Patrick Janssen heeft in naam van het stadsbestuur van Antwerpen excuses aangeboden aan de joodse gemeenschap voor oorlogsmisdaden gepleegd door politiemensen en stadsbedienden. Hij benadrukte dat niemand van de huidige generatie bij deze wandaden betrokken was. Doordat hij er niet bij zei - althans we zagen het niet op tv - dat het aantal collaborateurs ook tijdens de oorlog beperkt was, kreeg een hele schare Antwerpse stadsbedienden en politieagenten plots het label 'jodenvervolger' opgeplakt. 't Zal je opa of je vader maar zijn ... Misschien was hij juist iemand die joden hielp ontsnappen of die de boel saboteerde.
Zo belangrijk waren die excuses voor Janssen nu ook weer niet, want hij zat in het buitenland en had een filmpje laten maken.
De paus heeft dan weer in één pennentrek 400 priesters zaligverklaard. Ik kijk er telkens weer een beetje verbijsterd naar, naar het gemak waarmee mensen tegenwoordig zalig en heilig verklaard worden.
In het missaal dat ik voor mijn plechtige communie kreeg, stonden de levens van al die heiligen uitvoerig beschreven en ik huiverde bij die vreselijke marteldoden die deze mensen moesten ondergaan voor ze het etiket 'heilig' mochten dragen.
Nu volstaat het om je job naar behoren te doen om op het hoogste kerkelijk pied-de-stalle te mogen staan. Een moeder Theresa bijvoorbeeld. Geen kwaad woord over deze vrouw, maar zoals zij zijn er duizenden. En die komen niet eens in de pers. Of de vorige paus. Of koning Boudewijn. Wat deden die om 'heilig' genoemd te worden.
Propaganda, een ander woord heb ik er niet voor, niet voor die zogezegde excuses, niet voor die express-heiligen.
Als elk staatshoofd, elke regeringsleider, elke burgemeester, elke .... , ja waar houdt het op? - zijn excuses moet aanbieden aan elk volk, elke groep, elke mens tegenover wie één of andere vorige generatie in de fout is gegaan, dan zullen er nog veel excuses geformuleerd moeten worden!
Door wie is Vlaanderen allemaal ook weer onder de voet gelopen? Door de Romeinen, door de Germanen, door de Spanjaarden, door de Oostenrijkers, door de Pruisen, door de Duitsers, door de Hollanders ...
Moeten al die staatshoofden zich nu verontschuldigen omdat Alva het hier te bont maakte, omdat de keizer-koster een betweter was, omdat Napoleon het zo groot zag, omdat Willem I een protestant was ...
Is het niet zo dat we er veel beter aan zouden doen om lessen te trekken uit het verleden, leren om wat vreedzamer met elkaar om te gaan, zonder het verleden uit te melken en voor een of ander karretje te spannen, al naar gelang het uitkomt?
Laten we aandacht hebben voor elkaar. Laten we onze stem horen, zodat nieuwe oorlogen, nieuwe discriminaties niet meer kunnen. Laten we binnen onze gezinnen en families luisteren naar wat we elkaar te vertellen hebben. Laten we zinloos geweld voorkomen. Laten we respectvol met elkaar omgaan.
En laten de regeringsonderhandelaars deze boodschap misschien ook in de praktijk brengen. Dan zal Joëlle Milquet eindelijk misschien 'oui' zeggen op de gerechtvaardigde eisen van de Vlamingen!
Mijn grootmoeder langs vaderszijde was erg gesteld op een netjes verzorgd graf. Vooral met Allerheiligen en Allerzielen moest alles piekfijn in orde zijn.
Zo ver ik me als kind kan herinneren, gingen we op Allerheiligen met haar naar het kerkhof. Eerst werden de dichtste familiegraven bezocht. Nauwkeurig onderzocht ze of elk familielid wel een pot chrysanten op het graf gezet had en vooral, hoeveel koppen die chrysant wel had.
Ach, die chrysanten met koppen ... je ziet ze haast nooit meer, althans niet in mijn streek. Op een dag waren ze verdwenen, vervangen door die massieve toestanden met kleine bloempjes. En nog wat later vond je zo ook nog in allerlei kleuren. Kleur op een kerkhof ...
In mijn kinderherinneringen is een kerkhof een oase van wit en rust, met het zacht ritselen van bladeren, het stille voortkabbelen van gesprekken, soms met een onderdrukte snik voor een onlangs overleden geliefde, met ontmoetingen van oude bekenden ...
Na het kerkhofbezoek gingen we bij haar thuis koffie drinken, met een bruine boterham en boerenhesp en smout. Het grote brood werd met het broodmes voorzien van een kruis en dan driftig op de boezem gesneden. De hesp, dat was de taak van mijn grootvader. Plechtig werd de hesp van de haak getild, van zijn witte hoes ontdaan en dan sneed pepé met een vlijmscherp mes heerlijke sneetjes boerenhesp af. Het liefst at ik smout op mijn boterham. Door mijn gevoelige lever mocht ik dat maar met mondjesmaat en dus smaakte elke boterham dubbel lekker.
In die tijd zaten de mensen nog in het schemerdonker, bij de Leuvense stoof, pepé in zijn zetel, met zijn voeten op de kachel, memé aan de andere kant en wij, mijn ouders en ik, op stoelen errond. Eigenlijk, nee, ik zat op een voetbankje, zodat ik de kooltjes hoorde snorren in de kachelpot.
