WELKOM
Foto
Inhoud blog
  • Dagboek 1933
  • Ingelepeld
  • De reis van onze genen
  • De opgewekte nihilist
  • De meeste mensen deugen
  • De goedheidsparadox
  • De eenzame eeuw
  • De gouden draad
  • De geschiedenis van de slavernij
  • Werk. Een geschiedenis van de bezige mens
  • De mens
  • Grote verwachtingen
  • Wat bomen ons vertellen
  • De barbaren
  • Eeuwen van duisternis
  • Terug naar de feiten
  • Focus AAN/UIT
  • De mythe van de moederliefde
  • Het bestverkochte boek ooit
  • Het menselijk getij
  • 250 jaar over misdaden en straffen. Cesare Beccaria
  • De waarde van alles
  • De opkomst en ondergang van de dinosauriërs
  • Katoen. De opkomst van de moderne wereldeconomie
  • De zijderoutes
    Zoeken in blog

    Categorieën
    Voor u gelezen
    over mens en maatschappij
    30-05-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Groene filosofie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    SCRUTON, R., Groene filosofie. Verstandig nadenken over onze planeet(Vert. Green Philosophy. How To Think Seriously About the Planet, 2012) A’dam, Uitg. Nieuw Amsterdam, 2012, 320 pp. – ISBN 978 90 468 1123 8

     

    De milieubeweging wordt doorgaans zowel door aanhangers als door tegenstanders omschreven als ‘iets van links’. Volgens de Britse conservatieve filosoof Roger Scruton zijn milieubeschermers en conservatieven echter bondgenoten, want ze hebben gelijklopende doelen. Beiden willen een bedreigde erfenis beschermen tegen plundering en streven naar een langetermijnbeleid dat gericht is op het zuinig omgaan met natuurlijke hulpbronnen.

     

    Maar de milieubewegingen motiveren de gewone burger niet om zijn leven te veranderen. Hun alarmkreten over nakende milieucatastrofes jagen hem angst aan en stuiten op wantrouwen en verzet. Ze leggen de nadruk bovendien teveel op politiek activisme, ingrijpende mondiale programma’s en grootschalige overheidsprojecten.

     

    Het klopt dat mondiale problemen als klimaatverandering, olievervuiling, bergen plastic afval en verlies aan biodiversiteit niet aangepakt kunnen worden zonder regeringsbemoeienis. Maar als we problemen aan regeringen overlaten, geven we ze uit handen. Grootschalige projecten gaan bovendien spoedig een eigen leven leiden zonder verantwoording aan de burger.

     

    Bovendien zijn mensen van nature zelfzuchtig en gaan ze niet spontaan zorgzaam om met hun leefmilieu. Individuele consumenten zijn vooral gericht op voordelen op de korte termijn. Dus moeten we zoeken naar niet-zelfzuchtige prikkels die sterk genoeg zijn om onze begeerten in te tomen en die mensen kunnen bewegen om milieubewust te leven.

     

    Die wortelen volgens de conservatieve visie in de natuurlijke gehechtheid van mensen aan het eigen thuis en grondgebied, door Scruton oikofilie gedoopt. Deze gehechtheid zet hen ertoe aan om het leefmilieu te beschermen tegen erosie en verspilling. Wanneer mensen hun omgeving niet langer beschouwen als hun thuis dragen zij er minder zorg voor.

     

    In zijn boek belicht Scruton wat oikofilie kan betekenen voor milieubescherming, onder welke voorwaarden ze ontstaat en hoe ze gestimuleerd kan worden. Hij verdedigt plaatselijke initiatieven tegen mondiale programma’s, burgerverenigingen tegen politiek activisme, en kleinschalige, op vriendschap gebaseerde instellingen tegen grootschalige campagnes. Hij staat kritisch tegenover regelgeving van bovenaf en tegenover milieubewegingen die een algemeen doel nastreven zonder overleg met de plaatselijke gemeenschappen.

     

    Een conservatieve milieupolitiek berust op rentmeesterschap, overleg en gemeenschapszin. Conflicten dienen opgelost te worden door onderhandeling in plaats van door regelgeving van bovenaf. Door zelf op te treden haalt de staat het gevoel van verantwoordelijkheid bij de burgers weg. De overheid zou zich ertoe moeten beperken de voorwaarden te scheppen waaronder mensen zorg gaan dragen voor hun lokale milieu.

     

    Scruton kant zich daarmee niet helemaal tegen overheidsregulering. De overheid moet alle nodige maatregelen nemen om de kosten van een vrije markteconomie te beperken en te beletten dat ze ten laste komen van de gemeenschap en de toekomstige generaties. Hij bestrijdt en ontkracht een aantal wijd verspreide ideeën over conservatisme en verzet zich met klem tegen het soort conservatisme dat alles ondergeschikt maakt aan het primaat van de economische vrijheid. Dit is alvast een interessante correctie op het gangbare beeld van de conservatieve politiek.

     

    Politiek rechts wordt inderdaad niet meteen aan milieubescherming gekoppeld. Ik was dus reuzebenieuwd wat een oerconservatieve filosoof als Roger Scruton over ‘groen’ te zeggen heeft. Met zijn voorkeur voor lokale initiatieven en de nadruk op de verantwoordelijkheid van burgers voor hun eigen leefmilieu en dat van hun nakomelingen heeft hij een sterk punt. Mensen moeten zelf zorg dragen voor hun leefmilieu. Regelgeving over de hoofden van de burgers heen roept vaak verzet en onverschilligheid op. Van de overheid mag je inderdaad verwachten dat zij de voorwaarden schept waaronder de burgers het rentmeesterschap over hun eigen grondgebied kunnen uitoefenen.

     

    Scruton onderkent wel dat milieuproblemen de nationale grenzen vaak overstijgen en derhalve niet altijd op lokaal niveau op te lossen zijn. Maar ingewikkelde en grootschalige internationale verdragen vormen een aanslag op de vrijheid en op de lokale gebruiken, zo stelt hij. Zijn alternatief is duidelijk toegesneden op de Angelsaksische landen en klinkt pover: burgers kunnen zich verenigen en via juridische weg hun rechten opeisen.

     

    Hij gaat daarbij echter voorbij aan de machtspositie van internationale concerns waartegen burgers zeer weinig vermogen. Zelfs de nationale regeringen zijn in onze wereld de speelbal van ondernemingen die mondiaal opereren en zich de wet niet laten dicteren door nationale regelgeving. In niet-democratische landen of landen waar de burgergemeenschap zwak staat hebben deze multinationals vrij spel.

     

    Scruton richt bovendien zijn pijlen ongenuanceerd op alles wat maar enigszins naar links ruikt. Hij noemt ‘links’ zonder onderscheid ‘oikofoob’ en laat geen gelegenheid voorbijgaan de linkse bewegingen van alle zonden Israëls te betichten. Voor een filosoof van zijn klasse is het uitermate zwak dat hij daarbij communisme, marxisme en socialisme zonder meer over dezelfde kam scheert. Hij zou beter moeten weten.

     

    Scruton verkondigt nog meer straffe opvattingen. Als we hem moeten geloven, dan bestaat de mensheid uit twee categorieën: de goeden die de liefde voor de eigen thuis beoefenen, en de slechten die ofwel verslaafd zijn aan technologie of die een afkeer hebben van hun eigen thuis. Zo cultiveert hij kunstmatige tegenstellingen en verschillen tussen mensen. En in zijn nostalgisch verlangen naar een idyllische plattelandssamenleving, die in een snel verstedelijkende wereld steeds zeldzamer wordt, beschuldigt hij de wetenschap ervan dat ze de mens losweekt van zijn gehechtheden.

     

    Als het de bedoeling was een breed lezerspubliek te bereiken, dan heeft Scruton de bal tenslotte behoorlijk mis geslagen. De lezer wordt overstelpt met eindeloze herhalingen en een onnodig ingewikkelde woordenvloed. Alle hoofdstukken bestaan uit lopende tekst zonder indeling, soms dertig bladzijden lang. Na het eerste hoofdstuk heb ik mezelf moeten verplichten om verder te lezen.

     

    Ondanks voorgaande bedenkingen heb ik uit dit boek toch veel opgestoken. Het was een kennismaking met een gedachtegoed dat het mijne niet is. Het brengt een aspect van milieubeheer aan de orde waar ik tevoren weinig aandacht aan gaf. En het verschafte mij een beter inzicht in het succes van de huidige populistische en nationalistische stromingen.

     

    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    27-04-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hij had beter dood kunnen zijn
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    van LOENEN, G., Hij had beter dood kunnen zijn. Oordelen over andermans leven. A’dam, Van Gennep, 2009, 222 pp. – ISBN 978 90 5515 393 0

    Bij ondraaglijk en uitzichtloos lijden mogen mensen in Nederland en België kiezen voor de dood. Als belangrijkste reden wordt de zelfbeschikking aangevoerd: wie lijdt, mag zelf beslissen te sterven. De praktijk valt echter tegen. Het publiek denkt dat mensen recht hebben op euthanasie of hulp bij zelfdoding. Maar als ze dat recht vervolgens opeisen bij hun arts, blijken ze het niet te kunnen afdwingen. Want de zelfbeschikking van de patiënt is theorie. In de praktijk geeft het oordeel van de arts over het uitzichtloos en ondraaglijk lijden de doorslag.

    Maar als bij opzettelijke levensbeëindiging het argument lijden belangrijker is dan zelfbeschikking, kun je dan toelaten dat mensen blijven lijden, enkel en alleen omdat ze niet om euthanasie kunnen vragen? De redenering luidt dan ‘Jan ligt al zoveel jaren in coma, zelf zou je dat toch nooit willen? Ik vind dat we hem waardig moeten laten sterven.’  Geleidelijk is zo de weg vrijgemaakt voor het ongevraagd verlossen van mensen uit hun lijden, voor levensbeëindiging zonder verzoek.

    Journalist Gerd van Loenen maakt een kritische analyse van de beweegredenen van artsen om niet te reanimeren, om medische behandelingen te staken bij mensen in vegetatieve toestand en bij zieke of zwaar gehandicapte pasgeborenen, of om dodelijke middelen toe te dienen aan uitbehandelde patiënten die daar niet om hebben verzocht. In de meeste gevallen is er geen sprake van ondraaglijk en uitzichtloos lijden, maar luidt de rechtvaardiging dat het zinloos is om het leven van deze patiënt nog langer te rekken.

    Wat bedoelt een arts als hij zegt dat behandeling ‘medisch zinloos’ is? En wie beslist dat en op grond waarvan? Oordeelt men in werkelijkheid niet te snel dat sommige mensen beter dood kunnen zijn, zelfs al lijden ze niet ondraaglijk en uitzichtloos maar zijn ze gehandicapt of zien ze een leven met beperkingen tegemoet? Het is zeker zo dat het leven van en met een gehandicapte mens zwaar is. Maar het is iets heel anders om te zeggen dat die mens daarom beter niet meer zou leven.

    Als anderen in de plaats van de betrokken persoon gaan bepalen wat uitzichtloos en ondraaglijk lijden is, zitten we snel op een hellend vlak, zegt van Loenen. Artsen, maar ook mantelzorgers en ethici, oordelen over het leven van een ernstig zieke of gehandicapte persoon vanuit hun eigen levensbeschouwing. Ook de media gaan niet vrijuit. In de meeste documentaires en films over het thema wordt steevast een mensvisie naar voor geschoven die het leven met handicaps of beperkingen als minder gelukkig of waardevol acht.

    Gehandicapt leven leidt voor deze beslissers en opiniemakers kennelijk enkel tot leed en niet tot geluk, en bestaat alleen uit kosten en niet ook uit baten. Niemand komt op het idee om gehandicapten, die dankzij reanimatie of medisch ingrijpen nog leven, te vragen hoe ze hun leven met beperkingen waarderen of om te observeren of ze een gelukkige indruk maken. Beperkingen leiden niet vanzelf tot uitzichtloos en ondraaglijk lijden, en als iemand dat goed kan beoordelen dan is het wel degene die zelf gehandicapt is.

    We kunnen ons beter gewoon aan de euthanasiewet houden: levensbeëindiging op verzoek mag, levensbeëindiging zonder verzoek mag niet. Mensen kunnen zeker vanwege hun lijden afstand doen van het recht op leven, en liever sterven. Maar dat kunnen ze alleen vrijwillig doen. Als het om andermans leven gaat moeten we ons terughoudend opstellen en erin berusten dat iemand voortleeft in een situatie waarin we zelf misschien om euthanasie zouden vragen. We moeten accepteren dat iemand leeft zolang hij leeft, ook als we niet weten wat voor zin dat heeft.

    Dit boek stelt een aspect van opzettelijke levensbeëindiging aan de orde, dat de inzet is van een vurig debat tussen voorstanders en tegenstanders van euthanasie en waarover in de media zelden gesproken wordt. Doorgaans worden de argumenten tegen euthanasie en de uitbreiding van de wet door religieuze groeperingen geclaimd. Daardoor vallen ze bij vrijzinnigen vaak in dovemansoren. Van Loenen toont aan dat deze waarschuwingen gegrond zijn, niet om religieuze redenen, maar omdat artsen zich voorbehouden te bepalen wat ondraaglijk en uitzichtloos lijden is.

    Deze vaststelling roept bij mij twee bedenkingen op, die buiten het bestek van dit boek vallen. Ten eerste oordelen artsen, behalve over de ernst van het lijden, ook vaak voor een patiënt dat hij niet in staat is zelf te beslissen. De meeste psychiaters weigeren euthanasie of hulp bij zelfdoding omdat ze vinden dat de wens van hun patiënt om te sterven kan voortkomen uit zijn psychische ziekte. Daarmee is hulp bij zelfdoding voor psychisch zieken in de praktijk vrijwel onmogelijk. Geen zelfbeschikking dus voor wie psychisch ziek is. Het dramatische gevolg is dat psychisch zieke mensen met een stervenswens soms enkel een gruwelijke zelfdoding rest in mensonterende omstandigheden.

    Niemand mag noch kan in de plaats van een ander oordelen dat zijn lijden zo ondraaglijk en uitzichtloos is dat het leven onleefbaar wordt, en daarom het leven van deze persoon opzettelijk bekorten of beëindigen. Deze duidelijke stellingname is meteen de aanleiding voor mijn tweede bedenking. Als zelfbeschikking, en niet medelijden, de ultieme grond is voor opzettelijke levensbeëindiging, dan kunnen artsen of mantelzorgers ook niet voor een ander oordelen dat zijn lijden niet uitzichtloos of ondraaglijk genoeg is. Zij kunnen hem of haar op deze grond dan ook euthanasie of hulp bij zelfdoding niet ontzeggen.

