Deel door ons uw liefde uit
aan wie honger heeft en pijn.
Laat ons waar verdeeldheid is
uw vredestichters zijn.
Ons verlangen is alleen,
Heer, maak ons hart bereid,
dat door heel ons leven heen
uw liefde wordt verspreid.
Deel door mij uw liefde uit,
aan een medemens die lijdt.
Leer mij meer vervuld te zijn
met uw bewogenheid.
Mijn verlangen is alleen,
Heer, maak mijn hart bereid,
dat door heel mijn leven heen
uw liefde wordt verspreid.
Openbaar uw koninkrijk
aan wie zoekt, aan arm en rijk.
Giet een stroom van liefde uit,
dat in ons en door ons, o Jezus,
uw liefde wordt verspreid.(2x)
Deel ons door uw liefde uit
tot de einden van de aard'.
Dat zich waar de dood nu heerst
nieuw leven openbaart.
Maak ons als uw werkers klaar
en sterk ons in de strijd,
tot wij mogen oogsten waar
uw liefde wordt verspreid.
Openbaar uw koninkrijk
aan wie zoekt, aan arm en rijk.
Giet een stroom van liefde uit,
dat in ons en door ons, o Jezus,
uw liefde wordt verspreid.(6x)
Deel door ons uw liefde uit,)
maak ons hart bereid. )4x
Deel door ons uw liefde uit,)
ja wij zijn bereid. )2x
Deel door mij uw liefde uit )
ja ik ben bereid. )2x
Wat ogen zien dringt binnenin het hart. Het kan ons blij maken of ook heel verdrietig. Het kan ons soms zo diep raken, dat we er ziek van zijn. Ogen zijn de vensters van ons hart. Wie ze opent voor het licht, voor de zon overdag, voor de mooie dingen en voor de sterren in de nacht, is een blij en gelukkig mens. Met licht en meer moois in onze ogen komt er kleur in ons anders zo grijze leven. Want onze ogen weerspiegelen de liefde van Jezus. Een liefde, door Hem gegeven!
Uit het hart
Jouw Hemelse Vader die je heeft geschapen, die zoveel van je houdt, weet alles wat er zich in jouw hart afspeelt. Hij begrijpt en kent jou volkomen, Hij vraagt je om de juiste keuzes te maken! Hij verlangt niets liever dat Hij fier zou zijn op jou, dat je het pad der wijsheid zou blijven volgen! Het is niet altijd gemakkelijk, en je hebt vooral lef & doorzettingsvermogen nodig, maar dit alles is niet te vergelijken, met het liefdevolle geschenk dat je zal verkrijgen! Hij weet nu wat je denkt & wat je nog zou willen 'plannen'... Daarom vraag ik je : ook voor mij komt de tijd dat ik het aardse zal verlaten. Maar zou je dan niet blij & verheugd zijn als je weet, dat ik in het Hemelse paradijs zal blijven wachten op... jou !!! Filip V. (26-09-04)
IK BEN DE ALFA EN DE OMEGA GEBED IS DE SLEUTEL VAN DE OCHTEND
EN DE GRENDEL VAN DE AVOND.
17-09-2012
Uit het evangelie volgens Lucas
Uit
het evangelie volgens Lucas
7, 1-10
Toen Jezus aan het eind was gekomen van zijn toespraak tot de
menigte ging Hij Kafarnaüm in. Een centurio die daar woonde had een slaaf die
ernstig ziek was en op sterven lag; de centurio was erg op deze slaaf gesteld.
Toen hij over Jezus hoorde, zond hij enkele Joodse leiders naar Hem toe om Hem
te vragen bij Hem te komen en zijn slaaf van de dood te redden.
Toen ze bij Jezus waren gekomen, drongen ze er bij Hem op aan mee te gaan. Ze
zeiden: De man die u dit verzoekt, verdient het dat u hem deze gunst bewijst.
Want hij is ons volk goedgezind en heeft voor ons de synagoge laten bouwen.
Jezus ging samen met hen op weg. Hij was al niet ver meer van het huis
verwijderd, toen de centurio enkele vrienden naar Hem toe stuurde met de
mededeling: Heer, spaar U de moeite, want ik ben het niet waard dat U onder
mijn dak komt. Daarom ook achtte ik mij niet waardig om zelf naar U toe te
gaan. Maar U hoeft maar te spreken en mijn knecht zal genezen zijn. Ook ik ben
iemand die onder andermans gezag staat en zelf weer soldaten onder zich heeft,
en als ik tegen een soldaat zeg: Ga! dan gaat hij, en tegen een andere:
Kom! dan komt hij, en als ik tegen mijn slaaf zeg: Doe dit! dan doet hij
het.
