Deel door ons uw liefde uit
aan wie honger heeft en pijn.
Laat ons waar verdeeldheid is
uw vredestichters zijn.
Ons verlangen is alleen,
Heer, maak ons hart bereid,
dat door heel ons leven heen
uw liefde wordt verspreid.
Deel door mij uw liefde uit,
aan een medemens die lijdt.
Leer mij meer vervuld te zijn
met uw bewogenheid.
Mijn verlangen is alleen,
Heer, maak mijn hart bereid,
dat door heel mijn leven heen
uw liefde wordt verspreid.
Openbaar uw koninkrijk
aan wie zoekt, aan arm en rijk.
Giet een stroom van liefde uit,
dat in ons en door ons, o Jezus,
uw liefde wordt verspreid.(2x)
Deel ons door uw liefde uit
tot de einden van de aard'.
Dat zich waar de dood nu heerst
nieuw leven openbaart.
Maak ons als uw werkers klaar
en sterk ons in de strijd,
tot wij mogen oogsten waar
uw liefde wordt verspreid.
Openbaar uw koninkrijk
aan wie zoekt, aan arm en rijk.
Giet een stroom van liefde uit,
dat in ons en door ons, o Jezus,
uw liefde wordt verspreid.(6x)
Deel door ons uw liefde uit,)
maak ons hart bereid. )4x
Deel door ons uw liefde uit,)
ja wij zijn bereid. )2x
Deel door mij uw liefde uit )
ja ik ben bereid. )2x
Wat ogen zien dringt binnenin het hart. Het kan ons blij maken of ook heel verdrietig. Het kan ons soms zo diep raken, dat we er ziek van zijn. Ogen zijn de vensters van ons hart. Wie ze opent voor het licht, voor de zon overdag, voor de mooie dingen en voor de sterren in de nacht, is een blij en gelukkig mens. Met licht en meer moois in onze ogen komt er kleur in ons anders zo grijze leven. Want onze ogen weerspiegelen de liefde van Jezus. Een liefde, door Hem gegeven!
Uit het hart
Jouw Hemelse Vader die je heeft geschapen, die zoveel van je houdt, weet alles wat er zich in jouw hart afspeelt. Hij begrijpt en kent jou volkomen, Hij vraagt je om de juiste keuzes te maken! Hij verlangt niets liever dat Hij fier zou zijn op jou, dat je het pad der wijsheid zou blijven volgen! Het is niet altijd gemakkelijk, en je hebt vooral lef & doorzettingsvermogen nodig, maar dit alles is niet te vergelijken, met het liefdevolle geschenk dat je zal verkrijgen! Hij weet nu wat je denkt & wat je nog zou willen 'plannen'... Daarom vraag ik je : ook voor mij komt de tijd dat ik het aardse zal verlaten. Maar zou je dan niet blij & verheugd zijn als je weet, dat ik in het Hemelse paradijs zal blijven wachten op... jou !!! Filip V. (26-09-04)
IK BEN DE ALFA EN DE OMEGA GEBED IS DE SLEUTEL VAN DE OCHTEND
EN DE GRENDEL VAN DE AVOND.
18-04-2012
Uit het evangelie volgens Johannes
Uit
het evangelie volgens Johannes
3, 16-21
Jezus sprak tot Nikodemus:
'God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat
iedereen die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.
God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om een oordeel over haar te
vellen, maar om de wereld door Hem te redden.
Over wie in Hem gelooft wordt geen oordeel uitgesproken, maar wie niet in Hem
gelooft is al veroordeeld, omdat hij niet wilde geloven in de naam van Gods
enige Zoon.
Dit is het oordeel: het licht kwam in de wereld en de mensen hielden meer van
de duisternis dan van het licht, want hun daden waren slecht.
Wie kwaad doet, haat het licht; hij schuwt het licht omdat anders zijn daden
bekend worden. Maar wie oprecht handelt zoekt het licht op, zodat zichtbaar
wordt dat God werkzaam is in alles wat hij doet.'
Geloven in Christus wil zeggen:
geloven dat Hij midden ons ons werd gezonden uit pure liefde, omdat God liefde
is. Zo een geloof geeft licht aan het leven dat soms zo duister is. Dat licht
is God zelf. Wie leeft in dit licht wordt licht voor anderen.
'Wie kwaad doet, haat het licht; hij
schuwt het licht omdat anders zijn daden bekend worden. Maar wie oprecht
handelt zoekt het licht op, zodat zichtbaar wordt dat God werkzaam is in alles
wat hij doet.'
Liefde en kwaad zijn tegengesteld,
zoals licht en duisternis dat zijn. Wie kwaad doet, leeft in tegenstelling met
de liefde en leeft in de duisternis.
Wie oprecht tracht te leven en daardoor het licht
opzoekt, zal getuigen van Gods
Liefde, want hij leeft in de Liefde en de Liefde spreekt van God.
Er was onder de
Farizeeën iemand die Nikodemus heette. Hij kwam in de nacht naar Jezus toe.
Rabbi, zei hij, wij weten dat U een leraar bent die van God gekomen is,
want alleen met Gods hulp kan iemand de wondertekenen doen die U verricht.
Jezus zei: Waarachtig, Ik verzeker u: alleen wie opnieuw wordt geboren, kan
het koninkrijk van God zien.
Hoe kan iemand geboren worden als hij al oud is? vroeg Nikodemus. Hij kan
toch niet voor de tweede keer de moederschoot ingaan en weer geboren worden?
Jezus antwoordde: Waarachtig, Ik verzeker u: niemand kan het koninkrijk van
God binnengaan, tenzij hij geboren wordt uit water en geest. Wat geboren is uit
een mens is menselijk, en wat geboren is uit de Geest is geestelijk. Wees niet
verbaasd dat Ik zei dat jullie allemaal opnieuw geboren moeten worden. De wind
waait waarheen hij wil; je hoort zijn geluid, maar je weet niet waar hij
vandaan komt en waar hij heen gaat. Zo is het ook met iedereen die uit de Geest
geboren is.
