Elkebestuurder moet voorrang verlenen aan de bestuurder die van rechts komt;
1.Nieuw: de bestuurder die stopt, om aan een weggebruiker op een trottoir of een fietspad( uit beide richtingen ) voorrang te verlenen, en terug vertrekt behoudt zijn voorrang.
2. Definitie van een bestuurder is iemand die een voertuig ( Vb: fiets, bromfiets, motorfiets, auto, vrachtwagen, bus, tram ) bestuurt of trek- of rijdieren geleidt ( boerenkar met paard, ruiter ) 3. Bord b17 betekent:
Kruispunt waar de regel rechts heeft voorrang geldt
4. rechts heeft voorrang geldt :op kruispunten en op pleinen : - waarop het verkeer niet door een politieagent wordt geregeld of - zonder- verkeerslichten - verkeerborden : op de toegangswegen
5. Belangrijk: ik heb voorrang als de andere bestuurder mij voorrang verleent ( dat is geen recht )
1.Het gebuik van alkohol of drugs heeft een sterke invloed op het rijgedrag. Twee glazen bier of wijn, in èèn uur gedronken, kunnen al een strafbare alkoholgehalte (0,22mg per liter uitgeademde lucht of 0,5gr per liter bloed) geven.Dit verhoogt het risico een verkeersongeval te veroorzaken. Een voertuig besturen onder invloed van drugs is ook strafbaar.
2. Met teveel alkohol- of druggebruik is men tijdelijk lichamelijk ongeschikt om te sturen.
3. De gevolgen van alkohol- of druggebruik:
- kleine hoeveelheden maken het autorijden immers schijnbaar gemak- kelijker (door de euforie die door de alkohol wordt opgewekt) en men gaat sneller rijden. - vanaf 0,22mg: -wordt men agressiver - de waarnemingsvermogen vermindert vooral in het donker - de reactietijd wordt langer - de handelingen worden minder goed secuur en zij kunnen minder goed gecoördineerd(de remafstand wordt langer) - men slingert op de weg - de hindernissen en de bochten lijken verder te staan dan ze in de werkelijkheid zijn - men anticipeert niet meer en de snelheid wordt niet aangepast aan de omstandigheden (men neemt de bochten te snel) - men is sterk verblind door de lichten van een tegenligger
4. Rij nooit als u gedronken hebt of drugs gebruikt hebt of vermoeid bent. 5. Een dronken bestuurder is een moordenaar op vrije voet.
1.Reglement: a) alleinzittenden van een auto moeten de veiligheidsgordel dragen op de plaatsen die ermee uitgerust zijn zowelvoorin als achterin.
b) kinderenkleiner dan1,35m gebruiken een bevestigingssysteem (een kinderzitje of zitkussen) dat aangepast isaan de leeftijd, het gewicht en de lengte.
c) Let op: in een auto met een airbag in het dashboard mag men nooit een kinderstoeltje achterstevoren op de voorstoelplaatsen, tenzij de airbag uitgechakeld.
2.De gordel voorkomt dat je uit de wagen wordtgeslingerd ( ook bij lage en middelmatige snelheden)
3.De airbag heeft slechts zin in combinatie met de gordel. Hij vervangt de gordelniet. Samen met de gordel, die het lichaam in de zetelvasthoudt, vangt het luchtkussen de bewegingvanhoofdenbovenlichaamop bij een botsing.Niette dicht dan bij hetstuur zitten.
1.Eerst voldoende afstand houden tot je voorligger (snelheid/2 in m) want dit laat je toe op een grotere afstand vóór je te zien en je gezichtveld is veel breder. Vermijd te staren.
2.Je moet zien wat er gebeurt vóór je voorligger en mogelijk nog verder.
3.Op die manier zal je kunnen anticiperen en voorzien wat er zou kunnen gebeuren in het verkeer.
4.Een plotse vertraging vóór je voorligger zal je tijdig opmerken op dezelfde tijd als je voorligger(s) engeef je meer tijd en ruimte om te reageren (eventueel uitwijken)
5.Volg je een vrachtwagen: probeer langs de zijkanten van het voertuig te kijkenof achter een personenauto: kijk door zijn achterruit en voorruit wat er voor hem gebeurt.
6.Kijk eveneens regelmatig in je achteruitkijkspiegels want dit zal een invloed hebben op je remtechniek bij een plotse snelheidsverandering.
7.Vergeet ook niet tijdens het rijden een vluchtweg te voorzien om eventueel een hindernis te vermijden.
1.De regel: Vooraleer een bestuurder : een zijdelingse verplaatsing of een verandering van richtinguitvoert, moet hij zijn voornemen op tijd kenbaar maken met de richtingaanwijzer ( dezeverplichting goed naleven)
2.Een zijdelingse verplaatsing Vb: - een uitwijking naar links om: - een bestuurder in te halen( fietser, motorfiets, bromfiets, auto, ..) - een vaste hindernis of een stilstaand of geparkeerd voertuig voorbij te rijden - van rijstrook of file te veranderen - links gaan parkeren Vb: - een uitwijking naar rechts om: - na een inhaalmanoeuver zijn plaats rechts terug in te nemen - van rijstrook of file veranderen - rechts te gaan parkeren
3.Een richtingverandering
Vb: - op een kruispunt links of rechts afslaan - het voertuig aan de linkerzijde van de weg opstellen - terug te keren - een parkeerplaats oprijden of verlaten - een rotonde verlaten( met bord D5 aangeduid) - een autosnelweg verlaten
4. Hoe gebruikt men de pinkers? a) Bij een zijdelingse verplaatsing - vooraf en op tijd kenbaar maken met de richtingaanwijzers (± 50m) - de pinkers blijven branden gedurende de hele uitwijking naar links of naar rechts tot men opnieuw rechtdoor rijdt - pinkers afzetten zodra de verplaatsing uitgevoerd is b) Bij een richtingverandering - de pinkers tijdig aanzetten op ongeveer 100m van het kruispunt - de pinkers blijven branden gedurende gans de richtingverandering - de pinkers afzetten zodra men afgedraaid is en men op de ingeslagen weg begint te rijden 5. Belangrijk - Tijdig de richtingaanwijzers aanzetten(±100m) bij iedere uitwijking of richtingverandering dan goed in de achteruitkijkspiegels kijken en even over de linker- of rechterschouder omkijken - de ontstoken richtingaanwijzer alleen geeft geen enkel recht (zeker niet bij het oprijden van een autosnelweg)