Toen Jezus dit hoorde, verbaasde Hij zich over hem; Hij keerde zich om naar de
menigte die Hem volgde en zei: Ik zeg jullie, zelfs in Israël heb ik niet zon
groot geloof gevonden!
Toen de vrienden van de centurio terugkeerden naar zijn huis, troffen ze daar
de slaaf in goede gezondheid aan.
Er
is maar één voorwaarde nodig om deel te krijgen aan Jezus' goedheid en genade,
en dat is niet dat je tot een bepaald volk behoort en ook niet aan bepaalde
morele kwaliteiten voldoet, of bepaalde deugden hebt, of gerechtigheid
nastreeft, nee, er is maar één ding voor nodig en dat is: geloof. Dat je
gelooft in de goedheid van God en dat je gelooft dat zijn genade niet aan
willekeur onderhevig is. Dat Hij het in zijn macht heeft om te kunnen doen wat
Hij wil.
Precies zoals de centurio. Hij weet ook wat macht is, want hij heeft zelf macht
over anderen, ook al is hij zich ervan bewust dat de macht van Jezus van een
totaal andere aard is dan de wereldse macht. Nu echter weet hij zichzelf een
ondergeschikte tegenover Jezus, als tegenover een superieur die de macht heeft
om te bevelen en om die bevelen ook tot uitvoering te kunnen laten komen. Met
een enkel woord, zo gelooft hij, kan Jezus gebieden. Alleen maar één woord, één
enkel woord hoeft Hij maar te zeggen en dan gebeurt wat er in het Oude Verbond
in de belofte ook al gebeurde. Voor God is niets te moeilijk! Geen ongelovig
lachen bij wat God belooft, maar achter zijn machtige arm zijn goede hart zien.
Je gelooft in de goedheid van God, in zijn liefde, en dat brengt mee, dat je
gelooft in zijn macht.
Wij
geloven in God die liefde is en die de macht heeft om wat Hij in zijn liefde
heeft besloten ook tot uitvoering te brengen. Is dat niet wat wij in de eucharistie
vieren? Liefde geeft daar de toon aan en Hij heeft de macht om te doen wat Hij
in zijn liefde heeft besloten. Hij laat brood en wijn worden tot het Lichaam en
Bloed van Christus, én een nog veel groter wonder: Hij verandert mensen die
betrokken zijn op zichzelf tot mensen die betrokken zijn op de ander, op God en
op de naasten.
Jezus riep de menigte samen met de
leerlingen
bij zich en zei: 'Wie mijn volgeling wil zijn, moet
zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen
en zo achter mij aan komen. Want ieder die zijn
leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie
zijn leven verliest omwille van mij en het evangelie,
zal het behouden.'
Want hij heeft ons gemaakt tot wat wij nu zijn: in Christus Jezus geschapen om de weg te gaan van de goede daden die God heeft voorbereid. -- Efeziers 2:10
'Er is nooit iemand
opgestegen naar de hemel behalve degene die uit de hemel is neergedaald: de
Mensenzoon.
Deze moet hoog verheven worden, zoals Mozes in de woestijn de slang
omhooggeheven heeft, opdat iedereen die gelooft, in Hem eeuwig leven heeft.
Want God had de wereld zo lief dat Hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat
iedereen die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.
God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om een oordeel over haar te
vellen, maar om de wereld door Hem te redden.'
Wees barmhartig
zoals jullie Vader barmhartig is.
Oordeel niet, dan zal er niet over je geoordeeld worden. Veroordeel niet, dan
zul je niet veroordeeld worden. Vergeef, dan zal je vergeven worden. Geef, dan
zal je gegeven worden; een goede, stevig aangedrukte, goed geschudde en
overvolle maat zal je worden toebedeeld. Want de maat die je voor anderen
gebruikt, zal ook voor jullie worden gebruikt.
Hij vertrouwt je toe aan zijn engelen, die over je waken waar je ook gaat. Hun handen zullen je dragen, je voet zul je niet stoten aan een steen. -- Psalmen 91:11-12
Toen Jezus eens aan de oever van het Meer van Gennesaret stond
en het volk zich om Hem verdrong om naar het woord van God te luisteren, zag
Hij twee boten aan de oever van het meer liggen; de vissers waren eruit
gestapt, ze waren bezig de netten te spoelen.
Hij stapte in een van de boten, die van Simon was, en vroeg hem een eindje van
het land weg te varen; Hij ging zitten en gaf de menigte onderricht vanuit de
boot.
Toen Hij was opgehouden met spreken, zei Hij tegen Simon: Vaar naar diep water
en gooi jullie netten uit om vis te vangen.
Simon antwoordde: Meester, de hele nacht hebben we ons ingespannen en niets
gevangen. Maar als U het zegt, zal ik de netten uitwerpen.
