WELKOM
Foto
Inhoud blog
  • Dagboek 1933
  • Ingelepeld
  • De reis van onze genen
  • De opgewekte nihilist
  • De meeste mensen deugen
  • De goedheidsparadox
  • De eenzame eeuw
  • De gouden draad
  • De geschiedenis van de slavernij
  • Werk. Een geschiedenis van de bezige mens
  • De mens
  • Grote verwachtingen
  • Wat bomen ons vertellen
  • De barbaren
  • Eeuwen van duisternis
  • Terug naar de feiten
  • Focus AAN/UIT
  • De mythe van de moederliefde
  • Het bestverkochte boek ooit
  • Het menselijk getij
  • 250 jaar over misdaden en straffen. Cesare Beccaria
  • De waarde van alles
  • De opkomst en ondergang van de dinosauriërs
  • Katoen. De opkomst van de moderne wereldeconomie
  • De zijderoutes
    Zoeken in blog

    Categorieën
    Voor u gelezen
    over mens en maatschappij
    20-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De naakte man
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    MORRIS, D., De naakte man. Een studie van het mannelijk lichaam. Uitg. Spectrum, 2008, 279 pp. – ISBN 978 90 274 2883 7


    Na de studie van De naakte vrouw kon een boek over haar tegenhanger natuurlijk niet uitblijven. Desmond Morris noemt het ‘een natuurbeschrijving van de ‘naakte man’, een zoölogisch portret dat hem bekijkt als een fascinerend exemplaar van een verre van zeldzame, maar toch bedreigde diersoort’. Hoewel, of net omdat, de man in de meeste samenlevingen nagenoeg vanzelfsprekend als middelpunt en norm wordt beschouwd, is er maar weinig onderzoek verricht naar de sterke en zwakke punten van de mannelijke soort. Daar wil Morris alvast iets aan doen.


    Net als in De naakte vrouw begint hij met het evolutionaire succesverhaal van de man. Door een beter begrip van de uitdagingen waarmee mannen destijds te maken hadden wordt immers duidelijk waarom mannen zijn wie en hoe ze zijn. Gedurende de 2 miljoen jaren waarin de mens als jager-verzamelaar rond trok, ontwikkelden het lichaam en de psyche van de man zich in functie van activiteiten die robuustheid en spierkracht vereisten alsook assertiviteit, listigheid, stoutmoedigheid, samenwerking, doelbewustheid en vasthoudendheid. De man evolueerde tot een verbluffend efficiënte prooiendoder. Dit biologische erfgoed verdween niet met de agrarische revolutie, maar kwam vanaf dan tot expressie op twee manieren. Oorlog voeren was de destructieve wijze, waarbij rivaliserende mannen werden beschouwd als jachtprooien. Maar er was ook een constructieve reactie: grote nieuwe ondernemingen en technologische revoluties zijn in hoofdzaak op rekening van mannen te schrijven.


    Met deze theorie hangt Morris het klassieke beeld van de man als onverschrokken  ‘mammoetjager’ aan, een voorstelling die door paleoantropologen als Jim Adovasio en Olga Soffer met klem en harde bewijzen wordt ontkracht. Hij weerlegt echter de feministische kritiek dat vrouwen niet eens de kans kregen om gelijkaardige capaciteiten te ontwikkelen. Morris stelt dat man en vrouw een perfect evolutionair team vormen, en ik denk dat hij gelijk heeft. De maatschappelijk ongelijke positie van mannen en vrouwen vindt haar oorsprong hoogstwaarschijnlijk in de agrarische revolutie, wat o.a. hogervermelde onderzoekers overtuigend aantonen.


    In de volgende hoofdstukken bespreekt Morris dezelfde 23 lichaamsdelen die hij ook in De naakte vrouw beschreef. Hij doet dit bovendien op dezelfde manier. Ook hier blijft de uitwerking dus beperkt tot een verzameling weetjes over de anatomie van de man en de wijze waarop mannen hebben geprobeerd die te benadrukken resp. verbergen.


    Het laatste hoofdstuk gaat over de seksuele voorkeuren van de man. In een notendop  besteedt hij vooral aandacht aan het voorkomen en de herkomst van homoseksualiteit. Daarbij gaat hij volgens mij behoorlijk uit de bocht door zijn bijval voor de stelling dat homoseksuele mannen nooit de jongens-onder-elkaarfase zouden zijn ontgroeid, een bijwerking van de verlengde kindertijd door de algemene infantilisering van de menselijke soort. Dit is niet uit te sluiten, maar er zijn ook andere, meer plausibele theorieën.


    Ook dit boek is ruim geïllustreerd en degelijk gedocumenteerd, maar het is echt geen hoogvlieger wat inhoud betreft. Het is wel onderhoudend en ongecompliceerd geschreven en leest dus lekker weg.


