Ik ben Jean-Pierre Cornelis, en gebruik soms ook wel de schuilnaam jepico.
Ik ben een man en woon in Zelzate (België) en mijn beroep is minder-valide( vroeger bedrijfsleider).
Ik ben geboren op 08/01/1951 en ben nu dus 74 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: pc's, muziek, romantiek, liefde enz..
ik geboren te Assenede op 08/01/1951 en dus een echte steenbok. Ik tracht op mijn blog een zo groot mogelijke diversiteit van alle onderwerpen te brengen.
ben zoals ik ben
carpe diem ut ameris ama
om bemind te worden moet je liefde kunnen geven
27-11-2005
verhaal
Het boertje Er was eens een dorp waarin alléén rijke boeren woonden, en maar één arme, en die noemden ze "Boertje". Hij had niet eens een koe, en geld om er één te kopen nog minder: en hij en zijn vrouw hadden er zo graag één gehad. Op een keer zei hij tot haar: "Daar heb ik een goed idee, we hebben onze neef de meubelmaker; die moest eens een houten kalf voor ons maken en dat bruin verven, zodat het er net uit ziet als een echt kalf, mettertijd wordt het wel groot en wordt het een koe." Dat vond de vrouw ook, en neef de meubelmaker schaafde en timmerde het kalf in elkaar, verfde het op zoals 't moest, en maakte 't met z'n kop naar beneden alsof het graasde. Toen de koeien de volgende morgen naar buiten werden gelaten, riep Boertje de herder aan en zei: "Kijk, daar heb ik een kalfje, maar 't is nog heel klein, je moet het dragen." De herder zei: "Al goed!" nam het in zijn arm, droeg het naar buiten naar de wei en zetten het in 't gras. Het kalfje bleef aldoor maar staan alsof het graasde, en de herder zei: "Hij zal gauw lopen, kijk hem al grazen!" 's avonds toen hij de kudde weer naar huis wou leiden, zei hij tegen het kalf: "Als je daar kunt staan en aldoor eten, dan kun je best op je vier poten lopen, ik ga je niet meer op de arm sjouwen." Boertje stond voor de deur en wachtte op zijn kalfje; toen de koeherder door het dorp kwam, en 't kalfje er niet bij was vroeg hij ernaar. De herder antwoordde: "Dat staat nog aldoor buiten te grazen, het wou niet uitscheiden en 't wou niet mee." Maar Boertje zei: "Och kom, ik moet toch mijn vee hebben!" Toen gingen ze samen terug naar de wei, maar iemand had het kalf gestolen, en nu was het weg. De herder zei: "Hij zal verdwaald zijn." Maar Boertje zei: "Dat gaat zo niet!" en hij bracht de herder voor de rechter, die veroordeelde hem wegens nalatigheid, zodat hij Boertje voor 't verloren kalf een koe moest geven. Nu hadden Boertje en zijn vrouw de lang gewense koe. Ze verheugden zich geweldig, maar ze hadden geen voer en konden hem niets te eten geven, zodat hij weldra geslacht moest worden. Het vlees werd ingezouten, en Boertje ging naar de stad om daar de huid te verkopen, en dan wou hij voor de opbrengst een nieuw kalfje bestellen. Onderweg kwam hij langs een molen. Daar zag hij een raaf met gebroken vleugels, die raapte hij uit medelijden op en wikkelde hem in de huid. Maar het was slecht weer, wind en regen en storm; hij kon niet verder, ging weer naar de molen en vroeg om een nachtverblijf. De molenares was alleen thuis en zei tegen Boertje: "Ga daar maar op 't stro liggen," en ze gaf hem een stuk brood met wat kaas,. Boertje at en ging liggen, de koeiehuid naast zich, en de vrouw dacht: "Die is moe en slaat wel." Intussen kwam de pastoor, de molenares ontving hem hartelijk en zei: "MIjn man is uit, we zullen het ervan nemen!" Boertje keek op, en toen hij van dat plan hoorde, ergerde hij zich, omdat hij alleen een stuk brood met kaar gekregen had. De vrouw ging klaarzetten en diste van alles op, wild, sla, taart en wijn. Terwijl ze gingen zitten op te gaan eten, werd er buiten geklopt. "Och hemel!" riep de vrouw, "daar is mijn man!" Vlug verstopte ze het wild in de kachel, de wijnfles onder 't kussen, de sla op 't bed, de taart onder 't bed en de pastoor in de kast op op de deel. Toen deed ze haar man open en zei: "Heerlijk dat je weer thuis bent! Wat een weer, 't is of de wereld vergaat!" De molenaar zag Boertje in 't stro liggen en vroeg: "Wat wil die kerel?" "Och, zei de vrouw, "dat arme ventje kwam in storm en regen en vroeg om een nachtverblijf, toen heb ik hem een stuk brood met kaas gegeven en hem 't stro geweren." De man zei: "Ik heb er niets tegen, maar geef me gauw wat eten. Ik ben met alles tevreden," zei de man, 'brood met kaas voor mijn part!" en hij keek Boertje aan en riep: "Kom aan tafel en eet nog eens mee." Boertje liet zich dat geen tweemaal zeggen, stond op en at mee. Daarna zag de molenaar de koeiehuid op de grond liggen, waar die raaf nog in zat, en vroeg: "Wat heb je daar?" Antwoordde Boertje: "Daar heb ik een waarzegger in." "Kan die voor mij ook waarzeggen?" zei de molenaar. "Waarom niet", antwoordde Boertje, "maar hij zegt alleen vier dingen, en 't vijfde houdt hij vóór zich. De molenaar was nieuwsgierig en zei: "Laat hem eens waarzeggen." Toen drukte Boertje de raaf op zijn kop, zodat hij kraste en krr, krr! zei. De molenaar zei: "Wat zegt hij nu?" Boertje antwoordde: "Ten eerste heeft hij gezegd, dat er wijn was onder 't hoofdkussen." "Te koekoek!" zei de molenaar, ging ernaar toe en vond de wijn. "Verder!" zei de molenaar. Boertje liet de raaf weer krassen en zei: "Nu heeft hij ten tweede gezegd, er was wild in de kachel." "Te koekoek!" zei de molenaar weer, en stond op en vond het wildbraad. Broertje liet de raaf nog eens waarzeggen en zei: "Ten derde heeft hij gezegd dat er sla was op 't bed." "Dat zou te koekoe..." zei de molenaar, ging erheen en vond de sla. Tenslotte trapte Boertje de raaf nog eens, zodat hij knorde, en zei: "Ten vierde heeft hij gezegd, er was een taart onder 't bed. "Dat zou nu te koekoek.." zei de molenaar en hij vond de taart. Nu gingen ze samen aan tafel zitten, maar de molenares kreeg een vreselijke angst; ze ging in bed liggen en nam alle sleutels mee in bed. De molenaar had graaf nog het vijfde geweten ook, maar Boertje zei: "Eerst zullen we deze vier dingen kalm gaan eten, want het vijfde is erger." Zo aten ze. Daarna gingen ze onderhandelen, hoeveel de molenaar geven wou voor de vijfde waarzeggerij, tot ze het eens werden over driehonderd daalders. Toen drukte