En toen ze dat gedaan hadden, zwom er zon enorme school vissen in de netten
dat die dreigden te scheuren. Ze gebaarden naar de mannen in de andere boot dat
die hen moesten komen helpen; nadat dezen bij hen waren gekomen, vulden ze de
beide boten met zo veel vis dat ze bijna zonken.
Toen Simon Petrus dat zag, viel hij op zijn knieën voor Jezus neer en zei: Ga
weg van mij, Heer, want ik ben een zondig mens.
Hij was verbijsterd, net als allen die bij hem waren, over de enorme
hoeveelheid vis die ze gevangen hadden; zo verging het ook Jakobus en Johannes,
de zonen van Zebedeüs, die met Simon samenwerkten.
Jezus zei tegen Simon: Wees niet bang, voortaan zul je mensen vangen.
En nadat ze de boten aan land hadden gebracht, lieten ze alles achter en
volgden Hem.
Wij kunnen de
Heer ontmoeten in tekenen. Eén van deze tekenen is het apostolaat. De apostelen
kunnen zwoegen en werken, maar dikwijls zonder merkbaar resultaat. Op een teken
van de Heer wierpen zij hun netten uit. En het lukte. Zo geeft Christus
stuwkracht aan alwie Hem volgt.
Geloven kunnen we moeilijk wanneer we ons laten
drijven op de wind van onze lust, op de stroming van genot en eigenzin, door
onze zeilen gewoon naar de wind te zetten.
We hebben iemand nodig die ons zegt: 'Vaar naar diep water'. Durf je
netten daar uit te werpen. Gooi het met je leven over een andere boeg. We
hebben een gids nodig, een loods, een compas waar we gelovig op aansturen:
Jezus.
Jezus koos als zijn eerste leerlingen mensen van de
zee en van het strand, mensen zoals wij, met haken en ogen, met stormschade en
met breekbare netten. Hij roept ons om te luisteren naar zijn Woord, om zijn
Boodschap te beminnen, om ons te schenken aan Hem.
Na het verlaten
van de synagoge ging Jezus naar het huis van Simon. Simons schoonmoeder had
hoge koorts, en ze vroegen Hem om haar te helpen.
Hij boog zich over haar heen en sprak de koorts bestraffend toe. Die verliet
haar, en meteen stond ze op en begon voor hen te zorgen.
Toen de zon was ondergegaan, brachten de mensen al hun zieken naar Hem toe, aan
welke kwaal ze ook leden. Hij legde hun een voor een de hand op en genas hen.
Hij dreef ook veel demonen uit, die schreeuwden: Jij bent de Zoon van God!
Hij sprak hen bestraffend toe en verbood hun iets te zeggen; ze wisten immers
dat Hij de messias was.
Bij het aanbreken van de dag vertrok Hij en ging naar een eenzame plaats. De
mensen gingen Hem zoeken, en toen ze Hem gevonden hadden probeerden ze Hem
ervan te weerhouden bij hen weg te gaan. Maar Hij zei tegen hen: Ook in de
andere steden moet Ik het goede nieuws over het koninkrijk van God brengen, want
daarvoor ben Ik gezonden.
En Hij maakte dat goede nieuws bekend in de synagogen van Judea.
De mensen wilden Jezus, de
wonderdoener, vasthouden voor zichzelf. De genezingen die Hij verrichtte gaven
daar schijnbaar aanleiding toe. Maar Jezus was gekomen voor alle mensen en niet
slechts voor een kleine groep.
Simons schoonmoeder had hoge koorts, en ze vroegen Jezus om haar te helpen.
Hij boog zich over haar heen en sprak de koorts bestraffend toe. Die verliet
haar, en meteen stond ze op en begon voor hen te zorgen.
Meteen
stond ze op en begon voor hen te zorgen...
Wie geraakt wordt door de Heer, wie door Hem genezen wordt staat op, bij de
schoonmoeder van Petrus letterlijk, maar ook in het hart. Zij mocht bij wijze
van spreken al even proeven van de genade van Jezus' opstanding die korte tijd
later zou plaatsvinden.
Zo
is het ook met ons. Wanneer wij ons laten raken door Jezus, ons laten genezen
door Hem, maakt Jezus ons deelgenoot van zijn opstanding, deelgenoot van zijn
verrijzenisvreugde en -vrede waarvan we drager worden en als het goed is ook
uitdrager.
Wanneer
we biddend terugblikken op ons leven zullen we zeker momenten bespeuren waarin
we ons aangeraakt wisten door de Heer, op welke wijze ook. Het is goed dat we
deze momenten her-inneren, ze een plaats geven in ons innerlijk, opdat ze een
blijvende bron mogen zijn van genade, een bron van levengevend water waar Jezus
zelf de oorzaak van is.
We kunnen deze genade ook wegduwen, ze wegdringen naar ons onderbewuste, waar
haar vlammetje langzaam maar zeker uitdooft en alle kracht verliest. Dat zou
jammer zijn.
Wanneer Jezus ons aanraakt is dat altijd met de bedoeling dat we innerlijk
zouden opstaan, verenigd met Hem kijkend naar de Vader van wie alle genade
komt. In Hem zal Jezus ons ja-woord tot de Vader bezielen met de liefde van de
heilige Geest opdat het in waarheid mag gezegd worden en vruchten mag afwerpen
die haar oorsprong vinden in God zelf.
Laten
we de Heer in ons leven her-inneren. Dat dit ons blij en dankbaar mag stemmen.
Dat de her-innering ons mag doen opstaan, het Pasen uitdragend naar allen die
God op ons levenspad brengt.
Simons
schoonmoeder, zo lezen we, begon nadat ze opstond voor hen te zorgen. Zo mooi.
Laten we niet opstaan en zomaar wat rondkijken. Laten we zorgend gaan leven,
met zorg voor elkaar: thuis, op school, op het werk, in de buurt, naar de armen
toe, naar hen die geen licht meer zien,...
Laat
ons opstaan en Paasmensen worden: vanuit Gods vrede zorg dragen voor onze
samenleving.
Jezus kwam ook in Nazaret, waar Hij was
opgegroeid, en volgens zijn gewoonte ging Hij op sabbat naar de synagoge.
Toen Hij opstond om voor te lezen, werd Hem de boekrol van de profeet Jesaja
overhandigd, en Hij rolde hem af tot de plaats waar geschreven staat: De Geest
van de Heer rust op mij, want Hij heeft mij gezalfd. Om aan armen het goede
nieuws te brengen heeft Hij mij gezonden, om aan gevangenen hun vrijlating
bekend te maken en aan blinden het herstel van hun zicht, om onderdrukten hun
vrijheid te geven, om een genadejaar van de Heer uit te roepen.
Hij rolde de boekrol op, gaf hem terug aan de dienaar en ging weer zitten; de
ogen van alle aanwezigen in de synagoge waren op Hem gericht.
Hij zei tegen hen: Vandaag hebben jullie deze schrifttekst in vervulling horen
gaan.
Allen betuigden Hem hun bijval en verwonderden zich over de genaderijke woorden
die uit zijn mond vloeiden, en ze zeiden: Dat is toch de zoon van Jozef?
En Hij zei tegen hen: Ongetwijfeld zullen jullie me dit gezegde voorhouden:
Geneesheer, genees uzelf. Doe alles waarvan wij gehoord hebben dat het in
Kafarnaüm gebeurd is, ook hier in uw vaderstad.
Hij vervolgde: Luister, Ik zeg jullie dat geen enkele profeet welkom is in
zijn vaderstad. Maar Ik zeg het jullie zoals het is: in de tijd van Elia, toen
de hemel drie jaar en zes maanden lang gesloten bleef en er in het land een
grote hongersnood uitbrak, waren er veel weduwen in Israël. Toch werd Elia niet
naar een van hen gezonden, maar naar een weduwe in Sarepta bij Sidon. En in de
tijd van de profeet Elisa waren er veel mensen in Israël die leden aan
huidvraat, maar niemand van hen werd gereinigd, behalve de Syriër Naäman.
Toen de aanwezigen in de synagoge dit hoorden, ontstaken ze in grote woede. Ze
sprongen op en dreven Hem de stad uit, naar de rand van de berg waarop hun stad
gebouwd was, om Hem in de afgrond te storten.
Maar Hij liep midden tussen hen door en vertrok.
In de synagoge van Nazaret
verklaart Jezus dat de woorden uit de profeet Jesaja nu in vervulling zijn gegaan.
Gods Geest rust op Hem. Hij is de gezalfde, de Christus, gezonden om de Blijde
Boodschap te verkondigen. In Nazareth vindt Hij geen gehoor, maar bij de
heidenen wel. Zijn boodschap is er voor allen
Jezus
rolde de boekrol op, gaf hem terug aan de dienaar en ging weer zitten; de ogen
van alle aanwezigen in de synagoge waren op Hem gericht. Hij zei tegen hen:
Vandaag hebben jullie deze schrifttekst in vervulling horen gaan.
Jezus
is verleden, heden en toekomst.
Hij heeft historisch gezien hier op aarde rond gelopen, Hij is vandaag aanwezig
in en onder ons, en Hij zal komen bij zijn wederkomst.