Het
verhaal van de ontmoeting tussen Jezus en Nikodemus leert ons de diepere zin
van het doopsel: herboren worden, nieuwe mens worden . De mens is meer dan
vlees en bloed en stof. Hij is in het doopsel als het ware opnieuw geboren.
Elke gedoopte is een kans voor Jezus om weer mens te worden onder de mensen.
Het doopsel eist dat wij elke dag als gedoopten leven.
Biologisch gezien
zijn wij uiteraard uit een mens geboren. Een wonderlijk gebeuren dat haar
wortels vindt in God zelf !
De roeping van de christen echter is in zijn leven een diepere dimensie van
geboorte ontdekken, namelijk een geboren of herboren worden in de heilige
Geest.
Jezus zegt daarover vandaag: 'De wind waait waarheen hij wil;
je hoort zijn geluid, maar je weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen
gaat. Zo is het ook met iedereen die uit de Geest geboren is.'
Jezus spiegelt het leven van een gedoopte hier aan het bestaan van de wind: je
hoort zijn geluid maar je weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen
gaat.
Een christen valt doorgaans niet zo op. Men hoeft ook niet van elkaar de hele
voorgeschiedenis te kennen om een goed christen te zijn. Dikwijls is het zelfs
goed om je bedeesd te houden in het kenbaar maken van die voorgeschiedenis,
omdat dat in wezen een zaak is tussen God en jou.
Waar de christen zijn weg zal eindigen is al even onbekend voor de
buitenwereld, zelfs voor de mens in kwestie. En da's een goede zaak. Het gaat
om vandaag, om de wijze van ons christen-zijn op deze dag. En morgen... da's
voor morgen.
De diepere inhoud van dit 'niet-weten' is het geheimnisvol handelen van God in
ons leven. Wie leeft doorheen de Geest, laat zich leiden door het leven van
Christus in hem. Of om het met de woorden van Paulus te zeggen: 'Het is niet meer ik, maar het
is Christus die leeft in mij'.
Het gaat om een volledige
beschikbaarheid jegens God, een overgave aan Christus' aanwezigheid in ons, een
zich toevertrouwen aan zijn leven in ons bestaan. Zo zal Hij door ons heen al
weldoende rondtrekken en zoals de wind waaien waar God ons naar toe zendt.
Op de avond van die
eerste dag van de week waren de leerlingen bij elkaar; ze hadden de deuren
afgesloten, omdat ze bang waren voor de Joden.
Jezus kwam in hun midden staan en zei: Ik wens jullie vrede!
Na deze woorden toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde. De leerlingen waren
blij omdat ze de Heer zagen.
Nog eens zei Jezus: Ik wens jullie vrede! Zoals de Vader mij heeft
uitgezonden, zo zend Ik jullie uit.
Na deze woorden blies Hij over hen heen en zei: Ontvang de heilige Geest. Als
jullie iemands zonden vergeven, dan zijn ze vergeven; vergeven jullie ze niet,
dan zijn ze niet vergeven.
Een van de twaalf, Tomas (dat betekent tweeling), was er niet bij toen Jezus
kwam. Toen de andere leerlingen hem vertelden: Wij hebben de Heer gezien! zei
hij: Alleen als ik de wonden van de spijkers in zijn handen zie en met mijn
vingers kan voelen, en als ik mijn hand in zijn zij kan leggen, zal ik het
geloven.
Een week later
waren de leerlingen weer bij elkaar en Tomas was er nu ook bij.
Terwijl de deuren gesloten waren, kwam Jezus in hun midden staan. Ik wens
jullie vrede! zei Hij, en daarna richtte Hij zich tot Tomas: Leg je vingers
hier en kijk naar mijn handen, en leg je hand in mijn zij. Wees niet langer
ongelovig, maar geloof.
Tomas antwoordde: Mijn Heer, mijn God!
Jezus zei tegen hem: Omdat je me gezien hebt, geloof je. Gelukkig zijn zij die
niet zien en toch geloven.
Jezus heeft nog
veel meer wondertekenen voor zijn leerlingen gedaan, die niet in dit boek
staan, maar deze zijn opgeschreven opdat u gelooft dat Jezus de messias is, de
Zoon van God, en opdat u door te geloven leeft door zijn naam.
Niets of niemand kan de
Verrezene nog beletten de zijnen te bezoeken. Hij brengt hen zijn Geest met de
vruchten ervan: vrede, vreugde en de macht om zonden te vergeven. In de persoon
van Tomas, die de Heer wilde zien en Hem heeft aangeraakt, lijkt Hij aan de
christenen van alle tijden te zeggen: wees er zeker van , Ik ben het werkelijk,
geloof ook jij dan.
Nadat
Jezus vroeg op de eerste dag van de week uit de dood was opgestaan, verscheen
Hij eerst aan Maria uit Magdala, bij wie Hij zeven demonen had uitgedreven. Ze
ging het nieuws vertellen aan de mensen die Hem hadden vergezeld en die nu om
Hem treurden en rouwden. Toen ze hoorden dat Hij leefde en dat zij Hem had
gezien, geloofden ze het niet.
Daarna verscheen Hij in een andere gedaante aan twee van hen toen ze buiten de
stad aan het wandelen waren. Ze gingen terug en vertelden het aan de anderen;
maar ook zij werden niet geloofd.
Ten slotte verscheen Hij aan de elf terwijl ze aan het eten waren, en Hij
verweet hun hun ongeloof en halsstarrigheid, omdat ze geen geloof hadden
geschonken aan degenen die Hem hadden gezien nadat Hij uit de dood was
opgewekt.
En Hij zei tegen hen: 'Trek heel de wereld rond en maak aan ieder schepsel
het goede nieuws bekend.'
Zij die
geloven kennen soms twijfel, zelfs de apostelen. Er zit tenslotte in elke mens
een stuk geloof en een stuk ongeloof. Dit evangelie leert ons, dat ook zij die
aanvankelijk geen geloof kunnen opbrengen, tot geloof geroepen blijven, om
daarna in volle kracht te getuigen. Dat is tevens de eindbalans van deze
paasweek. God heeft tijd. Maar als de tijd er is, moet de mens zich helemaal
gewonnen geven en geloven
Jezus sprak: 'Trek
heel de wereld rond en maak aan ieder schepsel het goede nieuws bekend.'
Het goede nieuws
bekend maken, de blijde boodschap verkondigen, getuigen van Jezus, betekent
niet de mensen met dit alles rond de oren slaan. Het betekent op de eerste
plaats bereid zijn, net zoals Jezus, broederschap te vormen met allen zonder
uitzondering. Niet vanuit een drang anderen te willen bekeren, maar vanuit een
Vrede die de ander laat aanvoelen dat God bestaat en van elke mens houdt, dat
Hij in Christus de mensheid verlost heeft en daarmee ieder de gelegenheid geeft
te leven in zijn Zoon.
Uiteraard mag
hierover ook met woorden gesproken worden, maar dit hoeft niet altijd. God is
groter dan onze woorden. Vanuit zijn Vrede die Hij in ons legt benadert Hij de
ander. Deze wijze van naar de ander toegaan is soms veel krachtiger dan het
gebruik van eigen woorden die dikwijls meer iets over ons zeggen dan over God.
Jezus verscheen weer aan de leerlingen, nu bij het
meer van Tiberias. Dat gebeurde als volgt.
Bij het meer waren Simon Petrus en Tomas (dat betekent tweeling), Natanaël
uit Kana in Galilea, de zonen van Zebedeüs en nog twee andere leerlingen.
Petrus zei: Ik ga vissen.
Wij gaan met je mee, zeiden de anderen. Ze stapten in de boot, maar de hele
nacht vingen ze niets.
Toen het al ochtend werd, stond Jezus op de oever, al wisten de leerlingen niet
dat het Jezus was.
Hij riep: Hebben jullie soms iets te eten?
Nee, antwoordden ze.
Gooi het net aan stuurboord uit, riep Jezus, dan lukt het wel.
Ze wierpen het net uit en er zat zo veel vis in dat ze het niet omhoog konden
trekken.
De leerling van wie Jezus hield zei tegen Petrus: Het is de Heer!
Zodra Simon Petrus dat hoorde, schortte hij zijn bovenkleed opmeer had hij
niet aanen sprong in het water.
De andere leerlingen kwamen met de boot en sleepten het net vol vis achter zich
aan. Ze waren niet ver van de oever, ongeveer tweehonderd el.
Toen ze aan land kwamen zagen ze een vuurtje met vis erop en brood.
Jezus zei: Breng ook wat van de vis die jullie net gevangen hebben.
Simon Petrus ging weer aan boord en trok het net aan land. Het zat vol grote
vissen, welgeteld honderddrieënvijftig, en toch scheurde het niet.
Jezus zei tegen hen: Kom, eet iets.
Geen van de leerlingen durfde Hem te vragen wie Hij was, ze begrepen dat het de
Heer was.
Jezus nam het brood en gaf hun ervan, en Hij gaf hun ook vis.
Dit was al de derde keer dat Jezus aan de leerlingen verscheen nadat hij uit de
dood was opgestaan.
Na de dood van Jezus hebben de
apostelen hun gewone bezigheden hernomen. Tijdens de maaltijd, zien ze de Heer
weer. Jezus openbaart zijn aanwezigheden in het alledaagse. Als we maar willen
zien met open ogen en met open hart
Wij hebben wel eens de neiging om de Heer te gaan zoeken in het buiten-gewone,
alsof Hij zich enkel zou openbaren buiten het alledaagse leven.
Het evangelie van vandaag toont aan dat Jezus zijn aanwezigheid openbaart in
het alledaagse, in onze dagelijkse bezigheden, in de gewone dingen van elke
dag.
We hoeven Hem echt niet ver te zoeken.
Wie Hem in de kleine dingen van elke
dag aanwezig weet, en de levenskunst verstaat zich te laten opnemen door Hem,
zal deze kleine dingen als grote dingen ervaren, omdat hij ze zal beleven als
gezegend en geleid door Christus zelf.
Onze dagelijkse maaltijden, onze
arbeid, onze omgang met echtgenoot of kinderen of collega's of wie dan ook, ons
gemeenschappelijk en persoonlijk gebed, onze verwondering over de pracht van de
natuur, enz... in alles openbaart Hij zijn aanwezigheid en krijgen wij van Hem
de uitnodiging ons te laten opnemen in zijn Liefde voor allen en alles.
Laat ons eenvoudig, fris en blij naar
Hem toegaan. Hij is in je hart, zie je het niet ?
35 Toen vertelden zij wat hun onderweg was
overkomen en hoe ze hem hadden herkend toen hij het brood brak.
36 En terwijl ze erover aan het praten waren, stond
hij opeens zelf in hun midden. Vrede, zei hij. 37 Ze waren verstijfd van
angst en dachten dat ze een geest zagen. 38 Maar hij zei: Waarom schrikken
jullie zo? En waarom komen zulke gedachten in jullie op? 39 Kijk, mijn handen,
mijn voeten: ik ben het zelf; raak me aan: een geest heeft geen vlees en
botten, en ik wel, zoals jullie zien. 40 Bij die woorden liet hij hun zijn
handen en zijn voeten zien. 41 Toen ze het van blijdschap en verbazing nog niet
konden geloven, vroeg Jezus hun: Hebben jullie hier iets te eten? 42 Ze gaven
hem een stuk gebakken vis. 43 Hij nam het aan en at het voor hun ogen op.
44 Hij zei tegen hen: Toen ik nog bij jullie was,
heb ik jullie dit gezegd: alles wat in de wet van Mozes, bij de profeten en in
de psalmen over mij geschreven staat, moet in vervulling gaan. 45 Toen opende
hij hun de ogen voor de Schrift, zodat ze de betekenis ervan begrepen.
46 En hij vervolgde: Dit staat er geschreven: de
Christus zal lijden en op de derde dag uit de dood opstaan, 47 en in zijn naam
zal aan alle volken, te beginnen bij Jeruzalem, worden verkondigd dat ze zich
tot God moeten keren en dat hun zonden vergeven zullen worden. 48 En jullie
zullen hiervan getuigen.
Het is niet zo vanzelfsprekend het feit van de verrijzenis zonder meer
te aanvaarden. Zelfs de leerlingen twijfelen. Jezus moet hen duidelijk maken
dat Hij het inderdaad is. Het zich toevertrouwen aan eenvoudig en echt geloof,
vervult de mens echter met vreugde, het brengt een rustige zekerheid. Geloven is
niet zozeer een intellectueel aanvaarden dan wel een zich geven aan Jezus. Ten
volle geloven is dan, dit geloof ook door heel zijn levenswijze waarmaken.
Op de eerste dag van de
week gingen twee van de leerlingen op weg naar een dorp dat Emmaüs heet en
zestig stadie van Jeruzalem verwijderd ligt. Ze spraken met elkaar over alles
wat er was voorgevallen.
Terwijl ze zo met elkaar in gesprek waren, kwam Jezus zelf naar hen toe en liep
met hen mee, maar hun blik werd vertroebeld, zodat ze Hem niet herkenden.
Hij vroeg hun: Waar loopt u toch over te praten?
Daarop bleven ze somber gestemd staan.
Een van hen, die Kleopas heette, antwoordde: Bent U dan de enige vreemdeling
in Jeruzalem die niet weet wat daar deze dagen gebeurd is?
Jezus vroeg hun: Wat dan?
Ze antwoordden: Wat er gebeurd is met Jezus uit Nazaret, een machtig profeet
in woord en daad in de ogen van God en van het hele volk. Onze hogepriesters en
leiders hebben Hem ter dood laten veroordelen en laten kruisigen. Wij leefden
in de hoop dat Hij degene was die Israël zou bevrijden, maar inmiddels is het
de derde dag sinds dit alles gebeurd is. Bovendien hebben enkele vrouwen uit
ons midden ons in verwarring gebracht. Toen ze vanmorgen vroeg naar het graf
gingen, vonden ze zijn lichaam daar niet en ze kwamen zeggen dat er engelen aan
hen waren verschenen. De engelen zeiden dat Hij leeft. Een paar van ons zijn
toen ook naar het graf gegaan en troffen het aan zoals de vrouwen hadden
gezegd, maar Jezus zagen ze niet.
Toen zei Hij tegen hen: Hebt u dan zo weinig verstand en bent u zo traag van
begrip dat u niet gelooft in alles wat de profeten gezegd hebben? Moest de
messias al dat lijden niet ondergaan om zijn glorie binnen te gaan?
Daarna verklaarde Hij hun wat er in al de Schriften over Hem geschreven stond,
en Hij begon bij Mozes en de Profeten.
Ze naderden het dorp waarheen ze op weg waren. Jezus deed alsof Hij verder
wilde reizen. Maar ze drongen er sterk bij Hem op aan om dat niet te doen en
zeiden: Blijf bij ons, want het is bijna avond en de dag loopt ten einde. Hij
ging mee het dorp in en bleef bij hen.
Toen Hij met hen aan tafel aanlag, nam Hij het brood, sprak het zegengebed uit,
brak het en gaf het hun.
Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze Hem. Maar Hij werd onttrokken aan
hun blik.
Daarop zeiden ze tegen elkaar: Brandde ons hart niet toen Hij onderweg met ons
sprak en de Schriften voor ons ontsloot?
Ze stonden op en gingen meteen terug naar Jeruzalem, waar ze de elf en de
anderen aantroffen, die tegen hen zeiden: De Heer is werkelijk uit de dood
opgewekt en Hij is aan Simon verschenen!
De twee leerlingen vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe Hij zich aan
hen kenbaar had gemaakt door het breken van het brood.
Zoals de
leerlingen van Emmaüs kunnen wij Jezus pas ervaren, zien, in onze wereld, in
onze menselijke relaties, als we echt geloof hebben, als we alles met nieuwe
ogen bekijken. Alles rondom ons, de opbloeiende natuur, de openbloeiende
mensen, onze eigen ervaringen, leiden naar Hem. Dat geloof is altijd een
tasten. Want als we Hem herkennen, verdwijnt Hij dikwijls weer uit ons gezicht.
De
leerlingen keerden Jeruzalem de rug toe, weg van de stad van lijden, dood en
verrijzenis. Maar de Heer liep met hen mee, wilde hen ontmoeten, maakte zich
kenbaar. En meteen draaide de leerlingen zich om en gingen terug naar
Jeruzalem, terug naar de stad van lijden, dood en verrijzenis. Ook wij lopen
wel eens weg van het kruis, weg van de liefde. Enerzijds omdat we dikwijls zo
weinig begrijpen van de liefde, anderzijds omdat deze weg ons beangstigt; ons
bang maakt onszelf te verliezen.
Maar de Heer kent onze twijfels, doorziet onze angst. En ook ons komt Hij
tegmoet. Ook met ons loopt Hij mee. Ook ons wilt Hij ontmoeten. Ook aan ons
wilt Hij zich kenbaar maken.
Sluiten
we onze ogen en ons hart voor deze ontmoeting, of heten we de Heer welkom,
opdat onze twijfels, onze zwakheden, ons ongeloof, kan omgebogen worden naar
zijn licht.
Laten we niet weglopen van
Jeruzalem, maar er voor goed onze woonst in vinden. Want in deze stad, daar in
het diepst van onze ziel, het nieuwe Jeruzalem, zullen we de genadeontvangen
Maria stond nog bij het graf
en huilde. Huilend boog ze zich naar het graf, en daar zag ze twee engelen in
witte kleren zitten, een bij het hoofdeind en een bij het voeteneind van de
plek waar het lichaam van Jezus had gelegen.
Waarom huil je? vroegen ze haar.