    Dit waardevolle boek zet je aan het denken over het grijze gebied in de gezondheidszorg waar moeilijke beslissingen moeten genomen worden over leven en dood. Het is geheel toegesneden op de Nederlandse situatie, maar het thema – de verdediging van de onmondige mens tegen de medische almacht – is grensoverschrijdend. De tekst is toegankelijk geschreven en laat zich vlot lezen.

    @  Minervaria

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    17-04-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vrouwen en mannen in België
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Vrouwen en mannen in België. Genderstatistieken en genderindicatoren. Instituut voor de gelijkheid van Mannen en Vrouwen, 2011, 395 pp.

    Zijn meer vrouwen dan mannen betrokken in een auto-ongeval? Hoeveel langer leven vrouwen gemiddeld dan mannen? Zijn plegers van geweld meestal mannen en de slachtoffers hoofdzakelijk vrouwen? Hebben vrouwen echt meer slaapproblemen dan mannen en hoeveel vaker lijden zij aan depressies? Hoeveel tijd besteden vrouwen en mannen aan taken in het huishouden en waaraan besteden zij het meeste tijd?

    Op deze en nog veel meer vragen krijgen we een antwoord in deze publicatie van het Instituut voor de Gelijkheid van Mannen en Vrouwen. Hierin worden een groot aantal statistische gegevens samengebracht over de meest diverse aspecten van het leven van mannen en vrouwen in België. We krijgen een beeld van hun levensverwachting, hun meest voorkomende aandoeningen, hun familiale situatie, hun vrijetijdsbesteding, hun surfgedrag op internet, hun werksituatie, hun aandeel in de criminaliteit, het aantal mannen en vrouwen in topfuncties en nog veel meer.

    Het Instituut voor de Gelijkheid van Mannen en Vrouwen is een federale overheidsinstelling. Het doel is de gelijkheid van vrouwen en mannen te beschermen en bevorderen. De verzamelde statistieken geven een objectief beeld van de positie van vrouwen en mannen in onze maatschappij. Beleidsmaatregelen moeten het immers in belangrijke mate hebben van statistieken.

    De samenstellers focussen niet alleen op de man/vrouwverschillen. Die zijn immers afhankelijk van andere factoren, zoals de leeftijd, het opleidingsniveau of de gezinssituatie. Zo zien we bijvoorbeeld dat genderverschillen zich al op jonge leeftijd aftekenen en het aantal mannen resp. vrouwen dat betaalde arbeid verricht samenhangt met het opleidingsniveau.

    Men heeft veel aandacht besteed aan de toegankelijkheid van de statistieken. De tabellen en grafieken zijn overzichtelijk en worden telkens bondig maar begrijpelijk toegelicht. Vooraan is een lijst opgenomen van veelgebruikte afkortingen en achteraan een index met trefwoorden voor het gericht zoeken.

    De publicatie is gratis te bestellen op de website van het Instituut voor de Gelijkheid van Mannen en Vrouwen. Ze kan ook als PDF-bestand gedownload worden.

    Dit is een interessant naslagwerk.

    @ Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-04-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Beschaving
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    FERGUSON, N., Beschaving. Het Westen en de rest. (Vert. Civilization, 2011) A’dam/A’pen, Uitg. Contact, 2011, 431 pp. – ISBN 978 90 254 3276 8

    Vorig jaar nam Geely Volvo Car Corporation over van Ford. Twee Chinese autobedrijven deden al een bod op het Zweedse Saab. Als de deal doorgaat verzeilt een tweede Zweedse autobouwer onder Chinese vleugels. En onlangs hebben Geely en een andere Chinese autofabrikant hun oog laten vallen op de Opelfabriek in Antwerpen.

    De opkomende macht van China wordt met argusogen gevolgd. Terwijl de ontwikkelde wereld op de rand van een tweede Grote Depressie wankelde, ervoer China niet veel meer dan een kleine vertraging in de groei. Luidt dit het einde in van het Westen en de komst van een nieuw Oosters tijdperk, zoals Kishore Mahbuhbani voorspelde in De eeuw van Azië? Beleven we dan toch het einde van 500 jaar Westerse dominantie?

    Misschien kunnen we meer doen dan koffiedik kijken als we die lange periode van Westerse suprematie kunnen verklaren, zegt historicus Niall Ferguson. Hij is zeker niet de eerste. Anderen, waaronder David Landes en Jared Diamond, gingen hem voor. Maar Ferguson meent dat hij aan hun bevindingen een aantal essentiële zaken kan toevoegen. Volgens hem heeft de 500-jarige voorsprong van West-Europa niet enkel te maken met geografische ligging, culturele kenmerken of de ontwikkeling van techniek, maar met een complex systeem van instituties, dat hij beschaving noemt.

    Beschavingen zijn veel meer dan majestueuze gebouwen, schitterende kunstwerken of een verfijnde leefstijl. Een beschaving is de grootste eenheid van menselijke organisatie. Het is een praktische en culturele reactie van menselijke populaties op hun omgeving, vaak met een gedeelde religie en taalgemeenschappen. Iedere tijdsperiode kent slechts een beperkt aantal beschavingen. De interacties van deze beschavingen waren altijd een belangrijke drijvende kracht van historische verandering.

    Vanaf de vijftiende eeuw brachten de kleine staatjes van West-Europa een beschaving voort die de hele wereld kon veroveren en onderwerpen. Ze slaagden er bovendien in om volkeren over de hele wereld tot de westerse manier van leven te bekeren. In de praktijk is het grootste deel van de wereld inmiddels geïntegreerd in een Westers economisch systeem. En de Westerse politieke organisatie wordt door steeds meer landen min of meer overgenomen.

    Wat had de beschaving van West-Europa na de 15e eeuw dat haar in staat stelde de superieure Rijken van het Oosten te overtroeven? Zes instituties zijn kenmerkend voor de wijze waarop het Westen de uitdagingen aanging waarvoor iedere beschaving staat. In evenveel hoofdstukken toont Ferguson aan hoe deze instellingen de West-Europese staten een voorsprong gaven op andere beschavingen.

    In de eerste plaats stimuleerde de politieke versplintering van West-Europa de concurrentie tussen de staten. De Europeanen zochten economische, geopolitieke en religieuze kansen in verre landen. Het toen superieure China sloot het land en zijn inwoners echter op in zelfgenoegzaamheid. De ontwikkeling van de natuurwetenschappen leverde het Westen een tweede voordeel. De moslimwereld daarentegen raakte haar wetenschappelijke voorsprong kwijt door de schier onbeperkte heerschappij van de religie. De derde sterkte bestaat uit de rechtsorde, een representatieve regering en particuliere eigendomsrechten. De uiteenlopende ontwikkeling van de beide Amerika’s illustreert hoe het Britse model van breed verspreide eigendomsrechten en democratie beduidend beter werkte dan het Spaanse model van geconcentreerde rijkdom en een autoritair systeem.

    De vierde Westerse institutie, de moderne geneeskunde, heeft de levensverwachting van mensen overal ter wereld beduidend verhoogd. Het vijfde kenmerk is de mogelijkheid voor grote groepen mensen om zich consumptiegoederen aan te schaffen. Dit is het resultaat van de voortschrijdende technologische ontwikkeling, die begon met de Industriële Revolutie in West-Europa. Het Westerse arbeidsethos is het zesde kenmerk. Die maakt de vrije markteconomie mogelijk, waarin steeds meer mensen kunnen sparen en over kapitaal beschikken.

    Ferguson noemt de opkomst van het Westen het belangrijkste historische verschijnsel in de tweede helft van het tweede millennium van onze tijdrekening. De triomftocht van de Westerse instellingen is echter geen doorslaggevend argument om ongenuanceerd de loftrompet te steken over de Westerse beschaving. Die was immers niet mogelijk geweest zonder de toevallige gelijktijdige zwakte van haar rivalen.

    Maar beschavingen hebben niet het eeuwige leven. Ook de Westerse beschaving is al eens eerder in verval geraakt en ten onder gegaan. Staat ons dat binnenkort ook te wachten? Het is moeilijk om dat te voorspellen. Beschavingen zijn complexe systemen, en als zodanig vergelijkbaar met complexe natuurkundige systemen. Ze functioneren ergens tussen orde en wanorde en hebben de neiging om tamelijk plotseling van stabiliteit naar instabiliteit over te gaan.

    Kan er iets ondernomen worden om de westerse beschaving voor zulk onheil te behoeden? Niall Ferguson blijft hoopvol. Wat we nu doormaken is het einde van 500 jaar van westerse dominantie. Maar we hoeven niet te overheersen om te blijven bestaan. De westerse beschaving is verre van perfect en haar geschiedenis omvat zeer veel zwarte bladzijden. Toch nemen steeds meer samenlevingen vrijwillig de kenmerken ervan over. Het lijkt erop dat dit Westerse pakket voorlopig de best beschikbare reeks economische, sociale en politieke instituties biedt voor individuen en samenlevingen.

    Ferguson besluit: “Misschien is de echte dreiging niet de opkomst van China, de islam of CO2-emissies, maar het verlies van ons geloof in de beschaving die we van onze voorouders hebben geërfd.”.

    Veel van de inzichten in dit boek zijn niet nieuw. Bij verschillende hoofdstukken beleefde ik een déja-vu. De meeste thema’s werden ook al door onder andere David Landes, Jared Diamond en Francis Fukuyama aangesneden en uitgewerkt. Het is de verdienste van Niall Ferguson dat hij ze in de ruimere context van een beschaving heeft geplaatst. Zijn werk was echter heel wat toegankelijker geweest indien hij zich wat minder had vastgebeten in gedetailleerde beschrijvingen en meer aandacht had gehad voor het globale plaatje. Van de boeiende vergelijking tussen beschavingen en natuurkundige systemen heb ik daarentegen volop genoten.

    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-03-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.John Stuart Mill. 150 jaar Over Vrijheid
    Klik op de afbeelding om de link te volgen VERHOFSTADT, D (Red.), John Stuart Mill. 150 jaar Over Vrijheid. A’pen/A’dam, Uitg. Houtekiet/Atlas, 2009, 240 pp. – ISBN 978 908918 023 0   

    In 2009 was het 150 jaar geleden dat de Britse politieke filosoof John Stuart Mill On Liberty publiceerde. Vrijheid, voor ons vanzelfsprekend, was toen slechts voor een kleine elite weggelegd. De strijd voor vrijheid is nog steeds actueel. Zeker in niet-Westerse landen is ze nog steeds niet gestreden. Maar ook in het Westen roept de kwestie van de vrijheid heftige discussies op. Kunnen alle meningen zonder meer geuit worden? Mogen mensen zelf beschikken over eigen leven en dood?     

    John Stuart Mill was op veel vlakken een voorloper op eenzame hoogte. Centraal staat het verdedigen van de persoonlijke autonomie. Iedere mens is vrij om zelf over zijn leven te beschikken. Aldus staat het gedachtegoed van Mill lijnrecht tegenover ideologieën die het individu ondergeschikt maken aan een gemeenschap, een volk, ras, natie of geloof. Conservatieven, populisten en nationalisten claimen ten onrechte delen van zijn gedachtegoed.   

    Maar ook libertariërs, met hun absoluut geloof in de laisser-faire economie, kunnen zich niet op de ideeën van Mill beroepen. Hij verdedigde immers niet alleen de vrijheid, maar had ook duidelijke ideeën over de voorwaarden die vervuld moesten worden zodat ieder individu werkelijk vrij zou zijn. De grondvoorwaarde is dat de vrijheid van de een ophoudt waar die van de ander geschaad wordt. Vrijheid, autonomie en zelfbeschikking kunnen slechts gerealiseerd worden in combinatie met rechtvaardigheid, solidariteit en herverdeling. Daarom stond hij op de bres voor een aantal socialistische strijdpunten.   

    In dit boek geven twaalf auteurs uit België en Nederland hun kritische beschouwingen over een aantal thema’s die Mill belangrijk vond. Zo lezen we onder meer hoe hij dacht over de vrijheid van meningsuiting, over het socialisme, het feminisme, het populisme, de religie en het onderwijs. Zij tonen aan waarom veel van zijn stellingen nauwelijks aan waarde hebben ingeboet.   

    Drie van de bijdragen vallen op door hun helderheid en toegankelijkheid. Patrick Loobuyck vat de kernideeën in het standaardwerk On Liberty samen. Vrijheid is voor Mill geen waarde op zich, maar staat ten dienste van zelfontplooiing. Mensen moeten vrij zijn om hun talenten te ontwikkelen en een geestelijk hoogstaand leven te leiden dat bij hen past. Dirk Verhofstadt wijst ons erop dat individualisme geen vrijbrief is voor egoïsme, narcisme of onverschilligheid, maar een pleidooi voor zelfbeschikkingsrecht en tegen de ondergeschiktheid van het individu aan een collectiviteit. En Koen Schoors vergast ons op een zeer inzichtelijke uitleg over de implicaties van Mills ideeën voor de vrijemarkt-economie.   

    John Stuart Mill kan beschouwd worden als de belangrijkste liberale filosoof uit de geschiedenis. Sommige bijdragen in dit boek zijn zeer geschikt als eerste  kennismaking met zijn ideeëngoed. Wie daar reeds mee vertrouwd is zal in andere hoofdstukken opfrissing en verdieping vinden. Het voordeel van bundels als deze is dat de verschillende hoofdstukken afzonderlijk te lezen zijn. 

    ©  Minervaria      
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-03-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Over geneeskundigen en geneeskunst
    Klik op de afbeelding om de link te volgen BROOS, P., Over geneeskundigen en geneeskunst. De evolutie van het medische denken door de eeuwen heen. Leuven, Uitg. Davidsfonds, 2011, 335 pp. – ISBN 978 90 5826 837 2   

    Ziek zijn was nooit een pretje. Toch kun je maar beter ziek zijn in deze tijd dan vijftig jaar of langer geleden. De technologische vooruitgang stelt artsen in staat nauwkeurige diagnoses te stellen. Met snelle en veilige pijnstilling, adequate wondverzorging en een batterij effectieve medicatie kan men de ellende van ziekte zoveel mogelijk beperken. En heel wat aandoeningen, die mensen vroeger met een ernstige vorm van invaliditeit belastten, kunnen dank zij spitstechnologie binnen redelijke grenzen worden gehouden.   