De woorden Vandaag hebben jullie deze schrifttekst in vervulling horen gaan.
gaan terug op de tijd dat Hij lijfelijk onder ons was, ze gaan ook over de
dagen van zijn wederkomst, maar ze gaan ook over de dag van vandaag.
Dat
is het mooie aan het evangelie: het is elke dag nieuw,
Maar Jezus zei: Ik ben de opstanding en het leven. Wie in mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft, en ieder die leeft en in mij gelooft zal nooit sterven. -- Johannes 11:25-26
Jezus hield zijn
leerlingen volgende gelijkenis voor:
'Het zal met het Rijk der hemelen zijn als met een man die op reis ging, zijn
dienaren bij zich riep en het geld dat hij bezat aan hen in beheer gaf. Aan de een
gaf hij vijf talent, aan een ander twee, en aan nog een ander één, ieder naar
wat hij aankon. Toen vertrok hij.
Meteen ging de man die vijf talent ontvangen had op weg om er handel mee te
drijven, en zo verdiende hij er vijf talent bij. Op dezelfde wijze verdiende de
man die er twee had gekregen er twee bij. Degene die één talent ontvangen had,
besloot het geld van zijn heer te verstoppen: hij begroef het.
Na lange tijd keerde de heer van die dienaren terug en vroeg hun rekenschap.
Degene die vijf talent ontvangen had, kwam naar hem toe en overhandigde hem nog
vijf talent erbij met de woorden: Heer, u hebt mij vijf talent in beheer
gegeven, alstublieft, ik heb er vijf talent bij verdiend. Zijn heer zei tegen
hem: Voortreffelijk, je bent een goede en betrouwbare dienaar. Omdat je
betrouwbaar bent gebleken in het beheer van een klein bedrag, zal ik je over
veel meer aanstellen. Wees welkom bij het feestmaal van je heer.
Ook degene die twee talent ontvangen had, kwam naar hem toe en zei: Heer, u
hebt mij twee talent in beheer gegeven, alstublieft, ik heb er twee talent bij
verdiend. Zijn heer zei tegen hem: Voortreffelijk, je bent een goede en
betrouwbare dienaar. Omdat je betrouwbaar was in het beheer van een klein
bedrag, zal ik je over veel meer aanstellen. Wees welkom bij het feestmaal van
je heer.
Nu kwam ook degene die één talent ontvangen had naar hem toe, hij zei: Heer,
ik wist van u dat u streng bent, dat u maait waar u niet hebt gezaaid en oogst
waar u niet hebt geplant, en uit angst besloot ik uw talent te begraven;
alstublieft, hier hebt u het terug. Zijn heer antwoordde hem: Je bent een
slechte, laffe dienaar. Je wist dus dat ik maai waar ik niet heb gezaaid en
oogst waar ik niet heb geplant? Had mijn geld dan bij de bank in bewaring gegeven,
dan zou ik bij terugkomst mijn kapitaal met rente hebben terugontvangen. Pak
hem dat talent maar af en geef het aan degene die er tien heeft. Want wie heeft
zal nog meer krijgen, en wel in overvloed, maar wie niets heeft, hem zal zelfs
wat hij heeft nog worden ontnomen. En die nutteloze dienaar, gooi die eruit, in
de uiterste duisternis, waar men jammert en knarsetandt.
Laten we, om deze
parabel goed te verstaan, vertrekken van het woord talent. Dit woord roept iets
op dat je gegeven wordt. Een talent kan je niet kopen in een grootwarenhuis. Er
bestaat nergens een firma waar talenten gemaakt worden. Niemand in heel de
wereld heeft er een patent op. Talenten zijn aangeboren.
Wat uit de parabel nog het duidelijkst naar voor komt, is dat ieder mens
talenten van God meekrijgt. God gaat, wat dit betreft, aan niemand helemaal
voorbij. Van onszelf durven we niet zo vlug zeggen dat we talenten hebben. God
zegt: ieder mens heeft er. Wat meer is: het komt er niet zozeer op aan of je
vijf of twee of maar één talent hebt. De beloning is voor ieder dezelfde, zolang
je de gekregen talent(en) maar niet oppot of begraaft als dood kapitaal. Omdat
we van God allemaal talenten ontvingen, mogen we ons allemaal ook als een
bevoorrecht kind van God zien.
Een tweede les over
God is de volgende: God vertrouwt de mensen. Hij vertrouwt alles van zichzelf,
zijn rijkdom, zijn genade, zijn kracht, zijn liefde, en zijn
goedheid aan mensen toe. Hij wil het risico met ons lopen dat we er niets mee
doen. Het eigenaardigste van alles is: God maakt zijn beloning niet afhankelijk
van de vruchten die onze talenten opleveren. Die vruchten komen er gewoon bij.