Boertje de raaf nog eens zo hard op zijn kop, dat hij luid kraste. De molenaar vroeg: "Wat zegt hij nu?" Boertje antwoordde: in de kast op de deel, daarin zit de duivel verstopt!" De molenaar zei: "Eruit met de duivel!" en hij deed de huisdeur open, maar de vrouw moest eerst de sleutels afgeven, en Boertje sloot de deelkast open. De pastoor vloog naar buiten, zo gauw als hij kon, en de molenaar sprak: "Ik heb die zwarte kerel met eigen ogen gezien: het was zo!" Maar Boertje maakte zich de volgende morgen bij 't eerste ochtendgloren met de driehonderd daalders uit de voeten. Thuis zette Boertje een hoge borst, buwde een aardig huis, en de boeren zeiden: "Boertje is zeker daar geweest waar de gouden sneeuw valt en men het geld met volle schepels in huis draagt." Toen werd Boertje bij de rechter geroepen en hij moest vertellen waar hij zo rijk van geworden was. Eindelijk antwoordde hij: "Ik heb de huid van de koe in de stad verkocht voor driehonderd daalder!" Toen de boeren dat hoorden, wilden ze ook van dat grote voordeel genieten; ze liepen naar huis, sloegen al hun koeien dood, trokken er de huid af, om die in de stad te verkopen met grote winst. De rechter zei: "Maar mijn dienstmeid moet het eerst gaan." Toen zij bij de koopman in de stad kwam, gaf hij haar niet meer dan drie daalders voor een koeiehuid, maar toen er nog meer kwamen, gaf hij hun niet eens zoveel en zei: "Wat moet ik met al die koeiehuiden beginnen?" Nu waren de boeren boos, omdat het Boertje hem zo bij de neus had gehad; ze wilden wraak nemen en klaagden hem aan bij de rechter, wegens bedrog. Het onschuldige Boertje werd eenstemmig ter dod veroordeeld, hij moest in een vat vol gaten in 't water worden gerold. Boertje werd naar buiten gebracht en er werd een geestelijke gehaald, en die moest een zielemis voor hem lezen. De anderen moesten allemaal weggaan en terwijl Boertje de geestelijke aanzag, herkende hij de pastoor die bij de molenaares geweest was. En hij zei tegen hem: 'Hoor eens, ik heb u uit de kast bevrijd, bevrijd u mij van het vat." Nu ging juist de schaapherder langs met een kudde schapen, van wie Boertje wist, dat hij al lang graag rechter was geworden, en hij riep uit alle macht: "Nee, dat doe ik niet! En al wou de hele wereld het: ik doe het niet!" De schaapherder hoorde dat en kwam eraan, en vroeg, "Wat is er?" Wat wilde je niet doen?" Boertje zei: "Nu willen ze mij tot rechter maken, als ik in dat vat ga zitten. Maar ik doe het niet!" De schaapherder zei: "Als het anders niet is, om rechter te worden, dan wil ik meteen wel in dat vat gaan zitten!" Boertje zei: "Ga je erin, dan word je ook rechter." Dat vond de schaapherder best, hij ging erin, en Boertje sloeg het deksel dicht. Dan nam hij de kudde van de schaapherder en dreef die verder. En de pastoor ging naar de gemeente en zei dat de zielemis gelezen was. De mensen kwamen eraan, rolden het vat naar 't water, toen 't vat begon te rollen, riep de schaapherder: "Ik wil immers graag rechter worden." Ze dachten natuurlijk dat Boertje zo schreeuwde, en ze zeiden: "Dat vinden wij ook, maar eerst moet je daar beneden maar eens rondkijken," en ze rolden het vat het water in. Daarop gingen de boeren naar huis, en toen ze naar 't dorp gingen, kwam daar ook Boertje heen, dreef een kudde schapen rustig voort en was heel tevreden. Daar verbaasden de boeren zich over en zeiden: "Boertje! Waar kom jij vandaan? Kom je uit 't water?" "Zeker," zei het Boertje, "Ik ben gezonken, dieper, heel diep. Eindelijk kwam ik op de grond. Ik stootte de bodem uit 't vat, ik kroop eruit, er waren prachtige weilanden, waarop lammeren weidden, daar heb ik die kudde van meegevracht." De boeren vroegen: "Zijn er daar nog meer?" "Zeker! zei Boertje, "meer dan je gebruiken kunt." Toen spraken de boeren af, dat ze zich daar ook schapen gingen halen; ieder een kudde,; maar de rechter zie: "Dan ik eerst!" ZE gingen allemaal samen naar 't water, en toen riepen de boeren: "We zien de schapen al op de grond!" De rechter drong naar voren en zei: "Ik wil eerst naar beneden en rondkijken, als 't goed is, zal ik jullie roepen." Hij sprong erin; het water zei: "plomp". En ze dachten allemaal dat hij "kom" riep. En de hele troep stortte zich er haastig in. Nu was 't dorp uitgestorven, Boertje de enige erfenaam en een rijk man. jepico
De drie heelmeesters Er was eens drie doktoren, die trokken in de wereld rond. Ze meenden dat ze volleerd waren in de kunst, en ze kwamen in een herberg waar ze wilden overnachten. De waard vroeg waar ze vandaan kwamen en waar ze naartoe gingen? "We trekken met onze kunst de wereld door." "Toon me dan eens wat je kunt," zei de waard. De eerste zei: hij wilde z'n hand afsnijden en de volgende dag er weer aanmaken; de tweede sprak: hij zou z'n hart uitsnijden en het morgen weer genezen; de derde sprak: hij zou z'n ogen uitsteken en ze er morgen weer in plaatsen. "als jullie dat kunnen," zei de waard, "dan zijn jullie inderdaad volleerd." Maar ze hadden een zalfje, en als ze dat op een wond streken, dan genas alles; en het flesje waar het in zat, droegen ze altijd hij zich. Ze sneden hun hand, hun hart en hun oog uit hun lij, zoals ze gezegd hadden, legden alles bij elkaar op een bord en gaven dat aan de waard; en de waard gaf het aan een meisje en zij moest het in de kast zetten en goed bewaren. Maar het meisje had een vrijer, en dat was een soldaat. Toen nu de waard en de drie doktoren en alle buisgenoten sliepen, kwam de soldaat en wilde wat eten. Het meisje deed de kast open en pakte wat voor hem, maar door haar grote liefde vergat ze, de kastdeur dicht te doen, en ze ging met haar vrijer aan tafel zitten en ze gingen samen wat praten. Toen ze daar zo gelukkig zaten en aan geen rampen dachten, kwam de poes binnengeslopen, vond de kast open, nam hand, hart en ogen van de doktoren mee en liep ermee weg. Toen de soldaat gegeten had en het meisje alles opruimen wilde en de kast weer wilde sluiten, toen zag ze wel, dat het bord, haar door de waard in bewaring gegeven , leeg was. Geschrokken zei ze tegen hem: "Och, wat moet ik arm meisje nu beginnen! De hand is weg, het hart is weg en de ogen zijn weg, wat zal me nu