Van drie wijzen tot driekoningen
Matteüs 2:1-18 vertelt van de wijzen ('μαγοι') die het Kerstkind kwamen bezoeken, maar hun aantal wordt niet genoemd. In de latere kerstverhalen (reeds bij Origenes in de 3e eeuw) zijn er drie van gemaakt, wellicht omdat de wijzen drie geschenken aanbieden: goud, wierook en mirre (zie ook Goud, wierook en mirre). De Nieuwe Bijbelvertaling spreekt van magiërs in plaats van wijzen.
De wijzen (mogelijk betreft het hier Perzisch-Babylonische astronomen, astrologen en natuurwetenschappers) zijn in de volksverhalen en bij Tertullianus koningen geworden omdat de tekst van Matteüs doet denken aan Jesaja 60,3.6: "Volkeren komen naar uw licht, koningen naar de glans van uw dageraad. ..... Een vloed van kamelen zal u overdekken, dromedarissen van Midjan en Efa; alle bewoners komen uit Seba, met goud en wierook beladen." Onder invloed van deze tekst (en van Psalm 72:10) zijn de wijzen koningen geworden, die reisden per kameel.
Op de oudste voorstellingen zijn ze nog vaak Wijzen/Magïers. Bijvoorbeeld op een sarcofaag uit de 4e eeuw. In de Sant' Apollinare Nuovo in Ravenna is ook een van de oudste afbeeldingen van de drie wijzen/koningen te vinden (mozaïek uit de 6e eeuw). Hier staan de drie met de namen Caspar, Melchior en Balthasar afgebeeld, hoewel deze namen een latere toevoeging zijn uit minimaal de 8e eeuw. Ze zijn in beide voorstellingen wijzen of magïers, herkenbaar aan hun Frygische mutsen en kamelen (op de sarcofaag). In de protestantse versie van het kerstlied Nu zijt wellekome wordt ook van wijzen gesproken. Vanaf de 9e en 10e eeuw zien we ze in de kunst vaker verschijnen als koningen. Deze koningen werden daarmee een metafoor voor het idee dat heersers van alle volken zich onderwierpen aan Jezus en het Christendom. Zie ook Wijzen uit het oosten.
|