    ©  Minervaria

     

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De geschiedenis van mijn gekte
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    SAKS, E., De geschiedenis van mijn gekte. Leven met schizofrenie. (Vert. The Center Cannot Hold. My Journey Through Madness) A’dam, Uitg. Luytingh-Sijthoff B.V., 2007, 367 pp. – ISBN 978 90 245 5220 7


    Elyn Saks is professor in de rechtswetenschap meer bepaald in het recht binnen de gezondheidszorg, het crimineel recht en kinderrechten. Momenteel volgt ze een opleiding in de psychoanalyse. Dat ze aan schizofrenie lijdt maakt dit alles zeer bijzonder.


    In dit boek vertelt ze hoe schizofrenie haar leven geleidelijk heeft ingepalmd. Ze beschrijft haar gevecht met een beangstigende en zeer invaliderende psychische aandoening en hoe ze na veel vallen en opstaan geleerd heeft die te aanvaarden en ermee te leven.


    Dank zij haar uitzonderlijke capaciteiten slaagde Elyn Saks er niet alleen in haar ziekte een plaats te geven in haar leven, maar ook een gerespecteerde positie te verwerven in de maatschappij. Als ervaringsdeskundige heeft ze bovendien haar levenswerk gemaakt van het verdedigen en versterken van de rechtspositie van maatschappelijk zwakke mensen.


    Er zijn heel zeker niet veel mensen met een zware psychische ziekte die een zo belangrijke positie hebben verworven als zij. Haar succesverhaal kan dan ook suggereren dat je dergelijke zware ziekte wel kan overwinnen als je maar genoeg je best doet. Elyn Saks bestrijdt dit denkbeeld met klem. Ze heeft zelf voldoende ervaren hoe de psychotische episodes van schizofrenie iemands leven totaal overhoop kunnen gooien. Mensen kunnen echter meer of minder geluk hebben met de ondersteuning door hun sociaal netwerk. Ze noemt het zelf ‘het lot uit de loterij’.


    Met haar boek wil ze het stigma van de psychiatrische aandoening doorprikken, en tegelijk een hoopvolle boodschap geven. Een dergelijke diagnose veroordeelt iemand niet zonder meer tot een zwaar en somber leven. Ook al zijn er ernstige beperkingen – en die onderkent Saks zeer goed - met professionele ondersteuning en zorgzame vriendschap is het mogelijk een leven te leiden dat de moeite waard is.


    Dit bijwijlen ontroerende boek geeft een goed inzicht in wat schizofrenie betekent en meebrengt voor de persoon zelf en voor de omgeving. Het laat zich lezen als een roman en is dus zeker een aanrader.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Die ziekte in mijn familie, krijg ik die later ook?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    EVERS-KIEBOOMS, G & M. WELKENHUYSEN (Red.), Die ziekte in mijn familie, krijg ik die later ook? Genetische predictieve tests. Tielt, Lannoo Campus, 2005, 322 pp. – ISBN 90 209 5660 4


    Tal van erfelijke aandoeningen kunnen, lang voor er symptomen zijn, opgespoord worden via een genetische test, meer bepaald via DNA-onderzoek. In vakkringen spreekt men van ‘predictieve’ (voorspellende/voorzeggende/waarschuwende) tests.


    Een stijgend aantal mensen doet een beroep op de genetische centra voor een erfelijkheidsraadpleging en/of een genetische test. Ze maken zich zorgen dat ze later misschien de ziekte kunnen krijgen die een of meerdere familieden heeft. Een predictieve test biedt soms de mogelijkheid om hun eigen toekomst te kennen, althans wat die ziekte betreft. De test gaat na of een symptoomloos persoon een mutatie heeft die zeker of met een hoge kans leidt tot een erfelijke ziekte later in het leven. Personen met die mutatie zijn dus nog geen 'patiënten'. Sommige onder hen zullen zelfs nooit de aandoening krijgen.


    De persoonlijke beslissing om een predictieve test te laten uitvoeren is vaak een heel moeilijk proces. Dit is vooral zo als er geen behandeling of preventie voor de ziekte bestaat of alleen door ingrijpende maatregelen, zoals preventieve chirurgie. Slechts één vijfde van de mogelijke dragers van een erfelijke aandoening laat zich testen. Bij de tachtig procent die zich niet laat testen zijn er zeker velen die liever niet weten of ze later al dan niet ziek zullen worden.


    Over de mogelijkheden en beperkingen van genetisch testen en de psychologische, familiale, maatschappelijke en ethische implicaties ervan zijn niet alleen de potentiële aanvragers van deze tests, maar ook vele professionelen in de gezondheidszorg onvoldoende op de hoogte. Toch is er behoefte aan meer informatie. Met dit boek willen de auteurs, werkzaam aan de K.U.Leuven en/of het UZ te Leuven, hieraan tegemoet komen.


    Zij kozen voor twee soorten erfelijke aandoeningen. De ziekte van Huntington staat model voor het testen op neurodegeneratieve aandoeningen die meestal op volwassen leeftijd optreden en waarvoor nog geen afdoende behandeling bestaat. De erfelijke vorm van borst- en eierstokkanker wordt gebruikt als uitgangspunt voor een aantal andere erfelijke kankers. Dragers van de mutatie voor erfelijke borst- en eierstokkanker kunnen wel preventieve, zij het ingrijpende, maatregelen nemen.


    Voor iedere aandoening belichten ze eerst welke soorten predictieve genetische tests kunnen uitgevoerd worden en hoe dit in de praktijk verloopt. De procedure is uitgebreid en gebeurt altijd in een multidisciplinair kader. Zij hebben ook een ruime groep huisartsen, verpleegkundigen en vroedvrouwen, patiëntenorganisaties en onderzoekers in de biotechnologie bevraagd over de wenselijkheid van genetische testen. De auteurs besteden naar verhouding echter veel ruimte aan de uitkomsten van deze bevraging en te weinig aan conclusies, bijvoorbeeld in verband met sensibilisering van de bevolking.


    Tot slot inventariseren ze de mogelijkheden en beperkingen van predictieve genetische tests voor een aantal andere neurodegeneratieve aandoeningen resp. erfelijke kankers. Ook recent beschikbare mogelijkheden met betrekking tot erfelijke hartaandoeningen, meer bepaald erfelijke hartritmestoornissen, passeren de revue.


    Het werk bevat een aantal nuttige bijlagen: een adressenlijst van genetische centra in België en Nederland en een uitgebreide verklarende woordenlijst.


    Het boek is vooral geschreven voor beroepsgroepen die op een of andere manier betrokken kunnen worden bij predictief genetisch testen: huisartsen, verpleegkundigen en andere professionelen uit de gezondheidszorg maar ook juristen, ethici en beleidsverantwoordelijken. De toegankelijkheid voor patiënten en families met erfelijke aandoeningen is naar mijn mening beperkt. Het gaat immers over een onderzoeksverslag. Gelukkig zijn er vele persoonlijke getuigenissen opgenomen.

    De titel suggereert echter een veel ruimer opzet. Het boek loste dus mijn verwachtingen niet in.


    © R.H. – 03.09

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Allemaal andersdenkenden
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    HOFSTEDE, G. & G.J. HOFSTEDE, Allemaal andersdenkenden. Omgaan met cultuurverschillen. A’dam, Uitg. Contact, 2005 (2e herz. ed.), 431 pp. – ISBN 90 254 2681 6

     

    “The Germans live in Germany, the Romans live in Rome,

    The Turkeys live in Turkey, but the English live at home”

     

    Met dit kinderversje van J.H. Goring zetten Geert en Gert Jan Hofstede het laatste hoofdstuk van hun boek in. Iedereen kijkt naar de wereld van achter de vensters van zijn eigen culturele thuis en doet het liefst of mensen uit andere landen iets bijzonders hebben. Maar bij ons thuis zijn we gewoon. In culturele aangelegenheden is echter niets gewoon, er is geen universele norm.

     

    Of we het willen of niet, onze wereld is op zeer korte tijd multicultureel geworden. Reizen naar andere werelddelen voor het plezier of voor zaken is al jaren heel gewoon, en nooit voorheen is er zo’n intensieve migratie geweest overal ter wereld. Het wereldtoneel wemelt van de botsingen tussen mensen, groepen en volken die verschillend denken, voelen en handelen. Dank zij de moderne transport- en communicatietechnieken is het aantal interculturele ontmoetingen in de wereld enorm toegenomen.

     

    Optimisten spreken over de wereld als een ‘global village’ en sommigen voorspelden dat verschillen tussen culturen op termijn zouden verdwijnen. Cultuurpessimisten vrezen dan weer de teloorgang van culturele eigenheid en het opgaan van individuen en vooral groepen in een grijze eenvormige massa. Ze hoeven zich echter geen zorgen te maken, culturele verscheidenheid zal niet verdwijnen, aldus vader en zoon Hofstede.

     

    Cultuur hebben wij immers met de paplepel binnen gekregen. Het gaat om de ongeschreven regels van het sociale spel, die wij als kind via ervaringen in onze sociale omgeving als vanzelfsprekend aanleren. En die omgeving is dan weer het product van de ervaringen van onze voorouders. Cultuur is de collectieve mentale programmering die de leden van één groep of categorie mensen onderscheidt van die van andere.