morgenvroeg gebeuren!" "Stil maar," zei hij, "ik zal je wel helpen. Buiten hangt er een dief aan de galf, ik zal z'n hand afsnijden: welke hand was het?" "De rechter." Het meisje gaf hem een heel scherp mes, en hij ging erheen en sneed de arme dief z'n rechterhand af en bracht die haar. Toen pakte hij de poes en stak haar de ogen uit, nu ontbrak alleen nog maar het hart. "Hebben jullie niet pas geslacht en ligt het varkensvlees niet in de kelder?" "Ja," zei het meisje. "Nu, dat treft goed!" zei de soldaat, en hij ging naar beneden en haalde een varkenshart. Het meisje deed alles bij elkaar op het bord en zette dat in de kast, en toen haar vrijer afscheid had genomen, ging ze rustig slapen. Toen de doktoren 's morgens opstonden, zeiden ze tegen het meisje, dat ze 't bord pakken moest, waarop, hand, hart en ogen lagen. Ze haalde het uit de kast, en de eerste nam de dievenhand en bestreek die met zalf, en die was meteen aangegroeid. De tweede nam de katteogen en zette die weer in de kassen terug, en de derde bevestigde het varkenshart. De waard stond erbij, bewonderde hun vaardigheid en zei: zoiets had hij nog nooit gezien, en hij zou hen bij iedereen prijzen en aanbevelen. ZE betaalden toen voor hun onderdak en reisden verder. Toen ze zo verder reisden, bleef de man met her varkenshart niet bij hen, maar waar een hoek was, liep hij erheen en snuffelde er rond, zoals varkens doen. De anderen wilden hem bij de punten van zijn jas vasthouden, maar dat hielp niets, hij rukte zich los en ging juist daar waar de dikste rommel lag. De tweede gedroeg zich ook wonderlijk, hij wreef z'n ogen uit en zei tegen de ander: "Makker, wat is er toch? Het lijkt wel of 't mijn ogen niet zijn, ik zie niets, laat iemand mij leiden, want anders val ik." Zo gingen ze moeizaam verder tot de avond, en ze kwamen bij een andere herberg. Ze betraden samen de gelagkamer; in een hoek zat een rijk heef voor de tafel en telde zijn geld. Die met de dievenhand bleef in zijn buurt, zijn hand trok een paar maal, eindelijk, toen de man zich onmraaide, greep hij in de massa geld en nam er een handvol uit. Eén van hen zag het en sprak: "Kameraad, wat doe je nu? Stelen mat niet, schaam je wat!" "Och," zei hij, "wat kan ik eraan doen? Het trekt door mijn hand heen, en ik moet 't wegnemen, of ik wil of niet." Daarop gingen ze slapen, en waar ze lagen, was het zo doker dat je geen hand voor ogen zien kon. Opeens werd die met de katteogen wakker, wekte de anderen en zei: "Broeders, kijk eens, zien jullie die witte muisjes, die daar lopen?" De twee anderen gingen overeind zitten, maar ze konden niets zien. Toen zei hij: "Het is niet in orde met ons, we hebben onze eigen spullen niet teruggekregen, we moeten naar de waard terug, die heeft ons bedrogen." Dus trokken ze de volgende morgen daar weer heen en zeiden tegen de waard, dat ze hun eigen dingen niet teruggekregen hadden; de één had een dievenhand, de tweede katteogen, en de derde een varkenshart. De waard zei dat het dan de schuld van het meisje moest zijn, en hij wilde haar roepen, maar toen ze het drietal had zien aankomen, was ze het achterpoortje uitgelopen en ze kwam nooit weer terug. Toen zei het drietal dat hij hun veel geld als schadevergoeding moest betalen, anders staken ze zijn herberg in brand: toen gaf hij alles wat hij had, en maar bijeen kon brengen; en daar trokken ze mee weg. Het was genoeg voor hun hele verder leven, maar ze hadden toch liever hun eigen ledenmaten teruggehad. jepico
De arme molenaarsknecht en het katje In een molen leefde eens een oude molenaar, en die had geen vrouw en geen kinderen, en er waren drie molenaarsknechts die hem bedienden. Toen ze ettelijke jater bij hem waren geweest, zei hij op een dag tegen hen: "Ik ben nu oud geworden en ik wil alleen nog maar rustig achter de kachel zitten: trekken jullie erop uit, en wie van jullie mij het beste paard hier thuis brengt, die zal ik de molen geven, en in ruil daarvoor moet hij me tot mijn dood verzorgen." De derde van de molenaarsknechts was het jongetje, de anderen vonden hem nog niet droog achter z'n oren, en de molen gunden ze hem zeker niet, en hij wilde hem niet eens hebben. Ze trokken alle drie samen weg, en toen ze bij het dorp kwamen, zeiden de twee anderen tegen de domme Hans: "Blijf jij nu maar hier, jij vindt van je leven geen paard." Maar Hans ging toch mee, en toen het nacht werd, kwamen ze bij een hol, en daarin gingen ze slapen. De twee verstandigen wachtten tot Hans in slaap was, dan stonden ze op, gingen weg en lieten Hansje maar liggen en ze dachten slim geweest te zijn; ja, maar dat zal jullie toch niet zo glad zitten! Toen de zon weer opkwam en Hans wakker werd, lag hij in een zeeer diep hol, hij keek overal rond en riep: "O God, waar ben ik?" Toen stond hij op en kroop de grot uit, ging het bos in en dacht: "Ik ben hier helemaal alleen en verlaten: hoe moet ik nu aan een paard komen." Terwijl hij zo in gedachten voortwandelde, kwam hij een klein bont katje tegen, en dat zei heel vriendelijk: "Hans waar wil je naartoe?" "Och, jij kunt me toch niet helpen." "Ik weet wel wat je hebben wilt," zei het katje, "je wou een mooi paard hebben. Kom eens mee, en als je zeven jaar lang mij trouw wilt dienen, dan zal ik je er één geven, mooier dan je ooit in je leven gezien hebt." "Nu, dat is een vreem katje," dacht Hans, "maar ik wil toch zien of het waar is, wat ze zegt." Toen nam ze hem mee in haar betoverd kasteeltje, en ze had daar alleen katten die haar bedienden; ze sprongen gemakkelijk de trappen op en af, waren vrolijk en hadden het goed. Als ze 's avonds aan tafel gingen zitten, moesten er drie muziek maken; de eerste streek de bas, de tweede de viool en de derde zette een trompet aan haar mond en blies haar wangen op zo goed ze kon. Toen ze gegeten hadden, werd de tafel weggedragen, en de kat zei: "Nou, Hans, kom maar, dan dansen we samen." "Nee, antwoordde hij, "met een muizepoes dans ik niet, dat heb ik nog nooit gedaan." "Breng hem dan maar naar bed," zei ze tegen de katjes. Eén bracht hem met een kaars naar de slaapkamer, en trok hem z'n schoenen uit, één z'n kousen, en tenslotte blies er één het licht uit. De volgende