    Paul Broos leidde jarenlang de afdelingen heelkunde en traumatologie van het UZ Leuven en is emeritus hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Leuven. Hij vat voor ons de geschiedenis samen van het medisch denken en handelen vanaf de prehistorie tot de huidige tijd.   

    Soms wordt er beweerd dat mensen vroeger gezonder waren omdat ze natuurlijker leefden. Niets is minder waar. Zelfs de oudste mummies leden reeds aan aandoeningen die we vandaag nog kennen: tuberculose, botziekten, parasitaire infecties, nier- en blaasstenen, longontstekingen en zelfs aderverkalking. De voeding was meestal eenzijdig, men had vitaminegebrek en de levensverwachting was laag. Maar de geneeskunde, voor zover er al sprake van was, stond machteloos.   

    Tot ver in de 18e eeuw had men slechts een rudimentair inzicht in de oorzaken en het verloop van ziekteprocessen. Geneeskunde en geneeskundig handelen waren vooral een zaak van gissen en missen. De medicijnman, en later de arts, kon de ziekte hoogstens vaststellen en het verloop voorspellen. Voor de behandeling was het aanmodderen. Het therapeutische arsenaal bleef beperkt tot enkele eenvoudige ingrepen, zoals aderlaten en het zetten van botbreuken, die zeker niet zonder gevaar waren. Er was geen adequate pijnbestrijding en geen inzicht in oorzaken en aard van wondinfecties. De kennis van geneesmiddelen bleef beperkt tot de werking van enkele plantenextracten. Genezing was vooral een kwestie van geluk hebben.   

    De Verlichting bracht wel een aanzienlijke vooruitgang in de kennis van fysica en chemie, maar die bleek slechts beperkt toepasbaar in de geneeskunde. Pas in de negentiende eeuw begon de vooruitgang van de wetenschap voluit door te dringen in de geneeskunde. Men kreeg een juist inzicht in de oorzaken van infecties en dit leidde tot preventieve acties zoals vaccinatie.  Geavanceerde technieken lieten toe steeds betere medicijnen te ontwikkelen. De ontdekking van efficiënte pijnbestrijding en sterilisatie stelde chirurgen in staat ingrepen met meer kans op succes uit te voeren.   

    We zijn de wonderen van de moderne geneeskunde vanzelfsprekend gaan vinden en vergeten gemakkelijk dat die niet mogelijk waren geweest zonder de noeste inspanningen van een keur van onderzoekers en artsen in de voorbije eeuwen. Met vaak zeer beperkte middelen brachten ze de geneeskunde stap voor stap op een hoger peil. Sommigen onder hen deden grote ontdekkingen en kregen daarvoor erkenning gedurende hun leven. Anderen leverden minder spectaculaire prestaties die soms slechts lang na hun dood op waarde werden geschat.  

    In dit boek wordt evenveel aandacht besteed aan de kanonnen als aan de stille werkers. Hun prestaties zouden nog beter tot hun recht zijn gekomen indien de auteur die niet alleen vermeld had, maar meer aandacht had besteed aan hun betekenis in de overheersende opvattingen van hun tijd.   

    Wie een vlot leesbaar boek zoekt over de geschiedenis van de geneeskunde zal in dit boek echter zeker zijn gading vinden.   

    ©  Minervaria
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-03-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nul empathie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen BARON-COHEN, S., Nul empathie. Een theorie van de menselijke wreedheid. (Vert. Zero Degrees of Empathy – A new theory of human cruelty, 2011) A’dam, Uitg. Nieuwezijds, 2012, 239 pp. – ISBN 978 90 5712 343 6   

    Een kampbewaker dwingt een man om de strop rond de hals van zijn vriend te leggen, dokters amputeren de handen van een vrouw en hechten ze verkeerd-om weer aan, rebellen slaan kinderen voor de ogen van hun moeders dood tegen de muur, een man verkracht zijn dochter bijna dagelijks terwijl hij haar meer dan 20 jaar in een kelder gevangen houdt. Bij zoveel horror staat ons verstand stil, we kunnen er niet bij. Hoe is het mogelijk dat mensen andere mensen zo beestachtig kunnen behandelen?    

    Door zijn Joodse achtergrond maakte Simon Baron-Cohen reeds vroeg in zijn leven kennis met de gruwelijke gevolgen van de nietsontziende barbaarsheid waarmee mensen andere mensen kunnen behandelen. De verklaring van filosofie en religie, het ‘kwaad’ zit in de mens, heeft hij altijd ontoereikend gevonden. Als je de menselijke wreedheid echt wilt begrijpen dan moet je inzien waarom mensen elkaar als objecten behandelen.   

    Gedurende dertig jaar deed Baron-Cohen onderzoek naar empathie. In Nul empathie presenteert hij een wetenschappelijke invalshoek voor het debat over de menselijke wreedheid. Mensen zijn onverschillig voor het leed van anderen omdat hun natuurlijke gevoelens van medeleven met een lijdende medemens uitgeschakeld zijn. Wanneer iemand een ander mens als een object behandelt, komt dat niet door het ‘kwaad’ maar door afwezigheid van empathie.   

    Empathie is ons vermogen om ons in te leven in de gedachten of gevoelens van anderen. Dat vermogen is niet bij iedereen even groot. We bevinden ons allemaal op een empathiespectrum dat van hoog naar laag loopt. Deze verschillen kunnen teruggebracht worden tot de werking van een aantal gebieden in de hersenen, het empathiecircuit.    

    Het vermogen tot empathie is vrij stabiel maar kan veranderen naargelang de omstandigheden. Als we opgeslorpt worden door ons werk zijn we meer bezig met onszelf dan met anderen. In een vlaag van woede of een dronken bui kunnen we iemand kwetsen. Dit zijn tijdelijke toestanden van empathie-erosie.   
    Er zijn echter mensen die altijd moeite hebben om zich in anderen in te leven. Voor hen is het zeer lastig, soms bijna onmogelijk om bevredigende relaties te onderhouden. Ze behandelen hun medemensen nagenoeg altijd als objecten en zijn bijna uitsluitend op zichzelf gericht. Deze mensen bevinden zich aan het laagste uiteinde van het empathiespectrum, ze hebben nul empathie.   

    Voor sommigen van hen heeft dit tekort uitsluitend negatieve gevolgen. Hun leven is bezaaid met moeilijkheden en mislukkingen. De psychiatrie noemt hun probleem een persoonlijkheidsstoornis. Vanuit het empathieperspectief zijn zij nul-negatief. Bij anderen is het gebrek aan empathie de tegenpool van een positieve eigenschap. Mensen met Asperger en klassiek autisme missen empathie, maar munten vaak uit in het systematiseren en het herkennen van patronen. Zij zijn nul-positief.   

    Baron-Cohen exploreert uitgebreid hoe deze mensen in het leven staan en maakt ons attent op de problemen waarmee zij geconfronteerd worden. Hij stelt vast dat bij hen het empathiecircuit inderdaad anders functioneert dan bij de modale mens, en wel met een specifiek patroon bij iedere vorm van nul empathie. De oorzaak ligt in een ingewikkelde wisselwerking van erfelijkheid met de omgeving, meer bepaald in de mogelijkheid om een veilige hechting te ontwikkelen.   

    Tenslotte zet Baron-Cohen zijn bevindingen op een rijtje. Aan de resultaten van zijn onderzoek koppelt hij een aantal interessante bespiegelingen over de menselijke wreedheid. We hoeven geen genoegen te nemen met machteloze verzuchtingen over het ‘kwaad’ in de mens. De wetenschap biedt een veel hoopvoller perspectief dan religie of filosofie.   

    Een aantal psychiatrische stoornissen, zoals borderline, psychopathie en anorexia nervosa, worden begrijpelijker en beter te behandelen als je ze bekijkt vanuit het standpunt van empathie. De bril van empathie zou kunnen leiden tot meer menselijke en effectieve vormen van rechtspraak en straf. In de plaats van mensen te laten rotten in gevangenissen zouden we hen trainingsprogramma’s in empathie kunnen laten volgen. Er zijn immers aanwijzingen dat iemand ook op latere leeftijd nog empathie kan ontwikkelen.                 

    Het boek bevat twee interessante bijlagen. De eerste is de empathievragenlijst voor volwassenen en voor kinderen, waarmee je je eigen empathiequotiënt kunt berekenen. De tweede is een handleiding waarmee je kunt herkennen of iemand tot de groep mensen met nul empathie behoort. Wie zich verder in het onderwerp wil verdiepen zal heel zeker inspiratie vinden in de uitgebreide literatuurlijst.   

    Net als Frans de Waal is Baron-Cohen ervan overtuigd dat empathie een van de meest waardevolle hulpbronnen van onze wereld is. Begrip voor de positie van de andere partij is de enige manier om voortslepende conflicten op te lossen. Hij eindigt daarom met een emotionele oproep om meer medeleven te betonen en te gebruiken. ‘Ondergedompeld in empathie wordt ieder probleem oplosbaar.’, stelt hij. ‘Het is gratis en kan niemand onderdrukken.’   

    Nul empathie is geen horrorboek en verdrinkt niet in de verontwaardiging. Op een serene wijze laat het ons kennis maken met een reeks vernieuwende inzichten over gedrag dat voor de meesten van ons onbegrijpelijk is. Daarnaast worden oude, vertrouwde begrippen, zoals gehechtheid, door een wetenschappelijke onderbouwing uit de intuïtieve sfeer gehaald. Zo krijgen ze een rechtmatige plaats in een frisse benadering van het menselijk gedrag. Dit is de grote verdienste van dit boek.   

    Daarom is het jammer dat het betoog nogal slordig opgebouwd is en warrig geschreven. Ten behoeve van de leesbaarheid had de vertaling de oorspronkelijke tekst bovendien wat meer mogen loslaten. Een belangwekkend en actueel onderwerp als dit verdient een betere uitwerking.   

    @  Minervaria            
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    21-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wij zijn ons brein
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    SWAAB, D. Wij zijn ons brein. Van baarmoeder tot Alzheimer. Uitg. Contact, 2011 (11e herziene druk), 480 pp. – ISBN 978 90254 3522 6

    Het brein is in. De afgelopen jaren werden we overspoeld met boeken over hersenonderzoek en het brein. Neurowetenschappen zijn over hele wereld een topprioriteit geworden van universiteiten en onderzoeksinstituten. Hersenen zijn hip. Maar zijn ze ook meer dan een  hype?

    De gerenommeerde hersenonderzoeker Dick Swaab is daar in ieder geval van overtuigd. Onze hersenen zijn geëvolueerd om het individu en de soort in stand houden. Ze besturen de meest uiteenlopende aspecten in ons leven. Hersenonderzoek is daarom het antwoord op de vraag waarom we zijn zoals we zijn, een zoektocht naar onszelf.

    Ons brein werkt als een ingewikkeld commandocentrum. Het verwerkt een niet aflatende informatiestroom en stuurt die in alle richtingen. De bouw van deze fantastische machine bepaalt onze mogelijkheden, onze beperkingen en ons karakter. Alles wat we denken, doen en laten gebeurt door onze hersenen, zegt hij. In dit boek laat Swaab zien hoe ze dit gedurende ons gehele leven klaarspelen.

    Voor de geboorte worden onze hersenen geprogrammeerd door een combinatie van erfelijke factoren en de omstandigheden in de baarmoeder. Wij komen ter wereld met hersenen waarin onze karaktereigenschappen, talenten en beperkingen al voor een belangrijk deel zijn vastgelegd.

    Zo wordt het duidelijk dat we niet vrij zijn om onze seksuele oriëntatie te kiezen en waarom therapieën om die te veranderen veel ellende veroorzaken. Recent onderzoek leert dat veel psychiatrische stoornissen wortelen in de hersenontwikkeling voor de geboorte, zelfs als ze pas veel later tot uiting komen.

    Als kinderen recalcitrante pubers worden doen zich weer complexe en belangrijke veranderingen voor in de hersenen. Deze maken begrijpelijk waarom een derde van de jongeren tussen de 10 en 17 jaar een delict pleegt. Dit betekent dat pubers slechts beperkt verantwoordelijk kunnen gesteld worden voor hun gedrag.

    Swaab laat ons verder zien hoe onze hersenen het mogelijk maken om gebeurtenissen te onthouden. Zo vormen ze de basis voor onze identiteit en zelfgevoel. Hij maakt ook duidelijk hoe onze hersenen verouderen, hoe het dementeringsproces verloopt en wat er gebeurt als we dood gaan.

    Er wordt aandacht besteed aan stoornissen van bewustzijn, hersenschade door agressieve sporten als boksen, en hersenziekten zoals verslaving, autisme en schizofrenie. Met deze wetenschap kan opnieuw de vraag gesteld worden hoe verantwoordelijk iemand is voor daden die hij heeft gepleegd door een hersenafwijking.

    Ook de relatie tussen de hersenen en het ‘onstoffelijke’ komt aan de orde. De hersenen genereren het bewustzijn. Uit de hersenen kunnen religie en de ziel verklaard worden. En de manier waarop onze hersenen werken maakt duidelijk waarom wij ons er misschien beter bij neerleggen dat een volledige vrije wil een illusie is.

    Een aantal lezers zullen moeite hebben met de naturalistische en deterministische visie van de neurowetenschapper Swaab. Aan de wetenschappelijke bevindingen over de hersenen verbindt hij bovendien soms gedurfde conclusies met betrekking tot maatschappelijke, ethische en politieke vraagstukken en evoluties. Religieuze levensbeschouwingen en politieke ideologieën met een repressieve agenda krijgen geregeld een veeg uit de pan.

    In tegenstelling tot wat er in de pers gesuggereerd wordt is dit geen gemakkelijk boek. Met hun verschillende gebieden, die bovendien geleerde Latijnse benamingen hebben, vormen de hersenen het meest ingewikkelde orgaan van ons lichaam. Met behulp van illustraties, voorbeelden en anekdotes heeft Swaab zijn betoog wel zoveel mogelijk verteerbaar gemaakt. En gelukkig zijn de verschillende hoofdstukken afzonderlijk te lezen, zodat men de inhoud met mondjesmaat tot zich kan nemen.

    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bekocht of behandeld
    Klik op de afbeelding om de link te volgen SINGH, S & E. ERNST, Bekocht of behandeld. De feiten over alternatieve geneeswijzen. (Vert. Trick or treatment? Alternative medicine on trial, 2008) A’dam, Uitg. De Arbeiderspers, 2010, 393 pp. – ISBN 978 90 295 7313 9

    Met het aanbreken van het verkoudheidsseizoen gaat Oscillococcinum weer vlot over de toonbank. Een chiropractor verlost in een handomdraai van je rugpijn. Met behulp van acupunctuur verdwijnt je tenniselleboog als sneeuw voor de zon. En je zult geen last meer hebben van zure oprispingen als je altijd barnsteen bij je draagt.

    De populariteit van alternatieve geneeswijzen neemt wereldwijd hand over hand toe. De remedies staan torenhoog opgestapeld in elke apotheek, worden in elk tijdschrift beschreven, op miljoenen webpagina’s besproken en door miljarden mensen gebruikt. Met alternatieve behandelingen wordt geleurd alsof ze enorm veel baat bieden. Maar doen ze dat werkelijk? 

    Simon Singh en Edzard Ernst gaan op zoek naar de waarheid over de drankjes, de watertjes, de pillen, de naalden, het kloppen en het energetiseren. Is alternatieve geneeskunde boerenbedrog of juist buitengewoon effectief? Wie is betrouwbaar en wie draait je een poot uit? Wat werkt en wat niet? Wat zijn de geheimen en wat zijn de leugens? Welke therapieën zijn veilig en welke zijn gevaarlijk?

    Alternatieve geneeswijzen zijn therapieën die door een meerderheid van toonaangevende artsen niet worden aanvaard. Zij maken gebruik van onderliggende processen die doorgaans biologisch onaannemelijk zijn en niet aantoonbaar. Het zou echter van vooringenomenheid getuigen als ze alleen op grond daarvan verworpen zouden worden. Het grootste deel van de geschiedenis baseerde de geneeskunde zich immers ook op theorieën die nu als hopeloos achterhaald beschouwd worden. Pas na de introductie van de wetenschappelijke methode is de geneeskunde met rasse schreden vooruit gegaan. 

    Aangezien de alternatieve geneeskunde beweert dat ze dezelfde ziekten en aandoeningen kan behandelen als de reguliere geneeskunde, moet ze langs dezelfde meetlat worden gehouden. Haar werkzaamheid dient bewezen te worden aan de hand van de methodes die voor de reguliere geneeskunde worden vereist. Een alternatieve geneeswijze blijft een dubieuze behandeling tot ze zich in hooggekwalificeerde proeven heeft bewezen. 

    De empirisch onderbouwde geneeskunde is gebaseerd op grondig wetenschappelijk onderzoek. Door middel van experimenteren en observeren kunnen wetenschappers vaststellen of een bepaalde therapie doeltreffend is. Nieuwe feiten worden onderzocht en conclusies worden regelmatig herzien. Voor een goed begrip daarvan geven de auteurs in het eerste hoofdstuk een snelcursus in de wetenschappelijke methode. Meer in het bijzonder leggen ze uit hoe die in de geneeskunde wordt gebruikt. 

    In de volgende hoofdstukken kijken de auteurs wat er gebeurt wanneer de wetenschappelijke aanpak wordt toegepast op de alternatieve geneeskunde. Achtereenvolgens worden acupunctuur, homeopathie, chiropraxie en kruidengeneeskunde op hun wetenschappelijke bewijskracht getoetst. Op basis van het beschikbare bewijsmateriaal van verschillende onderzoekers trekken zij conclusies over de werkzaamheid en de mogelijke gevaren van iedere geneeswijze.

    Er bestaan echter nog tientallen andere therapieën, soms met potsierlijke pretenties, die veel minder uitgebreid getoetst werden, en met de regelmaat van de klok komen er nieuwe bij. In een aanhangsel evalueren de auteurs zesendertig andere alternatieve behandelingen, zoals antroposofische geneeskunde, Bach Bloesem Remedies, Feng Shui en oorkaarsen. 

    Is alternatieve geneeskunde doeltreffend voor het behandelen van ziekten? Het antwoord is teleurstellend. De meeste vormen van alternatieve geneeskunde zijn ofwel onbewezen, ofwel onwerkzaam en sommige zelfs gevaarlijk. Een bewijsbaar veilig en effectief alternatief medicament is overigens helemaal niet alternatief maar in feite een regulier medicament. Patiënten die zich aan alternatieve geneeskunde wagen riskeren uitgebuit te worden, hun geld te verliezen en hun gezondheid te schaden.

    Het feit dat deze geneeswijzen de wetenschappelijke vergelijking met de empirisch onderbouwde geneeskunde niet doorstaan, betekent echter niet dat ze geen goed kunnen doen. Hun werkzaamheid berust op het placebo-effect, een medisch fenomeen met een lange en omstreden geschiedenis. De auteurs geven een zeer interessante en uitvoerige uiteenzetting over de aard, de ontdekking en de studie van het placebo-effect. Het is een van de meest omstreden kwesties met betrekking tot de alternatieve geneeskunde.

    Kunnen we vrede nemen met het succes van alternatieve remedies enkel omdat ze verlichting en hoop bieden door overtuiging en vertrouwen? De auteurs ontkennen formeel. We hebben in de geneeskunde geen placebo nodig om een placebo-effect op te roepen. Het placebo-effect berust niet zozeer op de behandeling, maar op het vertrouwen van de patiënt in de arts. Als de patiënt merkt dat de arts onwerkzame middelen voorschrijft kan dit vertrouwen geschaad worden. Een patiënt zou geen genoegen moeten nemen met een remedie die alleen werkt op basis van het placebo-effect.

    De auteurs geven nog andere steekhoudende argumenten tegen de alternatieve geneeswijzen, zoals de kosten en de veiligheid. De gezondheid van een patiënt wordt in de waagschaal gelegd door elke onwerkzame behandeling als deze in de plaats komt van een reguliere behandeling. In het licht van de resultaten van hun onderzoek houden de auteurs een pleidooi voor meer toezicht en reglementering van de geneeskunde. Wetenschappelijke normen, beoordeling en reglementering zouden standaard moeten opgelegd worden aan alle typen geneeskunde. 

    Dit boek pretendeert ‘s werelds eerlijkste en accuraatste onderzoek naar de alternatieve geneeskunde te zijn. Of deze boude stelling klopt kan ik uiteraard niet verifiëren. Je kunt ze in ieder geval niet negeren. De conclusies zijn gebaseerd op zo’n 4000 onderzoeksstudies naar alternatieve geneeskunde, die duizenden medische onderzoekers over de hele wereld gedurende tientallen jaren hebben verricht. Het moet een titanenwerk geweest zijn om die allemaal bij elkaar te krijgen. 

    De auteurs kunnen in ieder geval stevige geloofsbrieven voorleggen. Ze zijn beiden geschoolde wetenschappers, en geen van hen is ooit in dienst geweest van een farmaceutisch bedrijf. Edzard Ernst is een insider die jarenlang de geneeskunde heeft beoefend, waaronder ook enkele alternatieve therapieën. Hij is ’s werelds eerste hoogleraar alternatieve geneeskunde en zijn onderzoeksgroep heeft vijftien jaar lang geprobeerd uit te vissen welke behandelingen werken en welke niet. De andere auteur, Simon Singh, is een outsider die bijna twintig jaar als wetenschapsjournalist bij de geschreven pers, de televisie en de radio heeft gewerkt. 

    Om overtuigd te worden van ‘de waarheid over alternatieve geneeswijzen’ had ik dit boek niet nodig, maar een betere kennis van de feiten heeft die overtuiging veel beter onderbouwd. Daarnaast heb ik heel wat opgestoken. Ik leerde over de ontstaansgeschiedenis, de achterliggende visie en de recente ontwikkelingen van de best onderzochte alternatieve geneeswijzen. Ik verwierf een beter inzicht in de redenen waarom mensen alternatieve geneeskunde verkiezen boven de reguliere geneeskunde en in de drogredenen die door alternatieve genezers aangevoerd worden om wetenschappelijke toetsing af te wijzen. Ik kreeg een opfrissing over het placebo-effect met een aantal gefundeerde argumenten waarom het niet toereikend is. En dank zij een handige tabel met de bewezen werkzaamheid en de gevaren van de meest gebruikte medicinale kruiden kan ik die met meer kennis van zaken aanwenden. 

    De auteurs hebben hun uiterste best gedaan om hun gegevens inzichtelijk voor te stellen. De geïnteresseerde lezer mag zich niet laten afschrikken door de omvang van het boek. Vaktermen worden goed uitgelegd en de vlot leesbare tekst maakt het toegankelijk voor een breed publiek.  

    ©  Minervaria    
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-01-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De evolutie van de oorlog
    Klik op de afbeelding om de link te volgen VAN CREVELD, M., De evolutie van de oorlog. Van de Marne tot Irak. Utrecht, Uitg. Het Spectrum, 2007, 368 pp. – ISBN 978 90 274 4550 6
       
    Wordt de volgende oorlog uitgevochten met Iran? In ieder geval zijn reusachtige Amerikaanse, Britse en Franse oorlogsbodems al door de Straat van Hormuz gevaren. Tegen die technologische en materiële overmacht maakt Iran geen schijn van kans. Tenzij het kernwapens kan inzetten, maar dan zou het land diep in de eigen huid snijden. En laten kernwapens nu net de inzet zijn van het conflict.   

    Sedert het bestaan van de atoombom is de wijze waarop internationale conflicten militair worden beslecht ingrijpend veranderd, zegt Martin van Creveld. In dit boek verheldert hij hoe de razendsnelle technologische vooruitgang het aanzien van de oorlog grondig heeft veranderd en de wil om oorlog te voeren juist heeft afgezwakt. 

    De oorlogen van de twintigste eeuw waren een rechtstreekse voortzetting van de oorlogen die sinds de tweede helft van de zeventiende eeuw in Europa gevoerd waren. Oorlog werd zonder meer als een volstrekt legitiem instrument van de internationale politiek beschouwd. De verschillende Europese grootmachten hadden in de loop van eeuwen een enorme concentratie van militaire kracht opgebouwd.   

    De eerste WO kwam als een verrassing, maar de betrokken landen waren al een decennium bezig met zich te bewapenen op een gigantische schaal zoals nooit eerder in de geschiedenis vertoond was. Toen de oorlog effectief uitbrak was men ervan overtuigd dat het allemaal niet lang zou duren. Tot ver in de negentiende eeuw trokken ruziënde landen immers gewoon tegen elkaar ten strijde. Zelfs al sleepte het conflict gedurende jaren voort, het werd in een aantal min of meer beperkte veldslagen beslecht.   

    Maar de romantische ideeën over heldendaden in een heftige veldslag werden al spoedig hardhandig de kop ingedrukt. De oude, vertrouwde strategieën bleken door de moderne technologie niet meer te werken. De oorlog mondde uit in een langgerekte uitputtingsslag, en de overwinning was voor de partij die de grootste troepensterkte kon inzetten. Aan weerszijden waren miljoenen slachtoffers gevallen, zowel onder militairen als burgers.   

    Ook de Tweede Wereldoorlog liep, met een veel meer geavanceerde uitrusting, op een stellingenoorlog uit. Aan beide kanten werkte de militaire industrie op kruissnelheid technologische vernieuwingen uit en de getalsterkte van de betrokken legers was nog nooit zo groot geweest. Spitstechnologie maakte finaal korte metten met de oorlog. Op 6 augustus 1945 maakte de atoombom op Hiroshima minstens 75.000 slachtoffers in één klap.   

    Met de atoombom werden zowel de internationale verhoudingen als de oorlogvoering grondig door elkaar geschud. De uitwerking van twee verwoestende oorlogen had het martiale vuur van de belangrijkste Europese mogendheden gedoofd. De potentiële vernietigingskracht van kernwapens noodzaakte de supermachten tot een afschrikkingstrategie in plaats van oorlog. Tijdens de Koude Oorlog gingen ze gewoon door met de productie en verbetering van hun kernwapens.   

    Ze hielden ook niet op met de ontwikkeling en productie van conventionele wapens. Die werden ingezet en getest in verschillende conflicten die sinds 1945 werden uitgevochten tussen derde- of vierderangslanden. Decennium na decennium was iedere nieuwe generatie van wapensystemen veel krachtiger dan de vorige. De ontwikkeling ervan bracht de supermachten aan de rand van het bankroet. Maar anders dan ze verwacht hadden bleken die technologische finesses niet doorslaggevend bij de uitkomst van de oorlogen na 1950. Als er gewonnen werd was dat vooral te danken aan hun materiële overwicht.   

    Tegen de nieuwste uitdaging, de opstandige bewegingen en het terrorisme, hebben die legers met hun geavanceerde uitrusting helemaal het nakijken. Pogingen van geoefende strijdkrachten om guerrillastrijders en terroristen uit te schakelen zijn uitgelopen op een lange, bijna ononderbroken reeks mislukkingen. Tegen het soort dreigingen als de spectaculaire aanslagen van Al-Qaeda op het World Trade Center en het Pentagon hebben noch tanks, noch oorlogsschepen, noch gevechtsvliegtuigen, raketschilden of wat voor andere esoterische vormen van oorlogvoering ook, enig nut.   

    Dit boek is lang op de plank blijven staan. De vernietigingen en gruwelijkheden van een oorlog zijn niet meteen het meest aantrekkelijke onderwerp om over te lezen. Maar de lectuur is best meegevallen. Het was een leerrijke kennismaking met een wereld waarover ik zeer weinig afwist. Voor zover het onderwerp het toelaat beschrijft Martin van Creveld, een van de meest gereputeerde krijgshistorici ter wereld, de militaire ontwikkelingen en operaties in de twintigste eeuw op een serene manier. Hij onderwerpt het hele militaire gebeuren bovendien aan een zeer kritische blik.   

    De auteur hoedt zich voor al te veel vakjargon. Zelfs de passages met veel technische uitleg laten zich door de onderhoudende stijl vlot lezen.   

    @  Minervaria
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-01-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De onzichtbare vijand
    Klik op de afbeelding om de link te volgen MOOIJ, A., De onzichtbare vijand. Over de strijd tegen infectieziekten. A’dam, Uitg. Balans, 2007, 255 pp. – ISBN 978 90 5018 889 0   

    Vogelpest, Mexicaanse griep, SARS, varkensgriep, de ziekenhuisbacterie, het West-Nijlvirus, de ziekte van Lyme. Wie dacht dat de mens de strijd tegen de besmettelijke ziekten definitief gewonnen had komt bedrogen uit. Toch eisen deze ziekten bijlange niet zoveel slachtoffers als de oude infectieziekten die in vroeger tijden massa’s mensen wegmaaiden.   

    Van oudsher worden mensen belegerd door ziekten als gevolg van een invasie van vreemde micro-organismen in het lichaam. Pest, pokken, lepra, cholera, malaria, difterie, tuberculose, gele koorts, syfilis, mazelen en roodvonk zijn in het collectieve geheugen gegrift. Epidemieën van besmettelijke ziekten behoorden zonder twijfel tot de ergste verschrikkingen. Er hoeft maar weinig te gebeuren of die angsten komen weer tot leven.   

    Voor de zeventiende eeuw werd in deze rampzalige epidemieën de hand van God ontwaard. In De onzichtbare vijand vertelt Annet de Mooij hoe de strijd tegen infectieziekten steeds meer een zaak werd van de wetenschap. Vanaf de zestiende eeuw groeide de belangstelling voor de werking van de natuur. In de volgende eeuw werd in het denken over ziekten en epidemieën gaandeweg meer gewicht toegekend aan aardse invloeden. De autoriteiten begonnen maatregelen te nemen die het besmettingsgevaar moesten indammen. De vroeger vrijwel onbegrensde greep van religie en magie op de geneeskunde verslapte.   

    De ontdekking van eencellige wezens door Antoni van Leeuwenhoek was de allereerste stap. Hij legde echter nog geen verband met mogelijke ziekten. De eerste besmettelijke ziekte die op een moderne manier werd benaderd waren de pokken. Op het einde van de achttiende eeuw verblijdde de plattelandsarts Edward Jenner de wereld met de koepokinenting of vaccinatie. Het succes van deze ingreep – de pokken zijn de eerste ziekte die wereldwijd werd uitgeroeid - vormde de start van de preventieve geneeskunde.   

    De ontdekkingen van Pasteur en Koch in de negentiende eeuw legden de basis voor de bacteriologie. Toch betekende dat niet meteen een doorbraak in de bestrijding van infectieziekten. Bij epidemieën moest de geneeskunde vaak machteloos toekijken. In de tweede helft van de negentiende eeuw nam de betekenis van infectieziekten als doodsoorzaak vooral af door de verbetering van de voeding en van de sociale en sanitaire leefomstandigheden en door de effecten van voorlichting en onderwijs.   

    De echte triomfen van de geneeskunde over infectieziekten manifesteerden zich pas in de twintigste eeuw. De keuze aan beschikbare vaccins werd ruimer en men ontwikkelde nieuwe geneesmiddelen. De komst van antibiotica was een medische doorbraak zonder weerga. Rond 1950 waren de infectieziekten van doodsoorzaak nummer één veranderd in een onbeduidende restcategorie. Hier en daar viel er nog wat op te ruimen, maar het grote werk was gedaan.   

    De euforie was echter van korte duur. In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw werd de wereld opgeschrikt door een nieuwe groep van ziekten, de hemorragische koortsen zoals Ebola. Toen die onder controle waren, zette aids de infectieziektebestrijding weer op de kaart. Oude ziekten als tuberculose kwamen weer op. En ieder jaar duikt er wel een of andere nieuwe besmettelijke variant op waartegen bacteriologen en virologen koortsachtig een remedie zoeken.   

    In de strijd tegen infectieziekten is iedere vooruitgang voorwaardelijk. Tussen mens en bacteriën en virussen zal er altijd evolutionaire competitie zijn om te overleven. Bacteriën en virussen worden resistent tegen de gangbare medicijnen, waardoor er steeds nieuwe moeten gevonden worden. De vraag is niet óf zich weer nieuwe grote pandemieën zullen voordoen, maar wanneer dit zal gebeuren.   

    Met dit boek heeft Annet de Mooij een spannend, en nog altijd actueel, hoofdstuk in de geschiedenis van de geneeskunde en gezondheidszorg toegankelijk gemaakt voor een ruim publiek. Ze heeft zich degelijk gedocumenteerd en besteedt, behalve aan de evolutie in de geneeskunde, ruim aandacht aan politieke keuzes en maatschappelijke ontwikkelingen. We leren ook hoe de wetenschap niet lineair vooruitgaat, maar met vallen en opstaan en in sprongen.   

    Een uitermate vlot lezende tekst zorgt bovendien voor waar leesplezier.  

     ©  Minervaria  
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-01-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De oorsprong van onze politiek
    Klik op de afbeelding om de link te volgen FUKUYAMA, F., De oorsprong van de politiek. Van de prehistorie tot de Verlichting.  (Vert. The Origins of Political Order: From Prehuman Times to the French Revolution, 2011) A’dam/A’pen, Uitg. Contact, 2011, 572 pp. – ISBN 978 90 254 3221 8   

    Tussen 1970 en 2000 was het aantal staten met een representatieve democratie gestegen van 30 naar 60 procent. In ongeveer één op vijf landen, die in deze periode democratisch waren geworden, brokkelden de democratische instellingen echter af of kwam er weer een autoritair bewind. En hoe het met de Arabische lente van 2011 zal aflopen is nog erg onzeker.   

    Onze politieke instellingen zijn niet zo vanzelfsprekend als we denken. Wij zijn gemakkelijk geneigd te vergeten hoe belangrijk een goed werkende overheid is en hoe het zou zijn om te leven zonder. We beseffen onvoldoende dat er in onze samenlevingen ook een tijd was dat de overheid haar werk niet deed.   

    We geloven graag dat onze liberale democratieën de tand des tijds zullen doorstaan. Daar kunnen we echter niet zeker van zijn. Samenlevingen organiseren zich om het hoofd te bieden aan hun omgeving. Als de context verandert is het niet zeker dat de politieke instellingen blijven werken. Wanneer systemen er niet in slagen zich aan te passen aan de omstandigheden vindt er politiek verval plaats.   

    In het belang van de toekomst van de democratie is het noodzakelijk te begrijpen hoe democratische instellingen tot stand gekomen zijn, meent Francis Fukuyama. Kennis van de oorsprong van politieke instellingen in het algemeen en de dikwijls onvoorziene, toevallige krachten waardoor ze zijn ontstaan, kan ons helpen om effectieve politieke instellingen te creëren en te behouden.    

    In dit boek wordt de politieke ontwikkeling beschreven van voormenselijke tijden tot aan de vooravond van de Franse en Amerikaanse Revolutie. Op dit moment was de basis gelegd voor de drie belangrijkste politieke instellingen: de staat, de rechtsorde en een overheid die zich diende te verantwoorden tegenover de burgers. In een tweede boek zal Fukuyama de politieke ontwikkeling uitdiepen zoals die zich in de huidige wereld voltrekt.   

    De fundamenten van de politiek liggen in de biologische conditie van de mens. Het organiseren van een samenleving zit mensen in het bloed. Daarbij volgen ze een diepgewortelde drang om de belangen van nazaten, vrienden en cliënten te beschermen en te bevorderen. Ook in staten met hoogontwikkelde onpersoonlijke instellingen is er altijd de verleiding tot patrimonialisme. In verschillende gebieden van de wereld worden pogingen om een onpersoonlijk staatsverband te creëren doorkruist door hardnekkige verwantschaps- of stamrelaties.   

    In sommige delen van de wereld evolueerde de tribale samenleving naar meer omvattende verbanden waarin de instellingen onpersoonlijker werden. Er werd een staat gevormd, de eerste pijler van de moderne politieke ontwikkeling. Op eigen kracht en met wisselend succes gingen China, India, de islamitische wereld en Europa van verwantschap en tribalisme over op staatsinstellingen. In hun huidige vorm dragen deze staten nog altijd het stempel van de wijze waarop ze, onder invloed van toevallige omstandigheden, tot stand kwamen en evolueerden.   

    Aan het eind van de achttiende eeuw waren de drie bestanddelen van een moderne politieke orde – het bestaan van een sterke, capabele staat, de ondergeschiktheid van de staat aan een rechtsorde, en politieke verantwoording van regeringen aan hun hele volk – in een of ander deel van de wereld ingevoerd. Fukuyama beschrijft omstandig hoe dit in de verschillende staten gebeurde.     

    Het wordt duidelijk waarom het communisme wortel kon schieten in China, een sterke staat die gebaseerd was op oorlogvoering en militaire verovering en waarin de bevolking geen inspraak had. India, waar het brahmanisme de drijvende kracht was achter de politieke ontwikkeling, ontwikkelde daarentegen een zwakke staat met een ingewikkelde structuur. Door een unieke instelling, de militaire slavernij, lieten de Arabische en Turkse gemeenschappen het tribalisme achter zich. In Europa ondermijnde het christendom de uitgebreide verwantschapsgroepen.     

    In het versnipperde Europa ontleenden de vorsten hun macht en legitimiteit meer aan het vermogen om recht te spreken dan aan militair vertoon. Reeds  vroeg vormde zich de tweede pijler van de politieke ontwikkeling, de rechtsorde, die de macht van de heerser beperkte. Daarin speelde de katholieke kerk een cruciale rol. Ook in de andere prille staten kwam er een rechtsorde tot stand, maar ze was nooit zo stevig uitgebouwd als in Europa. Het wordt begrijpelijk waarom de rechtsorde in China zwak is en in India gefragmenteerd en waarom er in de huidige Arabische wereld geen rechtsorde bestaat.   

    De derde pijler, politieke verantwoording, kwam slechts laat en enkel in bepaalde landen van Europa tot ontwikkeling. We leren waarom er in Frankrijk en Spanje een zwak absolutisme was, Rusland een absolutistische staat werd en nog is en waarom een aantal Oost-Europese landen door hun zwak staatsapparaat steeds weer ten prooi vielen aan agressie van buitenaf. Het wordt duidelijk waarom Engeland en sommige Scandinavische landen een verantwoordelijk bestuur konden uitbouwen dat model stond voor de latere liberale democratieën.   

    Na dit historische overzicht onderneemt Fukuyama een poging om uit de voorgaande gegevens een theorie op te stellen over politieke ontwikkeling en politiek verval. Politieke systemen ontwikkelen zich op een manier die in grote lijnen vergelijkbaar is met de biologische evolutie. De grondslag ervan ligt in de menselijke aard. Ideeën, vooral religieuze overtuigingen, vormen de drijfveer voor de vorming van politieke eenheden. Politiek verval vindt plaats wanneer de instellingen niet functioneren en wanneer verwantschapsbanden weer gaan overheersen. En in sommige gevallen is de vernieuwing en hervorming van instellingen alleen mogelijk met gebruik van geweld.  

    In het laatste hoofdstuk wordt inzichtelijk gemaakt dat de politieke ontwikkeling zich in de moderne wereld onder heel andere omstandigheden voltrekt dan tot de achttiende eeuw het geval was. In de malthusiaanse omstandigheden waarin mensen leefden waren roof en gebiedsuitbreiding vaak de minst kostelijke weg om te overleven. In bepaalde gebieden van de derde wereld gebeurt dit nog met regelmaat. De Industriële Revolutie maakte aanhoudende intensieve economische groei en sociale mobilisatie mogelijk. Die scheppen totaal andere omstandigheden voor de politieke ontwikkeling.   

    Een studie van de wereldwijde politieke ontwikkeling mag zonder meer een ambitieuze onderneming genoemd worden. Maar dat is Francis Fukuyama, een van de meest gezaghebbende stemmen in de politieke wetenschappen, wel toevertrouwd. Dit boek kun je met recht een meesterwerk noemen. Het is grondig gedocumenteerd en gebaseerd op inzichten uit zeer uiteenlopende vakgebieden. In dit uitermate boeiende boek maak je kennis met een keur van theorieën over politieke, sociale en economische ontwikkeling, alsook inzichten uit de antropologie en biologie.   

    De tekst is bovendien zeer begrijpelijk en onderhoudend geschreven. Het mag een duur boek zijn, het is zijn prijs meer dan waard. Ik kijk al uit naar het vervolg.  

    @  Minervaria  
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    19-12-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leopold I. De eerste koning van Europa
    Klik op de afbeelding om de link te volgen DENECKERE, G., Leopold I. De eerste koning van Europa. A’pen, De Bezige Bij, 2011, 736 pp. – ISBN 978 90 8542 317 1   

    De eerste koning der Belgen leeft niet meer in het collectieve geheugen. In zijn tijd werd Leopold van Saksen-Coburg echter beschouwd als een grote seigneur. Hij heeft niet alleen als koning van België zijn sporen in de geschiedenis nagelaten, hij speelde tevens een belangrijke rol in de Europese politiek van de 19e eeuw.

    Leopold had een gigantisch correspondentienetwerk uitgebouwd over heel Europa. Daarmee onderhield hij persoonlijke en politieke banden met nagenoeg alle gekroonde hoofden en vooraanstaande politici. Via dat netwerk voerde hij een discrete diplomatie en had hij een stevige vinger in de pap op het schaakbord van de Europese politiek. Deze omvangrijke briefwisseling is de basis en leidraad van de biografie van Gita Deneckere, hoogleraar sociale geschiedenis aan de Universiteit Gent.

    Als eerzuchtige zoon van een verarmd hertogsgezin in het provincienest Coburg, raakte Leopold al snel betrokken bij de veldtochten tegen Napoleon. Op het Congres van Wenen, dat de kaart van Europa grondig herschikte, fungeerde hij als waarnemer. Hij verkeerde in de beste kringen van Parijs en Wenen en viel op door zijn savoir-vivre, manieren en stijl.

    Toen hij zijn hart verloor aan de Britse kroonprinses Charlotte van Wales leek zijn toekomst in Engeland te liggen. De dramatische en vroegtijdige dood van Charlotte besliste er anders over. Aan deze ontwikkeling hield Leopold echter een hechte band over met zijn nichtje Victoria, de latere koningin van Engeland. Zijn hele verdere leven volgde hij haar van nabij en heeft hij haar met raad en daad gesteund. Via hun intense briefwisseling speelde hij een belangrijke rol in het koningshuis van Engeland en indirect in de Britse politiek.

    Alhoewel het zachte klimaat hem aantrok, weigerde hij de troon van Griekenland omdat hij de voorwaarden niet vertrouwde. De geschiedenis heeft hem gelijk gegeven. Op het aanbod om koning te worden van het kersverse België met de meest liberale grondwet van Europa ging hij wel in. Hij was er meteen erg populair en werd het symbool van eenheid en onafhankelijkheid. Hij stimuleerde en ondersteunde tevens de economische en industriële ontwikkeling van België.

    Leopold zag zichzelf als de vader van zijn volk, de enige die, ongeacht de politieke wisselvalligheden van de prille parlementaire democratie, echt het belang van het land diende. Hij was geen democraat maar hij beschouwde democratische hervormingen als een manier om de revolutie te verhinderen. Hij vond de Belgische grondwet te liberaal, maar legde zich erbij neer.

