Deel door ons uw liefde uit
aan wie honger heeft en pijn.
Laat ons waar verdeeldheid is
uw vredestichters zijn.
Ons verlangen is alleen,
Heer, maak ons hart bereid,
dat door heel ons leven heen
uw liefde wordt verspreid.
Deel door mij uw liefde uit,
aan een medemens die lijdt.
Leer mij meer vervuld te zijn
met uw bewogenheid.
Mijn verlangen is alleen,
Heer, maak mijn hart bereid,
dat door heel mijn leven heen
uw liefde wordt verspreid.
Openbaar uw koninkrijk
aan wie zoekt, aan arm en rijk.
Giet een stroom van liefde uit,
dat in ons en door ons, o Jezus,
uw liefde wordt verspreid.(2x)
Deel ons door uw liefde uit
tot de einden van de aard'.
Dat zich waar de dood nu heerst
nieuw leven openbaart.
Maak ons als uw werkers klaar
en sterk ons in de strijd,
tot wij mogen oogsten waar
uw liefde wordt verspreid.
Openbaar uw koninkrijk
aan wie zoekt, aan arm en rijk.
Giet een stroom van liefde uit,
dat in ons en door ons, o Jezus,
uw liefde wordt verspreid.(6x)
Deel door ons uw liefde uit,)
maak ons hart bereid. )4x
Deel door ons uw liefde uit,)
ja wij zijn bereid. )2x
Deel door mij uw liefde uit )
ja ik ben bereid. )2x
Wat ogen zien dringt binnenin het hart. Het kan ons blij maken of ook heel verdrietig. Het kan ons soms zo diep raken, dat we er ziek van zijn. Ogen zijn de vensters van ons hart. Wie ze opent voor het licht, voor de zon overdag, voor de mooie dingen en voor de sterren in de nacht, is een blij en gelukkig mens. Met licht en meer moois in onze ogen komt er kleur in ons anders zo grijze leven. Want onze ogen weerspiegelen de liefde van Jezus. Een liefde, door Hem gegeven!
Uit het hart
Jouw Hemelse Vader die je heeft geschapen, die zoveel van je houdt, weet alles wat er zich in jouw hart afspeelt. Hij begrijpt en kent jou volkomen, Hij vraagt je om de juiste keuzes te maken! Hij verlangt niets liever dat Hij fier zou zijn op jou, dat je het pad der wijsheid zou blijven volgen! Het is niet altijd gemakkelijk, en je hebt vooral lef & doorzettingsvermogen nodig, maar dit alles is niet te vergelijken, met het liefdevolle geschenk dat je zal verkrijgen! Hij weet nu wat je denkt & wat je nog zou willen 'plannen'... Daarom vraag ik je : ook voor mij komt de tijd dat ik het aardse zal verlaten. Maar zou je dan niet blij & verheugd zijn als je weet, dat ik in het Hemelse paradijs zal blijven wachten op... jou !!! Filip V. (26-09-04)
Bij het horen van Jezus' woorden zeiden
sommigen van het volk: Dit moet wel de profeet zijn.
Anderen beweerden: Het is de messias, maar er werd ook gezegd: De messias
komt toch niet uit Galilea? De Schrift zegt toch dat de messias uit het nageslacht
van David komt en uit Betlehem, waar David woonde?
Zo ontstond er verdeeldheid in de menigte, en sommigen wilden Hem grijpen, maar
niemand deed hem iets.
De dienaren van de hogepriesters en de Farizeeën gingen terug. Toen hun werd
gevraagd: Waarom hebben jullie Hem niet meegebracht? antwoordden ze: Nog
nooit heeft een mens zo gesproken!
Maar de Farizeeën zeiden: Hebben jullie je ook al laten misleiden? Er is toch
geen enkele leider of Farizeeër tot geloof in hem gekomen? Alleen de massa die
de wet niet kentvervloekt zijn ze!
Maar Nikodemus, die destijds bij Jezus was geweest, iemand uit hun eigen kring,
zei: Onze wet veroordeelt iemand toch pas als hij gehoord is en als bekend is
wat hij heeft gedaan?
Ze zeiden tegen hem: Kom jij soms ook uit Galilea? Zoek het maar na, dan zul
je zien dat er uit Galilea geen profeet kan komen.
Daarop ging iedereen terug naar huis
Jezus is een betwiste figuur. Voor
sommigen is Hij een profeet of zelfs de messias. Het nalezen van de Schriften
brengt verwarring. De dienaars van de hogepriesters weten het ook niet meer.
Zij hebben een stille bewondering voor Jezus. Nikodemus, een van de Farizeeën,
brengt de moed op voor te stellen, Jezus zelf te horen en Hem de kans te geven
zich te verdedigen.
Vandaag hoorden we bij Johannes dat de
leiders Jezus niet konden aanvaarden als de messias. Ze namen zichzelf, en
bijzonder hun eigen redeneren, als norm van het al dan niet aanvaarden van
Jezus als de Christus.
Dit laatste is iets zeer actueels, een vrucht van een soort verlichtingsdenken
waar het eigen redeneren het centrum is geworden van het persoonlijk verwoorden
van wat waarheid is.
Dat is gevaarlijk, want de kans is groot dat men op deze wijze de dingen niet
meer ziet zoals ze zijn. Men denkt te leven in wat waar is, maar de
werkelijkheid is dat men leeft in de leugen.
We moeten leren de dingen te ontvangen vanuit de dingen zelf, bereid zijnde ons
eigen denken en verwoorden achter te laten om ze eventueel opnieuw uit te
spreken afgaande op wat de dingen in werkelijkheid zijn.
Dat geldt voor alles wat ons geschonken wordt. Dus ook wat Jezus betreft.
Uit
het evangelie volgens Johannes
7, 1-2 + 10 + 25-30
Jezus trok door Galilea; in
Judea wilde Hij niet komen, omdat de Joden daar Hem wilden doden. Het Joodse
Loofhuttenfeest naderde.
Toen zijn broers naar het feest vertrokken waren, ging Hij zelf ook, niet
openlijk, maar in het geheim.
Sommige Jeruzalemmers zeiden: Is dat niet die man die ze willen doden? Moet je
zien, Hij spreekt vrijuit en ze zeggen niets tegen Hem. Zouden onze leiders
werkelijk tot de overtuiging zijn gekomen dat Hij de messias is? Wanneer de
messias komt, zal niemand weten waar Hij vandaan komt, maar van Hem weten we
wel waar hij vandaan komt.
Bij zijn onderricht in de tempel zei Jezus luid en duidelijk: U kent mij en u
weet waar Ik vandaan kom. Maar Ik ben niet namens mezelf gekomen; Ik ben
gezonden door iemand die betrouwbaar is, en Hem kent u niet. Ik ken Hem, omdat
Ik bij Hem vandaan kom en Hij mij heeft gezonden.
Toen wilden ze Hem grijpen, maar niemand deed Hem iets, omdat zijn tijd nog
niet gekomen was
Ter gelegenheid van de
grote feesten bezochten vele Joden de tempel van Jeruzalem. Jezus treedt op.
Sommigen stellen zich de vraag of de overheid nu werkelijk erkend zou hebben
dat Hij de messias is. Anderen daarentegen willen zich van Hem meester maken
omdat Hij gezegd heeft dat degene die Hem gezonden heeft waarachtig is en dat
ze Hem niet kennen
Wie waarachtig leeft als
christen zal een tegenspraak zijn voor velen.
Maar wees getroost... je bent in goed gezelschap. Als christen leef je immers
met en in Christus en ben je dus samen met Hem die tegenspraak.
Voor de 'wereld' zal dit onbegrijpelijk klinken, maar deze tegenspraak draagt
een diepe genade in zich. Niet enkel omdat je ze samen met de Heer beleeft,
maar ook omdat het een levende echo is van het kruis van Golgotta, dus
inclusief de vruchtbare uitwerking daarvan.
Dus mogen we ons in zekere zin gelukkig prijzen moesten we deze vorm van
tegenspraak ervaren.
Uiteraard mogen we de ander nooit gebruiken voor deze vorm van geluk. Het is
gewoon een gevolg van onze navolging van de Heer
'Als Ik nu over
mezelf zou getuigen, dan was mijn verklaring niet betrouwbaar, maar iemand
anders getuigt over Mij, en Ik weet dat zijn verklaring over Mij betrouwbaar
is. U hebt boden naar Johannes gestuurd en hij heeft een betrouwbaar getuigenis
afgelegd. Niet dat ik het getuigenis van een mens nodig heb, maar Ik zeg dit om
u te redden. Johannes was een lamp die helder brandde, en u hebt zich een tijd
in zijn licht verheugd.
Maar ik heb een belangrijker getuigenis dan Johannes: het werk dat de Vader mij
gegeven heeft om te volbrengen. Wat Ik doe getuigt ervan dat de Vader Mij heeft
gezonden. De Vader die Mij gezonden heeft, heeft dus zelf een getuigenis over
Mij afgelegd. Maar u hebt zijn stem nooit gehoord en zijn gestalte nooit
gezien, en u hebt zijn woord niet blijvend in u opgenomen, want aan degene die
Hij gezonden heeft, schenkt u geen geloof.
U bestudeert de Schriften en u denkt daardoor eeuwig leven te hebben. Welnu, de
Schriften getuigen over Mij, maar bij Mij wilt u niet komen om leven te
ontvangen.
Niet dat de mensen Mij moeten eren, maar Ik ken u: u hebt geen liefde voor God
in u.
Ik ben gekomen namens mijn Vader, maar u accepteert Mij niet, terwijl u iemand
die namens zichzelf komt, wel zou accepteren.
Hoe zou u ooit tot geloof kunnen komen? Van elkaar wilt u wel eer ontvangen,
maar u zoekt niet de eer die de enige God u kan geven.
U moet niet denken dat Ik u bij de Vader zal aanklagen; Mozes, op wie u uw hoop
hebt gevestigd, klaagt u aan. Als u Mozes zou geloven, zou u ook mij geloven,
hij heeft immers over mij geschreven. Maar als u niet gelooft wat hij
geschreven heeft, hoe zou u dan geloven wat
Jezus verdedigt zijn zending
tegenover sommige Joden die niet in Hem geloven. Vermits het getuigenis over
zichzelf niet aanslaat, beroept Jezus zich op andere getuigen: op Mozes, die
over Hem geschreven heeft, op de teksten van de Schriften die over Hem
getuigen, op Johannes de Doper, op de Vader zelf die Hem gezonden heeft.
Nergens zegt Jezus: 'uw gevoel heeft
u gered', of 'uw inzicht heeft u gered'. Steeds zegt Hij: 'uw geloof heeft u
gered'.
Daar gaat het om: geloven in Hem die de Vader gezonden heeft.
Wat we soms durven vergeten is dat
geloven in wezen gave is. Het is niet iets dat we zelf kunnen maken, we kunnen
het enkel ontvangen. Het is de Geest die het ons schenkt.
Natuurlijk vraagt geloven ook een
zekere act van de mens. Het vraagt innerlijke armoede, bereidheid,
beschikbaarheid. Het vraagt openheid om het vuur van de Geest te kunnen
ontvangen.
Dus de act van de mens bestaat erin je handen, je hart, je hele zijn in stilte
en met veel geduld te openen voor de gave van het geloof.
Het zou een vergissing zijn te denken
dat we geloven wanneer we met onze lippen belijden dat we geloven. Dit kan zo
zijn maar het is niet per definitie zo. Geloof is veel meer dan belijden met de
lippen. Het is stille overgave aan Gods aanwezigheid, het is je toevertrouwen
aan zijn genade die je geschonken wordt wanneer je je hele zijn laat bevruchten
door zijn tegenwoordigheid.
Gebed is de sleutel tot deze
overgave. Niet dat soort gebed dat ons in een soort stemming brengt van zoete
gevoelens alsof dat het wezen zou zijn van ons geloofsleven. Als je deze
gevoelens moest hebben moet je daar uiterst voorzichtig mee omgaan. Gewoonlijk
is het een vrucht van ons egoïstisch verlangen; een produkt dus van ons eigen
ikje.
Het gebed van overgave gebeurt doorgaans in een volgehouden discipline, dag na
dag, de woestijn van je hart beminnend. Als dit gebed dan nog kan doorstromen
in onze bezigheden van de dag, in alle eenvoud, blij om het bestaan van God, de
medemensen, de schepping,... dan zijn we al een heel eind op weg.
Zo gaan we de weg van het geloof, met veel vallen en telkens weer opstaan,
iedere keer weer zeggend: 'Vader, hier ben ik om uw wil te doen. Mij geschiede
naar uw Woord.'
Jezus verdedigde
zich tegen de Joden met de woorden: Mijn Vader werkt aan één stuk door, en
daarom doe Ik dat ook.
Vanaf dat moment probeerden de Joden Hem te doden, omdat Hij niet alleen de
sabbat ondermijnde, maar bovendien God zijn eigen Vader noemde, en zichzelf zo
aan God gelijkstelde.
Jezus reageerde hierop met de volgende woorden: Waarachtig, Ik verzeker u: de Zoon
kan niets uit zichzelf doen, Hij kan alleen doen wat Hij de Vader ziet doen; en
wat de Vader doet, dat doet de Zoon op dezelfde manier. De Vader heeft de Zoon
immers lief en laat Hem alles zien wat Hij doet. Hij zal Hem nog grotere dingen
laten zien, u zult verbaasd staan! Want zoals de Vader doden opwekt en levend
maakt, zo maakt ook de Zoon levend wie Hij wil.
De Vader zelf velt over niemand een oordeel, maar Hij heeft het oordeel geheel
aan de Zoon toevertrouwd. Dan zal iedereen de Zoon eer betuigen zoals men de
Vader eert. Wie de Zoon niet eert, eert ook de Vader niet die Hem gezonden
heeft.
Waarachtig, Ik verzeker u: wie luistert naar wat Ik zeg en Hem gelooft die mij
gezonden heeft, heeft eeuwig leven; over hem wordt geen oordeel uitgesproken,
hij is van de dood overgegaan naar het leven.
Ik verzeker u: er komt een tijd, en het is nu al zover, dat de doden de stem
van Gods Zoon zullen horen en dat wie hem horen, zullen leven.
Zoals de Vader leven heeft in zichzelf, zo heeft ook de Zoon leven in zichzelf;
dat heeft de Vader Hem gegeven.
En omdat Hij de Mensenzoon is, heeft Hij hem ook gezag gegeven om het oordeel
te vellen.
Wees hierover niet verwonderd, er komt een moment waarop alle doden zijn stem
zullen horen en uit hun graf zullen komen: wie het goede gedaan heeft staat op
om te leven, wie het slechte gedaan heeft staat op om veroordeeld te worden.
Ik kan niets doen uit mijzelf: ik oordeel naar wat Ik hoor, en mijn oordeel is
rechtvaardig omdat Ik mij niet richt op wat Ik zelf wil, maar op de wil van Hem
die mij gezonden heeft.
Het conflict met de Joodse leiders wordt
scherper. Jezus overtreedt publiekelijk de wet op de sabbatrust en noemt zelfs
God zijn eigen Vader. Jezus verdedigt zich en verduidelijkt zijn zending. Hij
zal levend maken wie Hij wil. Want de Vader heeft Hem alle macht in handen
gegeven.
Als je
een bloembol goed bekijkt, lijkt het maar een dood geval. Stop je hem echter
zo'n 20 cm in de grond, dan heb je grote kans dat er in de lente een bloem uit
komt. Laat je de bloembol toch nog enkele jaren liggen alvorens hem te planten,
zelfs dan is de kans groot dat hij 'vrucht draagt'.
Het zou nogal wat zijn,
als er hetzelfde kon gebeuren met de mens. Als je hem niet meer moet hebben,
stop je hem in de grond... en ja hoor! daar is een compleet nieuwe mens. Nogal
wat vrouwen zouden ieder jaar weer opnieuw hun man in de grond stoppen, tot ze
de perfecte man krijgen. Probeer dit echter niet, want zo lukt het niet. De
mens heeft niet, zoals de bloembol, alles in zich om nieuw leven voort te
brengen. Alleen via het kruis en de opstanding van Christus is dit nieuwe leven
mogelijk. 'Daarom ook is iemand die één met Christus is, een nieuwe schepping' (2 Korintiërs 5:7).
'De
Mensenzoon moet hoog verheven worden, zoals Mozes in de woestijn de slang
omhooggeheven heeft, opdat iedereen die gelooft, in Hem eeuwig leven heeft.
Want God had de wereld zo lief dat Hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat
iedereen die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.
God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om een oordeel over haar te
vellen, maar om de wereld door Hem te redden. Over wie in Hem gelooft wordt
geen oordeel uitgesproken, maar wie niet in Hem gelooft is al veroordeeld,
omdat hij niet wilde geloven in de naam van Gods enige Zoon.
Dit is het oordeel: het licht kwam in de wereld en de mensen hielden meer van
de duisternis dan van het licht, want hun daden waren slecht. Wie kwaad doet,
haat het licht; hij schuwt het licht omdat anders zijn daden bekend worden.
Maar wie oprecht handelt zoekt het licht op, zodat zichtbaar wordt dat God
werkzaam is in alles wat hij doet
In zijn gesprek met Nikodemus openbaart Jezus wat aan de geleerden van
Israël verborgen blijft. De aanwezigheid van de Zoon van God is het definitieve
oordeel over de wereld. Alleen wie in de waarheid leeft, heeft geen afschuw van
het licht. Hij zal het heil verwerven
'Wie kwaad doet, haat het licht; hij schuwt het
licht omdat anders zijn daden bekend worden. Maar wie oprecht handelt zoekt het
licht op, zodat zichtbaar wordt dat God werkzaam is in alles wat hij doet', zegt
Jezus
Wie kiest in Christus te leven zal al snel zijn
slechte daden duidelijk onder ogen zien. Ze staan immers in schril contrast met
het evangelie, en in die zin zullen de slechte daden duidelijk opvallen.
Misschien niet zozeer voor de buitenwereld (want een mens is geslepen om z'n
slechte daden verborgen te houden voor zijn omgeving), maar wel voor jezelf,
tenminste als je eerlijk bent tegenover je eigen geweten (geweten hier als
ontmoetingsplaats met God).
Zijn we bereid Christus zo welkom te heten in onze
duisternis dat Hij ze kan omkeren naar zijn licht ?