Ze zei: Ze hebben mijn Heer weggehaald en ik weet niet waar ze Hem naartoe
gebracht hebben.
Na deze woorden keek ze om en zag ze Jezus staan, maar ze wist niet dat het
Jezus was.
Waarom huil je? vroeg Jezus. Wie zoek je?
Maria dacht dat het de tuinman was en zei: Als u hem hebt weggehaald, vertel
me dan waar u hem hebt neergelegd, dan kan ik hem meenemen.
Jezus zei tegen haar: Maria!
Ze draaide zich om en zei: Rabboeni! (Dat betekent meester.)
Houd me niet vast , zei Jezus. Ik ben nog niet opgestegen naar de Vader. Ga
naar mijn broeders en zusters en zeg tegen hen dat Ik opstijg naar mijn Vader,
die ook jullie Vader is, naar mijn God, die ook jullie God is.
Maria uit Magdala ging naar de leerlingen en zei tegen hen: Ik heb de Heer
gezien!
En ze vertelde alles wat Hij tegen haar gezegd had.
De verrezen Heer
laat zich maar herkennen door de mens die Hem met liefde zoekt. Het verhaal van
Maria Magdalena toont ons aan dat Jezus ontdekt wordt waar Hij niet verwacht
wordt. We moeten dus Jezus leren zien waar Hij is. Hij is overal waar mensen
elkaar de kans geven nieuw te zijn
Meer dan we vermoeden spreekt Jezus ook ons aan
zonder dat we Hem daarbij onmiddellijk herkennen.
Wanneer je het Bijbelcitaat of de 'lezingen van de
dag' zojuist las was het wel degelijk de Heer die tot je sprak. Ja, we weten
dat gelovig wel, maar ontvangen we in het Woord Hem ook werkelijk. Laten we toe
dat Hij doorheen zijn Woord ons ten diepste aanraakt, opdat er genezing mag
plaatsvinden daar waar dit nodig is, daar waar God dit nodig acht.
Ook doorheen zoveel ontmoetingen met mensen,
doorheen talrijke situaties, in de stilte van ons gebed, komt en spreekt Hij.,
spreekt Hij ons toe, neemt ons in zich op, maakt Hij ons tot gemeenschap in
Hem.
Maar ook in het ruisen van de wind, in het kabbelend beekje, in het gekwetter
van de vogels,... spreekt Hij tot ons.
Laten we zijn spreken liefhebben, diep koesteren,
opdat het ons ten diepste mag raken en brengen in het lied van zijn eeuwige
liefde.
Ontzet en opgetogen
verlieten de vrouwen haastig het graf om het aan Jezus' leerlingen te gaan
vertellen.
Op dat moment kwam Hij hun tegemoet en groette hen.
Ze liepen op Hem toe, grepen zijn voeten vast en bewezen Hem eer.
Daarop zei Jezus: Wees niet bang. Ga mijn broeders vertellen dat ze naar
Galilea moeten gaan, daar zullen ze mij zien.
Terwijl de vrouwen onderweg waren, gingen enkele van de bewakers naar de stad.
Daar vertelden ze de hogepriesters alles wat er gebeurd was. Die vergaderden
met de oudsten en besloten de soldaten een flinke som geld te geven en hun op
te dragen: Zeg maar: Zijn leerlingen zijn s nachts gekomen en hebben Hem
heimelijk weggehaald terwijl wij sliepen. En mocht dit de prefect ter ore
komen, dan zullen wij hem wel bepraten en ervoor zorgen dat jullie buiten schot
blijven.
Ze namen het geld aan en deden zoals hun was opgedragen. En tot op de dag van
vandaag doet dit verhaal onder de Joden de ronde
Het lege graf van Jezus is voor sommigen bron van verbazing, geloof,
vreugde en hoop, voor anderen bron van ergernis, ongeloof en tegenwerking. Maar
elke mens moet tenslotte stelling nemen. Wie gelooft, zoals de vrouwen, brengt
ook vandaag de boodschap van vandaag naar de mensen. Als men louter met het
verstand tracht te zien, gelooft men evenwel nog niet. Men moet zich gewonnen
geven aan en in de Geest, met het hart. En ernaar leven...
Vroeg op de eerste dag
van de week, toen het nog donker was, kwam Maria uit Magdala bij het graf. Ze
zag dat de steen van de opening van het graf was weggehaald. Ze liep snel terug
naar Simon Petrus en de andere leerling, van wie Jezus veel hield, en zei: Ze
hebben de Heer uit het graf weggehaald en we weten niet waar ze Hem nu
neergelegd hebben.
Petrus en de andere leerling gingen op weg naar het graf. Ze liepen beiden
snel, maar de andere leerling rende vooruit, sneller dan Petrus, en kwam als
eerste bij het graf. Hij boog zich voorover en zag de linnen doeken liggen,
maar hij ging niet naar binnen. Even later kwam Simon Petrus en hij ging het
graf wel in. Ook hij zag de linnen doeken, en hij zag dat de doek die Jezus
gezicht bedekt had niet bij de andere doeken lag, maar apart opgerold op een
andere plek.
Toen ging ook de andere leerling, die het eerst bij het graf gekomen was, het
graf in. Hij zag het en geloofde. Want ze hadden uit de Schrift nog niet
begrepen dat Hij uit de dood moest opstaan.
Jezus leeft! Petrus, het hoofd van het apostelcollege, is als eerste
het graf binnengegaan en heeft het officieel vastgesteld. Maar het is Johannes,
de leerling die Jezus liefhad, die met zijn intuïtieve liefde het teken van het
lege graf onmiddellijk verstaat.
Uit
de Handelingen van de Apostelen
10, 34a + 37-43
Petrus
nam het woord en zei: 'U weet
wat er in heel het Joodse land is gebeurd, hoe het begon in Galilea, hoe God,
na de doop waartoe Johannes opriep, Jezus uit Nazaret met de heilige Geest
heeft gezalfd en met kracht heeft bekleed. Hij trok als weldoener door het land
en genas iedereen die in de macht van de duivel was, want God stond Hem bij.
Wij zijn de getuigen van alles wat Hij gedaan heeft, in het land van de Joden
en ook in Jeruzalem.
Zeker, ze hebben Hem gedood door Hem aan een kruishout te hangen, maar God
heeft Hem op de derde dag weer tot leven gewekt en Hem aan de mensen laten
verschijnen, niet aan het hele volk, maar aan enkele getuigen die daartoe door
God waren aangewezen, aan ons namelijk, die samen met Hem gegeten en gedronken
hebben nadat Hij uit de dood was opgestaan.
Hij heeft ons opgedragen daarvan getuigenis af te leggen en aan het volk bekend
te maken dat Hij het is die door God is aangesteld als rechter over de levenden
en de doden. Van Hem getuigen alle profeten dat iedereen die in Hem gelooft
door zijn Naam vergeving van zonden krijgt.'
Alleen een kleine groep mensen
kon getuigen van het paasmysterie. Zij waren niet enkel de getuigen geweest van
Jezus' openbaar leven maar ook van zijn verrijzenis. En als wij vandaag
geloven, dan is dat in de kracht van hun ervaring zn hun geloof.
Elkaar vandaag een
gelukkige of zalige hoogdag toewensen is een mooie en zinvolle gewoonte. Deze
paaszondag is immers dé Dag des Heren bij uitstek. Het is de 'Dag die de Heer
heeft gemaakt!' Daarom kunnen wij blij zijn en jubelen: 'Alleluia, Christus is
verrezen, alleluia!'
Ook wijzelf kunnen delen in die vreugde. Hij, Christus Jezus, heeft ons immers
radicaal nieuw gemaakt. Met Hem verrezen tot een nieuw leven, zijn wij ook
uitgenodigd mét Hem te leven! Daarom kunnen wij vandaag, als dankbare, gelovige
kinderen, de Vader jubelend danken voor zoveel goedheid.
Weinig
uitspraken in de geschiedenis van de mensheid hebben zulke verstrekkende
gevolgen gehad als deze triomfkreet van de Here Jezus, zo kort voor Zijn
sterven. Alles wat God verlangde, was volbracht. De Here Jezus heeft de wil van
God volkomen geopenbaard. Hij heeft alles gezegd wat gezegd moest worden, alles
gedaan wat gedaan moest worden. Hij was helemaal klaar met de taak die Zijn
Vader Hem opgedragen had. De Zoon des mensen die geen steen had om Zijn hoofd
op te laten rusten, kon het hoofd buigen en Zich overgeven in de handen van
Zijn Vader. Hij wist dat alles volbracht was. In deze drie woorden ligt onze
behoudenis voor eeuwig verankerd.
Het was kort voor het
pesachfeest. Jezus wist dat zijn tijd gekomen was en dat Hij uit de wereld
terug zou keren naar de Vader. Hij had de mensen die Hem in de wereld
toebehoorden lief, en zijn liefde voor hen zou tot het uiterste gaan.
Jezus en zijn leerlingen hielden een maaltijd. De duivel had intussen Judas, de
zoon van Simon Iskariot, ertoe aangezet Jezus te verraden.
Jezus, die wist dat de Vader Hem alle macht had gegeven, dat hij van God was
gekomen en weer naar God terug zou gaan, stond tijdens de maaltijd op. Hij
legde zijn bovenkleed af, sloeg een linnen doek om en goot water in een waskom.
Hij begon de voeten van zijn leerlingen te wassen en droogde ze af met de doek
die Hij omgeslagen had.
Toen Hij bij Simon Petrus kwam, zei deze: U wilt toch niet mijn voeten wassen,
Heer?
Jezus antwoordde: Wat Ik doe, begrijp je nu nog niet, maar later zul je het
wel begrijpen.
O nee, zei Petrus, míjn voeten zult u niet wassen, nooit!
Maar toen Jezus zei: Als Ik ze niet mag wassen, kun je niet bij mij horen,
antwoordde hij: Heer, dan niet alleen mijn voeten, maar ook mijn handen en
mijn hoofd!
Hierop zei Jezus: Wie gebaad heeft hoeft alleen nog zijn voeten te wassen, hij
is al helemaal rein. Jullie zijn dus reinmaar niet allemaal. Hij wist
namelijk wie Hem zou verraden, daarom zei Hij dat ze niet allemaal rein waren.
Toen Hij hun voeten gewassen had, deed Hij zijn bovenkleed aan en ging weer
naar zijn plaats.
Begrijpen jullie wat ik gedaan heb? vroeg Hij.
Jullie zeggen altijd meester en Heer tegen mij, en terecht, want dat ben
Ik ook. Als Ik, jullie Heer en jullie meester, je voeten gewassen heb, moet je
ook elkaars voeten wassen. Ik heb een voorbeeld gegeven; wat Ik voor jullie heb
gedaan, moeten jullie ook doen.
'Als Ik je voeten niet mag
wassen kun je niet bij mij horen.'
Dit gaat tegen alle wereldse logica in. God
zelf knielt voor de mens om de voeten te wassen, om hem te reinigen. Dat kan
Christus omdat Hij een en al Liefde is. De Liefde gaat nooit boven de ander
staan, maar treedt de naast tegemoet als een mindere. Dat is Liefde.
Wie deze daad van de Heer niet toelaat, zo zegt Hij, kan niet bij Hem horen.
Hij zal nooit Jezus' deelgenoot kunnen zijn. Het is in de reiniging dat
Christus ons in zich opneemt.
Eén van de twaalf, die met
de naam Judas Iskariot, ging naar de hogepriesters en zei: Wat krijg ik van u
als ik Hem aan u uitlever?
Ze betaalden hem dertig zilverstukken.
Vanaf dat moment zocht hij een gunstige gelegenheid om Hem uit te leveren.
Op de eerste dag van het feest van het Ongedesemde brood kwamen de leerlingen
naar Jezus toe en vroegen: Waar wilt U dat wij voorbereidingen treffen zodat U
het pesachmaal kunt eten?
