Het was in de tijd dat keizer Claudius II aan de macht was. Om zijn rijk in stand te houden had hij veel soldaten nodig, aan wie hij allerlei eisen stelde. Zo mochten soldaten niet trouwen omdat aan het front niets hen mocht afleiden, dus ook geen gedachten aan thuis.
Volgens de legende kwam een jong paar bij bisschop Valentijn met het verzoek hen te trouwen. De man was een heidense soldaat, de vrouw een Christen. Valentijn vond de liefde zwaarder wegen dan de wetten van de keizer en huwde het stel. Al gauw kwamen meerdere paren met hetzelfde verzoek. Hij werd aangegeven en gearresteerd. Toen hij voor de keizer moest verschijnen probeerde hij die te bekeren. Claudius voelde zich beledigd en liet Valentijn martelen en onthoofden. Dat gebeurde op 14 februari, maar het jaar is onduidelijk. (NB: Claudius II regeerde van september 268 tot januari 270, dus dan zou het 14 februari 269 moeten zijn.) Voor het vonnis werd uitgevoerd, zag hij nog kans het dochtertje van de gevangenisbewaarder een briefje toe te stoppen. Van je Valentijn, stond erop.
Volgens een ander verhaal kwam een belangrijk man bij de toen al in de gevangenis zittende Valentijn met het verzoek zijn blinde dochter te genezen. Valentijn zorgde voor een geneesmiddel, maar dat werkte niet. Op de dag van de onthoofding probeerde de vader van het meisje nog wanhopig de uitvoering van het vonnis tegen te gaan, maar tevergeefs. Na de terechtstelling ontving het blinde meisje een klein briefje van Valentijn, waaruit een gele bloem viel (als mensen hem om raad vroegen gaf hij hen een bloem, vandaar de bloemengroet op Valentijnsdag). Op het briefje stond 'Van Valentinus' wat ze zelf kon lezen omdat ze plotseling kon zien. Volgens de legende bekeerde de vader zich na deze wonderbare genezing tot het christendom.
|