    Zijn hele leven immers was Leopold als de dood voor een herhaling van de Franse Revolutie, die tot despotisme en oorlog had geleid. Hij was de overtuiging toegedaan dat de monarchie een nuttig bolwerk was tegen de mogelijke heropflakkering van de revolutie en tegen de verspreiding van liberalisme en nationalisme in Europa. En hij was zich altijd zeer bewust van de zwakke positie van België tegenover Frankrijk.

    In een tijd waarin de vorst nog werd beschouwd als een politieke figuur, die zijn land vertegenwoordigde, beperkte Leopold zich niet tot zijn taak als koning van het kleine België. Hij zag zichzelf als gezant van de vrede in Europa en dus als behoeder van orde en rust. Door middel van zijn correspondentienetwerk probeerde hij bij ieder conflict te bemiddelen en de gemoederen te bedaren.

    Geheel in de geest van zijn tijd hield hij zich ook bezig met een intensieve huwelijkspolitiek. Dit gold in de eerste plaats zijn eigen tweede huwelijk met de dochter van de Franse koning. Maar hij had ook de hand in het huwelijk van zijn nicht Victoria met Albert, ook een Coburger, en in de huwelijken van andere gekroonde hoofden van zijn tijd. Met het arrangeren van de huwelijken van zijn eigen kinderen had hij minder geluk.

    Langs de omvangrijke briefwisseling die hij en zijn correspondenten hebben nagelaten volgt Gita Deneckere Leopold van zijn geboorte in 1790 tot zijn overlijden op 10 december 1865. Het moet een immens werk geweest zijn om het overzicht te behouden in deze overvloedige correspondentie, en deze steeds weer in verband te brengen met het veelzijdige leven van Leopold en met belangrijke politieke en sociale ontwikkelingen.

    In dat opzet is de auteur jammer genoeg niet echt geslaagd. Dit boek wordt als biografie gepresenteerd, maar het levensverhaal van de hoofdpersoon komt niet goed uit de verf. De figuur van Leopold wordt bladzijden lang ondergesneeuwd door gedetailleerde verslagen van de ontwikkelingen in andere landen, vooral Groot-Brittannië. Geregeld gaat het boek meer over koningin Victoria dan over Leopold. Hoe hij zelf leefde en werkte, toch een belangrijk aspect van een biografie, wordt schaars belicht.

    Zijn opvattingen komen dan weer wel uitgebreid aan de orde. Via zijn brieven bekijken we de gebeurtenissen in België en Europa door zijn ogen. Hij stond daarbij natuurlijk op de eerste rij en was goed geïnformeerd. Dat is echter niet het geval voor de doorsnee lezer. Die zoekt tussen de bespiegelingen van Leopold tevergeefs naar een coherente en begrijpelijke uitleg over de feitelijke gebeurtenissen.

    De auteur veronderstelt bij de lezer een grondige kennis van de politieke ontwikkelingen na de nederlaag van Napoleon zowel in Europa als in het kersverse België. In haar streven naar een volledige en genuanceerde weergave van de geschiedenis verzandt ze echter in een overvloed aan details. Dit resulteert in lange slaapverwekkende passages, waarin de gewone lezer tevergeefs naar samenhang en overzicht zoekt.

    Het jarenlange minutieuze onderzoek van Gita Deneckere kan alleen maar ontzag inboezemen. Wie geïnteresseerd is in de politieke ontwikkelingen in de eerste helft van de negentiende eeuw zal er zeker een en ander uit opsteken. Als biografie, bestemd voor een ruim publiek, is het echter een gemiste kans.

    ©  Minervaria
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-12-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Er zijn fouten gemaakt (maar niet door mij)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen TAVRIS, C. & E. ARONSON, Er zijn fouten gemaakt (maar niet door mij). Waarom we dwaze overtuigingen, slechte beslissingen en kwetsend gedrag rechtvaardigen. (Vert. Mistakes were mad (but not by me) – Why we justify foolish beliefs, bad decisions and hurtful acts, 2007) A’dam, Uitg. Nieuwezijds, 2011, 280 pp. – ISBN 978 90 5712 339 9   

    De mens is ingewikkeld. Hij is tot alles bekwaam en bovendien in staat zichzelf gelijk te geven.
    Yehudi Menuhin

    Toen bleek dat Irak geen massavernietigingswapens bezat, geen banden had met Al Quaeda, het Amerikaanse leger niet op gejuich werd ontvangen en de oorlog na zes weken niet was afgelopen, verklaarde president Bush: “Ik ben er meer dan ooit van overtuigd dat de beslissingen die ik heb genomen de juiste zijn.”   

    Met de regelmaat van een klok vernemen we hoe politici en andere belangrijke publieke figuren hun fouten en verkeerde beslissingen goedpraten of onder de mat proberen te vegen. Wij kijken geamuseerd toe of reageren geschrokken of ontzet. In wezen is wat zij doen psychologisch niet anders dan wat de meesten van ons weleens hebben gedaan.   

    We vergoelijken of bagatelliseren ons eigen aandeel in een misser. We voeren heftige echtelijke ruzies over wie gelijk heeft. We beschuldigen anderen van hypocriete beslissingen maar zien de onze niet. Zelfs als we beseffen dat we fout waren, zijn we vaak niet in staat het toe te geven. Maar meestal zijn we er ons helemaal niet van bewust dat we op die manier ons gedrag of standpunt proberen te rechtvaardigen.   

    Waarom is het voor de meeste mensen zo moeilijk om een fout toe te geven of te bekennen dat ze zich vergist hebben? Waarom blijven ze soms tegen alle evidente bewijzen in hardnekkig vasthouden aan hun opvattingen en handelwijze? En hoe kunnen we dit herkennen en voorkomen?   

    Geregeld houden we er verschillende opvattingen op na die elkaar uitsluiten. Het gebeurt ook dat ons handelen strijdig is met een belangrijke opvatting over onszelf of over de groep waartoe we behoren. Dat bezorgt ons een onprettig gevoel, dat in de psychologie cognitieve dissonantie wordt genoemd.

    Als we onze mening of gedrag zouden veranderen, dan zou dat vervelende gevoel eenvoudig verdwijnen. Maar dan moeten we toegeven dat wij ons vergist hebben of iets stoms hebben gedaan. En dat vinden we nog minder prettig. Zelfrechtvaardiging stelt ons in staat om die spanning op te heffen en onze innerlijke rust te hervinden. 

    Op zich is daar niets mis mee. Het is goed voor onze nachtrust. Zonder zelfrechtvaardiging zouden we gebukt gaan onder schaamte of spijt. Maar er kleven ook ernstige nadelen aan. We maken van onze verkeerde beslissingen niet alleen een bagatel, we worden er blind voor. Daardoor blijven we dezelfde fouten maken. Als we begrijpen hoe zelfrechtvaardiging werkt, zullen we er beter van kunnen leren.   

    De auteurs, beiden doortimmerde sociaal-psychologen, nemen ons mee op een boeiende tocht langs de verschillende wijzen waarop zelfrechtvaardiging ons bij de neus neemt, en onszelf en anderen schade berokkent. Met talloze voorbeelden maken ze duidelijk hoe hardnekkige vooroordelen en misplaatste trots gegrond zijn in zelfrechtvaardiging. Ze tonen aan hoe topmanagers erdoor aangezet worden tot hebzucht, en dictators aangespoord hun bevolking steeds meedogenlozer te onderdukken.   

    Zelfrechtvaardiging is de droevige achtergrond van hardnekkige gerechtelijke dwalingen en nefaste beleidsbeslissingen. Omwille van zelfrechtvaardiging doden fanatieke gelovigen in naam van God, en worden kinderen door geestelijken misbruikt. Wetenschappers negeren nieuwe gegevens en blijven vasthouden aan achterhaalde theorieën. En tegen beter weten in blijven zorgverleners schadelijke behandelingen toepassen.   

    Wij leren hoe zelfrechtvaardiging partners uit elkaar drijft en familieruzies in de hand werkt. Herinneringen worden onbewust vervormd en houden oud zeer in stand. Mensen blijven zich wentelen in hun slachtofferrol. Oeroude conflicten tussen volkeren worden levendig gehouden.   

    In het laatste hoofdstuk krijgen we handvatten aangereikt om de valkuil van de zelfrechtvaardiging te vermijden. Vergissen is menselijk, maar we kunnen kiezen of we onze fouten toegeven of toedekken. Onze diepgewortelde neiging om onze miskleunen te ontkennen en met de mantel der eigenliefde toe te dekken maakt dat zeker niet gemakkelijk. Maar er zijn frappante voorbeelden van werkelijk grote mensen die er, zij het met moeite, in geslaagd zijn.   

    “Uiteindelijk is ‘geen fouten maken’ niet de toetssteen waaraan het karakter van een volk of de integriteit van een individu wordt afgemeten. Bepalend is wat we doen nadat we een fout hebben gemaakt.”, aldus de auteurs.   

    Hebt u zich ooit hebt afgevraagd waarom politici evidente blunders blijven herhalen of hoe het mogelijk is dat fatsoenlijke mensen zich laten omkopen? Vindt u het moeilijk te begrijpen dat sommige mensen nog hardnekkiger geloven als de profetie van hun leider niet uitkwam? Had u weleens een hoogoplopende discussie met uw partner of een vriend over een herinnering? In dit boek leest u er alles over.   

    Het is gebaseerd op gedegen wetenschappelijk onderzoek, zeer onderhoudend geschreven en met talloze sprekende voorbeelden geïllustreerd. Het kon me van begin tot einde boeien.   

    @  Minervaria 

    Deze recensie verscheen ook op Noorderlicht.
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-11-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Uitweg
    Klik op de afbeelding om de link te volgen CHABOT, B. & BRAAM, S., Uitweg. Een waardig levenseinde in eigen hand. A’dam, Nijgh & Van Ditmar, 2010, 283 pp. – ISBN 978 90 388 9314 3   

    Niemand kan bestrijden dat zelfdoding dikwijls in overeenstemming is met ons eigen belang en onze plicht tegenover onszelf: ouderdom, ziekte of ongeluk kunnen het leven tot een last maken, een last die zwaarder kan wegen dan het leven zelf. 
     David Hume   

    Wat moet je als je hoogbejaard en hulpbehoevend bent, de vrienden wegvallen, je toekomst inkrimpt, vermoeidheid ieder bezoekje gauw te veel maakt en je vindt dat het genoeg geweest is? Wat kan je doen als je een ernstige chronische, maar niet dodelijke, ziekte hebt en steeds minder kunt, met 24 uur gedwongen bedrust en pijn in het vooruitzicht? Wat rest je als het verpleeghuis wenkt, waar zelfs de bedtijden voor je worden bepaald? Welke mogelijkheden zijn er nog voor mensen van wie het euthanasieverzoek klip-en-klaar wordt afgewezen?   

    Vaker dan bekend is overwegen mensen in voorliggende gevallen om zelf hun leven waardig te beëindigen. Dat is niet verboden, zolang men hiervoor zelf de verantwoordelijkheid neemt. Het is echter niet gemakkelijk om zonder hulp van een arts goede informatie te vinden over een waardig levenseinde in eigen beheer. Dit boek wil mensen met een weloverwogen doodswens informeren over hoe zij dat kunnen uitvoeren.   

    Om je leven zelf in waardigheid te beëindigen bestaan er twee manieren. De eerste is de medicijnmethode. Je stelt je eigen ‘pil van Drion’ samen, een combinatie van dodelijke medicijnen met slaapmiddelen, en neemt ze in. De andere methode is stoppen met eten en drinken. Anders dan gewoonlijk wordt gedacht, is bewust versterven geen gruwelijke dood. Met de juiste mondverzorging en verzachtende medicijnen, is stoppen met eten en drinken voor hoogbejaarden en ernstig zieken draaglijk. Bovendien biedt de periode van verzorging de mogelijkheid van een intens afscheid van de dierbaren, verspreid over meerdere dagen.  

    In Uitweg worden beide methoden uitgebreid en nauwkeurig beschreven. Als je stopt met eten en drinken is het belangrijk te weten wat je te wachten staat, hoelang het kan duren en welke maatregelen getroffen moeten worden om dorst en ander ongemak te vermijden. Kies je voor de medicijnmethode, dan dien je te weten welke medicijnen nodig zijn en in welke combinatie je ze moet innemen. Er wordt ook uitgelegd hoe je ze in bezit krijgt en hoe je ze moet innemen om te voorkomen dat je later in het ziekenhuis wakker wordt. Daarom belichten de auteurs ook verschillende onzekere en gevaarlijke methoden om uit het leven te stappen.   

    Rond het zelfgekozen levenseinde spelen allerlei wetten en regels een rol. De auteurs leggen de ongeschreven spelregels en valkuilen rond euthanasie bloot en geven praktische adviezen voor het doen van een succesvol euthanasieverzoek. Ze leggen uit  hoe je binnen de wet kan blijven als een dierbare je bijstaat bij zelfdoding en welke hulp strafbaar is.   

    De auteurs hebben alles gedaan om van Uitweg een echt praktisch handboek te maken. Bij iedere methode hoort een checklist en een geheugensteun met alle te nemen stappen. Er is een handig overzicht van alle potentieel dodelijke medicijnen, met vermelding van de juiste combinatie en dosis. Men vindt ze alfabetisch geordend terug in het medicijnregister, met vermelding van de betreffende pagina. In de uitklapbare tabel van de achterflap zijn diezelfde medicijnen te vinden, met hun merknamen in negen West-Europese en vier Engelstalige landen. Achter in het boek is bovendien een adressenlijst opgenomen van de instanties waar men in Nederland en Vlaanderen anoniem terecht kan met vragen over een doodswens.   

    Toch is dit geen handleiding met hapklare recepten. Het boek belicht de verschillende facetten van een zelfgekozen levenseinde en situeert de zelfgekozen dood in een breder perspectief. De auteurs definiëren zelfeuthanasie ten opzichte van zelfmoord of suïcide en euthanasie. Ze houden een warm pleidooi voor een goede dood en de mogelijkheid om op je eigen manier te sterven. De algemene inzichten worden raak geïllustreerd met ontroerende verhalen van nabestaanden en interviews met deskundigen.   

    De delicate kwestie van het zelfgekozen levenseinde wordt in dit boek met een zeldzame openhartigheid besproken. Door te informeren willen de auteurs de bevoogding doorbreken van artsen en wetgevers inzake het levenseinde. Op geen enkele wijze willen zij een impulsieve, eenzame en verminkende zelfdoding bevorderen. Een waardig levenseinde vraagt een intensieve voorbereiding en de nabijheid en steun van medemensen en is alleen al daardoor onverenigbaar met een overhaaste beslissing.   