Het enige wat God niet duldt, is dat we uit angst niets durven doen met de
gaven uit zijn hand.
In volle vertrouwen vraagt de Heer ons groei, aangroei. Hij rekent erop dat wij
de verantwoordelijkheid voor ons eigen leven werkelijk opnemen, de risico's
inbegrepen. Maar die zijn er zowel langs de kant van God als langs de kant van
de mensen.
Ten derde, zegt
Matteüs, de heer van de parabel is de Heer van het Rijk. De talenten die Hij ons
schenkt, geeft Hij met het oog op de uitbouw van het Rijk. We dienen ze te
gebruiken, niet ten bate van onszelf, maar van God. We mogen er nooit aan
voorbij gaan dat de Heer ons die talenten schenkt om zijn Rijk van liefde,
vrede en gerechtigheid te vestigen; een Rijk waar hardheid vervangen wordt door
goedheid, en egoïsme door voortdurende dienstbaarheid jegens God en de
medemensen.
Waar wij met ons vermogen om vrede te stichten ruzies vermijden, daar groeit
Gods Rijk. Wie het talent heeft om goed te doen en lief te hebben en dat ook
doet met het hart, handen en voeten, bouwt aan het Rijk Gods.
We zullen straks
verbaasd opkijken als onze God van trouw en vertrouwen tegen ons zegt: Voortreffelijk,
je bent een goede en betrouwbare dienaar. Omdat je betrouwbaar was in het
beheer van een klein bedrag, zal ik je over veel meer aanstellen. Wees welkom
bij het feestmaal van je heer.
Jezus hield zijn leerlingen volgende gelijkenis voor:
'Het zal met het Koninkrijk van de hemel zijn als met tien
meisjes die hun olielampen hadden gepakt en erop uittrokken, de bruidegom
tegemoet. Vijf van hen waren dwaas, de andere vijf waren wijs.
De dwaze meisjes hadden wel hun lampen gepakt, maar geen
extra olie. De wijze meisjes hadden behalve hun lampen ook olie in kruiken bij
zich.
Omdat de bruidegom op zich liet wachten, werden ze allemaal
slaperig en dommelden ze in. Midden in de nacht klonk er luid geroep: Daar is
de bruidegom! Kom, ga hem tegemoet.
Dat wekte de meisjes en ze brachten hun olielampen in orde.
De dwaze meisjes zeiden tegen de wijze: Geef ons wat van jullie olie, want
onze lampen gaan al uit.
De wijze meisjes antwoordden: Nee, straks is er nog te
weinig voor ons en jullie samen. Zoek liever een verkoper en koop zelf olie.
Terwijl zij op olie uit waren, arriveerde de bruidegom, en
zij die klaarstonden gingen met hem naar binnen voor het bruiloftsfeest, waarna
de deur gesloten werd.
Enige tijd later kwamen ook de andere meisjes. Ze riepen:
Heer, heer, laat ons binnen!
Maar hij antwoordde: Ik ken jullie werkelijk niet.
Wees dus waakzaam, want jullie weten niet op welke dag en
op welk tijdstip hij komt.'
Naast waakzaamheid raadt Jezus de christenen ook wijsheid
en voorzichtigheid aan. De boodschap van het evangelie moet nu reeds in de
praktijk worden gebracht. Anders zullen wij niet klaar zijn wanneer de
bruidegom komt. De Kerk wordt hier bruid genoemd. Zij bereidt zich voor op de
komst van de bruidegom, Christus haar Heer.
Christus Jezus zal komen als onze verlosser en rechter aan
de grens van de tijd. Dan zullen we Hem ontmoeten, eens en voor altijd. Wie we
ook zijn, waar en hoe we ook geleefd hebben... de ontmoeting zal plaatsvinden.
Laten we dus waakzaam zijn.
De parabel handelt niet enkel over de ontmoeting met de
Heer bij ons sterven. Hij handelt ook over elk moment waarop we de Heer
ontmoeten of ervaren dat Hij op ons toekomt (nu dus bijvoorbeeld in zijn Woord
dat je zonet gelezen hebt in de lezingen van de dag). Jezus Christus is niet
alleen toekomst, Hij is ook heden en hier. Ook daarvoor moeten we waakzaam
zijn.
Ieder moment van de dag kan een moment worden van
eeuwigheid, een kans om God en de medemensen te dienen en hen te beminnen met
de liefde die de Allerhoogste ons toereikt.
Soms kan Hij opeens voor ons staan, klaar en helder en heel
bewust. Duidelijk klinkt dan de plotse roep "Daar is de bruidegom!"
Maar soms gebeurt het dat Hij als het ware op ons toesluipt
op zachte voeten. Opeens staat Hij dan stil naast ons, stil achter ons.
Of Hij gaat met ons mee zonder spreken, zonder zichtbaar of
hoorbaar teken. Maar Hij is er wel.
Het kan ook zijn dat ons geloof wankelt, dat ons bidden en
zelfs beminnen dor is, dat we twijfelen, enz... ook dan is Hij midden onder ons
en leidt Hij ons.
Hij is altijd tussen ons en in ons, als de aanwezige én de
komende.
Jezus sprak tot zijn leerlingen:
'Wees waakzaam, want jullie weten niet op
welke dag jullie Heer komt.
Besef wel: als de heer des huizes had geweten
in welk deel van de nacht de dief zou komen, dan zou hij wakker gebleven zijn
en niet in zijn huis hebben laten inbreken. Daarom moeten ook jullie
klaarstaan, want de Mensenzoon komt op een tijdstip waarop je het niet
verwacht.
Wie is die betrouwbare en verstandige dienaar
die de heer heeft aangesteld over zijn huispersoneel om hun op tijd te eten te
geven? Gelukkig de dienaar die daarmee bezig is wanneer zijn Heer komt. Ik
verzeker jullie: Hij zal hem aanstellen over alles wat Hij bezit.
Slecht is echter de dienaar die bij zichzelf
zegt: Mijn Heer blijft voorlopig nog weg, en die zijn mededienaren begint te
slaan en het met dronkaards op een slempen zet. Dan zal de Heer van die dienaar
komen op een dag waarop hij het niet verwacht en op een tijdstip dat hij niet kent,
en Hij zal hem straffen met zijn zwaard en hem het lot van de huichelaars laten
ondergaan; daar zal hij met hen jammeren en knarsetanden.'
In een toespraak over de eindtijd, spoort Jezus ons
aan waakzaam te zijn en onze tijd goed te gebruiken. Wij kennen dag noch uur
van de laatste komst van de Heer.
Hoe
lieflijk is uw woning, HEER van de hemelse machten. Van verlangen smacht mijn
ziel naar de voorhoven van de HEER. Mijn hart en mijn lijf roepen om de levende
God.-- Psalmen 84:6-7
Handel niet uit geldingsdrang of eigenwaan, maar acht in alle bescheidenheid de ander belangrijker dan uzelf. Heb niet alleen uw eigen belangen voor ogen, maar ook die van de ander. -- Filippenzen 2:3-4
ens Matteüs
Uit het evangelie volgens Matteüs23, 13-22
13-22
'Wee jullie,
schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, jullie versperren de mensen de
toegang tot het Koninkrijk van de hemel. Jullie gaan er zelf niet binnen, maar
laten ook degenen die er willen binnengaan niet toe.
Wee jullie, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, jullie bereizen landen
en zeeën om één enkele proseliet te winnen, en wanneer je hem eenmaal voor je
gewonnen hebt, wordt hij dankzij jullie tot een hellekind in het kwadraat.
Wee jullie, blinde leiders, jullie zeggen: Wanneer iemand zweert bij de
tempel, is dat niet geldig. Alleen wie zweert bij het goud van de tempel, is
aan die eed gebonden. Dwaas zijn jullie en blind, wat is nu van meer waarde:
het goud of de tempel die het goud geheiligd heeft?
Zo zeggen jullie ook: Wanneer iemand zweert bij het altaar, is dat niet
geldig. Alleen wie zweert bij de offergave die daarop ligt, is aan die eed
gebonden. Blind zijn jullie, wat is nu van meer waarde: de offergave of het
altaar dat de offergave heiligt?
Wie dus zweert bij het altaar, zweert daarbij en bij alles wat daarop ligt. En
wie zweert bij de tempel, zweert daarbij en bij degene die hem bewoont. En wie
zweert bij de hemel, zweert bij de troon van God en bij Hem die daarop gezeten
is.
Tot
driemaal toe herhaalt Jezus aan de Farizeeën: 'Wee jullie.' Want ze hebben meer
aandacht voor wetten dan voor mensen. Ze stapelen belofte op belofte,
onderlijnen die met krachtwoorden, maar God interesseert hen niet veel.
'Wee jullie.'
Wat
Jezus ten diepste aanklaagt is de huichalarij en het formalisme als doel. De
huichelarij die zegt God te dienen maar zichzelf dient, die zegt God te zoeken
maar zichzelf achterna loopt. Het formalisme dat mensen slaaf maakt van
praktijken zonden inhoud, een soort gewetenssusserij dat mensen in het gedacht
brengt goed en vroom bezig te zijn, maar in werkelijkheid zijn ze slaaf van wat
ze de wet noemen. Ze zijn als appels van buiten glanzend en mooi, maar leeg en
smaakloos vanbinnen.