Toen ze in de tachtig was, namen wij haar taak over en we zorgden ervoor dat ze op 1 november fier haar wandeling op het kerkhof kon maken. 'Ga je voor mijn graf zorgen?' vroeg ze met aandrang, toen ze wist dat het einde naderde. En 'Ga je voor mijn stoof zorgen?' We beloofden het haar plechtig.
Nu, dertig jaar later, zorg ik nog steeds voor haar graf en voor haar Leuvense stoof. De stoof staat in mijn bureau, een stukje nostalgie, vaak bedekt met papieren en boeken.Voor geen geld wil ik ze missen en ik hoop dat mijn dochter ze later ook koestert.
En elk jaar ga ik naar het kerkhof. Toen mijn dochter een jaar of vier was, nam ik haar voor het eerst mee. 'Wat is dat hier?' wilde mijn wijsneus weten. 'Dat zijn de tuintjes van de dode mensen', zei ik haar. 'Sommige mensen willen een tuintje, als ze dood zijn'. Ze vond het niet zo gek. Opa had ook een tuin, een grote dan, waar hij graag in werkte en waar hij een heus kippenhok in getimmerd had omdat zijn kleindochter per se kippetjes wilde, zoals bij de bevriende boer. En dood, ja dat kende ze ook wel. Had ze al niet goudvissen in een mooi kistje in de tuin begraven ... Dus waarom zouden sommige dode mensen geen tuintje willen. En ijverig hielp ze mee bloemetjes planten en harken.
Veel later zaten we op een ijskoude oktoberdag de witte letters van het graf te schilderen, want de tijd had ze doen verbleken. Onze vingers waren verkleumd, maar het was zo'n intiem moment, zoveel harmonie, dat ik er nog altijd een warm gevoel aan overhoud.
De laatste jaren ontfermen we ons ook over de oude graven naast mijn grootouders. De namen zijn nog nauwelijks te ontcijferen. Ze horen toe aan Engelsen die hier ooit zijn neergestreken en die hier ook gestorven zijn.
'Will I ever know why?' staat er op één graf. Ik glimlach weemoedig, plant een chrysant op het graf en hark alles netjes bij. Mijn dochter bekommert zich intussen over het andere graf.
En dan bekijken we het allemaal nog een keertje. 'Zo memé', zeggen we, 'je graf mag gezien worden!' En we stappen weg, de drukte weer in.
Sinds de jaren tachtig heeft het wij-gevoel in onze maatschappij plaats gemaakt voor het ik-gevoel. Als een langzaam werkend gif is het sociaal weefsel ermee doortrokken.
Ik denk aan een aantal berichten in de kranten en in het Open Venster van Humo: ouders die zich rot ergeren aan het feit dat hun tieners niet zo maar in de winkelstraten mogen skaten, buren die vinden dat een speeltuin te veel lawaai maakt, een groot aantal inwoners van de Brusselse rand en Brussel die niet willen dat er vliegtuigen overvliegen en - kers op de IK-taart: al die fanatieke Franskiljons die wel graag in een Vlaamse gemeente komen wonen, maar die het vertikken om de taal van 'la bonne' te spreken.
Stuk voor stuk aparte verhalen met een gemeenschappelijke kern.
Ouders die niet snappen dat skatende jongeren levensgevaarlijk zijn voor kinderen en oudere weggebruikers, die niet de snelle reflex hebben om weg te springen als zo'n skater uit de bocht gaat. Ouders van wie ik me afvraag hoe het er bij hen thuis toe gaat. Mogen de kinderen daar misschien hun muziek loeihard spelen, tot wanhoop van de buren? En doen de ouders hetzelfde? Leuke buurt moet dat zijn!
Of buren die het niet kunnen hebben dat kinderen zich 's zomers in de belendende tuinen of op het speelplein uitleven. Dat een speelplein niet tot 's avonds tien uur open moet zijn, dat is evident. Dat het werkelijk een plein voor kinderen moet zijn, dat spreekt ook!
Vrienden van mij wonen aan een binnenpleintje. Allemaal schattige huisjes. Zo'n beetje verscholen voor de drukte van de stad. Ideaal voor een tienerbende die er komt hangen met blikjes bier, breezers en een luide radio.
Dat kan niet door de beugel. En wie is er de oorzaak van? Opnieuw de ouders die niet durven optreden of die liever niet weten waar hun kroost uithangt, als zij maar met rust gelaten worden.
Brussel is al meer dan vijftig jaar een luchthaven en wie in de buurt van een luchthaven komt wonen, weet dat er vliegtuigen opstijgen. Bovendien zorgen die voor werkgelegenheid. Als we al die verschillende actiecomités mogen geloven, hebben ze geen probleem met de luchthaven, zo lang de vliegtuigen niet boven hun dak vliegen. En dat ze klagen over iets wat ze van te voren wisten ... dat willen ze niet gehoord hebben. Nee, de maatschappij en de economie moeten zich aan hen aanpassen.