Wie oprecht handelt in het licht van de Heer, zal
z'n goede daden ervaren als door God gegeven. Het kruis dat hier eventueel voor
moet gedragen worden zal met liefde gedragen worden, één met Christus die de
genade zal schenken deze weg te gaan.
Met het oog op
sommigen die zichzelf rechtvaardig vinden en anderen minachten, vertelde Jezus
de volgende gelijkenis.
Twee mensen gingen naar de tempel om te bidden, de een was een Farizeeër en de
ander een tollenaar.
De Farizeeër stond daar rechtop en bad bij zichzelf: God, ik dank U dat ik
niet ben als de andere mensen, die roofzuchtig of onrechtvaardig of overspelig
zijn, en dat ik ook niet ben als die tollenaar. Ik vast tweemaal per week en
draag een tiende van al mijn inkomsten af.
De tollenaar echter bleef op een afstand staan en durfde niet eens zijn blik naar
de hemel te richten. In plaats daarvan sloeg hij zich op de borst en zei: God,
wees mij zondaar genadig.
Ik zeg jullie, hij ging naar huis als iemand die rechtvaardig is in de ogen van
God, maar die ander niet. Want wie zichzelf verhoogt zal vernederd worden, maar
wie zichzelf vernedert zal verhoogd worden.
Twee soorten mensen worden hier tegenover elkaar gesteld. De eerste
keert zich bij zijn bidden in zichzelf, de tweede keert zich naar God. De
Farizeeër kan door zijn valse gerechtigheid niet gerechtvaardigd worden. De
tollenaar vindt door zijn nederigheid de weg naar genade en vergeving.
Zichzelf vernederen betekent niet
zichzelf minachten. Vernedering in de religieuze betekenis van het woord,
betekent zich ervan bewust zijn dat je God wel degelijk nodig hebt, en dat je
het alleen niet kunt klaarspelen. God zoekt naar mensen die nederig
zijn. In hen kan Hij zijn intrek nemen, door hen heen kan Hij tot leven komen.
Laat ons klein worden, opdat Hij
steeds groter mag worden in ons.
Een schriftgeleerde
legde Jezus de volgende vraag voor: 'Wat is van alle geboden het belangrijkste
gebod?'
Jezus antwoordde: Het voornaamste is: Luister, Israël! De Heer, onze God, is
de enige Heer; heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel
en met heel uw verstand en met heel uw kracht. Het op een na belangrijkste is
dit: Heb uw naaste lief als uzelf. Er zijn geen geboden belangrijker dan
deze.'
De schriftgeleerde zei tegen Hem: 'Inderdaad, meester, wat U zegt is waar: Hij
alleen is God en er is geen andere God dan Hij, en Hem liefhebben met heel ons
hart en met heel ons inzicht en met heel onze kracht, en onze naaste liefhebben
als onszelf betekent veel meer dan alle brandoffers en andere offers.'
Jezus vond dat hij verstandig had geantwoord en zei tegen hem: U bent niet ver
van het koninkrijk van God.
En niemand durfde Hem nog een vraag te stellen.
Wat is er wezenlijk voor het
christelijk leven? Jezus herinnert ons er aan: de liefde! De christen volgt een
dubbel gebod van liefde tot God en tot de naaste. Maar dit vormt slechts één
liefde om tot het koninkrijk van God te naderen
Een schriftgeleerde
legde Jezus de volgende vraag voor: 'Wat is van alle geboden het belangrijkste
gebod?' Jezus antwoordde: 'Het
voornaamste is: Luister, Israël! De Heer, onze God, is de enige Heer; heb de
Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand
en met heel uw kracht. Het op een na belangrijkste is dit: Heb uw naaste lief
als uzelf. Er zijn geen geboden belangrijker dan deze.'
Twee
geboden die eigenlijk één gebod zijn. En toch horen we een zekere hierarchie.
Het eerste is 'bemin God', het tweede 'bemin je naaste'. Ze zijn één, en toch
is het goed het ene vanuit het andere te beleven. Wie zijn naaste bemint vanuit
het feit dat hij God bemint, weet waarom hij zijn naaste bemint, en vooral van
waaruit hij zijn naaste bemint, namelijk vanuit het beminnen van God. Wie God
bemint draagt de liefde van de Geest in zich (want de Geest doet God beminnen),
en kan dus vanuit deze zelfde Geest ook de naaste beminnen. Eigenlijk bemin je
dan je naaste vanuit God die je doet beminnen in zijn Geest.
De
meerwaarde van deze vorm van liefhebben zit in het feit dat je beminnen vol van
genade zal zijn, omdat je niet bemint vanuit jezelf los van God, maar vanuit
God in jezelf.
En
ook niet onbelangrijk: je beminnen krijgt een eeuwigheidswaarde.
13 Kort voor Pesach, het Joodse
paasfeest, reisde Jezus naar Jeruzalem. 14 Daar trof hij
op het tempelplein de handelaars in runderen, schapen en duiven aan, en de
geldwisselaars die daar altijd zaten. 15 Hij maakte een
zweep van touw en joeg ze allemaal de tempel uit, met hun schapen en runderen.
Hij smeet het geld van de wisselaars op de grond, gooide hun tafels omver 16 en riep tegen de duivenverkopers: Weg ermee! Jullie maken
een markt van het huis van mijn Vader! 17 Zijn leerlingen
dachten aan wat er geschreven staat: De hartstocht voor uw huis zal mij
verteren. 18 Maar de Joden vroegen: Met welk teken kunt
u bewijzen dat u dit mag doen? 19 Jezus antwoordde hun:
Breek deze tempel maar af, en ik zal hem in drie dagen weer opbouwen. 20 Zesenveertig jaar heeft de bouw van deze tempel geduurd,
zeiden de Joden, en u wilt hem in drie dagen weer opbouwen? 21
Maar hij sprak over de tempel van zijn lichaam. 22 Na
zijn opstanding uit de dood herinnerden zijn leerlingen zich dat hij dit gezegd
had, en zij geloofden de Schrift en alles wat Jezus gezegd had.
In alle
godsdiensten zoeken mensen naar zeer concrete plaatsen waar zij God kunnen
ontmoeten. De vorige zondagen hoorden wij hoe het Oude Testament twee plaatsen
voorstelde: de woestijn en de berg. Maar door de verdere geschiedenis van het
Joodse volk was bij hen het besef gegroeid dat dé plaats waar zij God voorál
konden ervaren, toch wel de tempel was, gebouwd op de Sionsberg binnenin
Jeruzalem, de samenvatting en het toppunt van alle andere plekken van
godsopenbaring.
Op vele
generaties joden die de tempel van Jeruzalem bezochten moet die plek een
geweldige indruk hebben gemaakt. Als de naderende pelgrims hem van op de
omringende heuvels voor het eerst konden zien, dan schoot hun gemoed vol en
begonnen ze psalmen te zingen: "Ik was verheugd toen ik het hoorde:
"Wij gaan op weg naar het huis van de Heer." En nu staan wij voor uw
poorten, op uw grond, Jeruzalem" (ps. 122). De tempel was de ruimte waar
God onder zijn mensen aanwezig kwam. Daar konden zij tot Hem bidden en werden
zij bewust van zijn grote gaven. "Uw genade beseffen wij, God, hier in het
hart van uw tempelberg" (ps 48). Daar konden zij Jahweh hun dankbaarheid
tonen. Zij droegen Hem daarom een offer op, een geslacht dier, ieder volgens
zijn vermogen. Daarmee toonden zij Jahweh dat zij wilden leven naar zijn
wetten. En in het heilige der heilige stond de Ark van het Verbond. Waarlijk,
de tempel was gedurende eeuwen dé plek geworden van de
"verbondenheid" tussen God en de mensen.
Nu heb ik
het toch wel ideaal voorgesteld. Zo was zeker, de oorspronkelijke bedoeling
geweest, maar in Jezus' tijd was de werkelijkheid toch wat anders. Toen was de
tempel verworden tot een plaats van formalisme, geld en macht. De priesterkaste
die baas was binnen de tempelomheining sloot er met haar eigen politiewacht
iedereen buiten wie zij wilde. De prachtige psalmgebeden waren tot formules
geworden die men afdreunde. En om de offerdieren te kopen - zo hadden de
priesters beslist - mocht alleen het eigen joodse tempelgeld worden aanvaard,
en niet de gangbare, romeinse munten, die iedereen gebruikte. Daardoor was op
het voorplein van die tempel een winstgevende handel ontstaan van kooplui en
geldwisselaars. Ook vandaag bestaat nog steeds het gevaar dat op bepaalde
religieuze plekken het huis van de ontmoeting met God ontaardt tot een plaats
waar priesters, handige kooplui en geld de macht in handen krijgen. Tegen die
verwording van de tempel treedt Jezus op, in heftige verontwaardiging en Hij
voorspelt de vernietiging van dat soort bouwwerken, die van toen en die van nu.
1 Alle tollenaars en
zondaars kwamen hem opzoeken om naar hem te luisteren. 2 Maar
zowel de farizeeën als de schriftgeleerden zeiden morrend tegen elkaar: Die
man ontvangt zondaars en eet met hen. 3 Jezus vertelde
hun toen deze gelijkenis:
11 Vervolgens zei hij: Iemand had
twee zonen. 12 De jongste van hen zei tegen zijn vader: Vader, geef mij het
deel van uw bezit waarop ik recht heb. De vader verdeelde zijn vermogen
onder hen. 13 Na enkele dagen verzilverde de jongste zoon zijn bezit en
reisde af naar een ver land, waar hij een losbandig leven leidde en zijn
vermogen verkwistte. 14 Toen hij alles had uitgegeven, werd dat land
getroffen door een zware hongersnood, en begon hij gebrek te lijden. 15 Hij
vroeg om werk bij een van de inwoners van dat land, die hem op het veld zijn
varkens liet hoeden. 16 Hij had graag zijn maag willen vullen met de peulen
die de varkens te eten kregen, maar niemand gaf ze hem. 17 Toen kwam hij tot
zichzelf en dacht: De dagloners van mijn vader hebben eten in overvloed, en
ik kom hier om van de honger. 18 Ik zal naar mijn vader gaan en tegen hem
zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, 19 ik ben het
niet meer waard uw zoon genoemd te worden; behandel mij als een van uw
dagloners. 20 Hij vertrok meteen en ging op weg naar zijn vader.
Zijn vader zag hem in de verte al
aankomen. Hij kreeg medelijden en rende op zijn zoon af, viel hem om de hals
en kuste hem. 21 Vader, zei zijn zoon tegen hem, ik heb gezondigd tegen de
hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden. 22 Maar
de vader zei tegen zijn knechten: Haal vlug het mooiste gewaad en trek het
hem aan, doe hem een ring aan zijn vinger en geef hem sandalen. 23 Breng het
gemeste kalf en slacht het. Laten we eten en feestvieren, 24 want deze zoon
van mij was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is
teruggevonden. En ze begonnen feest te vieren.
25 De oudste zoon was op het veld. Toen hij naar
huis ging en al dichtbij was, hoorde hij muziek en gedans. 26 Hij riep een
van de knechten bij zich en vroeg wat dat te betekenen had. 27 De knecht zei
tegen hem: Uw broer is thuisgekomen, en uw vader heeft het gemeste kalf
geslacht omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen. 28 Hij werd
woedend en wilde niet naar binnen gaan, maar zijn vader kwam naar buiten en
trachtte hem te bedaren. 29 Hij zei tegen zijn vader: Al jarenlang werk ik
voor u en nooit ben ik u ongehoorzaam geweest als u mij iets opdroeg, en u
hebt mij zelfs nooit een geitenbokje gegeven om met mijn vrienden feest te
vieren. 30 Maar nu die zoon van u is thuisgekomen die uw vermogen heeft
verkwanseld aan de hoeren, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht. 31 Zijn
vader zei tegen hem: Mijn jongen, jij bent altijd bij me, en alles wat van mij
is, is van jou. 32 Maar we konden toch niet anders dan feestvieren en blij
zijn, want je broer was dood en is weer tot leven gekomen. Hij was verloren
en is teruggevonden.
Het 15e hoofdstuk van Lucas is een
vreugdelied op Gods geluk wanneer Hij een zondaar terugvindt. De verlijkenis
wijst de weg van de bekering: de terugkeer naar de Vader. De weg van de jongste
zoon is ook de onze. De oudste zoon, voorbeeld van degelijkheid en fatsoen,
schiet te kort. Hij kan het geluk van zijn vader niet begrijpen. Deze parabel
leert ons dat God altijd barmhartig is. Centraal in de parabel van de verloren zoon staan volgende
woorden: 'Zijn vader zag hem in de verte al aankomen. Hij kreeg medelijden
en rende op zijn zoon af, viel hem om de hals en kuste hem.'
