haar een middel om met woorden (...) de wereld proberen uit te leggen. Toch wil ze niks teveel (...) zeggen, niks te weinig.
Waarom wil ze niks teveel zeggen? Omdat ze bang is om zich volledig prijs te geven en onbeschermd achter te blijven. Op 25 december 1996 deelde ze me mee: hoe moeilijk is het voor een vrouw om iets behoorlijks (sic!, rw) te schrijven zonder aan haar vrouwelijkheid schade te berokkenen. Daarom en omdat ze de lezer aan het denken wil zetten, schrijft ze alleen woorden die hoogstnodig zijn.
Ze schrijft korte hortende zinnen omdat die een afspiegeling van haar gevoelens en leven zijn. dit is niet de taal die ik wil. Inderdaad: Van Overstraeten zou een rustiger en meer geordend leven willen. Dat is echter utopie. De dichteres leidt haar leven niet; ze wordt door het leven geleid.
Zo is het ook met de poëzie die de dichteres beheerst. Zonder zou leven geen zin hebben. Het is immers de taal die bepaalt wat de dichteres schrijven moet: dit is de taal die wil. Het dagelijks leven dat zijn rechten probeert op te eisen, moet voor de poëzie wijken. In haar brief van 22 september 1996 verklaarde de dichteres: onze woorden blijven een eigen leven leiden (sic!, rw) -en we weten niet waarom.
-o-o-o-
Laat me proberen om haar poëzie te benoemen. Dat ze een eigentijdse dichteres is, is uit De dagen van de winter gebleken. Dat is het gevolg van het autobiografische karakter van haar poëzie. Toch is er in Jagen meer liefde dan haat, meer leven dan dood. Hoewel haar twijfels en onzekerheden nog altijd groot en moeilijk om dragen zijn, richt Van Overstraeten zich meer op de wereld die minder vijandig dan in De dagen van de winter overkomt. Toch blijkt ze het nog geregeld moeilijk hebben om zich weerbaar op te stellen.
Ze probeert orde te scheppen binnen zichzelf en in de omringende wereld. Hieruit blijkt de kracht van haar dichtkunst. Door haar taalgebruik slaagt ze erin haar problemen op een universele en tijdloze wijze te verwoorden zodat ook de lezer er iets -Ik bedoel: veel.- aan heeft. Want geloof maar niet dat de dichteres door verslag uit te brengen van de queeste naar zichzelf zo opdringerig te werk gaat dat de lezer geen eigen interpretatie meer gelaten wordt. Integendeel: door te interpreteren geeft de lezer meerwaarde aan haar poëzie.
Haar binnen de hedendaagse Vlaamse poëzie plaatsen is onbegonnen werk. Het rondkijken in en het verkennen van het Vlaamse en, zeker in Van Overstraetens geval, het anderstalige poëtische landschap en het contact met dichteressen en dichters zijn haar poëzie ten goede gekomen.
Toch is er geen sprake van navolgen of ordinair plagiaat. Ze heeft rondgekeken. Ze heeft geproefd van de poëzie van anderen. Ze heeft gewikt en gewogen. Ze heeft elementen van expressionisme, experimentele poëzie en zelfs maniërisme ondergaan en ervaren.
Haar gedichten worden echter vooral bewoond door flarden Neoromantiek en Nieuw-realisme. De balans helt over in de richting van het Nieuw-realisme. Ik kan niet anders dan de mening die ik ter gelegenheid van De dagen van de winter verwoord heb, herhalen: Van Overstraeten is een kritisch-ik-realist.
Laat me zeggen dat Jagen een bundel naar mijn hart is. Vaak balanceert Van Overstraetens poëzie op eenzame hoogte en op een wiebelende evenwichtskabel. Ik heb geprobeerd om te begrijpen. Ik heb geprobeerd om mijn kennis te verwoorden. Me vergissen heb ik niet gedaan. Volledig zal ik wel niet geweest zijn. Niet alleen wat er staat, is immers belangrijk. Misschien is zelfs belangrijker wat er niet staat. De sterkte van poëzie is immers haar meerduidigheid.
-o-o-o-
Dit nog: poëzie is de meest onderschatte én pure kunstvorm. De beoefenaar is de enige kunstenaar die consequent blijft en nooit zwicht of toegeeft. Andere kunstenaars verbergen zich achter doek, verf, muzieknoten, hamers en beitels of nog andere attributen.
Kunst is een uiting van cultuur. En de dichter bedient zich van het woord dat oorsprong van cultuur is. Zonder taal, communicatie dus, kan er geen cultuur zijn. Zonder cultuur kan er geen kunst zijn.
Poëzie is kunst².
Cultuur, kunst, poëzie. Poëzie, waarom toch word je niet voor vol aanzien? Omdat je zo moeilijk te doorgronden bent? Omdat de rijkelui en politici je niet op een piedestal in de woonkamer willen uitstallen?
-o-o-o-
Ik heb de poëzie van Van Overstraeten niet in een vakje willen onderbrengen. Indien ik haar dan toch moet typeren, kan ik het misschien het beste met een citaat uit Jagen: haar poëzie is schaamteloos en puur als ik ben. Niets meer, maar zeker ook niets minder.
Jagen: hoogstaande poëtische standjes. Of standen? Maar het kan nog beter. Laat ik maar hopen dat haar derde bundel geen 8 lange jaren op zich laat wachten.
-o-o-o-
Ik wil afsluiten met wat Van Overstraeten me op 5 januari van dit jaar geschreven heeft: Besluit: laten we schrijven, schrijven, schrijven, want er is nog véél te schrijven voor we opnieuw meesterwerken produceren.
En, verontschuldig me: nu jaag ik op jullie applaus.
Uitgesproken in de raadzaal van het renaissancestadhuis van Halle op 22 maart 1997 door Rik Wouters.