morgen kwamen ze weer en hielpen hem het bed uit, ééntje trok hem zijn kousen aan, ééntje bond z'n kousebanden, ééntje haalde schoenen, ééntje waste hem en ééntje droogde hem met haar staart zijn gezicht af. "Lekker zacht," zei Hans. Maar hij moest ook knecht zijn bij de kat en iedere dag hout hakken, daarvoor kreeg hij een zilveren bijl en een blok en zagen van zilver, en de hamer was van koper. Nu, hij maakte de houtjes klein, bleef er, kreeg er goed te eten en te drinken, maar zag nooit iemand dan de lapjeskat en haar huishouding. Eens zei ze tegen hem: "Ga nu de weide maaien en droog het gras," en ze gaf hem een zilveren zeis en een slijpsteen van goud, maar zei hem alles weer netjes terug te brengen. Hans ging erheen en deed wat hem bevolen was, en na gedane arbeid bracht hij de zeis, de slijpsteen en het hooi naar huis en vroeg of ze hem nog niet zijn loon wou geven. "Nee," zei de poe, "je moet eerst nog een en ander voor me doen. Hier is een zilveren timmerhout, een kamerbijl, een winkelhaark en alles wat nodig is, alles van zilver, bouw voor mij daar nu eerst eens een klein huisje mee." En Hans bouwde een aardig huisje en zei: nu had hij toch alles gedaan en nog altijd had hij geen paard. Toch waren de zeven jaren voor hem voorbijgegaan, of 't maar een halfjaar was geweest. De kat vroeg toen, of hij haar paarden eens wilde zien? "Ja," zei Hans. Toen deed ze het huisje open en terwijl ze zo de deur open doet, staan daar opeens twaalf paarden, ach, dat waren toch zulke prachtige paarden, glanzend en spiegelend, het deed zijn hart goed. Nu gaf ze hem te eten en te drinken en sprak: "Ga nu naar huis. Ik geef je het pard niet mee, maar over drie dagen kom ik en dan breng ik het je." Dus maakte Hans zich klaar voor de reis en ze wees hem de weg naar de molen. Maar ze had hem niet eens een nieuwe jas gegeven, en hij moest zijn oude haveloze kiel aandoen waarin hij gekomen was en die was hem in die zeven jaar aan alle kanten te klein geworden. Toen hij thuiskwam, waren de twee andere molenaarsknechts ook weer terug; wel had ieder een paard meegebracht, maar dat van de één was blind en dat van de ander kreupel. Ze vroegen: "Hans, waar heb jij je paard?" "Over drie dagen komt dat nog." Toen lachten ze en zeiden :"Ja Hans, waar zou jij wel een paard vandaan halen, dat zal mooi gaan!" Hans ging de kamer in, maar de oude molenaar zei, dat hij zo maar niet aan tafel moest komen met zijn gescheurde lompen, hij schaamde zich als er iemand binnen zou komen. En ze gaven hem apart een beetje eten, en toen ze 's avonds gingen slapen, wilden de twee anderen hem niet in bed hebben, en tenslotte moest hij bij de ganzen kruipen en op wat hard stro liggen. Toen hij de volgende dag wakker werd, waren de drie dagen al om, en daar kwam een koets met zes paarden ervoor, en een glans! Het was prachtig, en een lakei voerde nog een zevende paard aan de teugel en dat was voor het arme molenaarsknechtje. En uit de koets daalde een prachtige prinses, en trad de molen binnen, en die prinses was niemand anders dan de lapjeskat, dat de arme Hans zeven jaren had gediend. ZE vroeg de molenaar, waar de molenaarsjongen, het kleine knechtje was? Toen zei de molenaar: "Die kunnen we hier niet binnen nemen, die ziet er zo gescheurd uit en hij ligt in 't ganzenhok." De prinses zei dat hij dadelijk gehaald moest worden. Dus haalden ze hem, en hij moest de lappen van zijn kiel bijeenpakken om er enigszins behoorlijk uit te zien. Toen wilde de prinses de paarden zien die de andere knechts hadden meegebracht, het ene blin en het andere kreupel. Dan liet ze de lakei het zevende paard brengen: toen de molenaar dat zag, zei hij dat er zo één nog nooit bij hem op het erg was gekomen, "en dat is voor de derde molenaarsknecht," zei ze. "Dan moet hij de molen hebben," zei de molenaar, maar de prinses zei: "daar was het paard en de molen kon hij ook houden, en ze nam haar trouwe Hans en zette hem in de koets en reed met hem weg. Eerst reden ze naar het kleine huisje, dat hij met het zilveren gereedschap had gebouwd; maar nu is het een groot slot, en alles is er van zilver en van goud; en toen zijn ze nog getrouwd en hij was rij, zo rijk, dat hij zijn hele leven lang genoeg had. Daarom moet niemand zeggen, dat iemand die je dom vindt daarom nog niet wat goeds kan worden! jepico
-------------------------------------------------------------------------------- Het is nat van binnen en er groeit haar op, het begint met een K en eindigt op een T, wat is dit? Een kokosnoot ! -------------------------------------------------------------------------------- Je pakt me op. je zet me in vuur en vlam. Je maakt me nat en maakt me heet. je zuigt me leeg en daarna gooi je mij weg. Ik........ik ben je sigaret -------------------------------------------------------------------------------- Ik kan jou laten dansen en heel veel liefde geven, ik kan de volgende morgen door jouw hoofd zweven, ik geef liefde en plezier, aangenaam: ik ben bier. -------------------------------------------------------------------------------- Vanavond heb ik er echt zin in. Hij is keihard. Zachtjes druk ik hem erin. Hij word helemaal opgeslokt. Dit kan wel 2 uur duren.......Wat een goede videofilm. -------------------------------------------------------------------------------- Langzaam kom ik, pak je beet en ga stevig met je op en neer. Als je goed nat bent, dan stop ik je weer in dat diepe donkere gat, ja hoor, olie op pijl! -------------------------------------------------------------------------------- Je gebruikt me, maakt me heet en nat. je lebbert me af om jezelf te bevredigen en daarna dump je me zomaar in de goot! Ach, ik ben ook maar een sigaret -------------------------------------------------------------------------------- Haar gleuf voelde koud en glad. Ze moest nog op gang komen. Hij deed hem erin en gleed met zijn handen langs haar knoppen. Wat is een gokkast toch verslavend? -------------------------------------------------------------------------------- Ik had vannacht een natte droom.........Ik droomde over de zee. -------------------------------------------------------------------------------- Je