Ik hou van u, prevelde de dame. Voorzichtig sloot hij de twee vensterramen.
de wereld zal me morgen eenzaam schijnen ! nauwkeurig sloot hij ook de vier gordijnen.
O, als ge wist hoe gaarne ik u zie ! Hij sloot zorgvuldig elke draperie.
Oooouw dear ! sprak ze met een verliefde reutel. En met een droge klik droei hij de sleutel.
Gij hoort bij mij als water bij de zee ! Hij dobberde nat naar de canapé.
Van ver reeds reikte zij haar rode lippen. En hij begon zijn das al ties te strippen.
De warme liefde op zijn stoer gelaat gegrift mompelde hij twee fouten in het onderschrift.
Toen kusten zij lang met gesloten ogen, zo lang dat het voorzeker niet zal mogen.
Haar boezem ging stielvaardig op en neer. Ze had talent, dat zag men elke keer.
Toen eindelijk het kussen was gedaan stond er 'The End' en ging het licht weer aan.
Er stommelden wat hielen en wat hakken en iemand zuchte dun: 'Het is gebakken'
Louis Verbeeck
Voor alle jarigen die mijn blog bezoeken.
Geen Super De Luxe
Geen roze in een doze, geen lelie, geen orchidee om in het leven te leven daarmee. Geen pronkstuk met veel tierlantijn, maar tintelende frisheid als heldere dauw die 't bloemeke laat botten tot blomme tot vrouw.
MORGENZON
Mooi die morgenzon, die groot en rond en rood, en klimmend in 't geluchte van het zomerblauw, die rijzend uit de nacht der stille stiltedood en schaduwvegendlang, nu ruimt het mistig grauw.
Mooi die zomerzon, juist boven de aardeschoot, die glinsterglans op 't groen en frisse morgendauw, het zoemend luisterspel der bij, niet eens zo groot die bloemen kust en nektar drinkt, om godentrouw.
Laat ons de bij, bloem, blad en bladerranken, schenk ons nog lang, uw milde vadergunst, het minnenspel van zon en wolkenbanken.
Laat ons de sonate van vele vogelklanken, dit dichterboek van schone schilderkunst in ruisakkoord,...zijn grote schepper danken.
Maryflor
MATIGING
'k En kan 't niet meer verdragen want 'k zie het keer op keer, 't en is niet met te vragen dat ik bekom, maar omgekeerd veeleer.
Men vraagt niet meer, men eist, de vuist gaat naar omhoge wat op een teken wijst van tand om tand en oog om oge.
En ik de arme domme dwaas, gelovend nog in plicht en rechten die eerlijkheid zie in een waas, die niet op straat wil vechten.
Geef ons maar Heer, die vroeg're kalme ruste de oude naastenliefde weer, die 't vuur der hebzucht bluste.
Maryflor
HUWELIJKSLENTE
Zojong en mooi en fris, met ogen die behagen. 't is alsof het lente is iets nieuws, wat mijn blikken zagen.
Ik laat het niet gauw blijken wat in 't gemoed geschied, maar 'k wil voor eens afwijken, om al het schoon dat men hier ziet.
Een schat mijn vrouw, hun moeder zei, drie kinderen had ik, maar... er kwam een dochter bij ! We hebben er nu van elk een paar.
Het weze hen gegeven, ten alle tijden en heel lang, geluk en voorspoed in het leven door liefd' en trouw, één samenzang.
Maryflor
DEBET
Ik hoop dat de jeugd, de zon ziet die de mist laat verdwijnen, de dwazen in hun hemd zet. Dat zij het nest dat wij hebben bevuild, weer proper wassen met de schulden van onze eigenwaan.
Maryflor
KLAARHEID
Ogen zijn om 't geluk te zien, ogen, die in de zomer de herfst bezien, soms stom en stille staren, die weemoedig dromen bij het vallen van de blaren der ranke slanke bomen.
Ogen zijn om je vrouw te zien, in vol ornaat of heel intiem, haar zachtjes te aanschouwen. Heerlijk is het om te zien, hoe kinderen van ons nu aan hun toekomst bouwen.
Ogen zijn om 't gemoed te peilen, in de donkerte der duisternis, waar de mist niet optrekt maar nog dikker wordt bijwijlen, waar het zoeken naar het licht moeilijk valt, onmogelijk wellicht.
Jonge ogen zullen later spreken, de bekrompenheid verbreken met een hart dat openstaat en het licht weer binnenlaat. Dan zal men klaarheid zien, misschien !
