pogingen tot archiveren, verklaren en interpreteren
“HALLE IN DE LITERATUUR” wil “pogingen tot archiveren, verklaren en interpreteren” ondernemen. Aandacht wordt besteed aan literatuur over en in Halle door Hallenaars en anderen in het Nederlands en andere talen. Onder literatuur wordt poëzie, proza, toneel en literaire kritiek verstaan, met een bijzondere aandacht voor poëzie, liefst niet verschenen in uitgaven in eigen beheer. Onder Halle wordt de stad van vóór de fusie verstaan. Dialect- en jeugdliteratuur komen niet in aanmerking. Thriller- en misdaadfictie wordt niet als literatuur beschouwd. De weblog staat voor iedereen open: verbeteren van foute informatie; vervolledigen van onvolledige informatie; signaleren van interessante items; leveren van eigen bijdragen voor zover ze in het kader van “Halle in de literatuur” passen; ... Medelingen zullen in deze tekst die steeds onder de titel van de weblog verschijnt, afgedrukt worden. Een initiatief van de literaire en kunstvereniging "Xarnego" uit Halle, waarvan letterkundige Rik Wouters voorzitter is.
11-09-2006
OVER "DE DAGEN VAN DE WINTER" VAN NICOLE VAN OVERSTRAETEN [1] [een toespraak bij de voorstelling van een dichtbundel]
Poëzie. Een magisch-geladen woord. Poëzie. Afgeleid van het Griekse werkwoord
poein [uitspreken als: pojein], dat maken, doen betekent. Scheppen, creëren. Het middel bij uitstek voor de dichter om poëzie te bedrijven is het woord. Ter inlichting. Alle goede dingen worden bedreven: kunst, literatuur, liefde. Al de rest is zinloos. Nutteloos. bladvulsel. Alleen het ware, het essentiële, het levensnoodzakelijke is belangrijk. Of zoals Clem Schouwenaars, één van onze grootste hedendaagse dichters, nogal cru verkondigt in één van zijn prozawerken -En ik parafraseer.-: slechts de grote taken zijn van belang. Die taken: poëzie, drank, vrouwen, leven. Of hij gelijk heeft, laat ik aan de toehoorder over. Maar ik wijk af. Mijn bedoeling was om te proberen om te omschrijven wat het begrip poëzie bij mij oproept. Geen van de bestaande definities voldoet immers. Dat poëzie bij de gratie van het woord bestaat, lijkt me vast te staan. Of zoals Hugo Claus ergens in zijn Oostakkerse gedichten openbaart: Woorden, gekleurd of niet, Worden sleutels. En iets verder in hetzelfde gedicht: Woorden openen de beschouwing Als messen de huid. En de functie van dat woord is dubbel-zinnig. En complex. En onverklaarbaar. Het woord is het middel waarmee de dichter zich doelbewust prijsgeeft aan de nieuwsgierigheid van voyeurs. Voyeurs! Wat zijn lezers anders! Door het woord, het gedicht dringen ze het leven van de dichter binnen. Vaak lichten ze de dichter zonder enige discretie door en kleven hem ten onrechte een welbepaald etiket op. Dit laatste kan soms vernietigend zijn. Het woord is ook het middel waarmee de dichter zich afsluit van de wereld. Dit afschermen, dat evenwel niets te maken heeft met Willem Kloos' Ivoren Toren, is een bewuste daad. Immers, door hermetisch te dichten probeert de poeet de passieve lezer om te vormen tot een creatief interpreteerder. Het resultaat daarvan: de poly-interpretatie, de meer-duidigheid van het gedicht. En nog is dé vraag niet beantwoord: wat is de basisfunctie van poëzie? Liever dan mezelf te compromiteren zou ik een literatuurcriticus en een dichter aan het woord willen laten. Lionel Deflo: (Het) poëtisch ideaal (is) dat de dichter met een minimum aan taalmaterie, via streng beheerste, maar soepel gehanteerde verstechnische middelen, eem maximum aan zeggingskracht (...) weet te realiseren. Pieter Aerts: De dichter heeft oog voor wat voor anderen niet of niet meer bestaat. (...) Daarom is de dichter een leugenaar die nooit liegt; hij schrijft wat het onderbewuste hem dicteert. Als conclusie uit wat voorafgaat over zin en onzin van poëzie, zou ik nog het volgende willen zeggen. Één zaak is zeker: dichten = woorden neerschrijven = communiceren. Maar de dichter is geen bezienswaardigheid, geen museumstuk. Hij is slechts iemand die zijn indrukken, zijn visie anders verwoordt, anders uitdrukt.
-o-o-o-
Eigenlijk is het de bedoeling Nicole Van Overstraetens eersteling De dagen van de winter voor te stellen. Dat zou snel kunnen afgelopen zijn. Ik zou kunnen stellen dat haar bundel een verdienstelijke poging is, een beloftevolle start. Dat ze een te volgen dichteres is. En er zijn er zo weinig: beloftevolle debuten en dichteressen. Zou dit met de mannelijke bezitsdrang te maken hebben? Ik zou eraan kunnen toevoegen dat haar poëzie nog onrijp, nog onaf is. Nog aan dubbele bodems moet winnen. Dat ze zich nog te veel spiegelt aan ... en dan bekende namen invullen. Maar nee, die namen noemen doe ik niet.