Hij zei: Ga naar de stad en zeg tegen de persoon die jullie bekend is: De
meester zegt: Mijn tijd is nabij, bij jou wil Ik met mijn leerlingen het
pesachmaal gebruiken.
De leerlingen deden wat Jezus hun had opgedragen en bereidden het pesachmaal.
Toen de avond was gevallen, lag Hij samen met de twaalf aan voor de maaltijd.
Onder het eten zei Hij tegen hen: Ik verzeker jullie: een van jullie zal mij
uitleveren.
Dit bedroefde hen zeer, en de een na de ander vroegen ze hem: Ik toch niet,
Heer?
Hij antwoordde: Hij die samen met mij zijn brood in de kom doopte, die zal mij
uitleveren. De Mensenzoon zal heengaan zoals over Hem geschreven staat, maar
wee de mens door wie de Mensenzoon uitgeleverd wordt: het zou beter voor hem
zijn als hij nooit geboren was.
Toen zei Judas, die Hem zou uitleveren: Ik ben het toch niet, rabbi?
Jezus antwoordde: Jij zegt het.
Men is vaak het meest ontgoocheld
in zijn beste vrienden. Judas pleegt verraad aan zijn vriendschap met Jezus. De
andere leerlingen zijn er zich zeer goed van bewust dat ook zij nog geen echte
volgelingen van Jezus zijn. 'Ik toch niet, Heer?', vraagt elk van hen. Jezus
kiest voor de trouw aan de wil van zijn Vader.
Op
een van de grootste momenten uit de geschiedenis, daar waar Jezus zichzelf zal
schenken in brood en wijn, is het kwaad op z'n sterkst aanwezig.
De Heer en de duivel in Judas... samen aan dezelfde tafel. De Heer, een en al
liefde... en Judas, bezeten van zijn boze bedoelingen.
Waar
christelijke liefde is, is de duivel nooit ver af. Dat deze laatste mee aan
tafel zit, dwingt ons steeds op de hoede te zijn en de houding van innerlijke
onthechting aan te nemen.
Uit
het evangelie volgens Johannes
13, 21-33 + 36-38
Toen Jezus met zijn leerlingen aan tafel
aanlag werd Hij diepbedroefd, en Hij verklaarde: Waarachtig, Ik verzeker
jullie: een van jullie zal mij verraden.
De leerlingen keken elkaar aan en vroegen zich af wie Hij bedoelde.
Een van hen, de leerling van wie Jezus veel hield, lag naast Hem aan tafel aan,
en Simon Petrus beduidde hem dat hij moest vragen wie Jezus bedoelde.
Hij boog zich dicht naar Jezus toe en vroeg: Wie, Heer?
Degene aan wie Ik het stuk brood geef dat Ik nu in de schaal doop, zei Jezus.
Hij doopte een stuk brood in de schaal en gaf het aan Judas, de zoon van Simon
Iskariot.
Op dat moment nam de duivel bezit van Judas. Jezus zei: Doe maar meteen wat je
van plan bent.
Niemand aan tafel begreep waarom Hij dit zei; omdat Judas de kas beheerde,
dachten sommigen dat Jezus bedoelde dat hij inkopen voor het feest moest doen,
of dat hij iets aan de armen moest geven.
Judas nam het brood aan en ging meteen weg. Het was nacht.
Toen hij weg was zei Jezus: Nu is de grootheid van de Mensenzoon zichtbaar
geworden, en door Hem de grootheid van God. Als Gods grootheid door Hem
zichtbaar geworden is, zal God Hem ook in die grootheid laten delen, nu
onmiddellijk. Kinderen, Ik blijf nog maar een korte tijd bij jullie. Jullie
zullen me zoeken, maar wat Ik tegen de Joden gezegd heb, zeg ik nu ook tegen
jullie: Waar Ik heen ga, daar kunnen jullie niet komen.
Simon Petrus vroeg: Waar gaat U naartoe, Heer?
Jezus antwoordde: Ik ga ergens naartoe waar jij nog niet kunt komen, later zul
je mij volgen.
Waarom kan ik U nu niet volgen, Heer? Ik wil mijn leven voor U geven! zei
Petrus.
Maar Jezus zei: Jij je leven voor mij geven? Waarachtig, Ik verzeker je: nog
voor de haan kraait zul jij mij driemaal verloochenen.
Tijdens het
vriendenmaal voorspelt Jezus de komende dagen. Eén van zijn leerlingen, Judas
Iskariot, zal Hem verraden. Maar ook de anderen zullen ontredderd zijn. 'Ik ga
ergens naartoe waar jij nog niet kunt komen, later zul je mij volgen'. Zelfs Petrus zal Hem driemaal
verloochenen nog eer de haan kraait
Jezus voorspelt aan Petrus dat hij Hem driemaal zal
verloochenen. Dit moet Petrus zeer bedroefd hebben. Hij hield immers van zijn
Heer. Enkele dagen later zal blijken dat hij inderdaad zijn Heer drie maal zal
verloochenen.
En hoe zit dat met ons ?
Moest Jezus aan ons zeggen dat wij Hem binnenkort zullen verloochenen... we
zouden ook bedroefd zijn, want we houden van Hem.
En toch...
We leven in een tijd waarin veel christenen zich verbergen, alsof het leven van
de Kerk zich afspeelt in een soort catacomben. Wordt het eens geen tijd dat de
christen van zich laat horen, niet enkel onder zijn eigen broeders en zusters,
maar ook ver daarbuiten, in de wereld waar de Kerk hoort aanwezig te zijn.
Niet om aan anderen te melden dat de christen de waarheid in pacht zou hebben,
maar wel om ware broederschap met ieder aan te gaan die doorheen daad en woord
aantoont dat God van elke mens houdt en dat Christus ieder verlost heeft.
'Hier is mijn dienaar, hem
zal Ik steunen, hij is mijn uitverkorene, in hem vind Ik vreugde, Ik heb hem
met mijn geest vervuld. Hij zal alle volken het recht doen kennen.