Maryflor
DE MELKKOE
de morgenfluister, kil en stil, een natte boerenweg en oostenwind, de parelmoeren heg, ik ril in de rust die ik vind.
Euhhh !... een goedendag ? Lomp en stom kijkt ze me aan, ze is niet kwaad van slag maar traag,... niet erg verlaan.
Loom en lui stapt ze voort die blanke, bruine of bonte koe, kwispelstaartend als het hoort tjokt ze naar de weide toe.
Voor haar zijn 't al gelijke dagen. Ze is niet veel gewent, ze eist niet,... komt niet af met vragen, wie is nu nog zo vlug kontent.
Niet overal is 't morgenstil in streek, land of kontinent. De weelde, onze welvaartsgril heeft ons de koe ontwend.
Maryflor
WERELDGEWELD
Lichtend verstand broze geest of, broos verstand en lichtende geest ! Wie zal het zeggen, of kan het zijn dat een broze, lichtende, verstandige geest over deze huidige tijden heerst op zoek naar zinneloos geweld, of wordt men helder van geest met gezond verstand zodat deze broze vrede blijven moge.
Maryflor
DE MERLAEN
Gij schetterende, kwetterende, zwarte vogel gij schiet boven 't gras uit een heg. Gij lijkt een roeste, maar toch snelle kogel uit Godes gewere, zo heel verre weg.
Gij kwieke maar sierlijke Merel gij schalt uw geluk honderduit. Gij draagt als een donkere, wondere perel uit Godes natuur, zijn zegen steeds uit.
Gij brengt ons steeds lente gij wijst ons 't geluk zo onbezonnen, maar zonder een juk.
Gij doet aan ons kond gij fluit immer were geloof in de mens, geloof in de Here
Zij zullen hem niet temmen, de fiere Vlaamse Leeuw. Al dreigen zij zijn vrijheid, met kluisters en geschreeuw. Ze zullen hem niet temmen, zolang een Vlaming leeft, Zolang de Leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft.
Ze zullen hem niet temmen, zolang een Vlaming leeft, Zolang de leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft. Zolang de leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft.
De tijd verslindt de steden, geen tronen blijven staan. De legerbenden sneven, een volk zal nooit vergaan. De vijand trekt te velde, omringd van doodsgevaar. Wij lachen met zijn woede, de Vlaamse Leeuw is daar.
Ze zullen hem niet temmen, zolang een Vlaming leeft, Zolang de leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft. Zolang de leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft.
Hij strijdt nu duizend jaren, voor vrijheid, land en God. En nog zijn zijner krachten, in al haar jeugdgenot. Als zij hem macht'loos denken, en tergen met een schop. Dan richt hij zich bedreigend, en vrees'lijk voor hen op.
Ze zullen hem niet temmen, zolang een Vlaming leeft, Zolang de leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft. Zolang de leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft.
Wee hem, de onbezonnen', die vals en vol verraad, de Vlaamse Leeuw komt strelen, en trouweloos hem slaat. Geen enkle handbeweging, die hij uit 't oog verliest: en voelt hij zich getroffen, hij stelt zijn maan en briest.
Ze zullen hem niet temmen, zolang een Vlaming leeft, Zolang de leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft. Zolang de leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft.
Het wraaksein is gegeven, Hij is hun tergen moe; met vuur in 't oog, met woede, springt hij den vijand toe. Hij scheurt, vernielt, verplettert, bedekt met bloed en slijk, en zegepralend grijnst hij, op 's vijands trillend lijk.
Ze zullen hem niet temmen, zolang een Vlaming leeft, Zolang de leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft. Zolang de leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft.
Vandaag zaterdag 21 maart 2009 opent de tentoonstelling Emile Claus en het landleven in het Museum voor Schone Kunsten te Gent. Tot zondag 21 juni 2009 staat de kunstenaar uit Sint-Eloois-Vijve (Claus 1849-1924) centraal zowel in Gent als in Deinze. Voor het Museum van Deinze en de Leiestreek, waar heel wat werken van Claus in zijn collectie heeft, was dit de perfecte gelegenheid om de onlangs verworven tekeningen van Emile Claus gedurende dezelfde periode aan het publiek voor te stellen. Emile Claus had reeds zijn retrospectieve in Waregem, waar hij ondermeer actief was aan wat we de voorloper van de huidige tekenacademie kunnen noemen. Rond 1868 volgde de beroemde Vlaamse schilder Emile Claus avondles en gaf later zelf les in de schetsclub van de avondschool, voorloper van huidige Sint-Paulus volwassenenonderwijs aan het VTI Pronkstuk in het museum te Deinze is 'De Bietenoogst'. Als er één kunstenaar is die Deinze wereldfaam bezorgde, dan is het wel Emile Claus. Op artistiek vlak rijst hij als een reus uit boven zijn tijdgenoten en leerlingen. Maar Claus is de meester. 'Drie maanden lang kan iedereen een unieke tentoonstelling bewonderen. Uniek omdat het de enige keer is dat we het volledige oeuvre van Claus dat Deinze in bezit hebben tezelfdertijd wordt getoond. Later zal dat fragmentarisch zijn. Uniek ook omdat het om een complementaire expositie gaat waarbij zowel het Museum voor Schone Kunsten in Gent als wij in Deinze Claus op een speciale manier belichten. In oktober vorig jaar verwierf het museum 102 tekeningen van de hand van Emile Claus, de kunstenaar die zich graag liet inspireren door de Leie, zijn omgeving en het werk op het platteland. Nu worden die voor het eerst voor het grote publiek tentoongesteld.
Het wordt in Deinze geen wandelingetje langs 115 tekeningen, schetsen en voorstudies voor schilderijen uitgevoerd op papier, met potlood, houtskool of sanguine. Nee, ze creëerden daar een gang waarin iedere tekening tot haar recht komt. De tentoonstelling laat Claus volop herleven aan de hand van citaten uit het boek 'Mijn broeder in Vlaanderen' van Cyriel Buysse. Die worden voorgedragen door Gilbert Van Vlaenderen en op de wanden geprojecteerd. In verschillende zalen werden aan het plafond reuzefoto's met beelden van Claus opgehangen.
We maken verder van de gelegenheid gebruik om zijn meesterwerk: de Bietenoogst (3,2 x 4,8 meter) speciaal te belichten. De expositie biedt de mogelijkheid om de 102 tekeningen die we in 2002 konden aankopen uit privé-bezit, samen met de 13 die we reeds in ons bezit hadden, te tonen, zegt museumverantwoordelijke Veerle Van Doorne.
De aanleiding tot het exposeren van de verzameling in Deinze is de tentoonstelling Emile Claus en het landleven in Gent en ook wel het doctoraat over Claus dat curator Johan De Smet onlangs beëindigde. Omdat het meer dan 10 jaar geleden was dat wij in Deinze nog iets rond Claus hadden gedaan, zijn ze mee in de dans gesprongen. Hoeveel werken Claus maakte, is niet direct geweten. Uit bronnen weten we wel dat hij veel werkte en zelfs in de kerk schetste. De Clausroute toont een aantal van die pleisterplaatsen.
In het Museum voor Schone Kunsten te Gent sluit het project Claus aan bij het tentoonstellingsbeleid van het museum. Dat is onder meer gericht op aspecten van de Belgische kunst in de negentiende en twintigste eeuw. Met deze tentoonstelling wordt Claus werk in de ontwikkeling van de Belgische beeldende kunst in de periode 1880-1914 gekaderd. In de complexe historische context van zijn tijd speelde hij weliswaar geen voortrekkersrol, maar was hij al evenmin een meeloper. Claus onderscheidde zich internationaal, en juist dit internationale succes reflecteerde zich in het werk van een uitgebreide groep jonge kunstenaars die in het begin van de twintigste eeuw debuteerden met luministisch werk.
Emile Claus was de belangrijkste vertegenwoordiger van het impressionisme in België. Hij
bewonderde het Franse impressionisme en paste deze stijl toe in de uitbeelding van zijn vertrouwde plattelandsomgeving. Claus werd in zijn tijd op de handen gedragen. Ook vandaag geniet zijn optimistische en zonnige kunst nog steeds een grote populariteit. De tentoonstelling brengt de beste werken van Emile Claus bijeen en belicht de centrale themas in zijn werk: de landarbeider, het werk op het land, het dorpsleven, het leven met de rivier en het zuivere landschap. Zijn werk wordt geconfronteerd met dat van Belgische tijdgenoten zoals Alfred William Finch, Léon Frédéric, Constant Permeke, Constantin Meunier en Théo Van Rysselberghe.
Emile Claus uit Sint-Eloois-Vijve
Claus werd geboren in 1849 als zoon van een winkelier-herbergier in Sint-Eloois-Vijve. Aanvankelijk gaat hij naar de academie van Waregem. Emile Claus groeide op in een eenvoudig milieu en het kostte hem veel moeite om zijn omgeving te overtuigen van zijn artistieke kwaliteiten. Uiteindelijk effende de componist Peter Benoit (1834-1901) Zijn vader was sluiswachter in Sint-Eloois-Vijve - voor hem de weg naar de Antwerpse Academie (1869-1874). Ondanks goede resultaten deed hij niet mee aan de Prijs van Rome, waarna een breuk kwam met directeur de Keyser en hij een zelfstandig artiestenleven begint, waarbij hij in zijn levensonderhoud voorziet door het geven van les, ondermeer in Waregem.
Zijn eerste tentoonstelling vond plaats te Gent in 1874, onder het goedkeurend oog van Nicaise de Keyser (1813-1887), de directeur van de Antwerpse academie, in wiens atelier hij op dat moment werkzaam was. Claus verlengde zijn verblijf in Antwerpen en werd er beïnvloed door kunstenaars van de zgn. grijze Antwerpse school. In deze periode kreeg hij ook officiële opdrachten van de stad. Bij de Antwerpse bourgeoisie ontpopte de kunstenaar zich als een veelgevraagd portretschilder.
Wellicht onder invloed van oriëntalistische doeken van Charles Verlat (1824-1890) ondernam Claus in 1879 een reis naar Spanje, Marokko en Algerije. Aan de Middellandse Zee werd Claus verrast door de heftige koloristische tonaliteiten en de intense lichteffecten op de omgeving. Het tot dan tamelijk sombere, Antwerpse palet verheldert en verlevendigt sterk in de studies en schilderijen uit deze periode. Men mag echter aan deze reis niet te veel belang hechten. Artistiek vervolgde Claus bij zijn terugkeer de weg die hij voorheen was ingeslagen.
Nadat hij in de jaren zeventig en de vroege jaren tachtig vooral bekendheid had verworven in Antwerpse kringen, volgde nationaal en internationaal succes toen hij op het Parijse Salon en het Salon van Antwerpen in 1882Het hanengevecht tentoonstelde. Het gezaghebbende Brusselse tijdschrift L'Art Moderne erkende in hem een groot portrettist, maar duwde hem toch in de conservatieve, Antwerpse hoek. Het doek, aanvankelijk bedoeld als een portrettengalerij van vooraanstaande Waregemse notabelen, werd niet voldoende realistisch bevonden, als had hij te weinig oog voor het barbaarse spel van het hanengevecht.
In de drie jaar volgend op Het hanengevecht toonde Claus zich als een doordacht landschapschilder, een beschouwer van de volle, frissche natuur. De verwondering dat hij die gedachten in het hoofd en die poëzie in het hart had, - dat hij over zoveel kracht van uitvoering beschikte en over zo'n rijk koloriet, lokte bij de critici een bewondering in superlatieven uit. Claus' stukken werden doorgaans als bezielde fotografie gewaardeerd: de schilder werd beschouwd als een zeer talentvol man en bovendien als een natuurdichter van hoge waarde. Van dan af nam hij jaarlijks deel aan de Parijse Salons waar Claus de invloed onderging van de panoramische, in plein-air geschilderde werken van de salonprotagonisten Jules Bastien-Lepage (1848-1884) en diens geestelijke opvolger Léon Lhermitte (1844-1925). Hij verwijderde zich van de afstandelijke portretstudies in de lijn van Alfred Stevens (1823-1906), Jan Verhas (1834-1896) en Edouard Agneessens (1842-1885)-door de kunstkritiek gemeenzaam bevallige kabinetstukjes genoemd - en wierp zich op de natuur.
In 1886 trad Claus in het huwelijk met Charlotte Dufaux, afkomstig uit een vooraanstaande notaris-dynastie uit Waregem en betrok hij definitief een jachtpaviljoen te Astene (dichtbij Deinze), het atelier dat later als Villa Zonneschijn bekend werd. Deze naam vat volgens diens vriend - de belangrijke kunstcriticus en romancier Camille Lemonnier (1844-1913) - het doel van de kunstenaar samen, nl. de intensieve studie van de veranderende impact van het licht op de natuur. De landelijke omgeving en het wijdse vergezicht op de Leie inspireren tot doeken als De Oude tuinman, De pick-nick (Brussel, Koninklijke Verzameling) en Vlaswieden in Vlaanderen (Antwerpen, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten). Zijn voorkeur gaat uit naar grootse composities, waarin op een natuurgetrouwe, wetenschappelijk-punctuele wijze en met een soms lichte maatschappijkritische ondertoon, landelijke figuren in helder licht verschijnen.