Bij
Jezus gaat het om de Gods-ontmoeting. Hij heeft het gebed niet afgeschaft maar
wil dat er met het hart wordt gebeden. Niet slaafs, maar van harte, van
Aangezicht tot aangezicht, in volle ontmoeting met de Vader, gericht op een
liefdevol leven.
Deze weg gebeurt doorgaans in stilte, zonder al te veel op te vallen,
gewoonlijk ook zonder al te luid alleluia. Dikwijls is het zelfs een weg van
droogte, van dorst naar de Levende.
Het heeft niets met huichelarij of formalisme te maken. Het heeft met het hart
te maken.
Het
christendom is een hartelijke godsdienst, een godsdienst van het hart, van Hart
tot hart, in Christus' Naam.
67 Jezus vroeg nu aan de twaalf: Willen jullie soms
ook weggaan?68 Simon Petrus gaf antwoord: Naar wie zouden we
moeten gaan, Heer? U spreekt woorden die eeuwig leven geven,
Ik ben LUC, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Lucky.
Ik ben een man en woon in Moorsele (belgie) en mijn beroep is RUST........
Ik ben geboren op 30/12/1952 en ben nu dus 71 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: computer,,Muziek Fietsen en proberen niet mijn wil te doen maar deze van de Heer.
ben gehuwd met fabienne
De Geest van God is geen spookbeeld of hersenschim. Hij is onder ons aanwezig, voelbaar en tastbaar. Hij spreekt soms uit de blik in onze ogen. Je ziet hem in de mensen die verdraagzaam zijn en respectvol omgaan met elkaar. Je voelt hem in dat liefdevolle gebaar of die hartelijke handdruk. De Geest van God is de scheppende kracht die bruggen slaat over de diepste kloven, die mensen bij elkaar brengt en conflicten ombuigt in begrip en verzoening. Het is de energie die bergen kan verzetten en mensen boven hun kleinheid uittilt - de levensadem van God die mensen bezielt en in beweging zet.
Afscheid nemen is verdrietig, afscheid nemen is niet fijn afscheid nemen is iemand verlaten bij wie je graag zou willen zijn.
Afscheid nemen is die blik vol liefde en die aai over je bol afscheid nemen zijn die tranen je schiet er helemaal van vol.
Afscheid nemen zijn die woorden "Ik hou van jou, dag lieve schat. Je bent altijd bij me, want jij zit hier, diep in m'n hart."
Soms is het afscheid maar voor even soms voorgoed of voor een lange tijd maar wat je samen hebt mogen beleven dat raak je echt, nee nooit meer kwijt.
Parel
Je bent een parel, die zeer kostbaar is je naam staat onuitwisbaar in Mijn hand geschreven. Ik heb je zelf gemaakt om tot Mijn eer te leven je bent een parel, die zeer kostbaar is.
En eens zal Ik je roepen aan Mijn zij Mijn kind die roeping is zo hoog verheven. Uit liefde gaf ik jou Mijn eigen leven, ja, eenmaal zul je stralen aan Mijn zij.
Je bent nu nog op reis, het einddoel is in zicht, houd Mij maar stevig vast en luister naar Mijn stem. Aan d’einder gloort het nieuw Jeruzalem, daar zul je eeuwig leven in Mijn licht.
Je bent een parel, die zeer kostbaar is.
Dit gedicht is voor jou! Als je je alleen voelt je hart gebroken is of bezeerd als je bang bent voor wat komen gaat als je lief hebben hebt verleerd als je jezelf niet durft te zijn als je verteerd wordt door verdriet dan is dit gedicht voor jou want God vergeet je niet Hij wacht op je hij kent je vragen Hij zegt: “geef mij je last, dan kunnen we het samen dragen”. En langzaam zul je merken daar kun je van op aan, dat jij alleen nog je rugtas vasthoudt de inhoud is naar Hem overgegaan Als je je bedrogen voelt eenzaam en heel klein als je door de bomen het bos niet meer ziet en er misschien zelfs niet meer wilt zijn als je verstrikt zit in de netten van de zonde en niet weet hoe je daar uit moet geraken dan is dit gedicht voor jou Jezus zal het in orde maken Hij weet als geen ander hoe pijn voelt en wat een mens soms moet doorstaan Voor jou en mij is Hij uit liefde door enorm zware beproevingen gegaan Hij kijkt naar jou met een bewogen hart en een liefdevolle blik in Zijn ogen en wacht tot je Hem vragen zult je tranen te gaan drogen Dit gedicht is voor jou. Waarom? Is misschien je vraag. omdat God ontzettend van je houdt, grijp toch Zijn uitgestoken hand vandaag….