-o-o-o-
Dat je poëzie autobiografisch is, Nicole, staat buiten kijf. Men kan natuurlijk wel beweren dat elke poëzie in se autobiografisch is. Een dichter kan immers slechts schijven over zaken, situaties, mensen die hijzelf ervaren of ondergaan heeft. Bij jou echter is het leven, jouw eigen leven én oorzaak, én doel, én gevolg. Je gaat naar je verleden op zoek. Door deze meestal pijnlijke queeste probeer je inzicht in jezelf te verwerven. Je probeert je te situeren binnen de chaotische, soms zelfs vijandige werkelijkheid. Over deze zwerftocht schrijf je onder andere: ik weet niet maar er zijn mensen die hun hele leven lang vrouwelijke vriendinnetjes hebben gehad, toevallig ben ik altijd één van die vriendinnetjes geweest tot mijn spijt en grote schande. want toen ik op een dag de kabouters weer bezocht wat ik helemaal vergeten dat je om in een paddestoel te kruipen klein moet zijn en mager. Je binnen de hedendaagse Vlaamse poëzie plaatsen lijkt me niet zo'n moeilijke opdracht. Ik zou natuurlijk steeds een aantal fragmenten kunnen aanhalen die je als romanticus, realist, surrealist, expressionist, experimenteel en maniërist typeren. In De dagen van de winter echter onderscheid ik onmiskenbaar de 2 grote stromingen die het Vlaamse poëtische landschap sinds de tweede helft van de jaren 60 beheersen of beheerst hebben, namelijk het Nieuw-Realisme en de Neoromantiek. Je gedichten die niet zelden met een nostalgische commentaar beginnen, handelen over voor intimi alledaagse en herkenbare persoonlijke voorvallen. De dagbladwoorden, zoals ik die dagdagelijkse, directe en communicatieve woorden zou willen noemen, worden in een eenvoudige en spontane stijl verwerkt. Dit sluit evenwel niet uit dat je verzen goed geconstrueerd zijn en harmonisch klinken. Je hebt mijns inziens minder gemeen met de gematigde Nieuw-Realisten als Herman de Coninck en Patricia Lasoen dan met de sociaal-kritisch geëngageerde harde kern rond Stefaan van de Bremt. Jij lijkt me eerder een kritsich-ik-realist. Met de Neoromantiek heb je de machteloosheid, de vervreemding en het isolement gemeen. De weemoed. En het zachte verdriet dat soms hard, té hard kan zijn. Het dichtst leun je misschien wel aan bij Miriam Van hee, die net als jij een eerder sober, gefilterd taalgebruik nastreeft. Van hee verkiest de Duitse term Neue Innerlichkeit boven Neoromantiek. Ook jij bent van oordeel dat verinnerlijking niet of niet noodzakelijk een zich afwenden van de realiteit betekent. Je weet dit treffend te verwoorden: ik ben een ijsgekoelde vrouw niet meevoelend en zacht maar spotlustig en wreed een vrouw met spirit.
alleen kwakzalvers, kinderen en dieren houden van mij
zij keren weer op het geluid van mijn jaren en planten hun honger in mijn aarde.
-o-o-o-
Laat me nu toch eens proberen je poëzie te benoemen. Je bent zeker en vast een eigentijdse Vlaamse dichteres. Dit blijkt overduidelijk uit de krachtige combinatie van Nieuw-Realisme en Neoromantiek. Je hebt het over liefde én haat, leven én dood. Je twijfels en onzekerheden zijn groot. Erg moeilijk om dragen. En toch draai je de wereld de rug niet toe. Wel heb je het meer dan eens moeilijk om je weerbaar op te stellen. Je poogt het verleden te reconstrueren, misschien zelfs logisch te ordenen om er zo vat op te krijgen. Hieruit blijkt het magische karakter van de poëzie, jouw poëzie. Dit is lang niet gemakkelijk, misschein wel utopisch. Toch vlucht je niet weg in droombeelden, hallucinaties. Integendeel, je verbergt je in de werkelijkheid. Je poëzie is een poging om het mysterie 'ik', het geheim 'vrouw' te ontrafelen. Dat een dichteres anders ver-taalt dan een dichter, weet je wel. Je hebt je tot doel gesteld de raadsels van het menselijk bestaan, van jouw 'condition humaine' te doorgronden. En daarin ben je wonderwel geslaagd. Vorm en taal dragen daartoe bij. En welk een taal: een taal die in al haar eenvoud getuigt van een zuivere, harmonische, muzikale taalrijkdom.
Uitgesproken in 1989 in de Plaatselijke Openbare Bibliotheek Halle, Basiliekstraat 125 te 1500 Halle tijdens de voorstelling van Nicole van Overstraetens dichtbundel "De dagen van de winter".
Reacties op bericht (0)
Gastenboek
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek