Deel door ons uw liefde uit
aan wie honger heeft en pijn.
Laat ons waar verdeeldheid is
uw vredestichters zijn.
Ons verlangen is alleen,
Heer, maak ons hart bereid,
dat door heel ons leven heen
uw liefde wordt verspreid.
Deel door mij uw liefde uit,
aan een medemens die lijdt.
Leer mij meer vervuld te zijn
met uw bewogenheid.
Mijn verlangen is alleen,
Heer, maak mijn hart bereid,
dat door heel mijn leven heen
uw liefde wordt verspreid.
Openbaar uw koninkrijk
aan wie zoekt, aan arm en rijk.
Giet een stroom van liefde uit,
dat in ons en door ons, o Jezus,
uw liefde wordt verspreid.(2x)
Deel ons door uw liefde uit
tot de einden van de aard'.
Dat zich waar de dood nu heerst
nieuw leven openbaart.
Maak ons als uw werkers klaar
en sterk ons in de strijd,
tot wij mogen oogsten waar
uw liefde wordt verspreid.
Openbaar uw koninkrijk
aan wie zoekt, aan arm en rijk.
Giet een stroom van liefde uit,
dat in ons en door ons, o Jezus,
uw liefde wordt verspreid.(6x)
Deel door ons uw liefde uit,)
maak ons hart bereid. )4x
Deel door ons uw liefde uit,)
ja wij zijn bereid. )2x
Deel door mij uw liefde uit )
ja ik ben bereid. )2x
Wat ogen zien dringt binnenin het hart. Het kan ons blij maken of ook heel verdrietig. Het kan ons soms zo diep raken, dat we er ziek van zijn. Ogen zijn de vensters van ons hart. Wie ze opent voor het licht, voor de zon overdag, voor de mooie dingen en voor de sterren in de nacht, is een blij en gelukkig mens. Met licht en meer moois in onze ogen komt er kleur in ons anders zo grijze leven. Want onze ogen weerspiegelen de liefde van Jezus. Een liefde, door Hem gegeven!
Uit het hart
Jouw Hemelse Vader die je heeft geschapen, die zoveel van je houdt, weet alles wat er zich in jouw hart afspeelt. Hij begrijpt en kent jou volkomen, Hij vraagt je om de juiste keuzes te maken! Hij verlangt niets liever dat Hij fier zou zijn op jou, dat je het pad der wijsheid zou blijven volgen! Het is niet altijd gemakkelijk, en je hebt vooral lef & doorzettingsvermogen nodig, maar dit alles is niet te vergelijken, met het liefdevolle geschenk dat je zal verkrijgen! Hij weet nu wat je denkt & wat je nog zou willen 'plannen'... Daarom vraag ik je : ook voor mij komt de tijd dat ik het aardse zal verlaten. Maar zou je dan niet blij & verheugd zijn als je weet, dat ik in het Hemelse paradijs zal blijven wachten op... jou !!! Filip V. (26-09-04)
Nadat Jezus en zijn leerlingen waren overgestoken,
kwamen ze bij Gennesaret aan land en daar legden ze aan.
Toen ze uit de boot stapten, werd Hij meteen herkend.
In het hele gebied ontstond een druk komen en gaan van mensen, die zieken op
draagbedden meenamen naar elke plaats waarvan ze hoorden dat Hij daar was.
Overal waar Hij kwam, in dorpen, steden en gehuchten, legden ze de zieken op
het plein. Ze smeekten Hem of ze ten minste de zoom van zijn kleed mochten
aanraken. En iedereen die Hem aanraakte, werd gered en genas.
Ook in het land van Gennesaret
dreigt Jezus slachtoffer te worden van zijn wonderdaden. Ook in het land van de
heidenen trok Jezus van dorp tot dorp, van mens tot mens. Het heil is voor
iedereen bestemd en zelfs op onvolkomen geloof geeft God antwoord.
Uit
de eerste brief van Paulus aan de Korintiërs
9, 16-19 + 22-23
Dat ik het evangelie verkondig is
voor mij geen reden om te roemen; ik kan niet anders, en het zou me slecht
vergaan als ik het niet zou doen. Als ik het uit eigen beweging zou doen, zou
ik recht op betaling hebben. Maar ik doe het niet uit vrije wil; deze opdracht
is mij toevertrouwd.
Wat is nu mijn loon? Dat ik het evangelie verkondig zonder er iets voor terug
te vragen en dus geen gebruik maak van de rechten die de verkondiging mij
geeft.
Vrij als ik ben ten opzichte van iedereen, ben ik de slaaf van iedereen
geworden om zo veel mogelijk mensen te winnen.
Voor de zwakken ben ik zwak geworden om hen te winnen. Ik ben voor iedereen wel
íets geworden, om in elke situatie althans enkelen te redden.
Ik doe alles voor het evangelie om ook zelf aan de beloften ervan deel te
krijgen.
Paulus verkondigt het evangelie van Christus niet om er loon mee te
verdienen of om geëerd te worden, maar omdat God hem daartoe geroepen en
gezonden heeft. Hij gaat ervan uit dat de overtuigingskracht van een onthechte
verkondiger er des te groter om zal zijn.
Uit
het evangelie volgens Marcus
1, 29-39
In die tijd, toen ze uit de
synagoge kwamen, ging Jezus met Jakobus en Johannes rechtstreeks naar het huis
van Simon en Andreas. Simons schoonmoeder lag met koorts in bed, en ze spraken
met Jezus over haar. Hij ging naar haar toe, pakte haar hand vast en hielp haar
overeind. Toen verliet de koorts haar, en ze begon voor hen te zorgen.
s Avonds laat, toen de zon al was ondergegaan, brachten de mensen alle zieken
en bezetenen naar Hem toe; alle inwoners van de stad hadden zich bij de deur
van het huis verzameld. Hij genas vele zieken van allerlei kwalen en Hij dreef
veel demonen uit, maar stond ze niet toe om iets te zeggen, want ze wisten wie
Hij was.
Vroeg in de ochtend, toen het nog helemaal donker was, stond Hij op, ging naar
buiten en liep naar een eenzame plek om daar te bidden. Maar Simon en de
anderen die bij Hem waren, gingen Hem vlug achterna, en toen ze Hem gevonden
hadden zeiden ze tegen Hem: Iedereen is naar u op zoek! Toen zei Hij: Laten
we ergens anders heen gaan, naar de dorpen hier in de omtrek, zodat Ik ook daar
het goede nieuws kan brengen. Daarvoor ben Ik immers op weg gegaan.
In heel Galilea bracht hij het nieuws in de synagogen en dreef Hij demonen uit
Simons
schoonmoeder lag met koorts in bed, en ze spraken met Jezus over haar. Wat is Jezus, de onbenaderbare, benaderbaar voor
de kleinen en de zwakken! Wat gaan ze vertrouwelijk met Hem om! Hij láát zich
ook door hen benaderen, niet om zich te laten verheerlijken, maar om hun zijn
barmhartigheid bewijzen en in zijn verrijzeniskracht te laten delen. Hij ging naar haar toe, pakte haar hand
vast en hielp haar overeind, deed haar verrijzen. s Avonds laat, toen de zon al was
ondergegaan, brachten de mensen alle zieken en bezetenen naar Hem toe; alle
inwoners van de stad hadden zich bij de deur van het huis verzameld. Hij genas
vele zieken. Wat een overvloed van barmhartigheid!
Paulus lijkt
wel een andere Jezus. Vrij als
ik ben ten opzichte van iedereen, ben ik de slaaf van iedereen geworden om zo
veel mogelijk mensen te winnen. Voor de zwakken ben ik zwak geworden om hen te
winnen. Ik ben voor iedereen wel íets geworden, om in elke situatie althans
enkelen te redden. Waar haalt Paulus de motivatie vandaan? Waar
halen wij de motivatie vandaan om onszelf te geven zonder te ontvangen, zó te
geven dat je er zelf niet beter van wordt, dat je er zelfs niet beter van wordt
in je eigen ogen, dat je linkerhand niet weet wat je rechter doet? Paulus zegt:
Deze opdracht is mij
toevertrouwd, door God. Ik doe het niet uit eigen beweging. De
beweegreden of de beweegkracht ligt niet in mij, maar buiten mij, die ligt bij
God. En als God iemand ergens toe roept, wordt dat waartoe Hij hem roept hem zo
eigen, dat hij niet anders kan. Dat
ik het evangelie verkondig is voor mij geen reden om te roemen; ik kan niet
anders.
Hier ligt het geheim van het evangelie, het geheim van het Rijk Gods. Het is
het geheim van Jezus. Ik doe alles voor het evangelie, ik doe alles voor Jezus,
om ook zelf deel te krijgen aan Jezus, aan het andere leven. Het is delen,
uitdelen, jezelf wegschenken en je daardoor verrijken. Het is je leven
verliezen om het te winnen; vermenigvuldigen door te delen. Je geeft weg, je
houdt niets over, en je wordt er toch beter van. Als je weggeeft, krijg je!
Waar haal je
dat vandaan? Waar haalt Jezus het vandaan? Het evangelie begon met te zeggen
dat Jezus uit de synagoge kwam, Hij doet het dus vanuit het gemeenschappelijke
gebed. En aan het einde van de lange werkdag, vroeg in de ochtend, toen het nog helemaal donker was, stond
Hij op, ging naar buiten en liep naar een eenzame plek om daar te bidden.
Aan het einde van de lange dag gaat Hij weer terug naar het gebed, terug naar
zijn Vader, naar zijn oorsprong, naar zijn roeping, zijn zending.
Als de
leerlingen Hem achterop komen en willen dat Hij mee teruggaat, omdat iedereen
Hem zoekt, antwoordt Hij: Laten
we ergens anders heen gaan, naar de dorpen hier in de omtrek, zodat Ik ook daar
het goede nieuws kan brengen. Daarvoor ben Ik immers op weg gegaan.
Het is dus in het gebed dat Jezus zich zijn oorsprong te binnen brengt. Hij
herbront zijn zending, zijn roeping, zijn motivatie, zijn beweegreden en zijn
beweegkracht en zo blijft Hij vrij van de vangnetten van de mensen, zo raakt
Hij niet in het drijfzand van het succes. Iedereen
is naar U op zoek! Ze willen U. Ze willen U vasthouden.
Bij Paulus is het niet anders. Ook hij handelt vanuit dat zendingsbewustzijn,
vanuit de taak die hem is toevertrouwd door God. Niet om zich vrij te maken
voor zichzelf, maar om zich vrij te maken vóór en zich meer te binden áán
anderen.
De apostelen kwamen weer
terug bij Jezus en vertelden Hem over alles wat ze gedaan hadden en wat ze de
mensen onderwezen hadden.
Hij zei tegen hen: Ga nu mee naar een eenzame plaats om alleen te zijn en een
tijdje uit te rusten.
Want het was een voortdurend komen en gaan van mensen, zodat ze zelfs niet de
kans kregen om te eten.
Ze voeren met de boot naar een afgelegen plaats, om daar alleen te kunnen zijn.
Maar hun vertrek werd opgemerkt en velen hoorden ervan, en uit alle steden
haastten de mensen zich over land naar die plaats en kwamen er nog eerder aan
dan Jezus en de apostelen.
Toen Hij uit de boot stapte, zag Hij een grote menigte en voelde medelijden met
hen, omdat ze leken op schapen zonder herder, en Hij onderwees hen langdurig.
Marcus beschrijft hoe Jezus de menigte aantrok en
met hen meeleefde. Deze zorg, Gods zorg voor de mensen, ligt aan de basis van
Jezus' onvermoeibare prediking. Ook de apostelen, die zo nauw met Christus'
missionaire zending verbonden zijn, moeten helemaal opgaan in het werk van de
verkondiging, zelfs op ogenblikken dat zij beschouwend bij Hem willen blijven.
De eisen van de verkondiging slorpen hen als mens helemaal op
Koning Herodes hoorde
van Jezus, want zijn naam was overal bekend geworden. Sommigen zeiden:
Johannes de Doper is opgewekt uit de dood en daardoor beschikt hij over zulke
wonderbaarlijke krachten. Maar anderen zeiden: Het is Elia, en weer anderen
zeiden: Hij is een profeet zoals die er vroeger waren.
Toen Herodes dit allemaal hoorde, zei hij: Het is Johannes, die ik heb
onthoofd, die weer is opgestaan.
Want Herodes had Johannes gevangen laten nemen en hem, aan handen en voeten
geketend, laten opsluiten vanwege Herodias, de vrouw van zijn broer Filippus,
met wie hij getrouwd was. Johannes had namelijk tegen Herodes gezegd: U mag
niet trouwen met de vrouw van uw broer.
Sindsdien had Herodias het op hem gemunt en wilde ze hem uit de weg ruimen,
maar ze kreeg er de kans niet toe, want Herodes had ontzag voor Johannes, omdat
hij wist dat hij een rechtvaardig en heilig man was, en hij nam hem in
bescherming. En hoewel hij altijd in grote onzekerheid verkeerde als hij naar
hem geluisterd had, bleef hij hem toch graag horen.
Op een keer deed zich echter een gunstige gelegenheid voor, toen Herodes op
zijn verjaardag een feestmaal gaf voor zijn hovelingen en de hoge militairen en
de voornaamste inwoners van Galilea. De dochter van Herodias kwam binnen om
voor Herodes en zijn gasten te dansen, wat bij hen erg in de smaak viel. De
koning zei tegen het meisje: Vraag me wat je maar wilt, en ik zal het je
geven. En hij bezwoer haar: Wat je ook vraagt, ik zal het je geven, al was
het de helft van mijn koninkrijk!
Ze ging naar haar moeder en vroeg: Wat zal ik vragen? Haar moeder zei: Het
hoofd van Johannes de Doper.
Haastig ging ze weer naar binnen, stapte recht op de koning af en zei tegen
hem: Ik wil dat u me nu meteen op een schaal het hoofd van Johannes de Doper
geeft.
Deze vraag bedroefde de koning zeer, maar hij wilde het haar niet weigeren
omdat hij in het bijzijn van zijn gasten een eed had gezworen.
Hij stuurde iemand van zijn garde weg met het bevel hem het hoofd te brengen.
De soldaat ging naar de gevangenis en onthoofdde Johannes. Hij bracht het hoofd
binnen op een schaal en gaf het aan het meisje, en zij gaf het aan haar moeder.
Toen zijn leerlingen hiervan hoorden, gingen ze zijn lijk halen en legden het
in een graf
Jezus'
optreden wekte verschillende reacties. Iedereen, ook ons, stelt Hij voor de
vraag naar zijn persoon. Koning Herodes die Johannes de Doper op een
schandelijke manier had geofferd voor een meisje, dacht dat deze Johannes weer
was verrezen toen hij hoorde over Jezus. Uit dit verhaal over de dood van
Johannes de Doper blijkt duidelijk hoe moeilijk het is om met de waarheid over
zijn eigen leven geconfronteerd te worden. Alle middelen zijn dan goed om het
gezicht te redden.
Jezus en zijn leerlingen
kwamen aan de overkant van het meer, in het gebied van de Gerasenen.
Toen Hij uit de boot gestapt was, kwam Hem meteen vanuit de grafspelonken een
man tegemoet die door een onreine geest bezeten was en in de spelonken woonde.
Zelfs als hij vastgebonden was met een ketting kon niemand hem in bedwang
houden. Hij was al dikwijls aan handen en voeten geketend geweest, maar dan
trok hij de kettingen los en sloeg hij de boeien stuk, en niemand was sterk
genoeg om hem te bedwingen. En altijd, dag en nacht, liep hij schreeuwend
tussen de rotsgraven en door de bergen en sloeg hij zichzelf met stenen.
Toen hij Jezus in de verte zag, rende hij op Hem af en viel voor Hem neer, en
luid schreeuwend zei hij: Wat heb ik met jou te maken, Jezus, Zoon van de
allerhoogste God? Ik bezweer je bij God: doe me geen pijn! Want hij had tegen
hem gezegd: Onreine geest, ga weg uit die man.
Jezus vroeg hem: Wat is je naam?
En hij antwoordde: Legioen is mijn naam, want we zijn met velen. Hij smeekte
Hem dringend om hen niet uit deze streek te verjagen.
Nu liep er op de berghelling een grote kudde varkens te grazen. De onreine
geesten smeekten hem: Stuur ons naar die varkens, dan kunnen we bij ze
intrekken.
Hij stond hun dat toe. Toen de onreine geesten de man verlaten hadden, trokken
ze in de varkens, en de kudde van wel tweeduizend stuks stormde de steile
helling af, het meer in, en verdronk in het water. De varkenshoeders sloegen op
de vlucht en vertelden in de stad en in de dorpen wat ze hadden meegemaakt, en
de mensen gingen kijken wat er was gebeurd.
Ze kwamen bij Jezus en zagen de bezetene daar zitten, gekleed en bij zijn volle
verstand, dezelfde man die altijd bezeten was geweest door het legioen, en ze
werden door schrik bevangen. Degenen die alles gezien hadden, legden uit wat er
met de bezetene en met de varkens was gebeurd. Daarop drongen de mensen er bij
Jezus op aan om hun gebied te verlaten.
Toen Hij in de boot stapte, smeekte de man die bezeten was geweest om bij Hem
te mogen blijven.
Dat stond Hij hem niet toe, maar Hij zei tegen hem: Ga naar huis, naar uw
eigen mensen, en vertel hun wat de Heer allemaal voor u heeft gedaan en hoe Hij
zich over u heeft ontfermd.
De man ging weg en maakte in Dekapolis bekend wat Jezus voor hem had gedaan, en
iedereen stond verbaasd.
Het land van de Gerasenen was voor de Joden het land van de
heidenen. Deze leefden in de ogen van de Joden in grafspelonken, in graven, als
zwijnen. Jezus wil deze hardheid van de Joden doorbreken en laten zien dat Hij
ook voor deze mensen gekomen is. De bezetene die Hij geneest wordt uitgenodigd
te gaan vertellen wat de Heer voor hem gedaan heeft. Jezus stoot niemand uit.
Voor ieder persoonlijk is Hij gekomen
Aan het eind van die dag,
toen het avond was geworden, zei Jezus tegen hen: Laten we het meer
oversteken.
Ze stuurden de menigte weg en namen Hem mee in de boot waarin Hij al zat, en
voeren samen met de andere boten het meer op.
Er stak een hevige storm op en de golven beukten tegen de boot, zodat die vol
water kwam te staan. Maar Hij lag achter in de boot op een kussen te slapen. Ze
maakten Hem wakker en zeiden: Meester, kan het U niet schelen dat we vergaan?
Toen Hij wakker geworden was, sprak Hij de wind bestraffend toe en zei tegen
het meer: Zwijg! Wees stil!
De wind ging liggen en het meer kwam helemaal tot rust.
Hij zei tegen hen: Waarom hebben jullie zo weinig moed? Geloven jullie nog
steeds niet?
Ze werden bevangen door grote schrik en zeiden tegen elkaar: Wie is Hij toch,
dat zelfs de wind en het meer Hem gehoorzamen?
Zo iets kan toch niet gebeuren.
Stormen en crisis rollen steeds aan in toenemende hevigheid. En de Heer schijnt
alles maar te laten begaan. De leerlingen beginnen aan Hem te twijfelen. Als
zij Hem in hun angst wekken, krijgen zij verwijten te horen om hun klein
geloof. Ze hebben Hem nog steeds niet herkend als hun Messias, als de gezondene
van God.
Ook al klinkt het heel cliché... wij allen hebben in ons leven met stormen te
maken.
Geloofstwijfel, ongeloof, tegenslag, leed, rouw,... stormen die ons vroeg of
laat allen overkomen.
Ze zijn in staat onze hele binnenkant overhoop te gooien.
Hoe moet het verder, in Gods naam...
En
waarschijnlijk klinkt ook dit cliché, maar Jezus is niet minder aanwezig in
deze stormen van het leven, dan op momenten dat onze levenszee schijnbaar
rustig is.
Net zoals de leerlingen zullen we ook van mening zijn dat Jezus slaapt. In
zekere zin doet Hij dat misschien ook, maar feit is: Hij is er wel.
En zoals Hij het gezag heeft om de storm te luwen, zo laat Hij schijnbaar ook
toe dat het af en toe stormt. Alsof het bij het leven hoort.
En
inderdaad, het hoort bij het leven. We hebben het zelfs nodig.
Moesten we de stormen niet nodig hebben... het zou ook niet stormen.
Stormen
voeden op. Ze maken ons volwassen in het geloof. Ze bevrijden ons van een
zekere kinderachtige en oppervlakkige geloofsbeleving waar de liefde schijnbaar
een van de grootste vanzelfsprekendheid is dat er bestaat. Dat is de liefde dus
niet.
Liefde is kruis en is dus helemààl niet vanzelfsprekend. Laat het je niet
wijsmaken !
Liefde
vraagt vertrouwen op en overgave aan de Heer. Dit is tegen de menselijke natuur
in die geneigd is z'n eigen buik te volgen.
Christelijke liefde trekt je van je buik weg, en doet je schenken aan Christus
die in je woont. Deze Christus zal je trekken in de brand van zijn eigen
liefde, in het vuur van zijn totaal gegeven-zijn voor de wereld, in volle
overgave aan de wil van de Vader.
Is dat vanzelfsprekend ? Nee !
Is dat onze roeping ? Ja !
Een mens
heeft stormen in z'n leven nodig om los te komen van z'n eigen buik.
Hij moet soms de duisternis in om te weten hoe licht de Heer wel is.
Jezus moet zich soms wegsteken om ons uit ons 'kot' te lokken, om onze dorst
naar Hem groter te maken.
Jezus zwijgt dikwijls totdat we zelf zwijgen... om Hem op een volwassen wijze
(terug) te vinden, sterker dan ooit.
Laten we
niet te snel boos zijn op de stormen die ons leven tarten.
Maar laten we de waas van onze ogen verwijderen en de Heer zien, die misschien
ook dan tot ons zegt: 'Kom, kleingelovige, Ik zal je sterk maken, in staat om
lief te hebben'.
Jezus sprak tot de menigte:
Het is met het koninkrijk van God als met een mens die zaad uitstrooit op de
aarde: hij slaapt en staat weer op, dag in dag uit, terwijl het zaad ontkiemt
en opschiet, ook al weet hij niet hoe.
De aarde brengt uit zichzelf vrucht voort, eerst de halm, dan de aar, en dan
het rijpe graan in de aar. Maar zo gauw het graan het toelaat, slaat hij er de
sikkel in, omdat het tijd is voor de oogst.
En Hij zei: Waarmee kunnen we het koninkrijk van God vergelijken en door welke
gelijkenis kunnen we het voorstellen?
Het is als een zaadje van de mosterdplant, het kleinste van alle zaden op aarde
wanneer het gezaaid wordt. Maar als het na het zaaien opschiet, wordt het het
grootste van alle planten en krijgt het grote takken, zodat de vogels van de
hemel in zijn schaduw kunnen nestelen.
Met zulke en andere gelijkenissen maakte Hij hun het goede nieuws bekend,
voorzover ze het konden begrijpen.
Hij sprak alleen in gelijkenissen tegen hen, maar wanneer Hij alleen was met
zijn leerlingen, verklaarde Hij hun alles.
'Het
is met het Koninkrijk van God als met een mens die zaad uitstrooit op de aarde:
hij slaapt en staat weer op, dag in dag uit, terwijl het zaad ontkiemt en
opschiet, ook al weet hij niet hoe', zegt Jezus ons vandaag in een
gelijkenis.
God is
de zaaier. Maar dikwijls gebruikt Hij de mens om zijn zaad uit te zaaien. Als
Hij aan ons vraagt om lief te hebben, gebruikt Hij ons als zijn instrument om
zijn zaad van liefde te zaaien in de situatie die zich aan ons voordoet, die
Hij aan ons geeft.
Het
gevaar bestaat er echter in dat een mens prat gaat op wat hij doet, dat hij het
liefhebben zich toeëigent. Al snel voelt een mens zich de grote weldoener die
toch wel veel goeds doet in deze wereld... En hij praat daar zo graag over...
Dat is jammer, omdat dat veel stuk maakt.
Degene die liefheeft verliest dan zijn voeling met God en wordt hoogmoedig. Hij
eigent zich toe wat God hem gaf, en speelt als zodanig een beetje god.
