Klinkklare nonsens dat ik treurig leef
En uitgehold word door herinneringen .
k Zoek zelden het geheugen op , het dreef
Toch steeds de spot met mij en alle dingen .-
Ik neem een lamp , de keldertrap is smal,
Een dof gedreun weer lijkt het op de val
Van steenblokken die door het trapgat springen .
Ik kan niet meer terug , de lichtvlam roet ,
Ik weet daarheen ! de vijand tegemoet .
En ik vraag als een milde gunst
maar daar
Heerst stilte , duisternis . Geen feest meer heden !
De dames zijn naar huis al dertig jaar ,
Die schelm werd oud , dus is hij overleden
Ik ben te laat . Wat een ellende nou !
Geen mens die mij nu nog ontvangen zou .
Maar ik beroer de schilderswand , ik warm
Mij bij de schoorsteenmantel .Wat een wonder !
Er flitsen twee groene smaragden onder
Die schimmelgroei , prikken door rot en kwalm
Een poes miauwt . Kom naar huis!-Naar welke kant ?
Waar is mijn huis en waar is mijn verstand ?