Valentijnsdag valt samen met de feestdag van twee christelijke martelaren met de naam Valentinus. De gewoonten die met de dag in verband staan hebben echter niets van doen met het leven van deze heiligen. Er bestaan verschillende heilige martelaren met de naam Sint-Valentijn. Eén was priester in Rome, een ander was bisschop van Terni. Beiden werden in de 3e eeuw ter dood gebracht. Mogelijk gaat het hier om dezelfde persoon.
Over Sint-Valentijn is geen enkel biografisch gegeven bekend. In de achttiende eeuw werd geopperd dat het Valentijnsfeest op 14 februari is gesteld om de oude Lupercalia, een Romeins (en wellicht nog ouder) vruchtbaarheidsfeest te vervangen. Lupercalia werd op 15 februari gevierd ter ere van Juno, de Romeinse beschermgodin van de vrouw en het huwelijk, en Pan, de god van de natuur.[1] Voor de Romeinen was dit destijds een belangrijk feest. Volgens het verhaal werden de namen van ongehuwde jonge vrouwen in een grote kom gegooid. Ongehuwde mannen mochten dan om de beurt een naam trekken. Tijdens het feest waren de twee jonge mensen die aan elkaar gekoppeld werden elkaars partner. Toen in Europa het Christendom opkwam, werd dit heidense feest door de kerk verboden. In 496 veranderde paus Gelasius het Lupercalia-feest van 15 februari in St.-Valentijnsdag van 14 februari.[2]
legenden over Valentijn komen voor in de Legenda Aurea, maar het Valentijnsfeest van de romantische liefde, zoals dat tegenwoordig gebeurt, dankt zijn ontstaan aan een vermelding door Geoffrey Chaucer in 1382:
For this was on seynt Volantynys day Whan euery bryd comyth there to chese his make
Want dit was op Sint Valentijns dag Als elke vogel zijn maatje komt kiezen'
|