Buiten de dokters waren religieuzen het overgrote deel van het verzorgend personeel. De bewakers voor de mannelijke patiënten waren gerekruteerd uit de omliggende landbouwmiddens en betroffen merendeels boerenzonen. De inplanting van het gesticht bood economische voordelen als nieuwe afzetmogelijkheden voor landbouw en artisanale producten en werkgelenheid.
Een kloosterzuster van het krankzinnigengesticht Sint-Anna te Kortrijk. Kledij was zwart-wit, men leefde naar de zegel van Sint Augustinus.
De eerste verdieping van het gebouw telde 23 cellen, de tweede verdieping bestond uit een grote slaapzaal, op het gelijkvloers bevonden zich twee gemeenschapszalen de ene bestemd voor zelfbetalenden en de andere voor behoeftigen. Enkele maanden voor de ontruiming van de instelling waren er 597 patiënten waaronder 89 zelfbetalenden en 508 behoeftigen.De kost voor dagverblijf betrof toen 54 centimen voor de behoeftigen.
De buitengevel en de binnenkoer.
Wat de aard van de ziekten betrof ging het over het algemeen over “maniakalen”. Deze werden behandeld met kalmerende pijnstillende en farmaceutische middelen waaronder belladonna, opium, vingerhoedskruis. Tevens werden er aderlatingen uitgevoerd en bloedzuigers geplaatst. Er werd veelvuldig gebruik gemaakt van hydrotherapie, warme en koude baden en douches.
De bedrijvigheid werd gestopt omstreeks 1927 toen de verplegende zusters verhuisden naar Ieper. In 1928 werd het gebouw opnieuw gebruikt in het onderwijs. In 1934 werd door de orde van de Salesianen de school Don Bosco gesticht. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de school een tijdje een vluchtelingenoord en een veldhospitaal van het Duitse leger. Velen gezinnen met kinderen vonden er een veilig onderkomen op Sint-Anna, waar ze langs ‘Winterhulp’ om, van een goede voeding en verzorging genoten.
Bronnen : Archief Turbo – Alberic Goethals – Carine Van Bruwaene – Beeldbank .
|