Deze woorden zeggen hoe God is, hoe Hij omgaat met mensen die
zich van Hem verwijderd hebben. Hij kijkt naar hen uit, Hij ziet ze wanneer ze
aankomen, Hij voelt hun diep leed mee, Hij rent op hen af, valt hen om de hals
en kust hen. Ja, zo is God. Prachtig !
Wat een geluk voor ons.
Echter één voorwaarde: wij moeten bereid zijn terug te keren...
U bent een bouwwerk van God. Overeenkomstig de taak
die God mij
uit genade heeft opgelegd, heb ik als een
kundig
bouwmeester het fundament gelegd, en anderen
bouwen daarop
voort. Laat ieder erop letten hoe hijbouwt,
want niemand
kan een ander fundament leggen dan er al
ligt: Jezus
Christus zelf.
Uit
het evangelie volgens Matteüs
21, 33-43 + 45-46
Jezus sprak tot de
hogepriesters en de oudsten van het volk:
'Luister naar deze gelijkenis. Er was eens een landheer die een wijngaard
aanlegde en hem omheinde. Hij groef er een kuil voor de wijnpers en bouwde een
uitkijktoren. Toen verpachtte hij hem aan wijnbouwers en ging op reis.
Tegen de tijd van de druivenoogst stuurde hij zijn knechten naar de wijnbouwers
om zijn vruchten in ontvangst te nemen. Maar de wijnbouwers grepen de knechten,
ze mishandelden er een, doodden een ander en stenigden een derde.
Daarna stuurde de landheer andere knechten, een grotere groep dan eerst, maar
met hen deden ze hetzelfde.
Ten slotte stuurde hij zijn zoon naar hen toe, met de gedachte: Voor mijn zoon
zullen ze wel ontzag hebben. Toen de wijnbouwers de zoon zagen, zeiden ze onder
elkaar: Dat is de erfgenaam! Kom op, laten we hem doden en zo zijn erfenis
opstrijken, en ze grepen hem vast, gooiden hem de wijngaard uit en doodden
hem.
Wanneer nu de eigenaar van de wijngaard komt, wat moet hij dan met die
wijnbouwers doen?'
Ze antwoordden: De onmensen! Laat hij ze op een mensonwaardige manier ombrengen
en de wijngaard verpachten aan andere wijnbouwers, die de vruchten wel aan hem
afdragen wanneer het daar de tijd voor is.
Daarop zei Jezus tegen hen: Hebt u dit nooit in de Schriften gelezen: De
steen die de bouwers afkeurden is de hoeksteen geworden. Dankzij de Heer is dit
gebeurd, wonderbaarlijk is het om te zien. Daarom zeg Ik u: het koninkrijk van
God zal u worden ontnomen, en gegeven worden aan een volk dat het wel vrucht
laat dragen.'
Toen de hogepriesters en de Farizeeën zijn gelijkenissen hoorden, begrepen ze
dat Hij over hen sprak. Ze wilden Hem graag gevangennemen, maar ze waren bang
voor de reactie van de volksmassa, daar men Hem voor een profeet hield.
Het Rijk Gods wordt
vaak vergeleken met een wijngaard. In de parabel van de misdadige wijnbouwers
is Jezus de erfgenaam. Ook Hij wordt gedood, zoals te lezen is in de Schrift:
"De steen die de bouwers afkeurden is de hoeksteen geworden". In dit
verhaal daagt Jezus zijn tijdgenoten uit. Tevens is het een krachtige oproep
tot bekering
Jezus sprak tot de
Farizeeën:
'Er was eens een rijke man die gewoon was zich te kleden in purperen gewaden en
fijn linnen en die dagelijks uitbundig feestvierde. Een bedelaar die Lazarus
heette, lag voor de poort van zijn huis, overdekt met zweren. Hij hoopte zijn
maag te vullen met wat er overschoot van de tafel van de rijke man; maar er
kwamen alleen honden aanlopen, die zijn zweren likten.
Op zekere dag stierf de bedelaar, en hij werd door de engelen weggedragen om
aan Abrahams hart te rusten.
Ook de rijke stierf en werd begraven. Toen hij in het dodenrijk, waar hij hevig
gekweld werd, zijn ogen opsloeg, zag hij in de verte Abraham met Lazarus aan
zijn zijde. Hij riep: Vader Abraham, heb medelijden met mij en stuur Lazarus
naar me toe. Laat hem het topje van zijn vinger in water dompelen om mijn tong
te verkoelen, want ik lijd pijn in deze vlammen.
Maar Abraham zei: Kind, bedenk wel dat jij je deel van het goede al tijdens je
leven hebt ontvangen, terwijl Lazarus niets dan ongeluk heeft gekend; nu vindt
hij hier troost, maar lijd jij pijn. Bovendien ligt er een wijde kloof tussen
ons en jullie, zodat wie van hier naar jullie wil gaan dat niet kan, en ook
niemand van jullie naar ons kan oversteken.
Toen zei de rijke man: Dan smeek ik u, vader, dat u hem naar het huis van mijn
vader stuurt, want ik heb nog vijf broers. Hij kan hen dan waarschuwen, zodat
ze niet net als ik in dit oord van martelingen terechtkomen.
Abraham zei: Ze hebben Mozes en de profeten: laten ze naar hen luisteren!
De rijke man zei: Nee, vader Abraham, maar als iemand van de doden naar hen
toe komt, zullen ze tot inkeer komen.
Maar Abraham zei: Als ze niet naar Mozes en de profeten luisteren, zullen ze
zich ook niet laten overtuigen als er iemand uit de dood opstaat.'
In deze parabel plaatst Jezus een anonieme rijke tegenover de arme
Lazarus, die op God blijft vertrouwen. Tussen beiden ligt een afgrond van
onbegrip. Niemand kan een rijke helpen ontsnappen uit de egoïstische kring die
hem omsloten houdt. De enige uitweg die God hem biedt is zijn bekering tot de
ware liefde voor de armen.