Brussel is trouwens ook op andere vlakken een haard van egoïsme en onverdraagzaamheid. Het lijkt er langzamerhand op alsof iedereen zich daar aan bemoeizucht te buiten mag gaan. Duizenden Franstaligen zijn de oude kern van Brussel ontvlucht, weg van de migrantenbuurten, weg van de andere culturen, naar de rust en de kalmte van het Vlaamse platteland.
Alsof er intussen geen Vlaamse ontvoogdingsstrijd had plaatsgevonden, alsof de Vlamingen nog altijd in de modder ploeterende keuterboertjes waren, zo arrogant gaan die Franskiljons met de Vlaamse gemeenten om. Hardnekkig weigeren ze om Nederlands te leren. In geen enkel ander land zou zoiets mogelijk zijn. Ook in Wallonië niet!
Alle Vlamingen die indertijd uitgeweken zijn naar de mijnstreken, hebben er Frans moeten leren en hebben zich in de Franse cultuur moeten integreren. Dit principe geldt voor elk land in Europa of daarbuiten.
Alleen in Vlaanderen menen fanatieke Franstaligen dat ze boven elke aanpassing verheven zijn. En omwille van de commercie en de klandizie, spreken de winkeliers Frans. Geen wonder dat het FDF zo sterk staat in die gemeenten!
Turkse jongeren vinden dat ze Armeense en Koerdische zaken in de as mogen leggen, want in hun thuisland zijn er soldaten omgekomen in een grensconflicht. Identiteit noemen onderzoekers dat. Vernielzucht noem ik dat. Gebrek aan respect voor een medemens.
Uiteindelijk komen al deze ergernissen uit op hetzelfde punt: IK WIL WAT IK WIL EN IK WIL HET NU. Bovendien: IKKE IKKE EN DE REST KAN STIKKEN.
Als oud-68-er zie ik dit met lede ogen aan. Wat moet deze generatie met de te grote consumptiedrang, met de onmiddellijke bevredigingsdrang, met de te grote agressie die telkens opnieuw verschoond wordt, vraag ik me af ...
Hans Van Temsche gaat in cassatieberoep, zo meldde zijn advocaat. Zijn cliënt had immers geen eerlijk proces gekregen.
Ik verslikte me in mijn eerste lepel soep. Geen eerlijk proces? Te veel media-aandacht vooraf?
Woedend word ik bij dergelijke uitspraken! Elke cultuur aanvaardt het principe van schuld en boete. Wie de grenzen van de welvoeglijkheid, van het respect voor de medemens overschrijdt, wordt teruggefloten. Logisch lijkt me dat.
En wie koelbloedig drie mensen neerschiet enkel en alleen omdat ze toevallig een andere huidskleur hebben, die moet gewoon uit de maatschappij verwijderd worden. Daar moeten verder geen woorden aan vuil gemaakt worden.
Hans Van Temsche mag al blij zijn dat we in een cultuur leven waar de doodstraf niet letterlijk uitgevoerd wordt en hij mag al helemaal in zijn handjes wrijven dat hij niet in een moslimcultuur leeft. Daar doen ze wel wredere dingen met moordenaars. (En als ik me laat meeslepen door mijn verontwaardiging over de feiten, dan durf ik ze nog toejuichen ook.)
Wraakroepend vind ik het, de manier waarop de advocaten van Van Temsche de verdediging gevoerd hebben. Hun cliënt was ontoerekeningsvatbaar omdat hij Asperger heeft. Waarom niet! Met één enkele ongegeneerde uitspraak wordt een volledige bevolkingsgroep - en vergeten we niet dat ongeveer 10% van de mensen een ASS heeft - ontoerekeningsvatbaar verklaard en in staat om gruwelijk berekende moorden te plegen.
Want dat ze berekend waren, dat heeft de moordenaar zelf toegegeven. En dat ze racistisch waren.
Geen eerlijk proces! Ik vraag me af hoe die advocaat zou redeneren mocht het zijn kind, zijn moeder, zijn familie zijn.
En dan kwam de kers op de taart: ik snap niet, zei hij, waarom die burgerlijke partijen altijd zo van hun neus maken. Zij hebben met de straf niets te maken. Als ze hun centen krijgen volstaat het.
Daar kwam het op neer.
Dat juist de strafmaat onderdeel is van het rouwproces, dat je als slachtoffer nooit je geliefde terug krijgt, dat het besef dat de moordenaar de kans niet krijgt om nog een keer toe te slaan, dat juist die elementen deel uitmaken van de ethiek van onze samenleving, dat wil deze advocaat niet snappen.
Ik zie er maar één verklaring voor: cliënten ronselen uit het crimineel milieu. Als je als geharde crimineel een advocaat kunt vinden die zonder enige scrupule voor jouw zaak pleit en daarbij niet aarzelt om op de ziel van het slachtoffer te trappen, ja, dan zit je goed.
En plots moest ik terugdenken aan een arts die ik jaren geleden kende. Hij wilde voor de verzekeringen werken en hij legde me zijn strategie uit: als hij voor het slachtoffer aangesteld was, dan zou hij er alles aan doen om een maximale vergoeding in de wacht te slepen. Als hij voor de tegenpartij werkte, dan zou hij er alles aan doen om de noden en de problemen van het slachtoffer te minimaliseren.