    Het boek is in eerste instantie bedoeld voor mensen met een weloverwogen doodswens en voor hun naasten. Maar je hoeft eigenlijk niet te wachten op een ziekte of doodswens om het te lezen en altijd binnen handbereik te hebben. Ik kan het iedereen aanraden die het levenseinde binnen eigen beheer wil houden als het aan de orde komt.   

    @  Minervaria 

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    31-10-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De prijs van een slecht geweten
    Klik op de afbeelding om de link te volgen BOEKESTIJN, A.J, De prijs van een slecht geweten. Waarom hulp in haar huidige vorm niet werkt. Soesterberg, Uitg. ASPEKT, 2010, 339 pp. – ISBN 978 90 5911 950 5

    Grauwe kinderen op rokende afvalbergen, zoekend naar dingen die nog een beetje geld zouden kunnen opbrengen. In verschillende derde wereldlanden kijken mensen er niet van op. De Westerse landen hebben de afgelopen 50 jaar grote sommen geld beschikbaar gesteld voor ontwikkelingshulp. Maar dit heeft blijkbaar niet kunnen voorkomen dat de armen armer werden. Vooral in Afrika vallen de resultaten tegen.

    Hoe komt het dat het rijke Westen niet in staat is geweest om het lot van deze allerarmsten te verbeteren? In dit boek licht Arend Jan Boekestijn, historicus en ex-kamerlid van de VVD, het Nederlandse beleid inzake ontwikkelingssamenwerking kritisch door. Hij wil tevens een aanzet geven tot een effectiever beleid, meer specifiek voor de ontwikkelingshulp aan Afrika. Daar stellen zich de problemen zich het scherpst.

    Algemeen beleidsuitgangspunt is dat ontwikkelingssamenwerking uiteindelijk moet afgerekend worden op zijn bijdrage aan economische ontwikkeling. Daarbij wordt aangenomen dat ontwikkelingshulp de arme landen helpt om de armoedeval te ontstijgen en om de weg op te gaan van duurzame economische groei, die zichzelf in stand houdt.

    Feiten en cijfers spreken dat echter tegen. Geld geven aan regeringen is als het vullen van een bodemloze put. Hulp aan arme landen leidt tot hulpafhankelijkheid en de bestendiging van dubieus beleid, doordesemd met graaien, corruptie en nepotisme. Goed bestuur is echter een wezenlijke voorwaarde voor economische groei. 

    Het Westen denkt dit probleem op te lossen, door hulp te koppelen aan voorwaarden voor goed beleid. Het mag intussen echter duidelijk zijn dat van buitenaf opgelegde hervormingen niet werken. Waarom dat zo is, wordt inzichtelijk gemaakt door de interessante theorie van Nobelprijswinnaar Douglas North. Samenlevingen worden niet gemaakt, maar evolueren volgens bepaalde wetmatigheden. Het model van de ene samenleving valt dus niet zonder meer naar de andere te exporteren. In dit licht wordt het ook begrijpelijk waarom zelfs hulp aan landen met goed bestuur corruptie in de hand kan werken. 

    China heeft dit beter begrepen. Het land geeft geen hulp en stelt geen voorwaarden, maar voert handel en investeert. De toenemende Chinese belangen in Afrika zetten de Westerse optie onder druk om geen hulp te verlenen aan landen met slecht bestuur. We kunnen alleen maar leren van de Chinezen.

    De beste manier om de arme landen te helpen, bestaat erin voorwaarden te scheppen voor economische groei. De steun moet naar de burgers gaan en niet naar de regering. Ondersteuning van microfinanciering en stimulering van het bedrijfsleven hebben bewezen dat ze effectief bijdragen tot groei en armoedebestrijding. Als rechtgeaarde liberaal is Boekestijn natuurlijk ook voorstander van liberalisering van de handel. Hij erkent wel dat die in het nadeel van de Afrikaanse landen uitvalt, maar ziet heil in technische assistentie. Dit lijkt mij wel erg eenvoudig voorgesteld.

    Met de bevordering van democratie in ontwikkelingslanden moet, in overeenstemming met de inzichten van North, omzichtig worden omgesprongen. Als we de middenklasse versterken komt het geld bij de elites terecht, en komt het precaire politieke evenwicht in het gedrang. Meer economische groei is uiteindelijk de enige weg die kan leiden tot democratisering. Verder kunnen de Westerse regeringen op substantiële manier bijdragen tot het verhogen van de veiligheid. Ontwikkeling kan immers niet plaatsvinden als er onveiligheid heerst in een land.

    De Westerse ontwikkelingshulp is nog teveel gefundeerd op schuldgevoel en goede bedoelingen. Dat betekent echter niet meteen dat er ook resultaten worden geboekt. Hij pleit voor een rationeel ontwikkelingsbeleid, gebaseerd op verantwoordelijkheid, autonomie en creativiteit. 

    Ontwikkelingshulp wordt doorgaans beschouwd als een item voor politiek links. In dit boek maakte ik kennis met een rechts-liberale visie, geïnspireerd door de gevolgenethiek. Het heeft mijn inzicht in het ingewikkelde ontwikkelingsbeleid verruimd en verdiept. Ik heb er ook kennis gemaakt met de boeiende theorie van Nobelprijswinnaar Douglas North. Die levert een plausibele verklaring voor de moeizame en soms ronduit teleurstellende economische en politieke ontwikkeling in ontwikkelingslanden.

    Toch vind ik de benadering van Boekestijn in een aantal opzichten eenzijdig. Veel ontwikkelingshulp lijkt inderdaad op dweilen met de kraan open. Economische groei ís belangrijk voor de duurzame ontwikkeling van een land. Maar dit werkt vooral op de lange termijn. Intussen leven miljoenen mensen in doffe ellende en zonder perspectief op verbetering van hun situatie. Zij hebben zeer weinig invloed op het dubieuze graaibeleid van hun corrupte regeringen. De auteur heeft duidelijk niet veel op met NGO’s, maar ze zijn voorlopig wel de enige organisaties van wie deze arme mensen bijstand kunnen verwachten.

    © Minervaria
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    21-10-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Zwarte Zwaan
    Klik op de afbeelding om de link te volgen TALEB, N.N., De Zwarte Zwaan. De impact van het onwaarschijnlijke. (Vert. The Black Swan 2e ed. 2011) A’dam, Uitg. Nieuwezijds, 2011 (2e ed.), 399 pp. – ISBN 978 90 5712 325 2

    In het begin van de vorige eeuw kon de Belgische bourgeoisie zich geen veiliger belegging dromen dan een investering in de tramlijnen van Sint-Petersburg. De Russische economie was net geliberaliseerd en in steile opgang, en de trams werden gebouwd door Belgische bedrijven. Toen greep Lenin de macht.

    De Oktoberrevolutie van 1917 is een typische Zwarte Zwaan. Deze uitzonderlijke gebeurtenis met zeer ingrijpende gevolgen had niemand zien aankomen. En pas achteraf werden er verklaringen gevonden die de totaal onverwachte wending van de geschiedenis begrijpelijk en voorspelbaar moesten maken. Ook in het afgelopen jaar hebben zich verschillende ‘ondenkbare’ gebeurtenissen voorgedaan die de wereld veranderd hebben.
    Nagenoeg alles in onze wereld is volgens Nassim Taleb te verklaren aan de hand van een relatief klein aantal Zwarte Zwanen. Het succes van ideeën en religies, het verloop van de geschiedenis, wetenschappelijke ontdekkingen, de verkoop van boeken en films, en nog veel andere gebeurtenissen konden in de meeste gevallen op het moment zelf niet voorspeld worden. En met bijna alle belangrijke dingen in ons persoonlijke leven gaat het net zo.

    Het is niet zo dat we geen oog hebben voor de zeldzame gebeurtenissen. We aanvaarden dat ze zich voordoen en dat ze de belangrijkste bron van onzekerheid zijn. Toch zijn we tuk op voorspellingen. We laten er ons gemakkelijk door leiden en zijn dan telkens weer verrast. Hoe komt het dat we niet zien dat belangrijke gebeurtenissen ons bijna altijd volslagen onverwacht overvallen?

    De belangrijkste reden waarom de toekomst ons steeds weer overrompelt, is dat we alleen rekening houden met Zwarte Zwanen die zich werkelijk hebben voorgedaan. We zien wat er gebeurd is en negeren wat er had kunnen gebeuren, maar niet heeft plaats gevonden. Onzekerheid en gebeurtenissen die zich niet voordoen zijn te abstract voor onze geest. En dus leren we uit het verleden alleen wat onze ervaringen bevestigt, niet wat ze logenstraft. Zo vergeten we dat iets het product is van toeval. 

    De menselijke geest is er bovendien op gebrand om gebeurtenissen te verklaren en begrijpelijk te maken. Zo scheppen we orde in onze wereld. Maar de intuïtieve modellen die we daarvoor gebruiken stellen de complexe werkelijkheid eenvoudiger voor dan ze is. Uitschieters beschouwen we als ongewoon. We zien ze als toevallige varianten die niet in ons model passen. Zo zit de menselijke geest nu eenmaal in elkaar.   Veel erger is echter dat ook de wetenschap werkt met modellen die niet stroken met de werkelijke ervaring. Het leven staat bol van de uitzonderingen. Onze wereld wordt gedomineerd door het extreme, het onbekende en het zeer onwaarschijnlijke. Bijna alles in het sociale leven vloeit voort uit zeldzame en ingrijpende gebeurtenissen. Toch richten wetenschappers, die beter zouden moeten weten, zich in elke studie van het sociale leven op het ‘normale’ en het ‘gemiddelde’.    Als beurshandelaar heeft Nassim Taleb het vooral gemunt op de economen, die mensen op het verkeerde been zetten met onrealistische modellen van de grillige geldhandel. De toekomst is immers onvoorspelbaar, zo stelt hij. Ze vergast ons net zo goed op onverwachte meevallers of positieve, als op negatieve Zwarte Zwanen met een vernietigende werking. 

    Zijn we dan zonder meer overgeleverd aan een onvoorspelbare toekomst? Heel zeker zal niemand de meevallers erg vinden. Tegen de nefaste invloed van negatieve Zwarte Zwanen kunnen we ons echter wapenen. En van beide kunnen we leren. Taleb doet ons uit eigen keuken een aantal suggesties aan de hand hoe we met een, per definitie onbekende, toekomst kunnen omgaan. Hij waarschuwt ons voor goedgelovigheid, zelfs al komt de informatie van deskundigen. En we kunnen ons beter zorgen maken over verborgen risico’s dan over gekende, want op de laatste kunnen we ons voorbereiden.

    Nog meer dan in zijn vorige boek, Misleid door toeval, haalt Nassim Taleb conventionele wijsheden onderuit en toont hij overvloedig aan dat ze niet bruikbaar zijn in onze moderne en complexe leefwereld. Vooral zijn originele inzichten over de oorsprong van ongelijkheid en over de steeds grotere invloed van extremen door het cumulatieve voordeel, hebben mij geboeid. 

    De beurs is het domein bij uitstek van de onverwachte gebeurtenissen met grote gevolgen. Als succesvolle beurshandelaar is Taleb dan ook de geschikte gids om ons wegwijs te maken in de dynamiek van de Zwarte Zwanen. Minder geslaagd zijn de nodeloze uitweidingen, de moeilijke woordkeuze en de dikdoenerij. 
    De gretigheid waarmee hij anderen als schlemielen bestempelt doet vermoeden dat de auteur zich ver verheven acht boven de modale onkundige sterveling en de meerderheid van de wetenschappers. Desondanks houd ik aan de lectuur heel wat waardevolle inzichten over. 


    © Minervaria  
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-10-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Erger dan oorlog
    Klik op de afbeelding om de link te volgen GOLDHAGEN, D.J., Erger dan oorlog. Volkerenmoord, eliminationisme en aanhoudende schending van de menselijkheid. (Vert. Worse than war. 2009) A’pen/A’dam, Manteau/De Bezige Bij, 2009, 719 pp. – ISBN 978 90 223 2418 9

    Vanaf het begin van de twintigste eeuw is er geen moment geweest waarop niet ergens op de wereld volkeren het slachtoffer waren van massavernietiging. Voor zover we nu weten hebben die slachtingen tenminste 127 miljoen levens gekost. Daarbovenop hebben ze het leven en de toekomst van miljarden mensen grondig en blijvend verwoest. Dat is veel en veel meer dan het aantal militaire oorlogsslachtoffers. Toch krijgen massamoorden op het avondnieuws minder aandacht dan een huisbrandje en wordt er bedroevend weinig ondernomen om deze gruwel te voorkomen of te stoppen.

    Deze laksheid wordt veroorzaakt door een verkeerd begrip van de krachten achter massavernietigingen. Al te vaak wordt massamoord beschouwd als een uit de hand gelopen situatie of een ongewenste manifestatie van de menselijke natuur. Als je alle massamoorden uit de 20e eeuw grondig bestudeert kom je echter tot andere conclusies, stelt Daniel Goldhagen. Massamoord is geen oncontroleerbaar gebeuren, maar een min of meer systematische manier waarop groepen, volkeren of staten zich ontdoen van groepen mensen die niet gewenst zijn.

    In veel maatschappijen is men van oordeel dat bepaalde groepen schadelijk zijn voor het welzijn van de meerderheid of soms van een machtige minderheid. Zo groeit het verlangen om bepaalde bevolkingsgroepen te elimineren. Achter massamoord, massale verdrijvingen, enorme kampsystemen, uithongering en massaverkrachtingen zit een eliminatie-ideologie.   

    Vooroordelen, hatelijkheden en wraakzin kunnen lange tijd tamelijk onschuldig ondergronds smeulen, maar vervolgens snel uitlopen in gewelddadige en moorddadige handelingen. Alles wat daarvoor nodig is, zijn politieke leiders die gedreven zijn door een eliminatie-ideologie en de latent aanwezige eliminatieovertuigingen van mensen tot leven wekken. Zij zijn de hoofdrolspelers die het eliminatiebeleid bepalen en de massavernietigingen in gang zetten.   

    Leiders begaan deze misdaden immers niet zonder hulp van anderen. De uitvoering ervan wordt weliswaar slechts door een of een paar mensen in gang gezet, maar ze wordt gedragen door een groot deel van de bevolking, die er met genoegen aan meewerkt. Ieder lid van die samenleving dat niet nee zegt, draagt dus een zware persoonlijke verantwoordelijkheid. Binnen hetzelfde politieke en culturele klimaat vermoordt of martelt immers niet iedereen als de gelegenheid zich voordoet. Mensen maken die keuze op basis van hun visie op de samenleving.

