1.De regel: Vooraleer een bestuurder : een zijdelingse verplaatsing of een verandering van richtinguitvoert, moet hij zijn voornemen op tijd kenbaar maken met de richtingaanwijzer ( dezeverplichting goed naleven)
2.Een zijdelingse verplaatsing Vb: - een uitwijking naar links om: - een bestuurder in te halen( fietser, motorfiets, bromfiets, auto, ..) - een vaste hindernis of een stilstaand of geparkeerd voertuig voorbij te rijden - van rijstrook of file te veranderen - links gaan parkeren Vb: - een uitwijking naar rechts om: - na een inhaalmanoeuver zijn plaats rechts terug in te nemen - van rijstrook of file veranderen - rechts te gaan parkeren
3.Een richtingverandering
Vb: - op een kruispunt links of rechts afslaan - het voertuig aan de linkerzijde van de weg opstellen - terug te keren - een parkeerplaats oprijden of verlaten - een rotonde verlaten( met bord D5 aangeduid) - een autosnelweg verlaten
4. Hoe gebruikt men de pinkers? a) Bij een zijdelingse verplaatsing - vooraf en op tijd kenbaar maken met de richtingaanwijzers (± 50m) - de pinkers blijven branden gedurende de hele uitwijking naar links of naar rechts tot men opnieuw rechtdoor rijdt - pinkers afzetten zodra de verplaatsing uitgevoerd is b) Bij een richtingverandering - de pinkers tijdig aanzetten op ongeveer 100m van het kruispunt - de pinkers blijven branden gedurende gans de richtingverandering - de pinkers afzetten zodra men afgedraaid is en men op de ingeslagen weg begint te rijden 5. Belangrijk - Tijdig de richtingaanwijzers aanzetten(±100m) bij iedere uitwijking of richtingverandering dan goed in de achteruitkijkspiegels kijken en even over de linker- of rechterschouder omkijken - de ontstoken richtingaanwijzer alleen geeft geen enkel recht (zeker niet bij het oprijden van een autosnelweg)