In 1911 peilde Karel van de Woestijne (1878-1929) naar de mens achter de kunstenaar Claus en typeert hem als volgt: Die vervoering, dat teeken van eeuwige jeugd, van eeuwige verkorenheid, en tevens de macht er steeds het juiste beeld voor te vinden in eene dichte nabijheid; - dat ontroerd-vermogente-zijn, en het voor zich en anderen en iedereen te mogen erkennen in de praktische werkelijkheid van een landschap, en het daarna in zulke waarheid te kunnen nabeelden dat ieder er 's kunstenaars vervoering in erkent als ware 't zijne eigene: het is heel Claus' kunst.
Men beschouwt Claus als de leider van het Belgisch luminisme. In 1904 stichtte hij de Kring Vie et Lumière. Volgens Ensor is Claus de geniale kerel die "de zon op flessen trok". Emile CLAUS reisde in maart 1907 aan boord van de Oceanic naar de U.S.A. In Pittsburgh was hij jurylid van de Carnegie-wedstrijd. Tijdens de 1ste wereldoorlog vertoeft hij in Londen in ballingschap. Tijdens deze periode brengt hij indrukwekkende riviergezichten van de Theems voort die bekend staan als de weerspiegelingen op de Theems.
Tijdens zijn leven kende hij, in tegenstelling tot menig ander schilder, een zeer groot succes. Niet alleen zijn werk doch ook zijn zeer innemende levensstijl en voorkomen droegen daartoe bij. Emile Claus had ook zijn volgelingen: Joris Buysse in Gent, Jozef Adriaan Heymans in Dendermonde, Alfons Proost in Antwerpen, Georges Lemmen en Georges Morren in Brussel. Hun schilderen kenmerkt zich door het schilderen in openlucht en het aanbrengen van zeer lumineuze helder oranje partijen en purperen schaduwen. Rurale onderwerpen zijn uiteraard legio. In het Latemse zelf heeft hij ook wel een duidelijke invloed uitgeoefend vooral op sommige van de latere schilders. De invloed is vooral zichtbaar bij Jenny Montigny, ook andere vrouwen zoals Gabrielle della Faille en Anna De Weert volgden zijn sporen. Onder de mannen waren de meest overtuigde volgelingen o.m. Van Loo, Octaaf Malfait, Modest Huys, Sys en Dessenis.
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
Een vergissing is geen nederlaag waneer ze uw horizon verijkt.
Het sperma van de auto doodt de eicel van de natuur.
De groene struiken langs de autostrade zijn als siernagels van een doodskist.
Verdronken in het bier, is het verstand aan de zatte kant.
Wanneer zal men eens ophouden met de eerlijke uit te zuigen en de uitzuigers te verheerlijken.
Maryflor
DE VIJVEROEVER
Roerloos, rimpeloos bij morgenrust zie ik tussenwaters, glibberig glimmend, staartsturend, zachtjes klimmend gaan naar boven. Hap... wat zuurstof !... of is't om god te loven !... Kwak,... een halve draai, en dan rustig zwemt de karper tussenwaters, achterlatend rimpelende cirkels uitdeinend op de vijveroever, tot weer alles wordt, roerloos, rimpeloos bij morgenrust
Maryflor
DE DIENAAR
O mocht ik maar u dienaar zijn o muze van de geest. 'k Zou alles kunnen zien wat altijd zuiver is geweest wat niet is opgebruikt of weggeconsumeerd. De Zon, de Maan, de Sterren. De morgenstond met rode zon en 't mistig front dat lavend denkt het nijgend gouden graan, de malse grond. De noenstond met felle zon haar korte schaduw in het mulle zand, de kleine speelse liefdesvrucht aan vaders hand, de tederheid van vrouw en man hun vaste ondergrond. De avondstond met groet der koperen maan en aan bezinning toe want mens en de natuur zijn moe, de rust die wacht op 't slapen gaan in zachte sterrennacht en ik,... O mocht ik maar uw dienaar zijn.
Maryflor
GLITTERGLANS
Zeg sterre daar zo verre, hebt gij een ziel vanbinnen zodat gij God kunt minnen. Of is u zijn maar schijn, uw blinken, opgeblonken faam en ijdelheid u naam ?