handen strelen de mijn hals en buikje. Je lippen raken de mijne de zweetdruppels glijden van mijn lichaam. OOOh wat is het fijn om een bierflesje te zijn. -------------------------------------------------------------------------------- Morgen is het zover. Dat je me pakt, nat maakt, in je steekt en dan hevig misbruik van me maakt. Ooh, ik kan niet wachten... je tandeborstel. -------------------------------------------------------------------------------- Soms verlang ik naar jou,ga ik naar je toe,ga ik op je zitten,trek ik aan dat ding van jou en jij spuit in het rond. Ooh WC, als jij toch niet bestond! -------------------------------------------------------------------------------- Je kleedt je voor me uit.De ramen beslaan en het wordt lekker broeierig. Al snel voel je mijn hete straal over je hele lijf kletteren. AFZ. Je douchekop -------------------------------------------------------------------------------- Ik had je nodig, dus ik stak hem erin. toen je vol was en ik moest betalen was ik pas echt genaaid. VERDOMME benzine is duur. -------------------------------------------------------------------------------- Vrouwen zijn net condooms! Ze zitten vaker in je portemenee en dan om je lul! -------------------------------------------------------------------------------- Zijn handen op mijn buikje, zijn lippen op de mijne. Oh... wat is et fijn om een bierflesje te zijn -------------------------------------------------------------------------------- Jongens zijn net postzegels aflikken en............ Wegsturen -------------------------------------------------------------------------------- Jongens zijn net vrachtwagens voor je het weet lig je eronder. -------------------------------------------------------------------------------- Vrouwen zijn net orkanen! Als ze komen zijn ze nat en hevig. Als ze weggaan nemen ze je huis en auto mee. -------------------------------------------------------------------------------- Ik neem je in mij handen en lik je af, je witte vocht druipt langs mijn kin en mijn handen plakken. Heerlijk, mmmmmmm, lekker softijs !!! -------------------------------------------------------------------------------- Vannacht lag ik aan je te denken. Ik wilde je voelen op mijn naakte lijf, maar ik moest weer zonder jou in slaap vallen, waar was je? Stom PYJAMA -------------------------------------------------------------------------------- Ik zoek je gaatje en steek hem er in. Ik begin te pompen en te hijgen. Dan zit je weer vol!!! Gelukkig! Ik kan weer fietsen! -------------------------------------------------------------------------------- Je lacht altijd, je zegt nooit nee, je doet me nooit zeer, mijn lieve, lieve teddybeer. -------------------------------------------------------------------------------- Je bent warm en nat. Eens per dag glij ik bij je naar binnen. Meestal doen we het onder de douche. Wat praktisch toch zo'n washandje. -------------------------------------------------------------------------------- Je gebruikt me, je maakt me heet, nat, om je zelf te bevredigen. daarna dump je me zomaar in de goot! Maarja ik ben dan ook maar een SIGARET -------------------------------------------------------------------------------- Het was een zwoele zomeravond, haar ogen glinsterden. Ik schoof haar benen uit elkaar, zocht haar tepels. Ik was zo opgewonden.Ik had nog nooit een koe gemolken -------------------------------------------------------------------------------- Ik wil je .... Ik wil je kussen..... Ik wil je kussen op bed...... Ik wil je kussen op bed leggen.... -------------------------------------------------------------------------------- Heel zachtjes kom je s'nachts naar me toe en betast je al mijn naakte plekken totdat je de plek hebt gevonden en begint te zuigen.Je vindt het heerlijk KUT MUG -------------------------------------------------------------------------------- Ik kan uren naar je kijken, je mooie vormen laten me niet los, je bent ook zo mooi van stuk, jij lekker stuk. Wat kan een breedbeeld TV toch mooi zijn -------------------------------------------------------------------------------- Smachtend haal ik hem eruit. Ik open mijn mond en neem hem tussen mijn lippen.Ik wil er wel in bijten. De witte lading vult mijn mond. mmmlekker zo'n MAGNUM -------------------------------------------------------------------------------- Smachtend kijk ik naar je, pak je vast en begin te likken. ik kan me niet meer inhouden,ik open mijn mond en sluit mijn lippen om je heen. mmm lekkere lollie! -------------------------------------------------------------------------------- Ik ga mezelf vanavond weer eens lekker verwennen met mijn linkerhand.. ..............zet ik de wekker op 10 uur! -------------------------------------------------------------------------------- Als ik je gaatje heb gevonden stop ik 'm vol en begin te pompen. Ik begin te hijgen + ik kan niet meer. Eindelijk ben je vol en kan ik weer fietsen. -------------------------------------------------------------------------------- Ik neem je in mijn hand en lik je af!Je witte vocht druipt langs mijn kin,en m'n handen plakken!Dit is het ultieme genot..Hmm lekker zo'n SOFTIJSJE!! -------------------------------------------------------------------------------- ja schat, pak dat harde ding vast in je hand. speel er maar mee, maar niet te gevaarlijk hé. pas op. ja, ja, jaaaaaaaaaaaaaa .... geweldig die vuurpijlen. -------------------------------------------------------------------------------- MMM met m'n lippen tast ik je af en proef je! Je bent zalig zoetig en hebt dè juiste lengte om mij te vullen...Ja zó hoort een lange-vinger biscuit te smaken. -------------------------------------------------------------------------------- Langzaam glij ik in je cm voor cm ga steeds dieper je bent zo heet en nat ik verlang naar je diepte..........lekker he zo'n heet bad!!! -------------------------------------------------------------------------------- JEPICO
-------------------------------------------------------------------------------- deel 2 -------------------------------------------------------------------------------- Ik wil je.......ik wil je kussen ..............ik wil je kussen op je bed, ik wil je kussen op je bed leggen. -------------------------------------------------------------------------------- Soms verlang ik naar jou, ga ik naar je toe, ga ik op je zitten, trek ik aan dat ding van jou en jij spuit in het rond, oh...wc als jij toch niet bestond! -------------------------------------------------------------------------------- Smachtend kijk ik naar je,pak je vast en begin te likken. Ik wil je nu! Ik open mijn mond en sluit mijn lippen om je heen. MmMmM Lekkere lolly! -------------------------------------------------------------------------------- Ik neem je in mijn mond en lik je af. Wit vocht druipt langs mijn kin en mijn handen plakken mmm......heerlijk zo`n SOFTIJSJE. -------------------------------------------------------------------------------- Langzaam glij ik in je cm voor cm ga steeds dieper je bent zo heet en nat ik verlang naar je diepte lekker he zo'n heet bad!!! -------------------------------------------------------------------------------- Heerlijk als tie stijf je mond in glijd. Het vocht langs je lippen en laat zijn sporen na. Een druppel op je borst ...oooh heerlijk zo'n Hema worst!! -------------------------------------------------------------------------------- Ik mag je trekken... Sta te kijken weet nog niet welke..... Ik heb gekozen maar geen prijs bij de touwtrek kraam....... -------------------------------------------------------------------------------- Ik neem je in mn handen, lik je af, je witte vocht druipt langs mn kin en mn handen plakken... hmmm lekker zo'n soft-ijsje! -------------------------------------------------------------------------------- Ik haalde het harde ding uit mijn broek, stak het in de gleuf en drukte 3,4,5 keer en alles kwam eruit... Dit was de eerste keer dat ik mijn bankkaart gebruikte -------------------------------------------------------------------------------- Langzaam kom ik pak je beet en ga stevig met je op en neer. Als je goed nat bent, dan stop ik je weer in dat diepe donkere gat, Ja hoor olie op pijl. -------------------------------------------------------------------------------- Je pakt me op.Je zet me in vuur en vlam.Je maakt me nat en maakt me heet.Je zuigt me leeg en daarna gooi je mij weg.Ik,ik ben je sigaret. -------------------------------------------------------------------------------- Ik kan jou laten dansen en heel veel liefde geven,ik kan de volgende morgen door jouw hoofd zweven,ik geef liefde en plezier,aangenaam:ik ben bier. -------------------------------------------------------------------------------- s'avonds ben ik naar je op zoek wil ik je voelen over me naakte lichaam in slaap vallen met jouw waar ben je gebleven stomme pyama. -------------------------------------------------------------------------------- Je greep me bij de hals ik kon me niet verweren je drukte je lippen op die van mij ik voelde de levenskracht uit me verdwijnen maar ach ben maar een bierflesje -------------------------------------------------------------------------------- Smachtend haal ik hem eruit. Ik open mijn mond en neem hem tussen mijn lippen.Ik wil er wel in bijten. De witte lading vult mijn mond. MMM lekker zo'n MAGNUM. -------------------------------------------------------------------------------- Het was een zwoele zomeravond, haar ogen glinsterden. Ik schoof haar benen uit elkaar zocht haar tepels. Ik was zo opgewonden. Ik had nog nooit een koe gemolken -------------------------------------------------------------------------------- Ik zoek je gaatje en steek hem er in. Ik begin te pompen en te hijgen. Dan zit je weer vol!!! Gelukkig! Ik kan weer fietsen. -------------------------------------------------------------------------------- Langzaam stop ik m'n vinger erin, voel langs de haren en ga steeds dieper. Oh wat is neuspeuteren toch lekker. -------------------------------------------------------------------------------- S'morgens wil ik je in me voelen je met mijn lippen strelen en je met mijn mond naar binnen zuigen,heet guts je naar binnen.Ja zo moet koffie zijn. -------------------------------------------------------------------------------- Ik kom je bezoeken, je ligt op bed, ik kom in je, je gaat trillen en zweten, je kreunt.......Groetjes de Griep -------------------------------------------------------------------------------- die mooie ogen dat lekkere lichaam zo,n goed stel hersens sexy mond mooie lach...maar nu genoeg over mij hoe is het met jou ? -------------------------------------------------------------------------------- Smachtend haal ik hem eruit.Ik open mijn mond en neem hem tussen m'n lippen.Ik wil er wel in bijten.De witte lading vult m'n mond.mmmmm lekker zo'n MAGNUM -------------------------------------------------------------------------------- Ik kan uren naar je kijken, je mooie vormen laten me niet los, je bent ook zo mooi van stuk, jij lekker stuk. Wat kan een breedbeeld TV toch mooi zijn ! -------------------------------------------------------------------------------- Vannacht lag ik aan je te denken,Ik wilde je voelen op mijn naakte lijf,maar ik moest weer zonder jou in slaap vallen,waar was je !? .......... stomme pyjama -------------------------------------------------------------------------------- Soms verlang ik zo naar je, dan ren ik naar je toe en laat mijn broek zakken. Ik laat me helemaal gaan. Wat zou ik zonder jou moeten... mijn dierbare wc-pot! -------------------------------------------------------------------------------- Vannacht was koud...ik wilde je heerlijk zacht over me heen voelen, me armen om je heen slaan en me stevig aan je vast klemmen, waar was je toch...raar dekbed!! -------------------------------------------------------------------------------- Ik heb vannacht over je gedroomd. Je was heel bruin en kon heel goed zwemmen. Toen ik achterom keek heb ik je toch maar door gespoeld. -------------------------------------------------------------------------------- 's Morgens wil ik je in me voelen je met mijn lippen strelen en je naar binnen zuigen,heet guts je naar binnen.....Ja zo moet koffie zijn -------------------------------------------------------------------------------- Langzaam