Wereldwijd neemt het geloof in het creationisme en het intelligent design toe. Wat in het boek Genesis staat, moet letterlijk genomen worden, meer nog, het is wetenschap. In de binnenlanden van de Verenigde Staten wordt de leerlingen in de lessen biologie bijgebracht dat Darwin er niets van gebakken heeft. Nee, hij was een zondige wetenschapper. De mens is op de zesde dag door de schepper eigenhandig op deze planeet uitgezet. Ga heen en vermenigvuldig u.
Tijdens mijn studietijd moesten we de gedichten van De Harduijn kunnen verklaren, niet zijn vrolijke en wulpse wereldse gedichten, maar zijn mystieke gedichten die hij op latere leeftijd schreef, toen de schrik voor het hellevuur dichter kwam.
Bijbels kon je toen nog niet kopen, tenzij een wel heel erg gekuiste versie, en dus trok ik naar mijn overbuur pastoor. Van hem kreeg ik de hele Canisius mee: twintig delen bijbel en evangelie met annotaties, zodat de pastoors de verhalen op de juiste manier aan hun kudde konden uitleggen.
Gelukkig had ik een goed geheugen, want ik heb meer tijd besteed aan het lezen van de voetnoten in de Canisius dan eigenlijk wenselijk was. Voor mij ging een wereld open! Adam en Eva, tja, die waren uit elkaar gemaakt, en hun kinderen, tja, die deden het dan toch met elkaar om meer kindjes te maken en was dat geen incest? Ja, dat was het wel, maar het was een eenmalige noodgreep van God geweest.
Ik weet niet of die Canisius nog altijd gebruikt wordt, maar als ik de creationisten bezig hoor, dan herinner ik me die voetnoten weer.
Hoe is het nu toch mogelijk, denk ik dan, om datgene wat wetenschappelijk bewezen is, namelijk de evolutieleer, zo maar onder tafel te vegen? Omdat we geen genen gemeenschappelijk kunnen hebben met de apen? Omdat we de bekroning van de schepping zijn? Omdat we geschapen zijn naar Gods beeld en gelijkenis?
Wat een onvoorstelbare arrogantie! Alsof wij het centrum van het heelal zijn! De nieuwste theorieën over het heelal hangen een heel ander beeld op! Ik kan iedereen de boeken van Brian Greene aanbevelen.
Zelf vind ik een cyclisch heelal het mooist. Niets heeft een begin en niets heeft een eind. En daar ergens tussen in, een stofje in de oneindigheid, zitten wij.
Nochtans is er een gemakkelijke manier om wetenschap en intelligent design te verzoenen: laat die goddelijke schepper nu toch die hele evolutie voorzien hebben om de mens op zijn verantwoordelijkheid te wijzen.
Maar ja, dan heb je die apen weer ... Queen Victoria was eveneens 'not amused', toen ze te horen kreeg dat ze het biologische nichtje van een aap was. Dus toch maar voor die god met zijn baard?
Ik wil even mijn hart luchten over ritsen. Nee, niet die dingen die op de meest onmogelijke ogenblikken klem zitten en omhoog noch omlaag willen, maar het fenomeen waarbij je een automobilist in de file laat schuiven.
Ik doe nogal wat kilometers, ik schreef het al, en dan luister ik naar de radio. Vroeger altijd naar radio 1, maar sinds ze daar de duobaan en het Amerikaanse dr. Phil en Ophra-toontje ingevoerd hebben, wil ik al eens naar Klara overschakelen, kwestie van mij niet te veel te ergeren.
Vanmorgen bleef ik hangen. Ik belandde midden een verhaal over ritsen, dat met die auto's dus. Wie het weet-mens-van-dienst was, weet ik niet, maar het vond dat een chauffeur optimaal van de ruimte gebruik moest maken. Dat heette dan doorstoten tot helemaal vooraan in de file, tot net voor de plek waar die chauffeur die al een half uur aanschuift eindelijk denkt dat hij aan de beurt is, om zich dan ritsend in de file te nestelen. Dat werd hoffelijkheid genoemd.
Ik noem dat profitariaat en ik was heel blij de presentatrice te horen zeggen dat ze zo blij was als twee wegreuzen juist gingen voorkomen dat zulke dikke nekken lekker door sjeesden, door naast elkaar te rijden.
Nee, hoor, zei het weet-mens, dat is juist heel ergerlijk. Trouwens, je moet er altijd van uit gaan dat een chauffeur eigenlijk niet weet dat hij naar een wegversmalling komt. En hij pikte in op het voorbeeld van de presentatrice, over een splitsing ergens van een autosnelweg, waarbij de dikke nekken maar blijven doorrijden op het lege vak en dan vlak voor de afslag toch nog vlug, hup, tussen de aanschuivende chauffeurs, in het goede vak springen.
Terwijl ik op mijn stukje snelweg reed, zag ik in gedachten het weet-mens na het programma in zijn vier maal vier, suv, dure wagen van het werk of dergelijke meer springen en de weg op stuiven. Er zou er wel eentje zo vriendelijk zijn om hem te laten ritsen. Een weet-mens laat je immers niet wachten.
