“Eduard Stillatus” alias “Natus Beurze” in de volksmond ”Nanten Buzze”
Eduard Stillatus werd geboren in Kortrijk op 23.06.1844. Het was een excentrieke Kortrijkse figuur en werd aanzien als de straatkoning van de stad. Hij was gedomicilieerd in het "logementje" in de Sionstraat van Henri Leclercq , maar was bijna dag en nacht op straat. Al dan niet daartoe aangezocht bewees hij kleine diensten aan zijn stadsgenoten en wist ze ook te verblijden door zijn liederen. Het lied van "De Brand van Sint Maartens toren" (Deze brand vond plaats op 7.8.1862) kon hij met bijzonder veel gevoel vertolken. Zijn liederenrepertorium was vrij uitgebreid. Hij zong als een Tiroler : La-la-oe, Lala-oe, La-lala-oetil. Werd iemand gehuldigd, dan vond hij het zijn plicht het feest met zijn aanwezigheid op te luisteren. Met zijn klaroen stond hij aan het huis van de feesteling en af en toe blies hij erop. Hij dook overal op, het liefst aan de kop van stoeten en zo. Hij was een van die bekende volksfiguren. Hij was steeds in het bezit van zijn onafscheidelijke lange stok, droeg een afgedragen soldatenpet, een veel te grote broek en een slodderige jas. Op feesten droeg hij een bolhoed. Hij liep op pantoffels om 's nachts niet gehoord te worden. Van Natus werd gezegd dat hij de geheimen van de nacht naspeurde. Hij was bijzonder goed op de hoogte van het reilen en zeilen van het volkse leven. Er wordt vermeld dat hij huisdokters soms vergezelde wanneer die 's nachts opgeroepen werden. Wie Natus een frank drinkgeld gaf kreeg te horen "Dank U om de fooi, maar weet dat het niet on drinkgeld gaat want ik drink niet" inderdaad Natus was geen dronkaard.
(Bronnen - Archief Turbo - Beeldbank - Kortrijkse figuren)
Hieronder, Natus op een studiofoto. Met de onafscheidelijke stok, de te grote broek, streeptrui en een strik. In de hand zijn klaroen, op de stoel zijn soldatenpet met enkele attributen. Let op de tattoo op zijn arm , twee gekruiste degens. In zijn jonge jaren had Natus bij de Nederlandse troepen in Indonesië gediend. De drie puntjes eronder betekenen “Mort au Vaches” (Deze relatief oude Franse uitdrukking -einde van de 19e eeuw- werd door de Fransen gemaakt om hun vijandigheid jegens de Duitsers aan te duiden). Hij was gepensioneerd in het leger en daardoor kon men hem niet als landloper aanzien, en mocht de politie hem niet zonder reden lastig vallen.
Processies en lijkstoeten ging hij devotelijk vooraf, al schreiend in een rode zakdoek zijn pet in de ene hand, een grote rozenkrans in de andere. De ordedienst was dan veelal genoodzaakt de luidkeels protesterende Natus naar 't Zwaantje in de Leiestraat op te brengen, waar hij tot na afloop van de stoet werd vastgehouden. Wanneer een student zijn laatste examens had afgelegd en een titel van dokter in de medicijnen of rechten bekwam stond Natus deze op te wachten aan het station. Natus gaf een groet met zijn hoed tot tegen de grond en driemaal diep buigend haalde hij zijn beste frans uit om komplimentjes te geven. Daarna vergezelde hij als een beschermengel de gediplomeerde tot aan zijn woonst waar hem een geschenk of een stuk van vijf frank geboden werd.
Hieronder, Natus een tweetal jaar voor zijn dood. De oprichting van het Groeninge-monument in 1906. “De Maagd van Vlaanderen” staat klaar om op de sokkel geplaatst te worden.
Hij was veel te vinden in de omgeving van het station waar hij de reizigers hielp met de bagage en hen wegwijs maakte in Kortrijk. De Grote Markt kende ook veel zijn aanwezigheid en was hij o.m. de trouwe bewaker van het Monseigneur De Haerne-monument op de Botermarkt. Bij valavond ging hij op de Grote Markt de vensterluiken sluiten van het huis van vrederechter De Blauwe.
Zijn niet te stuiten dienstbaarheid is Natus eens noodlottig geweest. Op 19 augustus 1895 werd op de Grote Markt, vlak voor Patria, het De Haerne-standbeeld onthuld. Dag en nacht hield Natus er de wacht. Op een avond in september naderde een groep van vijf dronken Overleienaars het standbeeld en dat vond Natus niet goed. Hij kreeg van een van de mannen een stoot en er ontstond een gevecht in regel, waarbij Natus de top van zijn neus werd afgebeten. Hij bleef nog de hele nacht ter plekke, bloedend en met de afgebroken brok van zijn neus in de hand. In het hospitaal werd hij verpleegd.
Hieronder Natus voor het station te Kortrijk op de “Place des Eperons d’Or” ofte Guldensporenplein zoals het toen noemde. Steeds met de onafscheidelijke stok. Reizigers op de achtergrond staan Nantus verwonderd aan te kijken.
Hij stelde zich ongevraagd ten dienste. Daar mocht in de stad geen optocht en geen cavalcade, geen bruiloft en geen gelag plaats hebben of Natus Beurze stapte trots vooraan, zijn jas behangen met allerlei soorten medailles van heiligen, van paardenfeesten en veeprijskampen. Aan de kop van de stoet, voor het muziekkorps, ontpopte hij zich tot een ernstig tamboer-majoor. Rondom had hij telkens een zwerm uitgelaten jongens die plezier hadden met zijn zotte manieren. Werken deed hij niet; alleen nu en dan een karwei of wat boodschappen doen om een fooi te verdienen. Hij fungeerde ook als ‘brandwacht’ die met de slogan ‘Brand! Menschen! Brand!’ het volk inlichtte over een noodsituatie. Al was Natus een zonderling, hij had een goed karakter en hij was bij de Kortrijkzanen graag gezien.
Hieronder op een niet gekende plaats.
Natus Buzze, door wellicht iedereen graag gezien, en nog het meest door de kinderen, had een broer, Adolf Stillatus, die meer in de gevangenis heeft gezeten dan erbuiten. Enkele welmenende Kortrijkzanen bezorgden Natus een menswaardige begrafenis en zorgden voor een bidprentje met verzen door de Kortrijkse volksdichter Jules Laigneil. Hij kreeg een bidprentje met foto wat toen erg zeldzaam was, de titel onder de foto maakte hem tot een groot man “LE ROI DU PAVE COURTRAISIEN”.
Anekdotes over Natus Beurze werden lang na zijn overlijden nog mondeling doorgegeven, terwijl zijn bijnaam een algemeen verspreide sympathieke spotnaam werd.
|