Gekend als de liefste begijn van Kortrijk (dat waren ze niet allemaal). Geboren in St Eloois –Winkel als dochter van een boerenzoon die ging werken als tonnenmaker en een moeder die een winkel hield van kruidenierswaren en stoffen. Haar moeder en zusje stierven vroeg aan Fleurus. Welvarend gezin met één zoon en vier dochters. Alhoewel ze aanleg had voor zaken ging ze onder impuls van de pastoor en een nonkel die volksdichter was in 1914 met een “Dotte” (Bruidsschat) naar het begijnhof in St Amandsberg. Ze kreeg er de naam “zuster Rosa”.
Bronnen – Turbo – BB – We verwijzen naar een prachtig boekje van Claude Bouckaert “De Laatste der Begijnen”.
Onder : foto van Augusta "Zuster Rosa" aan 20 jarige ouderdom, na een proefjaar, waarbij ze geprofest werd.
De eerste jaren kon ze door de eerste wereldoorlog niet terug naar haar woning. Voor haar inkomen kocht ze een toestel om zijdekousen te stoppen voor de begoede burgerij van Gent. Weven, kantwerk en het onderhoud van het altaar linnen waren eveneens haar bezigheden. Ze had een goede en welstellende klandizie.
Onder : 1915 - De kloostergelofte op perkamentpapier in gouddruk met lakzegel.
Tijdens de tweede WO reisde ze permanent heen en weer tussen Gent en Kortrijk met geblauwde goederen welke ze verstopte in een lendenband. Tarwe, scheutelvlees en tabak reisden met haar mee. Ooit vertrouwde ze in het station van Bissegem een volle valies tabak toe aan een controleur toen ze nog een boodschap moest doen. Ze haalde die terug op met de boodschap dat de kindjes tevreden gingen zijn. De controleur antwoordde “Graag gedaan Ma Soeur”.
Op 63 jaar, in 1958 kwam ze naar het begijnhof (woning nr.11) van Kortrijk en werd een graag geziene begijn in Kortrijk. Er waren toen nog negen begijnen. Ze was gekend als een lieve en behulpzame vrouw die veel hulpbehoevende mensen bijstond. Ze was een vertrouwd beeld met haar rieten buzze (boodschappentas) en paraplu. Aan haar middel bengelden de sleutels van de zijpoort en de St Maartenskerk en van het begijnhof.
|