Wel is het Sint Niklaas, Maar ach! niet voor mij! Vast gaat hij ons hutje Stilzwijgend voorbij! O, mogt hij er komen, Dan kreeg ik toch iets! Elk krijgt wat van avond, Maar ik, helaas niets! 'k Ben arm! ... maar wat zie ik? Een pop van taai taai! O foei! - en ik morde! Neen, dat was niet fraai!
Uit het boek: St.Nikolaas en zijn knecht auteur: Jan Schenkman 1850
Op de hoge hoge daken Zit Sint met zijn snaken Hoor de kinderen beneden zingen Piet zegt we moeten naar beneden springen Aan mijn oud lijf geen polonaise zegt Sint Ik breng mijn paardje eerst naar de manège,Piet begrijpt de hint Jullie Pieten gaan de kinderen maar verwennen Kijk wie lief is geweest, en wie niet te temmen Even kijken wie hier krijgt de roe Anders krijg je een tik van Piet en niet van je moe Pieten gluren door het raam En zien daar kinderen zingend staan Opeens een geroffel op het raam Zou de deur nog open gaan Piet gooit het snoepgoed in het rond Kinderen vallen op de grond Er wordt nog harder gezongen Sinterklaasje bonne bonne , bonne Nog even dan is het weer 6 Decemder
Jullie hebben ze misschien al eens gezien, Mijn talloze hulpsinten, wel meer dan tien! Wie weet zag je wel al een met sportschoenen, Of een tweede, maar zonder witte handschoenen! Je ziet het direct, die sint dat is niet de echte, Maar ze zijn mijn hulpjes, dus ze zijn niet slecht!
Geef hen maar jouw brieven vol grootste verlangens Een pop, auto, snoep of wat rouge voor je wangen Ja jongens en meisjes, ze komen heus wel bij mij Ze doen zo goed hun best, dat maakt me zo blij Duizenden brieven hebben mijn pieten al gekregen En honderdduizenden brieven moeten zij nog lezen
Enkele brieven zijn vrolijk, echt een ware pracht Veroorzakend bij vele pieten een brede lach Anderen bezorgen onze pieten dan weer een traan droevige verhalen, het pakt ons allen zo aan Maar op zes december, dan kom ik bij jullie langs Oh was het maar zover, dat is wat mijn hart verlangt
In de jaren vijftig van de 19de eeuw verschenen kleurrijke prentenboeken over Sinterklaas. De in Amsterdam geboren dominee C. van Schaick publiceerde in 1852 zijn 'Sint Nikolaas-vertellingen voor de jeugd'. Dat de zwarte knecht in die tijd een nieuwe vinding moet zijn geweest blijkt uit het feit dat hij in het boek van Van Schaick ontbreekt en Sinterklaas alles alleen moet doen. De Sint is in deze uitgave overigens niet te beroerd om de bestraffing van stoute kinderen hoogstpersoonlijk ter hand te nemen. Het straffen van kinderen werd later steeds meer overgelaten aan Zwarte Piet, die daardoor zijn goedmoedige imago steeds meer verloor. Bij Schenkman beschikt hij nog niet over een knecht om dat soort vervelende karweitjes op te knappen.
In Nederland zet men vanaf de 15e eeuw de schoen. In eerste instantie gebeurde dat in de kerk en was de opbrengst voor de armen. Uit archiefstukken blijkt dat vanaf 1427 in de Sint Nicolaaskerk in Utrecht schoenen werden gezet op 5 december, pakjesavond. Rijke Utrechters legden wat in de schoenen en de opbrengst werd verdeeld onder de armen op 6 december, de officiële sterfdag van de Heilige Nicolaas.
Uit de 16e eeuw bestaan beschrijvingen van het schoen zetten door kinderen in de huiskamer. Kunstschilder Jan Steen heeft in de 17e eeuw de Sinterklaasochtend op twee schilderijen vastgelegd. Daarop is ook goed te zien wat de kinderen in hun schoen kregen. Vaak was dat snoepgoed zoals speculaas, kruidnoten, pepernoten, borstplaat, chocoladeletters, taaipoppen, marsepein en speelgoed. Dit zijn eeuwenoude lekkernijen die in traditionele vormen worden gemaakt. Als drank werd chocolademelk en warme bisschopswijn. Opvallend is dat vooral jongens een roe of zakje zout in de schoen vonden.
Jan Steen Sinterklaasochtend
Tegenwoordig is het Sinterklaasfeest een familiefeest en zetten kinderen hun schoen klaar vanaf het moment dat de Sint in het land is aangekomen.
* Traditioneel wordt de schoen bij de haard gezet, want Zwarte Piet komt vanaf het dak door de schoorsteen naar binnen. * In woningen zonder schoorsteen wordt de schoen veelal voor de verwarming in de woonkamer, bij de voordeur of bij de achterdeur gezet.
De volgende dag vinden de kinderen dan wat lekkers in hun schoen. Het wordt op prijs gesteld als de kinderen ook wat terugdoen, en dus leggen ze vaak een tekening, een wortel, hooi of suikerklontjes bij de schoen.
Dag lieve Sinterklaas. Elk jaar kijk ik uit naar uw bezoek! Dan krijg ik weer mandarijntjes, chocola en een speculaaskoek. Ik krijg ook wat om te spelen, dat ik dan kan delen met mijn vriendinnetjes van de klas. Voor je paard leg ik een klontje in mijn schoen, ben ik geen lieve kapoen? Dan zeg ik nu dag Sinterklaas, tot gauw want ik weet dat je me ook dit jaar weer niet zult vergeten.