kom ik pak je beet en ga stevig met je op en neer. Als je goed nat bent, dan stop ik je weer in dat diepe donkere gat, Ja hoor olie op pijl -------------------------------------------------------------------------------- kijkend naar jouw strakke gleuf denk ik,zou het passen...met zak en al? met subtiel geweld druk ik 'm erin!oh wat is het toch fijn om postbode te zijn! -------------------------------------------------------------------------------- Ik heb toch zo,n handig ding,je stopt hem erin,zet um aan.en dan....zo lekker in twee min ben je klaar...ideaal zo,n electr. tandenborstel -------------------------------------------------------------------------------- Ik had je nodig dus ik stak hem er in. toen je vol was en ik moest betalen was ik pas echt genaaid.... verdomme benzine is duur! -------------------------------------------------------------------------------- Je staat voor me klaar, ik ruik je en proef, je glijd lekker in me binnen,mmmm...... lekkere kop koffie wat zou ik zonder je beginnen ? -------------------------------------------------------------------------------- Je bent er als ik je nodig heb, je bent er om me op te warmen, me te wassen en in te zepen, wat zou ik toch zonder je moeten doen? dank je, lieve douche -------------------------------------------------------------------------------- Heerlijk als tie stijf je mond in glijd. Het vocht langs je lippen en laat zijn sporen na. Een druppel op je borst ...oooh heerlijk zo'n Hema worst!! -----------jepico------------------------------------------------------------------------------------
Het boshuis Een arme houthakker leefde eens met zijn vrouw en zijn drie dochters in een klein huisje aan de rand van een eenzaam bos. Eens op een morgen, toen hij weer naar zijn werk ging, zei hij tegen zijn vrouw: "Laat me het middageten door 't oudste meisje brengen, buiten in het bos; anders kom ik niet klaar. En om haar niet te laten verdwalen," voegde hij erbij, "zal ik een zak gerst meenemen en de korrels op de weg strooien." Toen de zon hoog boven 't bos stond, ging 't meisje met een pan vol soep op weg. Maar de mussen van veld en bos, de leeuweriken en de vinken, de sijsjes en de merels hadden die gerst al lang opgepikt, en 't meisje kon de weg niet vinden. Op goed geluk liep ze maar door, tot de zon zonk en de nacht aanbrak. De bomen ruisten in de duisternis, de uilen kraten, en ze begon bang te worden. Daar zag ze in de verte een lichtje, dat tussen de bomen blonk. "Daar zullen wel mensen wonen," dacht ze, "die mij vannacht wel zullen houden" en ze ging op het licht af. Het duurde niet lang of ze kwam bij een huis waarvan de vensters verlicht waren. Ze klopte aan, en een rauwe stem riep "Binnen!" Het meisje kwam de donkere deel binnen en klopte op de kamerdeur. "Hier, binnen!" riep de stem, en toen ze opendeed, zat er een oude, grijze man aan tafel, z'n gezicht in z'n handen gesteund en z'n witte baard kwam van de tafel naar beneden, bijna tot op de grond. Maar bij de haard lagen drie dieren, een hennetje, een haantje, en een bonte koe. Het meisje vertelde de oude man wat er gebeurd was en ze vroeg of ze daar die nacht mocht slapen. De man zei: "Mooi hennetje, mooi haantje, en jij, die mooie bonte koe, wat zeg je hiertoe?"
"Doeks!" zeiden de dieren, en dat moest zeker betekenen "wij zijn 't daarmee eens," want nu zei de oude weer: "Hier is overbloed van alles. Ga maar naar de haard en kook een avondmaal voor ons." Het meisje vond in de keuken overvloed van alles, en ze kookte lekker, maar aan de dieren dacht ze niet. Ze zette de volle schotel op tafel, ging bij de oude man zitten, at en werd verzadigd. Toen ze genoeg had gegeten, zei ze: "Maar nu ben ik zo moe, is hier ook een bed, waar ik kan gaan slapen?" De dieren antwoordden: "Je hebt met hem gegeten, je hebt met hem gedronken, je hebt aan ons niet eens gedacht: zie jij maar, waar je blijft vannacht!" Toen zei de oude man: "Ga de trap maar op, dan zul je een kamer vinden met twee bedden. Schud ze goed en maak ze netjes met linnen lakens. Dan zal ik ook komen en gaan slapen." Het meisje ging de trap op, en toen ze de bedden geschud had en had opgemaakt, ging ze in 't ene liggen en sliep zonder de oude man af te wachten. Maar na een poos kwam de grijze man, hij keek bij het schijnsel van een licht naar 't meisje, terwijl hij zijn hoofd schudde. Toen hij zag dat ze vast in slaap was, opende gij een valdeur en liet haar neer in de kelder. Laat in de avond kwam de houthakker thuis en verweet zijn vrouw, dat ze hem de hele dag honger had laten lijden. "Dat is mijn schuld niet," antwoordde zij: " 't kind is weggegaan met je middageten, ze is zeker verdwaald, morgen zal ze er wel weer zijn." De houthakker stond voor de dag en dauw op, wilde weer naar het bos en zei dat z'n tweede dochter hem ditmaal het eten moest brengen. "Ik zal een zal linzen meenemen," zei hij, "dat is een grotere korrel dan gerst, die zal ze beter kunnen zien en dan kan ze de weg niet missen." 's Middags ging dit meisje ook met 't eten weg, maar de linzen waren er niet meer; net als de vorige dag hadden de bosvogels ze opgepikt en er geeneen meer overgelaten. Het meisje verdwaalde in het bos tot de nacht viel, en ook zij kwam bij 't huis van de oude man, werd binnen geroepen en vroeg om eten en een slaapplaats. De man met de witte baard vroeg weer aan de dieren: "Mooi hennetje, mooi haantje en jij, die mooie bonte koe, wat zeg je hiertoe?" En de dieren zeiden weer: "Doeks" en alles gebeurde als de vorige dag. Het meisje maakte een goed maal klaar, at en dronk met de oude man en dacht niet aan de dieren. En toen ze vroeg om een slaapplaats, antwoordden ze: "Je hebt met hem gegeten, je hebt met hem gedronken, je hebt aan ons niet eens gedacht, zie jij maar, waar je blijft vannacht!" En toen ze ingeslapen was, kwam de oude man, bekeek haar hoofdschuddend en liet haar in de kelder zakken. De derde morgen zei de houthakker tegen zijn vrouw: "Stuur vandaag de jongste maar met mijn middageten naar me toe, zij is altijd verstandig en gehoorzaam geweest, zij zal wel op de goede weg blijven en niet als de zusjes maar rondlopen