Hij schreeuwt niet, hij verheft zijn stem niet, hij roept niet luidkeels in het
openbaar; het geknakte riet breekt hij niet af, de kwijnende vlam zal hij niet
doven. Het recht zal hij zuiver doen kennen.
Ongebroken en vol vuur zal hij het recht op aarde vestigen; de eilanden zien
naar zijn onderricht uit.
Dit zegt God, de Heer, die de hemel heeft geschapen en uitgespannen, die de
aarde heeft uitgehamerd met alles wat zij voortbrengt, die de mensen op aarde
levensadem geeft, en levensgeest aan allen die daar verkeren.
In gerechtigheid heb Ik, de Heer, jou geroepen. Ik zal je bij de hand nemen en
je behoeden, Ik neem je in dienst voor mijn verbond met de mensen en maak je
tot een licht voor alle volken, om blinden de ogen te openen, om gevangenen te
bevrijden uit de kerker, wie in het duister zitten uit de gevangenis.
In vier liederen bezingt
Jesaja de 'Dienaar van Jahwe', waarin Jezus de volmaakte verpersoonlijking zal
zijn. Het eerste lied spreekt over zijn uitverkiezing. Hij krijgt de opdracht
om Israël het heil te brengen. Daartoe werd hij vervuld met de geest. Hij zal
in zachtmoedigheid en nederigheid de kracht en het universele licht van de ware
God moeten brengen bij de naties.
Vandaag
horen we hoe Jesaja profeteert over Jezus: 'Het geknakte riet breekt hij
niet af, de kwijnende vlam zal hij niet doven.'
Meer dan
wie ook weet Jezus dat vele mensen geknakt door het leven gaan, als een
kwijnende vlam.
Zijn Liefde zal erin bestaan dit geknakt-zijn niet te breken, of de kwijnende
vlam te doven. Nee, Hij zal de mens optillen, ten diepste genezen, het vuur van
overgave terug aanwakkeren.
Meer dan
wijzelf, weet Hij dat de zonde het vuur in de mens dooft. Toegeven aan het
kwaad verwijdert de mens steeds meer van God, met alle gevolgen van dien voor
hemzelf en de samenleving.
Voor hen, voor ons, zal de Heer de weg gaan van het kruis. Hij zal tot in de
diepste krochten afdalen om ieder die daar huist de mogelijkheid te bieden zich
te laten optillen in het feest van de opstanding
Ik ben LUC, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Lucky.
Ik ben een man en woon in Moorsele (belgie) en mijn beroep is RUST........
Ik ben geboren op 30/12/1952 en ben nu dus 71 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: computer,,Muziek Fietsen en proberen niet mijn wil te doen maar deze van de Heer.
ben gehuwd met fabienne
De Geest van God is geen spookbeeld of hersenschim. Hij is onder ons aanwezig, voelbaar en tastbaar. Hij spreekt soms uit de blik in onze ogen. Je ziet hem in de mensen die verdraagzaam zijn en respectvol omgaan met elkaar. Je voelt hem in dat liefdevolle gebaar of die hartelijke handdruk. De Geest van God is de scheppende kracht die bruggen slaat over de diepste kloven, die mensen bij elkaar brengt en conflicten ombuigt in begrip en verzoening. Het is de energie die bergen kan verzetten en mensen boven hun kleinheid uittilt - de levensadem van God die mensen bezielt en in beweging zet.
Afscheid nemen is verdrietig, afscheid nemen is niet fijn afscheid nemen is iemand verlaten bij wie je graag zou willen zijn.
Afscheid nemen is die blik vol liefde en die aai over je bol afscheid nemen zijn die tranen je schiet er helemaal van vol.
Afscheid nemen zijn die woorden "Ik hou van jou, dag lieve schat. Je bent altijd bij me, want jij zit hier, diep in m'n hart."
Soms is het afscheid maar voor even soms voorgoed of voor een lange tijd maar wat je samen hebt mogen beleven dat raak je echt, nee nooit meer kwijt.
Parel
Je bent een parel, die zeer kostbaar is je naam staat onuitwisbaar in Mijn hand geschreven. Ik heb je zelf gemaakt om tot Mijn eer te leven je bent een parel, die zeer kostbaar is.
En eens zal Ik je roepen aan Mijn zij Mijn kind die roeping is zo hoog verheven. Uit liefde gaf ik jou Mijn eigen leven, ja, eenmaal zul je stralen aan Mijn zij.
Je bent nu nog op reis, het einddoel is in zicht, houd Mij maar stevig vast en luister naar Mijn stem. Aan d’einder gloort het nieuw Jeruzalem, daar zul je eeuwig leven in Mijn licht.
Je bent een parel, die zeer kostbaar is.
Dit gedicht is voor jou! Als je je alleen voelt je hart gebroken is of bezeerd als je bang bent voor wat komen gaat als je lief hebben hebt verleerd als je jezelf niet durft te zijn als je verteerd wordt door verdriet dan is dit gedicht voor jou want God vergeet je niet Hij wacht op je hij kent je vragen Hij zegt: “geef mij je last, dan kunnen we het samen dragen”. En langzaam zul je merken daar kun je van op aan, dat jij alleen nog je rugtas vasthoudt de inhoud is naar Hem overgegaan Als je je bedrogen voelt eenzaam en heel klein als je door de bomen het bos niet meer ziet en er misschien zelfs niet meer wilt zijn als je verstrikt zit in de netten van de zonde en niet weet hoe je daar uit moet geraken dan is dit gedicht voor jou Jezus zal het in orde maken Hij weet als geen ander hoe pijn voelt en wat een mens soms moet doorstaan Voor jou en mij is Hij uit liefde door enorm zware beproevingen gegaan Hij kijkt naar jou met een bewogen hart en een liefdevolle blik in Zijn ogen en wacht tot je Hem vragen zult je tranen te gaan drogen Dit gedicht is voor jou. Waarom? Is misschien je vraag. omdat God ontzettend van je houdt, grijp toch Zijn uitgestoken hand vandaag….