    Goldhagen toont overvloedig aan hoe breed gedragen eliminatieovertuigingen in de afgelopen eeuw konden leiden tot een ontmoedigende reeks wrede massaslachtingen. De concrete realisatie ervan kan variëren, de onderliggende motieven zijn gelijkaardig. Sommige groepen mensen worden ongewenst of schadelijk geacht en moeten daarom verdwijnen. Uit de wijze waarop deze gewelddadige uitbarstingen ophouden, leren we welke doorslaggevende rol politieke leiders spelen.

    Hoe komen mensen op het idee dat leden van bepaalde groepen moeten uitgeschakeld worden? En waarom zijn daar in de afgelopen eeuw zoveel miljoenen mensen slachtoffer van geweest? Goldhagen betoogt dat eliminatiepolitiek in de hand gewerkt wordt door de wijze waarop de moderne politieke wereld is gestructureerd. Vooral in niet-democratische staten die aan natievorming doen, dromen politieke leiders, en met hen veel gewone burgers, over het radicaal veranderen van de maatschappij volgens een veelbelovend scenario. 

    De onderlinge afhankelijkheid van moderne staten en de toenemende democratisering heeft het gevaar op massale eliminatie over de gehele wereld misschien verminderd, maar op kleinere schaal bestaat het nog. De grootste actuele bedreiging gaat volgens hem uit van de politieke islam. Voor het moment is dit de enige hedendaagse politieke ideologie met mondiale ambities, die het gebruik van geweld predikt om het beleid, de maatschappij en de cultuur van andere landen te hervormen.

    Het is de hoogste tijd dat de internationale gemeenschap de omvang van dit inhumane fenomeen onderkent en doeltreffende actie onderneemt. Hij toont aan hoe slecht de internationale instituties en het mondiale statenstelsel op dit moment toegerust zijn om een einde te maken aan massamoord en –eliminatie. De internationale arena kan bovendien moeilijk strikte en effectieve maatregelen treffen die gericht zijn op het bestrijden van massaslachtingen, en zeker niet op de vele verschijningsvormen van eliminatie. De organisatie van de Verenigde Naties en de internationale wetgeving maakt het voor staten zelfs mogelijk om een eliminatiebeleid uit te voeren.

    Alleen een fundamentele verandering van de internationale instituties en de ingesteldheid van de deelnemende landen kan een einde maken aan uitroeiingsbeleid. Ondertussen hoeven we echter niet machteloos toe te zien. Hij ziet mogelijkheden in een internationaal offensief om meer landen te democratiseren en in de afschrikking van een rigoureus strafbeleid. Deze interventies kunnen de politieke en culturele grond wegmaaien onder de voeten van politieke leiders die eliminatiebeleid overwegen en hen verhinderen het daadwerkelijk uit te voeren. Voorts wijst hij op de verantwoordelijkheid van de media om correcte en volledige informatie te verspreiden.

    Voor dit lijvige werk heeft Goldhagen met talloze slachtoffers en overlevenden van massaslachtingen gepraat en hun getuigenissen opgetekend. Hij heeft nagenoeg alle gevallen van massamoord in de afgelopen twintigste eeuw grondig bestudeerd, wat ook de politieke achtergronden, motieven en ideologische kleur van de daders waren. Daarom is het des te opvallender dat hij met geen woord rept over de verdrijving van honderdduizenden Palestijnen door Israël, noch over de decennialange gijzeling in afgesloten gebieden zonder een reëel politiek en economisch perspectief. Hij kan natuurlijk aanvoeren dat het niet om massamoord gaat, maar het maakt wel deel uit van een eliminatiepolitiek, die zijn grond vindt in een zuiverheidsideologie.

    Toch kan niemand dit beklijvende werk zonder meer naast zich neerleggen. Geen mens kan onberoerd blijven bij de schrijnende onmenselijkheden, gruwelijkheden en wreedheden die miljoenen mensen in de afgelopen eeuw moesten ondergaan. Het moet onze diepe verontwaardiging wekken. Deze feiten moeten ons tevens waarschuwen voor iedere politieke leider die de bevolking, op welke manier ook, probeert op te zetten tegen een andere bevolkingsgroep. Een openbaar betoog dat slachtoffergroepen vernedert en kleineert zet mensen immers aan tot haat en baant de weg voor potentiële eliminatieprogramma’s.

    © Minervaria   

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    27-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Redirect
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    WILSON, T., Redirect. The Surprising New Science of Psychological Change. NY, Boston, London, Little, Brown and Company, 2011, 278 pp. – ISBN 978 0 316 19904 9

    Wist u dat u een traumatische gebeurtenis beter te boven kunt komen met een eenvoudige schrijfoefening, dan met een programma dat speciaal opgezet is voor het verwerken van trauma’s? Onwaarschijnlijk? Toch heeft gedegen wetenschappelijk onderzoek dit uitgewezen. En het gebeurt wel vaker dat dure en ingewikkelde programma’s en behandelingen voor persoonlijke en sociale problemen niet werken, zegt Timothy Wilson.

    Allerhande beleidsmakers, zelfhulpgoeroes en coaches vertrouwen op het gezond verstand om problemen op te lossen. Dat zegt ons bijvoorbeeld dat mensen ingrijpende ervaringen beter kunnen verwerken als ze die met anderen delen, of dat het vooruitzicht op ernstige gevolgen iemand kan afhouden van riskant gedrag. Maar gezond verstand houdt geen rekening met hoe mensen zelf hun gedrag of probleem zien.

    Waarom werkt de schrijfoefening wel en het dure traumaprogramma niet? Omdat de schrijfoefening mensen in staat stelt om afstand te nemen en de gebeurtenis een betekenis te geven waarmee ze verder kunnen.  Dit mag helemaal niet verbazen, zegt Timothy Wilson. Mensen reageren niet in de eerste plaats op de objectieve feiten, maar op de voorstelling die zij ervan hebben gemaakt. Iedere gebeurtenis wordt bliksemsnel geïnterpreteerd en krijgt daardoor een unieke betekenis, die voor waar aangenomen wordt.

    We vertellen onszelf voortdurend verhalen over de wereld en over onszelf. Deze persoonlijke verhalen bepalen hoe we voelen en handelen. Als het goed gaat kunnen ze ons helpen om de uitdagingen in het leven met succes aan te pakken. Maar we kunnen gebeurtenissen ook zo interpreteren dat we vast komen te zitten in gedrag dat ons nog meer ellende bezorgt.

    We zouden ons dus heel wat hoofdbrekens kunnen besparen als we onszelf of anderen ertoe konden brengen andere verhalen te vertellen. Die kunnen tot een meer bevredigend leven leiden en minder problemen opleveren. Net als de oude houden de nieuwe verhalen vervolgens zichzelf in stand. Zo worden ze de basis van blijvende veranderingen.

    Natuurlijk zijn er interventies en behandelingen die mensen helpen met het hervormen van hun verhalen. Maar niet iedereen heeft behoefte aan een langdurige therapie of beschikt over de nodige middelen. Het hoeft overigens niet duur en ingewikkeld te zijn, zegt Timothy Wilson. Er zijn relatief eenvoudige ingrepen voorhanden, die bovendien wetenschappelijk getoetst en verantwoord zijn.

    Wilson toont aan hoe een schrijfoefening helpt om moeilijke gebeurtenissen te verwerken. Hij verheldert hoe je je persoonlijk welbevinden kan verhogen door middel van technieken die veel beter werken dan alles wat je in de overvloedige zelfhulpliteratuur kunt vinden. Aan ouders maakt hij duidelijk waarom noch strengheid noch toegeeflijkheid opleveren wat zij wensen, en hoe ze beter kunnen straffen en belonen. En hij legt uit hoe zij hun kinderen kunnen helpen een gezond beeld te vormen  over zichzelf en de wereld.

    Verder verduidelijkt Wilson hoe de gangbare programma’s om sociale kwesties aan te pakken hun doel vaak voorbij schieten. Seksuele voorlichting helpt niet om tienerzwangerschappen te voorkomen. Afschrikwekkende beelden en vooruitzichten houden jongeren niet af van jeugdcriminaliteit en drugs- en alcoholmisbruik. Vrijwilligerswerk, gemeenschapsdienst en een ordelijke leefomgeving hebben meer effect omdat ze aansluiten op hun verhaal. Discriminatie en vooroordelen kunnen met meer kans op succes bestreden worden wanneer mensen anders leren kijken naar zichzelf.

    We mogen er niet te snel van uitgaan dat een interventie werkt, zegt Wilson.  Nattevingerwerk doet meer kwaad dan goed. In het tweede hoofdstuk legt hij op een zeer begrijpelijke wijze uit hoe experimenteel wetenschappelijk onderzoek werkt. Alleen op deze wijze kan men uitvinden of een ingreep het beoogde effect heeft. Consequent met dit uitgangspunt wordt iedere methode om gedragsverandering te bewerken aan deze wetenschappelijke standaard getoetst.

    Met enige terughoudendheid ben ik aan dit boek begonnen. In iedere boekhandel vind je tientallen boeken die een nieuwe en revolutionaire methode aanprijzen waarmee je gelukkig kunt worden en je leven radicaal kan veranderen. Maar mijn argwaan bleek snel ongegrond. Dit werk hoort echt niet thuis tussen de onoverzichtelijke berg zelfhulpliteratuur. Het is geschreven door een eminente sociaal-psycholoog, professor aan de Universiteit van Virginia. Zijn inzichten zijn gebaseerd op gedegen wetenschappelijk onderzoek. Met brio doorprikt hij de onnodig ingewikkelde constructies van de zelfhulpbusiness.

    Dit boeiende werk is uitermate toegankelijk geschreven en zelfs in het Engels opmerkelijk vlot te lezen. Een Nederlandse vertaling, met aanpassing aan de Nederlandse en Vlaamse situatie, zou dit waardevolle werk echter voor een veel ruimer publiek toegankelijk maken. Waar is de uitgever die deze uitdaging aangaat?

    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waarom feedback niet werkt
    Klik op de afbeelding om de link te volgen JACOBS, C.S, Waarom feedback niet werkt en andere managementlessen uit de neurowetenschap. A’dam, Paradigma, 2010, 253 pp. – ISBN 978 90 499 6024 7   

    Weinig mensen zijn echt op hun baas gesteld. Ze voelen zich vaak gekwetst door de managementpraktijken van hun chef. De meeste methodes die door veel leidinggevenden vanzelfsprekend gevonden worden, zijn bovendien ondoelmatig en zelfs contraproductief voor het bedrijf. 

    De aanpak van de doorsnee manager is meer geschikt voor levensvormen die niet kunnen denken, zegt Charles Jacobs. Bedrijven behandelen immers alle aangelegenheden als harde materie, objectief & zakelijk. Managers zitten gevangen in de gangbare opvattingen, en zijn gefrustreerd dat het hun niet lukt om van een organisatie met mensen gedaan te krijgen wat nodig is.

    Veel ‘vanzelfsprekende’ managementpraktijken zijn onproductief omdat ze geen rekening houden met hoe de menselijke geest werkt. Als we mensen beschouwen en behandelen als fysieke voorwerpen besteden we te weinig aandacht aan hun interpretatie van de wereld, zegt Charles Jacobs. Hij heeft ruim twintig jaar ervaring als consultant bij diverse bedrijven. 

    Onze hersenen registreren de wereld niet objectief. We hebben allemaal een eigen versie van de werkelijkheid ontwikkeld, een unieke persoonlijke wereld. Ons perspectief op de situatie is steevast subjectief, en dat van ieder ander ook. We kunnen er niet van uitgaan dat andere mensen hetzelfde denken als wij. Medewerkers zien de dingen anders dan managers, en klanten en leveranciers kijken er weer anders tegenaan. 

    Charles Jacobs legt uit wat de nieuwste ontdekkingen in de neurowetenschap voor de managementpraktijk kunnen betekenen. Voor ieder belangrijk managementterrein wijst hij op de beperkingen van de huidige praktijk. Hij stelt nieuwe methoden voor die beter passen bij de manier waarop de menselijke geest functioneert. En hij geeft aan hoe managers deze bevindingen kunnen gebruiken om de resultaten van hun bedrijf te verbeteren. 

    Deze nieuwe, andere benaderingswijze zet de huidige managementaanpak op zijn kop, aldus Charles Jacobs. In bijna alle opzichten druist ze in tegen de ‘vanzelfsprekende’ praktijk. Veel taken uit de traditionele aanpak van management komen te vervallen. In het nieuwe management wordt er niet meer gestraft, beloond of gecontroleerd. Medewerkers worden niet langer gedwongen maar gestimuleerd. 

    Of die veranderingen echt zo gemakkelijk door te voeren zijn, zoals Jacobs beweert, is maar de vraag. Voor managers die hun huidige aanpak grotendeels moeten omgooien lijkt mij dat niet zo vanzelfsprekend. Anders dan de auteur belooft bevat het boek toch iets te weinig concrete handvatten om dat met succes te volbrengen. 

    De inzichten uit de cognitieve neurowetenschap, waarop Jacobs zijn betoog baseert, zijn helemaal niet zo nieuw. Het onderzoek en de experimenten die zijn betoog moeten ondersteunen zijn bovendien vaak reeds achterhaald. Heel wat begrippen worden op een slordige manier gebruikt en de tekst is doorspekt met onnauwkeurige uitdrukkingen als “ging zijn amygdala met hem op de loop” (p. 226) en “managers erkennen de zelfzuchtige genen” (p. 221). 

    Maar de essentie klopt als een bus. Dit boek legt een zeldzame brug tussen twee zeer uiteenlopende werelden, de zakenwereld en de cognitieve neurowetenschappen. Het laat leidinggevenden op een vlotte manier kennis maken met de werking van de geest en de uitdagende toepassingsmogelijkheden in het bedrijfsleven. 

    © Minervaria
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    BESTE BEZOEKER
    Foto


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Mijn favorieten
  • Minervaria
  • Dit is POTS
  • Geen dag zonder lach
  • Gedachten

  • Archief per jaar
  • 2023
  • 2022
  • 2021
  • 2020
  • 2019
  • 2018
  • 2017
  • 2016
  • 2015
  • 2014
  • 2013
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008
  • 2007
  • 2006
  • 2005
  • 2004
  • 2003
  • 2002
  • 2001
  • 2000
  • 1999
  • 1998
  • 1997


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!