Het
kan eigenlijk niemand ontgaan zijn: Sinterklaas is weer in het land.
Jaar in, jaar uit zet deze goed heilig man zich ervoor in de kinderen in
Belgie en Nederland blij te maken. Er gaan allerlei, ook heel oude,
verhalen rond over de heilige Nicolaas.
SinterklaasToen
Sint-Nicolaas in het jaar 270 in Pataras in Klein-Azië het levenslicht
zag, had toch niemand kunnen bevroeden dat we hem bijna 2000 jaar later
nog luid zouden toezingen. Stel je eens voor dat iemand z'n ouders
verteld zou hebben dat hun Klaas twee millennia later ieder jaar met z'n
stoomboot vanuit Spanje naar Nederland zou vertrekken. En dat hij daar
rijdend over de besneeuwde daken zou luisteren naar al die mooie
liedjes. Of dat hij met het oor op al die schoorstenen zijn
Groot-Sinterklaasboek zou bijhouden, met daarin de namen van alle
kinderen en of ze zoet geweest, of niet... En dan praten we nog niet
eens over al die cadeautjes die hij bij alle kinderen op tijd aflevert.
In het meest gunstige geval zouden ze in 270 smakelijk gelachen hebben.
Volgens
oude - niet al te betrouwbare - overleveringen was de kleine Klaas als
baby een bijzonder manneke. Hij weigerde op de vastendagen woensdag en
vrijdag de borst. Z'n moeder moet op die dagen wel de wanhoop nabij
geweest zijn. Vele verhalen over de heilige bisschop van Myra zijn in
de zesde eeuw opgetekend. In legenden wordt zijn liefdadigheid en
naastenliefde bezongen, zoals die van de drie meisjes voor wie hij de
bruidsschat betaalde. Uit de Middeleeuwen komt de Franse variant. Drie
priesterstudenten worden door een waard verwerkt tot pekelvlees, maar
die heeft buiten de bisschop gerekend. Sint-Nicolaas wekt de jongens
weer tot leven, waarop waard en waardin zich bekeren tot het
christendom. Maar de heilige is van meer markten thuis. Wanneer een
schip in nood is en dreigt te vergaan, roept de kapitein met succes de
voorspraak in van de heilige Nicolaas.
De heilige bisschop voert
in de legenden echter niet alleen een aardse strijd. Die over de godin
Diana is wel heel mooi, maar kun je nauwelijks nog katholiek noemen.
Diana verkleedde zich als non en schonk pelgrims een fles gevaarlijke
olie. De goedheiligman grijpt in, waarop de gelovigen het goedje in zee
gooien. Daar ontstaat een groot vuur.
De verering van de heilige
Nicolaas is zo groot, dat wanneer de Turken in 1087 Myra dreigen te
veroveren, 87 Italiaanse zeelui er in allerijl met hun heilige vandoor
gaan. Alsof hij de Turken heeft verslagen, zo wordt de heilige Nicolaas
op 8 mei van dat jaar in de Italiaanse havenstad Bari binnengehaald.
Zuid-Italië
wordt later veroverd door de Spanjaarden en Spaanse zeelui brengen de
verering vervolgens over naar Nederland. De stoomboot krijgt de Sint
later cadeau. Zwarte Piet heeft zijn oorsprong bij de Moren. De
mohammedaanse legers die in 710 Spanje veroverden bestonden veelal uit
Moren. Hoewel Toledo in 1085 heroverd werd, duurt het tot aan het einde
van de vijftiende eeuw dat Spanje weer geheel in katholieke handen komt.
Dat verklaart ook de knechtenrol die de Spanjaarden Zwarte Piet
toebedelen. Voor het gemak worden allerlei heidense gebruiken gelijk
maar gekerstend. We mogen aannemen dat de Sint het rijden met zijn
schimmel over de daken heeft afgekeken van de Germaanse god Wodan, die
met zijn witte paard Sleipnir door de lucht reed en door de schoorstenen
in de huizen afdaalde.
De oudste verering van Sint-Nicolaas in
Nederland vinden we in 1140 in de abdij van Sint-Truiden en een goede
twintig jaar later - in 1163 - in de Janskerk in Utrecht. Als de
Reformatie uitbreekt krijgt de Sint het moeilijk. Deze "superstistiën
ende fabulen van het pausdom" kunnen in 1600 echt niet door de
protestantse beugel.
Sinterklaas en zwarte Piet De tijd breekt aan dat je ze overal ziet De kindermondjes staan gespannen Kwajongensstreken liggen nu aan banden Want stel dat de sint je snapt Als je stiekem een snoepje gapt Dan kom je in dat grote boek Dan krijg je de roe, in plaats van koek En cadeautjes kan je ook wel schudden Dat is balen, dat is knudde Dus die laatste maand zijn alle kinderen lief En zeggen dan netjes alsjeblief Was het hele jaar maar Sinterklaas Dan waren eindelijk de kinderen de baas.
Heksen...kollen spoken...trollen spinnenweb...heksenhoed vampieren tanden...bloed donkere dagen die griezelig slagen onbehagen van gemoed die beven doen kom dat zien, kom dat zien het is gewoon Halloween