Uit
de profeet Jeremia
17, 5-10
Dit zegt de Heer:
'Vervloekt wie op een mens vertrouwt, wie zijn kracht ontleent aan
stervelingen, wie zich afkeert van de Heer. Hij is als een struik in een dorre
vlakte, hij merkt de komst van de regen niet op. Hij staat in een
steenwoestijn, in een verzilt en verlaten land.
Gezegend wie op de Heer vertrouwt, wiens toeverlaat de Heer is. Hij is als een
boom geplant aan water, zijn wortels reiken tot in de rivier. Hij merkt de
komst van de hitte niet op, zijn bladeren blijven altijd groen. Tijden van
droogte deren hem niet, steeds weer draagt hij vrucht.
Niets is zo onbetrouwbaar als het hart, onverbeterlijk is het, wie zal het
kennen? Ik, de Heer, ben het die het hart doorgrondt, die nieren toetst, die
ieder naar zijn levenswandel beloont, aan ieder geeft wat hij verdient.'
Niets is zo ontbetrouwbaar als het hart. Daarom wordt hij, die
uitsluitend op mensen vertrouwt, onvruchtbaar als een struik in dorre vlakte.
Hij die op de Heer vertrouwt is als een boom geplant aan water, vol leven en
vruchtbaarheid. Met deze vergelijking verplicht Jeremia zijn toehoorders een
keuze te doen.
Op de Heer vertrouwen betekent bouwen op zijn trouw voor jou.
Het is geloven dat Hij je bewoont met zijn goddelijke liefde.
Het is geloven dat Hij je in die liefde wilt opnemen.
Het is geloven dat Hij dagelijks tot je zegt: 'Ik zal er zijn voor u.'
Het is geloven dat Hij je nooit zal lostlaten.
Het is geloven dat Hij bereid is altijd opnieuw je te vergeven.
Het is geloven dat Hij je steeds wilt genezen indien je gewond raakt.
Het is geloven dat Hij je altijd opnieuw wilt optillen wanneer je valt.
Het is geloven dat je je diepste identiteit zult vinden in Hem. Het is je geven aan zijn aanwezigheid, opdat Hij jouw leven mag
worden.
Op de Heer vertrouwen is puur gebed, dagelijks op je knieën én tussen de
kookpotten.
Onderweg naar Jeruzalem
nam Jezus de twaalf leerlingen apart. Hij zei tegen hen:
We zijn nu op weg naar Jeruzalem, waar de Mensenzoon zal worden uitgeleverd
aan de hogepriesters en de schriftgeleerden, die Hem ter dood zullen
veroordelen. Ze zullen Hem uitleveren aan de heidenen, die de spot met Hem
zullen drijven en Hem zullen geselen en kruisigen. Maar op de derde dag zal Hij
worden opgewekt uit de dood.
Daarop kwam de moeder van de zonen van Zebedeüs met haar zonen naar Hem toe. Ze
viel voor Hem neer om Hem een gunst te vragen.
Hij vroeg haar: Wat wilt u?
Ze antwoordde: Beloof me dat deze twee zonen van mij in uw koninkrijk naast U
mogen zitten, de een rechts van U en de ander links.
Maar Jezus zei hun: Jullie weten niet wat je vraagt. Kunnen jullie de beker
drinken die Ik zal moeten drinken?
Ja, dat kunnen wij , antwoordden ze.
Toen zei Hij: Uit mijn beker zullen jullie inderdaad drinken, maar wie er
rechts en links van mij zullen zitten kan Ik niet bepalen, die plaatsen behoren
toe aan hen voor wie mijn Vader ze heeft bestemd.
Toen de andere leerlingen hiervan hoorden, werden ze woedend op de twee broers.
Jezus riep hen bij zich en zei: Jullie weten dat heersers hun volken
onderdrukken en dat leiders hun macht misbruiken. Zo zal het bij jullie niet
mogen gaan. Wie van jullie de belangrijkste wil zijn, zal de anderen moeten
dienen, en wie van jullie de eerste wil zijn, zal jullie dienaar moeten zijn,
zoals de Mensenzoon niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen en
zijn leven te geven als losgeld voor velen.
Jezus spreekt klare taal tot zijn
apostelen als Hij het over zijn eigen toekomst heeft. Hij zal de beker drinken,
Hij zal gekruisigd worden. Maar de derde dag zal Hij verrijzen. Dat is ook de
weg van zijn volgelingen. Wie onder hen groot wil zijn zal de minste moeten
zijn, zoals de Mensenzoon.
Was het nu echt niet mogelijk dat dat Pasen
kon gebeuren zonder Goede Vrijdag ?
Moest dat lijden nu echt ?
Ja, het moest.
Jezus had kunnen weglopen, Hij had ten
strijde kunnen trekken, of Hij had zichzelf van het leven kunnen ontnemen.
Nee, niets van dat. Hij moest de weg gaan ten einde toe die Hij doorheen zo
veel woorden en gebaren heeft voorgehouden: liefhebben tot het uiterste.
Liefde zonder lijden is doorgaans geen
liefde. Het is hoogstens een streling van het eigen ego, een beminnen van hen
die ons sympathiek overkomen, hen tegemoet treden die we nodig hebben,...
Echt liefhebben is je leven geven, in de
meest diepe en religieuze betekenis van het woord.
Het zijn de woorden 'Ik zal er zijn voor u' vlees en bloed laten zijn in je
leven doorheen de hele kleine dingen van elke dag zoals ook in de grote keuzes
van het leven. En dit met een trouw die enkel de liefde geven kan.
Jezus sprak tot het
volk en tot zijn leerlingen:
'De schriftgeleerden en de Farizeeën hebben plaatsgenomen op de stoel van
Mozes. Houd je dus aan alles wat ze jullie zeggen en handel daarnaar; maar
handel niet naar hun daden, want ze doen zelf niet wat ze jullie voorhouden. Ze
bundelen alle voorschriften tot een zware last en leggen die de mensen op de
schouders, terwijl ze zelf geen vinger uitsteken om die te verlichten. Al hun
daden zijn erop gericht om door de mensen gezien te worden. Ze verbreden immers
hun gebedsriemen en maken de kwastjes aan hun kleren langer, ze verlangen een
ereplaats bij feestmaaltijden en in synagogen, en hechten eraan op het
marktplein eerbiedig te worden begroet en door de mensen rabbi te worden
genoemd.