Het liefhebben zelf verliest z'n schoonheid, omdat God eruit wordt gehaald. Het
liefhebben mag uiterlijk dan wel een mooie daad zijn, doch het is in de diepte
van z'n schoonheid beroofd. Je bemint als een lege doos met mooi inpakpapier.
Het liefhebben verliest ook z'n genade. Want doorheen het liefhebben wil God
dikwijls genezend werkzaam zijn, wil Hij gemeenschap scheppen, verzoening tot
stand brengen, mensen aanraken, enz... Wie bemint los van God bemint zonder
deze ingrediënten. Het liefhebben heeft dan wel enige waarde, maar de echte
vruchten zoals God ze geven wilt zullen er niet komen. Jammer. Een gemiste
kans, zowel voor degene die liefheeft, als voor degene die bemind wordt.
Saulus bedreigde de
leerlingen van de Heer nog steeds met de dood. Hij ging naar .
de hogepriester met het verzoek
hem aanbevelingsbrieven mee te geven voor de synagogen in Damascus, opdat hij
de aanhangers van de Weg die hij daar zou aantreffen, mannen zowel als vrouwen,
gevangen kon nemen en kon meevoeren naar Jeruzalem.
Toen hij onderweg was en Damascus naderde, werd hij plotseling omstraald door
een licht uit de hemel. Hij viel op de grond en hoorde een stem tegen hem
zeggen: Saul, Saul, waarom vervolg je mij?
Hij vroeg: Wie bent U, Heer?
Het antwoord was: Ik ben Jezus, die jij vervolgt. Maar sta nu op en ga de stad
in, daar zal je gezegd worden wat je moet doen.
De mannen die met Saulus meereisden, stonden sprakeloos; ze hoorden de stem
wel, maar zagen niemand.
Saulus kwam overeind, en hoewel hij zijn ogen open had, kon hij niets zien.
Zijn metgezellen pakten hem bij de hand en brachten hem naar Damascus.
Drie dagen lang bleef hij blind en at en dronk hij niet.
In Damascus woonde een leerling die Ananias heette. In een visioen zei de Heer
tegen hem: Ananias!
Hij antwoordde: Ik luister, Heer.
Daarop zei de Heer: Ga naar de Rechte Straat en vraag daar in het huis van
Judas naar iemand uit Tarsus die Saulus heet. Hij is aan het bidden, en hij
heeft in een visioen gezien hoe een man die Ananias heet, binnenkomt en hem de
handen oplegt om hem weer te laten zien.
Ananias antwoordde: Heer, van veel kanten heb ik gehoord over deze man en over
al het kwaad dat hij uw heiligen in Jeruzalem heeft aangedaan. Bovendien heeft
hij toestemming van de hogepriesters om hier iedereen die uw naam aanroept in
de boeien te slaan.
Maar de Heer zei: Ga, want hij is het instrument dat Ik gekozen heb om mijn
naam uit te dragen onder alle volken en heersers en onder al de Israëlieten. Ik
zal hem tonen hoezeer hij moet lijden omwille van mijn naam.
Ananias vertrok en ging naar het huis, waar hij Saulus de handen oplegde,
terwijl hij zei: Saul, broeder, ik ben gezonden door de Heer, door Jezus, die
aan u verschenen is op de weg hierheen, om ervoor te zorgen dat u weer kunt
zien en vervuld wordt van de heilige Geest.
Meteen was het alsof er schellen van Saulus ogen vielen; hij kon weer zien,
stond op en liet zich dopen, en nadat hij gegeten had, kwam hij weer op
krachten.
Hij bleef enkele dagen bij de leerlingen in Damascus en ging onmiddellijk in de
synagogen verkondigen dat Jezus de Zoon van God is.
Allen die hem hoorden waren stomverbaasd en vroegen: Dat is toch de man die in
Jeruzalem de volgelingen van die Jezus naar het leven stond, en hij is toch
hierheen gekomen om hen gevangen te nemen en uit te leveren aan de hogepriesters?
Saulus optreden werd echter steeds krachtiger, en hij bracht de in Damascus
wonende Joden in verwarring door aan te tonen dat Jezus de messias is.