De SPa heeft een nieuwe voorzitter. Een vrouw. Op zich zou het een goede zaak moeten zijn, nog eens een vrouw die door het glazen plafond stoot. Jammer genoeg lijkt deze vrouw mij geen aanwinst voor de politiek: de uitstraling van een blok ijs en een stem die snerpt als een slecht geolied karrenwiel. Ik kan haar alleen een snelcursus mediatraining aanbevelen, zodat ze toch wat empathischer overkomt. De binnenkant ... daar weten we toch niets van. Bij geen enkele politicus.
En dan die speech! Wat we er op tv van te zien kregen, was van een verregaande banaliteit en plat populisme. Dat belooft! De SPa gaat een sterke oppositiekoers varen, zei de IJsmadame. Hard tekeer gaan tegen de oranjeblauwe regering. En om haar woorden kracht bij te zetten, gaf ze meteen een voorbeeld van toekomstig slecht politiek bestuur: kinderkes van veertien jaar in de bak draaien.
Mijn maag draaide toen ik het haar hoorde snerpen. De jonge kriminelen die naar een federale jeugdinstelling gaan zijn allesbehalve kinderkes. Het zijn geharde boeven die niet terugschrikken voor moord, geweld, wapens, drugs en andere zwaarwichtige feiten. Het gaat om misdaden die niet met drie maanden in een gesloten instelling - en na drie weken een voetbalmatch van een topclub als beloning - opgelost raken. Deze jongeren rekenen er gewoon op dat ze binnen de kortste keren weer op straat en aan de slag kunnen. Die hebben lak aan alle regels en totaal geen respect voor de gewone burger als u en ik.
Maar voor de SPa is dit geen politiek correct denken. Tot het één van hen overkomt, denk ik dan. Benieuwd of ze nog zouden vinden dat de veertienjarige die hun grootmoeder het ziekenhuis of het crematorium in slaat, meteen op de koffie zou mogen komen.
En dan dat geslijm van sommige partijgenoten. De SPa heeft geen establishment, zei André Vannieuwkerke. Allicht stuurde hij tegelijk duizend schietgebedjes naar een of andere ijsheilige en hoopte om dankzij zijn kruiperige opmerking de volgende keer opnieuw een verkiesbaar plaatsje te krijgen.
Er kwam geen reactie, schreef de journalist.
Van hem zou ze geen last hebben, zei Patrick Janssen in het journaal, hij had werk genoeg in Antwerpen.
Stevaert is goed ondergebracht als goeverneur van Limburg.
Nu nog Vandelanotte.
Ik vraag me af hoe lang Paul Breyne nog van zijn pensioen is.
Uit een vorig leven had ik nog een collectie wijn. Ach, niet zo heel groot, ik schat zowat zeventig flessen. Het was goede bewaarwijn, maar ik was er nooit toe gekomen om hem op te drinken. Eigenlijk was ik het bestaan van die kistjes helemaal vergeten. Ze sluimerden op zolder en dat is nu niet de plek waar ik elke week kom.
Tot het gesprek in juni, tijdens een etentje met vrienden, over wijn ging. Plots herinnerde ik me mijn voorraad. Toen ik begon te tellen, bleek die wijn de eerbiedwaardige leeftijd van 20 tot 25 jaar bereikt te hebben!
Er werden grapjes gemaakt over pisse vinaigre en over wijnazijn, maar bij iedereen groeide toch de nieuwsgierigheid: zou die wijn nog drinkbaar zijn.
En dus werd een wijnproeversgenootschap opgericht. Om de twee maanden komen we samen. Ik daal een paar weken vooraf langzaam af met een achttal flessen, laat ze rustig bekomen, en dan proberen we ze uit. Uiteraard met een lekkere maaltijd, want enkel wijn, da's ook maar niks.
In augustus hielden we onze eerste bijeenkomst. Acht flessen werden deskundig geopend en gedecanteerd, besnoven, gewalst, geproefd en van commentaar voorzien. De ene smaakte wat beter dan de andere, maar uiteindelijk hangt dat ook van je eigen voorkeur af. Het is verbazingwekkend, maar de wijnen hebben het overleefd! De ene al wat beter dan de andere, en van een enkele fles heb ik wijnazijn gemaakt, maar ook al drinken we kritisch - en het zijn toch wel kenners, mijn vrienden - goede wijn kan dus wel degelijk bewaren!
Omdat de vrienden niet willen dat ik telkens kook, hebben we nu afgesproken dat ik de wijnen op verplaatsing lever en dat we telkens bij iemand anders vergaderen!
Maar gisteren wilde ik nog een keertje koken - ik werd zestig, remember! Het werd een heerlijke avond! Vermits we wat te vieren hadden, openden we de avond met enkele champagnes - nee, die waren geen kwart eeuw oud! Het eten was lekker, de wijnen vielen allemaal mee. We kwamen tot de ontdekking dat wijnen uit een zelfde kistje toch anders konden smaken.
In december komen we weer samen. En straks gaan we discreet naar de glasbak!
Erger je je ook rot aan die grote bakken, aan die maxitrucks met oplegger, die onaangekondigd voor je wielen schieten omdat ze zo nodig vijf kilometer sneller willen rijden dan hun voorganger?
Ik zou op zo'n moment zo'n Amerikaanse wagen op supergrote rupsbanden willen met een grijpkraan voorop gemonteerd, zodat ik ze hup één twee terug in hun rijvak zou kunnen droppen. Manieren hebben.