Jullie moeten je niet rabbi laten noemen, want jullie hebben maar één meester,
en jullie zijn elkaars broeders en zusters.
En noem niemand op aarde vader, want jullie hebben maar één vader, de Vader in
de hemel.
Laat je ook niet leraar noemen, want jullie hebben maar één leraar, de messias.
De belangrijkste onder jullie zal jullie dienaar zijn.
Wie zichzelf verhoogt zal worden vernederd, en wie zichzelf vernedert zal
worden verhoogd.
Christus wijst op de plichten van
zijn volgelingen in de gemeenschap. Opvallend vertoon en ijdelheid zijn uit de
boze. De christen zal de nederige dienaar zijn van zijn broeders. Hij zal zich
niet de eigenschappen aanmatigen die alleen aan God of aan zijn Zoon toekomen
'De
belangrijkste onder jullie zal jullie dienaar zijn.'
Wie
we ook zijn, in welke levensstaat we ook leven, welke functie we ook uitoefenen
in Kerk of samenleving,... het is wel degelijk mogelijk om de ander ALTIJD
hoger te achten dan onszelf. Dat is evangelie. Enkele op deze wijze kunnen we
dienstbaar zijn, in de meest diepe religieuze betekenis van het woord.
Denk aan Jezus die als Zoon van God neerknielde voor zijn leerlingen om hen de
voeten te wassen. 'Doe zoals Ik jullie heb voorgedaan', was zijn oproep aan de
leerlingen toen. Deze oproep is ook aan ons adres: elkaar de voeten wassen.
In
de ander is God aanwezig, in de ander komt God ons tegemoet, in de ander mogen
we Hem eer brengen.. Christus is in de ander immers niet minder - ofschoon wel
anders - aanwezig. Dus de dienst innig beleven, terwijl we onze naaste
verachten is God beminnen en tegelijk flirten met de duivel. Dat kan en mag
niet samengaan.
De
ander dienen betekent zo met hem omgaan dat we het goede dat God in hem heeft
gelegd tot volle leven laten komen, het betekent hem vergeven waar nodig is,
het betekent de warme vriendschap van God voor de mensheid in zijn volheid
aanbieden doorheen woord en daad, en door onze naaste dagelijks mee te dragen
in ons gebed, hem aanbiedend aan God dat hij Hem mag leren kennen, ontmoeten,
drager en uitdrager mag worden van zijn Vrede.
Laat
ons dienen. Laat ons liefhebben. We zijn in goed gezelschap... de Heer is bij
ons.
Ik ben LUC, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Lucky.
Ik ben een man en woon in Moorsele (belgie) en mijn beroep is RUST........
Ik ben geboren op 30/12/1952 en ben nu dus 71 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: computer,,Muziek Fietsen en proberen niet mijn wil te doen maar deze van de Heer.
ben gehuwd met fabienne
De Geest van God is geen spookbeeld of hersenschim. Hij is onder ons aanwezig, voelbaar en tastbaar. Hij spreekt soms uit de blik in onze ogen. Je ziet hem in de mensen die verdraagzaam zijn en respectvol omgaan met elkaar. Je voelt hem in dat liefdevolle gebaar of die hartelijke handdruk. De Geest van God is de scheppende kracht die bruggen slaat over de diepste kloven, die mensen bij elkaar brengt en conflicten ombuigt in begrip en verzoening. Het is de energie die bergen kan verzetten en mensen boven hun kleinheid uittilt - de levensadem van God die mensen bezielt en in beweging zet.
Afscheid nemen is verdrietig, afscheid nemen is niet fijn afscheid nemen is iemand verlaten bij wie je graag zou willen zijn.
Afscheid nemen is die blik vol liefde en die aai over je bol afscheid nemen zijn die tranen je schiet er helemaal van vol.
Afscheid nemen zijn die woorden "Ik hou van jou, dag lieve schat. Je bent altijd bij me, want jij zit hier, diep in m'n hart."
Soms is het afscheid maar voor even soms voorgoed of voor een lange tijd maar wat je samen hebt mogen beleven dat raak je echt, nee nooit meer kwijt.
Parel
Je bent een parel, die zeer kostbaar is je naam staat onuitwisbaar in Mijn hand geschreven. Ik heb je zelf gemaakt om tot Mijn eer te leven je bent een parel, die zeer kostbaar is.
En eens zal Ik je roepen aan Mijn zij Mijn kind die roeping is zo hoog verheven. Uit liefde gaf ik jou Mijn eigen leven, ja, eenmaal zul je stralen aan Mijn zij.
Je bent nu nog op reis, het einddoel is in zicht, houd Mij maar stevig vast en luister naar Mijn stem. Aan d’einder gloort het nieuw Jeruzalem, daar zul je eeuwig leven in Mijn licht.
Je bent een parel, die zeer kostbaar is.
Dit gedicht is voor jou! Als je je alleen voelt je hart gebroken is of bezeerd als je bang bent voor wat komen gaat als je lief hebben hebt verleerd als je jezelf niet durft te zijn als je verteerd wordt door verdriet dan is dit gedicht voor jou want God vergeet je niet Hij wacht op je hij kent je vragen Hij zegt: “geef mij je last, dan kunnen we het samen dragen”. En langzaam zul je merken daar kun je van op aan, dat jij alleen nog je rugtas vasthoudt de inhoud is naar Hem overgegaan Als je je bedrogen voelt eenzaam en heel klein als je door de bomen het bos niet meer ziet en er misschien zelfs niet meer wilt zijn als je verstrikt zit in de netten van de zonde en niet weet hoe je daar uit moet geraken dan is dit gedicht voor jou Jezus zal het in orde maken Hij weet als geen ander hoe pijn voelt en wat een mens soms moet doorstaan Voor jou en mij is Hij uit liefde door enorm zware beproevingen gegaan Hij kijkt naar jou met een bewogen hart en een liefdevolle blik in Zijn ogen en wacht tot je Hem vragen zult je tranen te gaan drogen Dit gedicht is voor jou. Waarom? Is misschien je vraag. omdat God ontzettend van je houdt, grijp toch Zijn uitgestoken hand vandaag….