Niet elke bekering gebeurt zo
plots, op zon overdonderende manier als bij Paulus. Meestal geschiedt zij in
stilte, na verloop van veel tijd. Maar God blijkt een hevig man ook stevig aan
te pakken. Met dezelfde verbetenheid waarmee hij christenen vervolgde werd
Paulus de apostel van de jonge kerk. Hoewel hij persoonlijk een taaie doorzetter
bleek te zijn, was zijn boodschap evangelisch geduldig en zacht. In weinig tijd
gaf zijn grote werkkracht aan de kleine, gesloten kerk van Jeruzalem een open,
wereldwijde dimensie.
Ik ben LUC, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Lucky.
Ik ben een man en woon in Moorsele (belgie) en mijn beroep is RUST........
Ik ben geboren op 30/12/1952 en ben nu dus 71 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: computer,,Muziek Fietsen en proberen niet mijn wil te doen maar deze van de Heer.
ben gehuwd met fabienne
De Geest van God is geen spookbeeld of hersenschim. Hij is onder ons aanwezig, voelbaar en tastbaar. Hij spreekt soms uit de blik in onze ogen. Je ziet hem in de mensen die verdraagzaam zijn en respectvol omgaan met elkaar. Je voelt hem in dat liefdevolle gebaar of die hartelijke handdruk. De Geest van God is de scheppende kracht die bruggen slaat over de diepste kloven, die mensen bij elkaar brengt en conflicten ombuigt in begrip en verzoening. Het is de energie die bergen kan verzetten en mensen boven hun kleinheid uittilt - de levensadem van God die mensen bezielt en in beweging zet.
Afscheid nemen is verdrietig, afscheid nemen is niet fijn afscheid nemen is iemand verlaten bij wie je graag zou willen zijn.
Afscheid nemen is die blik vol liefde en die aai over je bol afscheid nemen zijn die tranen je schiet er helemaal van vol.
Afscheid nemen zijn die woorden "Ik hou van jou, dag lieve schat. Je bent altijd bij me, want jij zit hier, diep in m'n hart."
Soms is het afscheid maar voor even soms voorgoed of voor een lange tijd maar wat je samen hebt mogen beleven dat raak je echt, nee nooit meer kwijt.
Parel
Je bent een parel, die zeer kostbaar is je naam staat onuitwisbaar in Mijn hand geschreven. Ik heb je zelf gemaakt om tot Mijn eer te leven je bent een parel, die zeer kostbaar is.
En eens zal Ik je roepen aan Mijn zij Mijn kind die roeping is zo hoog verheven. Uit liefde gaf ik jou Mijn eigen leven, ja, eenmaal zul je stralen aan Mijn zij.
Je bent nu nog op reis, het einddoel is in zicht, houd Mij maar stevig vast en luister naar Mijn stem. Aan d’einder gloort het nieuw Jeruzalem, daar zul je eeuwig leven in Mijn licht.
Je bent een parel, die zeer kostbaar is.
Dit gedicht is voor jou! Als je je alleen voelt je hart gebroken is of bezeerd als je bang bent voor wat komen gaat als je lief hebben hebt verleerd als je jezelf niet durft te zijn als je verteerd wordt door verdriet dan is dit gedicht voor jou want God vergeet je niet Hij wacht op je hij kent je vragen Hij zegt: “geef mij je last, dan kunnen we het samen dragen”. En langzaam zul je merken daar kun je van op aan, dat jij alleen nog je rugtas vasthoudt de inhoud is naar Hem overgegaan Als je je bedrogen voelt eenzaam en heel klein als je door de bomen het bos niet meer ziet en er misschien zelfs niet meer wilt zijn als je verstrikt zit in de netten van de zonde en niet weet hoe je daar uit moet geraken dan is dit gedicht voor jou Jezus zal het in orde maken Hij weet als geen ander hoe pijn voelt en wat een mens soms moet doorstaan Voor jou en mij is Hij uit liefde door enorm zware beproevingen gegaan Hij kijkt naar jou met een bewogen hart en een liefdevolle blik in Zijn ogen en wacht tot je Hem vragen zult je tranen te gaan drogen Dit gedicht is voor jou. Waarom? Is misschien je vraag. omdat God ontzettend van je houdt, grijp toch Zijn uitgestoken hand vandaag….