Ik doe veel kilometers, vaak langs autosnelwegen of toch tweevakswegen. En zoals het dan gaat in Vlaanderen, zijn er plots wegenwerkzaamheden. Wegversmalling over 2 km staat er dan. Iedereen op één rijstrook. Een verstandig chauffeur sluit dan achteraan aan bij de file. Niet zo de aanstellers met een grote wagen of ... met de camionette van de baas. Ongegeneerd snorren ze iedereen voorbij op het tweede rijvak en vlak voor ze wel moeten invoegen, persen ze zich dikkenekkerig voor de braafjes aanschuivende chauffeur. Als zij maar niet hoeven te wachten.
Hetzelfde doet zich voor met truckchauffeurs. Onaangekondigd schieten ze uit hun rijvak en kruipen dan, nauwelijks sneller dan de truck voor hen, op het tweede rijvak vooruit. Zij rijden 92 km per uur, die voor hen deed maar 90 km, zie je.
Kilometers hang je dan met een hele sliert auto's achter die wegreus. Eveneens gedwongen om 90 km per uur te rijden. En je mag al blij zijn dat je er niet pardoes onder beland bent of dat je in de vangrails hangt.
Vrachtwagens moeten 50 meter afstand bewaren met hun voorganger! Een lachertje is dat. Ze rijden op nog geen drie meter van hun voorganger. Geen wonder dat er doden vallen bij een kop-staartbotsing.
Vorige week nog voeg ik in op de snelweg en rijd rustig achter een trucker. Plots rijdt er zo'n immens vehikel naast me. Inhalen moest die kerel. Tja, voor mij niet gelaten. Tot hij vaststelde dat hij niet sneller kon en arrogant agressief begon te trompen dat ik hem erin moest laten.
Waarom kunnen weggebruikers niet galant zijn? Waarom kunnen ze niet ritsen? Een beetje afstand bewaren, in plaats van aan je koffer vast te hangen?
Ik probeer het! En er zijn er nog zoals ik. Maar de meerderheid? IKKE en de rest kan stikken. Een mens zou voor minder schrik krijgen op de baan.
Wat doe je als je in gesprekken met je vrienden telkens weer te horen krijgt dat ze boeiende lezingen en cursussen missen, dat ze graag eens een boeiende excursie zouden willen doen, met een gids die weet waar hij het over heeft. Dat ze niet gediend zijn van de zoveelste kaarting met koffiekoeken. Dat ze geen zin hebben om op café te gaan.
Je werpt op dat er toch veel boeiende initiatieven zijn, dat er goede films lopen, of toneelstukken. Dat er zoiets is als een universiteit van de derde leeftijd waar professoren en oud-professoren interessante lezingen komen geven.
Da's waar, zeggen ze, maar we zouden iets willen dat niet meteen voor universitair geschoolden is, iets wat in de namiddag loopt, want 's avonds willen we thuis zijn.
En dan ga je zelf aan de slag! Je stapt naar je algemeen directeur en je vraagt hem om je een Senior Academy uit de grond mag stampen. Een 'hogeschool voor actieve senioren', zeg maar. Want je bent een beetje allergisch voor dat woord 'derde leeftijd'.
Je krijgt het fiat en je toetst een en ander af bij bevriende collega's. Schitterend idee, zeggen die. We doen mee. En zo stel je een leuk programma samen, met lezingen, cursussen, een leesgroep en excursies, allemaal gegeven en begeleid door docenten of oud-docenten die dit een plezierige uitdaging vinden.
Het is ook een goed middel om het contact met de oud-collega's wat nauwer aan te halen, om elkaar weer eens te ontmoeten, en ook om die oud-studenten weer eens in huis te krijgen. En zo zien die elkaar ook weer vaker. Waardoor er buiten de lezingen en cursussen om, weer een hoop mensen een uitgebreide vriendenkring krijgen en niet het gevaar lopen in hun huis te vereenzamen.
Vamiddag is er dus foto shoot, want je wil toch ook affiches om je initiatief bekend te maken! We hebben met een aantal oud-collega's afgesproken in één van de departementen van onze hogeschool. Ik ben al heel benieuwd! Doorgaans ben ik het die foto's maak en er zijn er heel weinig waar ik op sta. Straks moet ik fotomodel spelen! Gelukkig niet alleen. 't Zal lachen zijn. Maar dan staan we met blije gezichten op de foto. En zo voelen we ons ook!
Ik kijk in de spiegel en ik zie geen veranderingen. Er zijn overnacht geen rimpels bijgekomen, geen extra kilo's, ook geen nieuwe wallen of kwalen. En toch ... sinds vorige maandag ben ik zestig. Een mijlpaal. Nog heb ik niet het gevoel dat ik dingen niet meer mag doen.
Conclusie: ik mag nog altijd dansen en swingen, ook als ik poets. Ik mag nog altijd luidkeels meezingen als er een oude hit op de radio komt - en daarbij de vreemde blikken van andere chauffeurs aan de stoplichten negeren. Ik mag nog altijd leuke kleren dragen en ik hoef me niet af te vragen of dit jurkje, dat truitje, die laarzen of dergelijke ensembles niet meer kunnen.
Nee, er is niets veranderd. Ik slaap nog altijd even goed, mijn appetijt is wat hij moet zijn, niet te veel, niet te weinig en ik geniet van een glaasje goede wijn.
