Voorloper zwarte piet
Er zijn in Nederland geen duidelijke aanwijzingen voor het bestaan van een knecht van Sinterklaas vóór het einde van de 18e eeuw. Rond 1800 verschijnt bij de Erven Weduwe Jacobus van Egmont te Amsterdam een prentje met de titel De nieuwe Sint Nicolaas-prent waarop volgens het begeleidende rijmpje naast een Sint-Nicolaas te paard diens knecht te voet is afgebeeld in deftige kleding (als een kaptein), aan wie de sint opdracht geeft "te zoeken waar zoete of stoute kindren zijn, die hij dan komt bezoeken". De afbeelding van een ruiter te paard en een dresseur met zweep betreft echter niet de sint, maar is ontleend aan een ouder rijschoolboek.
In 1836 schrijft de archivaris Laurens Philippe Charles van den Bergh voor het eerst over den zwarten knecht van St. Nikolaas. In al deze gevallen gaat het om literaire of artistieke verbeelding. Vanaf welk moment de personages van Sinterklaas en zijn zwarte knecht daadwerkelijk werden geënsceneerd, is onduidelijk.
De katholieke Amsterdamse schrijver en dichter Joseph Alberdingk Thijm (1820-1889) herinnerde zich in 1884 dat hij als 8-jarige bij een 'strooiavond' was geweest, waar de goedheilig man werd begeleid door Pieter-me-knecht, een 'kroesharige neger' die cadeautjes uit zijn korf uitdeelde. Een boekje dat hij in 1850 bij wijze van St.-Nicolaasgeschenk aan zijn collega Potgieter gaf, bevat een handgeschreven fictieve dialoog tussen St. Niklaas en een Pieter me knecht. De Rotterdamse pastoor Bernard van Meurs (1835-1915) herinnerde zich uit zijn jeugd in Nijmegen eveneens een optreden van Pieter of Pieterbaas, de knecht van Sinterklaas, wiens komst werd aangekondigd met gerammel van kettingen. Ook had hij een roe bij zich. (br wikipedia )
|