Maryflor
Avond
Om mijn weemoed te genezen heb ik voor het slapengaan 'de twee wezen' eens herlezen, helemaal, van voor af aan.
Droevig heb ik zitten huilen om hun beider droevig hert, alhoewel ik goed besefte dat the end toch happy werdt.
Toen het uit was heb ik zachtjes mijn gebeden opgezegd, vlug een Vlaamse Leeuw verwekt en mij maar naast mijn vrouw gelegd.
Terwijl ik borstel mijn knabbelgarnituur en de resten van het maalwerk spuw en spoel met zacht gevoel, nog even mijn smaaklap laat glijden over de witte toetsen, luister ik de morgenmoeheid weg in een bolero. dag mooie dag... dag Ravel
Maryflor
DE OUDE BOOM?...OF DE EENZAAMHEID
Hij droomt, de sterke, stoere boom zijn domme oude dwaze droom te praten ooit bij dag en dauw met 't oude, scheve schuurgebouw. Hij fluisterd, loom en lisp'lend stil dan fel en warm, of ijzig kil in weer en wind en wiegend nijgen, maar d'oude schure,... zij blijft zwijgen. hij waait en wiegt en wuift wijl boven 't wolkendek verschuift, al schudt hij stam en tak en loof de oude schure,... zij blijft doof. Hij hoopt, de stramme oude boom, dat op een dag en zonder schroom de schure hem kan antwoord geven, want hoop en droom doet eeuwig leven.
't Is goed in 't eigen hert te kijken Nog even voor het slapengaan Of ik van dageraad tot avond Geen enkel hert heb zeer gedaan;
Of ik geen ogen heb doen schreien, Geen weemoed op een wezen lei; Of ik aan liefdeloze mensen Een woordeke van liefde zei.
En vind ik, in het huis mijns herten, Dat ik één droefenis genas, Dat ik mijn armen heb gewonden Rondom één hoofd, dat eenzaam was...;
Dan voel ik, op mijn jonge lippen, Die goedheid lijk een avond- zoen... ... 't Is goed in 't eigen hert te kijken en zo z'n ogen toe te doen.
Alice Nahon
Zuster Immaculata die al vier en dertig jaar verlamde oude mensen wast, in bed verschoont, en eten voert, zal nooit haar naam vermeld zien. Maar elke ongewassen aap die met een bord: dat hij vóór dit, of tegen dat is, het verkeer verspert, ziet 's avonds reeds zijn smoel op de tee vee. Toch goed dat er een God is.
Gerard Reve
De aarde bloedt
De aarde bloedt een grote wond geslagen door haat en angst
volken huilen worden gemarteld uitgemoord kinderen vertrapt
Hoe lang nog en waarom al dat leed die zwarte tranen?
Ina Emmink
Zinloos al dat geweld
Overal liggen lichamen die wachten op een graf omgekomen voor de vrede. Straks ligt hij op een veld dat vol staat met graven allemaal hebben zij hun leven zoals velen voor hen dat deden
Velden vol met littekens elk kruis heeft zijn eigen verdriet één schot maakt een eind aan zijn leven één schot, meer waren het niet.
Velden vol met herinneringen waarvan al velen zijn vervaagd en anderen weer diep weggestopt maar onverwachts komt het weer naar boven.
Velden vol met pijn woede, angst en agressie ongeloof, boosheid en haatgevoelens over zoveel verspilde levens.
Velden vol met stilte omdat woorden tekort schieten daar worden minuten uren en maanden vergaan tot jaren. Velden vol met gedachten aan hen die daar liggen die in blind vertrouwen ons land wilde verdedigen.
Een wereld vol met monumenten die ons herinneren aan al die oorlogen gevoerd om vrede te bereiken. Ik vouw mijn handen en bidt tot God maak alstublieft een einde aan al die momenten van zinloos geweld!
Klaas van Eijbergen
Een oud vrouwtje op haar knieën ziet vaak verder dan een theoloog op zijn tenen.
Gebeden veranderen de wereld niet, maar ze veranderen mensen en mensen veranderen de wereld.
Schweizer
Alleen de woorden die we samen
Alleen de woorden die we samen vinden, zijn verstaanbaar. Alleen de weg die we samen gaan, heeft een doel. Alleen het doel dat we samen delen, is bereikbaar. Alleen de vrede die we samen maken, wordt wereldwijd.