En toch ... als ik zeg dat ik zestig ben, dan krijg ik te horen dat ik er goed uitzie - voor mijn leeftijd. Al wordt dat laatste niet uitdrukkelijk geformuleerd.
Daar ligt het keerpunt, beste lezer. Zolang je jonger bent, zie je er goed uit. Punt. Vanaf zestig zie je er goed uit - voor je leeftijd.
Anderzijds: zolang iedereen denkt dat ik nog lang geen zestig ben, mag ik mezelf een senior noemen en denken: tussen mijn oren voel ik me nu ongeveer 43. Zal ik voortaan om de twee jaar tussen mijn oren een half jaar ouder worden?
Een dierbare oud-lerares van me wordt volgend jaar tachtig. Geen mens die het geloven wil. Ze ziet er met moeite zestig uit, heeft de dynamiek en de uitstraling van een vijftigjarige en de belangstelling en de agenda van een drukbezette veertiger. Elk gesprek met haar is een herbronning en een verruiming van je horizon. Spits, gevoel voor humor, wijs, de tijd vliegt voorbij.
En goede oude vriend is er vierentachtig. Elke week pleegt hij een column voor een lokale krant. Zijn taal is veerkrachtig, zijn blik nog voor geen greintje vertroebeld, zijn pen als het nodig is scherp als vitriool. Uren kan hij filosoferen over zijn en niet zijn, over de vrije wil, over zen en boeddha en de andere godsdienstmeneren. De politiek kent hij, gelet op zijn voorgeschiedenis, als zijn binnenzak en zijn analyses zijn glashelder.
Twee hoogbejaarden bekeken door de bril van een jongbejaarde, wat zeg ik, een piepkuiken - in hun ogen!
Ik wil hun voorbeeld graag voor ogen houden! En intussen geniet ik van wat de dag me brengt.
Gisteren met een dertigtal vrienden en kennissen op uitstap over de Schreve. Onder de leiding van een historicus en ervaren streekbewoner leerden we meer over de Geuzen, de beeldenstorm en de gruwelijke manier waarop onze voorouders godsdienstig onverdraagzaam waren voor elkaar. Wie dacht dat folterpraktijken uit de koker van de KGB, de CIA of duistere organisaties komen, moet beslist meer lezen over de vindingrijkheid van de beulen uit de 16de eeuw!
De wandeling was heerlijk: het zonnetje scheen, de omgeving is prachtig, de paarden, koeien en schaapjes grazen er nog in echte weiden, het is het seizoen van de eikels, de beukennootjes en de bessen, kortom, we genoten van de natuur en van een babbel.
We besloten de avond in een leuk en lekker restaurant in één van die Frans-Vlaamse dorpjes met een naam waar elke Fransman over struikelt en die uit hun mond heel erg exotisch klinken.
Eén van de leden kende de weg en hij zou voorop rijden. De kolomme van toch wel elf wagens volgde in zijn kielzog.
Wij reden zo ergens halverwege in de sliert auto's. We stopten aan een eerder onooglijk buurtcafé en we verbaasden ons over het weinig aantrekkelijk uitzicht, de boergondische natuur van ons medelid indachtig. Ten andere, we zagen hem nergens.
We openden ons raampje en al snel werd duidelijk wat er aan de hand was. Eén van de wagens had een verkeerde voorligger gevolgd en nu bleek dat we het spoor van onze leider bijster waren.
Gelukkig bestaan er gsm's. Met enige richtlijnen zette de karavaan zich weer in beweging en jawel, enkele kilometers verder troffen we het geparkeerde eerste deel van de groep aan. Iedereen sloot zich aan en we vertrokken voor de tweede keer.
Nu reden we helemaal achteraan en we hielden angstvallig de posters in het oog op de achterruit van onze voorligger! We waren namelijk zo verstrooid geweest om het adres thuis te laten liggen.
Niet ver, bleek toch relatief, want tien minuten later waren we nog aan het rijden. Plots rinkelde mijn gsm. Ons medelid. Waar we toch bleven! Jawel: iemand was zijn voorganger uit het oog verloren en we waren nog een keer verkeerd gereden.
Hoe konden we de voorliggers diets maken dat ze verkeerd waren? En vooral: hoeveel voorliggers waren er nog?
Net op dat moment stopte de eerste wagen. Er bleken zes verdwaalde schapen te zijn. We hadden intussen de naam van de straat gekregen en stelden onze GPS in. We maakten duidelijk dat de vijf auto's ons moesten volgen en we vertrokken voor de derde keer.
We begonnen de streek al aardig te kennen! We probeerden de achterliggende auto's goed in de gaten te houden, want uiteraard gebruikten de Fransen en andere chauffeurs dezelfde wegen. Het was tenslotte zaterdagavond en dan zet een mens wel eens een stapje in de wereld.
Tot onze grote vreugde bereikten we weldra onze bestemming. Ons medelid riskeerde een longontsteking en stond ons in de beginnende mist op de parking op te wachten.
Probleem opgelost? Dachten we! Opnieuw waren drie auto's erin geslaagd om de karavaan te lossen!
Wie had het gsm-nummer van de verloren schapen? Gelukkig konden we hen bereiken. Zij hadden inmiddels Cassel bereikt, wat toch een eindje uit de buurt van het restaurant lag.