en teuten." Dat wilde de moeder niet. Ze zei: "Moet ik mijn lieve jongste dan ook nog verliezen?" "Heb maar geen zorg," zei hij, "dat kind verdwaalt niet; daar is ze te verstandig voor en te slim, ten overvloede zal ik een zak erwten meenemen en die uitstrooien langs de weg; ze zijn nog groter dan linzen en dan zal ze het zeker vinden." Maar toen het meisje met de mand aan haar arm buiten kwam, hadden de houtduiven en erwten al lang in hun krop, en ze wist ook niet waar ze zich keren of wenden moest. Ze was heel verdrietig en dacht er voortdurend aan, hoe die arme vader weer honger zou lijden en die goede moeder zou jammeren, als ze ook niet thuis kwam. Eindelijk, toen het donker werd, zag ze in de verte het lichtje en ze kwam bij het boshuis. Ze vroeg heel vriendelijk of zij haar die nacht wilden herbergen, en de man met de witte baard vroeg weer aan de dieren: "Mooi hennetje, mooi haantje, en jij die mooie bonte koe, wat zeg je daar toe?" "Doeks" zeiden ze. Het meisje ging naar de haard waar de dieren lagen, ze streelde het hennetje en het haantje, en streek hun veren glad; en de bonte koe krieuwelde ze tussen z'n horen. En toen ze op bevel van de oude man een lekkere soep had gekookt en de kom op tafel stond, zei ze: "Nu krijg ik wat, maar hoe gaat het met 't eten van de dieren? Buiten is er overvloed, ik zal hun eerst wat geven." Ze ging weer weg, haalde gerst en gooide een handvol voor het haantje en het hennetje en bracht een armvol geurig hooi voor de koe. "Eet maar lekker," zei ze, "en als jullie dorst hebben, dan krijg je drinken ook." En ze haalde een emmer water, en 't hennetje en 't haantje sprongen op de rand, staken hun snavels erin en hielden hun koppetjes dan omhoog zoals vogels drinken, en de bonte koe nam een flinke slobber. Toen de dieren gevoerd waren, ging het meisje aan tafel zitten bij de oude man en at wat hij had overgelaten. Kort daarop staken het haantje en het hennetje 't kopje onder de vleugels, en de bonte koe begon ook met z'n ogen te knipperen. Toen zei het meisje: "Gaan we nu niet slapen?" "Mooi hennetje, mooi haantje, en jij, die mooie bonte koe wat zeg je daartoe?" En de dieren zeiden: "Doeks, je hebt met ons gegeten, je hebt met ong gedronken, je hebt ons allen goed bedacht, nu wensen wij je: goede nacht!" En het meisje ging de trap op, schudde de veren bedden, legde er schone lakens op, en toen ze klaar was, kwam de oude man en hij ging in het ene bed liggen en z'n witte baard kwam tot zijn voeten. Het meisje ging in het andere bed liggen, deed haar gebed en sliep in. Ze sliep heel rustig tot middernacht. Toen werd het in huis zo onrustig dat ze wakker werk. In alle hoeken was er een gekraak en gekreun, en de deur sprong open en sloeg tegen de wand; de balken dreunden als werden ze uit hun voegen gerukt, het leek wel of de trap viel, en toen kwam er een oorverdovend gekraak alsof het dak instortte. Maar toen werd het weer stil en daar haar tenslotte niets kwaads gebeurde, bleef ze kalm liggen en sliep weer in. Maar toen ze de volgende morgen bij stralende zonneschijn wakker werd: wat zagen haar ogen? Ze lag in een grote zaal. Alles om haar heen glansde in koninklijke pracht: aan de wanden groeiden op groen zijden grond gouden bloemen, bewerkt. Het meisje dacht, dat ze droomde, maar nu kwamen er drie rijkgeklede lakeien binnen en vroegen naar haar bevelen. "Ga maar," zei het meisje, "ik zal dadelijk opstaan en me aankleden en voor de oude man soep koken en voor mooi haantje en mooi hennetje en de mooie bonte koe voer halen." Ze dacht dat de oude man al was opgestaan, en ze keek al naar zijn bed; maar hij lag er niet in, alleen een geheel vreemde man. En toen ze hem zag en naar hem keek, was hij jong en knap, en hij werd wakker en richtte zich op en zei: "Ik ben een prins, en ik ben door een boze heks betoverd, om als een oud, vergrijsd man in het bos te lven; niemand mocht er bij me zijn dan mijn drie bedienden, en dat in de gedaante van een haantje, een henneetje en een bonte koe. En de betovering zou niet eerder wijken, dan als er een meisje bij ons kwam, dat zo'n goed hart had, dat ze niet alleen lief was voor de mensen, maar ook voor de dieren. En dat ben jij geweest, en vannacht, om twaalf uur, was de tovernacht gebroken, en de oude boshuis is weer veranderd in mijn eigen paleis." En toen ze opgestaan waren, zei de prins tegen zijn drie dienaren, dat ze moesten inspannen en de vader en de moeder van het meisje op de bruiloft uitnodigen. "Maar waar zijn mijn twee zusters dan?" vroeg het meisje. "Die heb ik in de kelder opgesloten; morgen gaan ze diep het bos in, en dan moeten ze bij een kolenbrander zó lang dienen, tot ze hun leven grondig hebben gebeterd en geen arme dieren meer honger laten lijden. jepico
Jan en zijn vrouw doen een fietstochtje op het platteland. Op een weiland staat een stier met een bord erbij: "Deze stier heeft het afgelopen jaar 100 keer gedekt." De vrouw stapt af, wijst op het bord en zegt : "Nou Jan, da's twee keer per week Daar mag je best weleens een voorbeeld aan nemen !" Jan zwijgt en stapt weer op zijn fiets. Even verder weer een stier en weer een bord : "Deze stier heeft het afgelopen HALF JAAR 100 keer gedekt." Zij stapt weer af, wijst op het bord en zegt : "Nou Jan, da's vier keer per week !Petje af hoor voor dat beest. Daar mag je best weleens een voorbeeld aan nemen !" Jan zwijgt en stapt weer op zijn fiets. Even verder weer een stier en ditmaal staat op het bord: "Deze stier heeft de afgelopen MAAND 100 keer gedekt." De vrouw valt bijna van haar fiets en rekent Jan hijgend voor: "Da's drie keer per dag !Besef je dat wel Jan ? Wauw, neem daar toch eens een voorbeeld aan !" Nu begint Jan er toch wel wat genoeg van te krijgen en merkt geërgerd op: "Vraag jij eens aan die stier, of het ook 100 keer dezelfde
Daar waar verdriet overgaat in pijn; Daar waar alleen-zijn veranderd in eenzaamheid; Daar waar het fluisteren in je achterhoofd wordt overstelpt door wanhopig gehuil; Daar waar warm avondrood verdwijnt in een kille nachtelijke nevel..........
Op dat punt sta ik. Nu al veel te lang, soms dan voelt dat wel veilig, maar nu, nu maakt het me zo bang...... jepico