Toen ons aperitief voor de helft op was, kwamen ze aanzetten. We gaven hen een warm applaus en beslisten dat we er voortaan voor zouden zorgen dat elke deelnemer het adres mee zou krijgen in zijn auto!
Het etentje zelf was overheerlijk. En voor wie het wil weten, je moet ervoor naar 'Auprès de mon arbre' in Eecke.
Zeg niet te gauw, 't is weer een vrouw! Als vrouwelijke chauffeur blijft dat zinnetje toch altijd in je achterhoofd zitten.
't Was een drukke week geweest en het niveau van mijn benzinetank gaf aan dat ik weldra zou moeten tanken. Maar ... ik had nog één vol streepje en dat moest dus nog lukken.
Toen ik bij mijn vrienden vertrok, bleek dat ene streepje miraculeus opgesoepeerd en het alarmstreepje pinkelde lustig toen ik mijn motor startte.
'Je kunt zeker nog 50 km rijden', had men mij ooit gezegd en zo ver was het niet naar het tankstation.
Net toen ik er aankwam, ging de zaak dicht. Geen nood, ik kon met bankkaart tanken. Dacht ik! De dag ervoor moest ik naar een deftige bijeenkomst en dus had ik mijn gewone handtas ingeruild voor een deftiger exemplaar. Altijd gevaarlijk, dergelijke transacties, want ... mijn bankkaart zat nog in mijn andere tas.
Ik haastte me naar de zaakvoerder die net op zijn motor was gaan zitten. Kon ik hem cash betalen? De man was heel erg meevoelend, maar jammer maar helaas: het alarm stond op en de eerste tien minuten kon hij zijn eigen zaak niet meer binnen. Maar, zei hij, je hoeft niet zo te panikeren, je kunt zeker nog naar huis om je bankkaart
Ik vertrouwde het zaakje toch niet helemaal, zag me al langs de kant van de weg staan met een lege benzinetank, en dus reed ik op goed geluk naar een volgend tankstation.
Ik ontdekte er eentje enkele honderden meters verder. Ook daar zouden ze net sluiten, maar gelukkig, daar wilden ze wel cash ontvangen en mijn wagen voltanken.
Opgelucht reed ik weg, met een volle tank en een lege portemonnee.
Ja, dat kon toch ook niet. Ik moest ook financieel even bijtanken. Geen probleem: ik kon naar de GB en vragen om extra geld aan te rekenen. Ik haastte me langs de rekken - het was inmiddels bijna halfacht - kocht een paar spulletjes en bood me bij de kassa aan.
Om opnieuw vast te stellen ... dat ik natuurlijk nog altijd geen bankkaart had. Gelukkig ken ik de kassierster een beetje. Ik legde haar de situatie uit, liet mijn koopwaar bij haar achter en croste naar mijn wagen.
Ik parkeerde de auto een halve meter van de stoep, rende naar binnen, pakte mijn bankkaart en vloog weer naar de auto. Mijn poezen begrepen er niets van! Vrouwtje had totaal geen tijd en geen aandacht voor hen.
Tien minuten voor sluitingtijd stond ik weer aan de kassa. En vijf minuten later kon ik opgelucht naar mijn auto stappen. Ik kon eindelijk naar huis, met een volle tank en een volle portemonnee ...
Vandaag nog een stukje over één van onze poezen: Dikkie Dik, naar de tekenfilmkat.
Dikkie Dik is een prachtige rosse kater. Hij kwam kennismaken die eerste zomer in het nieuwe huis. Hij zag er indrukwekkend uit! Zo indrukwekkend dat we wat afstand hielden. Al gauw echter bleek Dikkie Dik een zachtaardige kerel te zijn, die geregeld zijn maaltijden bij ons gebruikte. Hij was een zwerver, een thuisloze kater.
Zoals het bij Spikkel en Zwartje gegaan was, zo gebeurde het ook met Dikkie Dik: het werd koud en Dikkie waagde zich binnen. Aarzelend eerst, klaar om meteen te vluchten. Maar hij zag dat zijn nieuwe thuis wel iets te bieden had en weldra lag hij ontspannen en uitgestrekt of in een bolletje te slapen en, jawel, te snurken, in een zetel of op een bed.
Dikkie is een schat van een poes. Je mag hem strelen, hij komt naast je op de sofa liggen of op het bed, hij verdraagt het om geknuffeld te worden, gaat gelukzalig op zijn rug liggen om zijn buik te laten masseren, draait zich dan weer om zijn nekspieren een beurt te laten geven, maar probeer niet om hem in je armen te nemen. Dan begint hij beleefd te wrikken en duidelijk te maken dat hij op zijn eigen vier poten wil staan.
Hij weet dat ik respect heb voor rang en leeftijd! Nu er zoveel jong geweld in huis is gekomen, krijgt hij apart eten. Het volstaat dat ik zijn naam zeg en hem wenk en hij komt aangedribbeld. Ik mag hem op het aanrecht zetten en dan neemt hij rustig de tijd om zijn bordje leeg te eten.
Lange tijd was hij de enige rosse kat in het gezelschap, niet zo goed dus. Maar sinds vorige herfst heeft hij twee soortgenootjes, Boogey en Caramelle. Maar dat is een ander verhaal.