     

    Samenlevingen hebben de wonderlijke capaciteit om hun eigen identiteit en cultuur te bewaren over opeenvolgende generaties ondanks dramatische veranderingen. Doorheen de geschiedenis is er een opmerkelijke continuïteit in de cultuur van een volk. Als culturen samen veranderen door een gemeenschappelijke oorzaak, is er veel kans dat hun onderlinge verschillen blijven bestaan.

     

    In een multiculturele wereld is een beter inzicht in die culturele eigenheid en verschillen zeer belangrijk om soms dramatische misverstanden en onbegrip te voorkomen. Overal ter wereld waar landen, groepen of personen cultuurverschillen negeren ontwikkelen zich immers min of meer zware conflicten en onnodige ellende. Hoe kunnen we dus meer greep krijgen op culturele eigenheid en verscheidenheid?

     

    Het thema van dit boek is het omgaan met verschillen in denken, voelen en handelen van mensen overal ter wereld. Hoewel de verscheidenheid groot is, vertoont ze een structuur die als basis kan dienen voor meer wederzijds begrip. Uit verschillende wereldwijde  waardenonderzoeken (Value Surveys) blijkt immers dat culturen zich van elkaar onderscheiden door hun antwoord op 5 fundamentele kwesties die elke samenleving bezig houden. De antwoorden op deze kwesties gaan over fundamentele waarden en laten zich rangschikken op evenveel dimensies.

     

    Na een zeer inzichtelijke algemene inleiding over het begrip cultuur, de methodologie en de beperkingen van hun onderzoek, stellen de auteurs deze dimensies uitgebreid voor. Ze verhelderen hoe de plaats van een cultuur op het continuüm de belangrijkste sectoren van het maatschappelijk leven ingrijpend beïnvloedt. De verschillende landen waar het onderzoek gebeurde krijgen een plaats op het continuüm in vergelijking met andere landen. Het resultaat is leerrijk, leuk én soms verrassend, en sommige puzzelstukken vallen daarmee eindelijk op hun plaats. Dit vond ik het meest interessante deel van het boek.

     

    In een tweede deel komen organisatieculturen aan de orde. Organisaties ontwikkelen structuren die tegemoet komen aan de culturele behoeften van hun leden. De auteurs tonen overvloedig aan hoe in alle organisaties culturele elementen de planning en besturing ingrijpend beïnvloeden. Het is dan ook ondoordacht om te verwachten dat ideeën, structuren en communicatiepatronen uit een cultuur zonder meer zullen werken in een organisatie aan de andere kant van de wereld.

     

    In het derde deel komen de algemene conclusies aan de orde. Ontmoetingen tussen culturen houden mogelijkheden en beperkingen in. Onopzettelijke interculturele conflicten zijn schering en inslag. Door het aanleren van interculturele communicatie kan men proberen ze te vermijden of ervoor zorgen dat de schade beperkt blijft. Daarvoor is het belangrijk dat iemand zich bewust wordt van de eigen vanzelfsprekendheden en die van de andere, kennis verwerft over de gebruiken in de andere cultuur en vaardigheden ontwikkelt.

     

    Wereldomvattende economische, technologische, ecologische en demografische problemen vragen interculturele samenwerking. Het overleven van de mensheid vraagt om gezamenlijke actie in zaken waarover mensen het als gevolg van verschillende culturele waarden vaak oneens zijn. Veel zal dus afhangen van de mate waarin politici intercultureel kunnen samenwerken. In steeds meer landen worden zij door de bevolking gekozen. We kunnen alleen maar hopen dat interculturele opvoeding en onderwijs in toenemende mate ingang vinden. Polarisatie tussen cultureel verschillende groepen is echter vaak de sociale en politieke realiteit.

     

    Met hun boek ondersteunen de auteurs cultuurrelativisme als de enige goede oplossing. Onderhandelingen en samenleven hebben immers meer kans op slagen als beide partijen begrip en tolerantie kunnen opbrengen voor de achtergronden en verschil in visie van de andere partij.

     

    Deze herwerkte uitgave is nog grondiger en inzichtelijker dan het oorspronkelijke boek. De auteurs bieden een stevige methodologische en inhoudelijke onderbouwing van hun stellingen. Er is een uitvoerige notenlijst en dito bibliografie, alsook een handige begrippenlijst en namen- en trefwoordenregister.

     

    Warm aanbevolen voor wie meer inzicht wil verwerven in cultuur en culturele verscheidenheid en het eigen handelen en dat van mensen uit andere culturen beter wil begrijpen.

     

    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-02-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onze hersenen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    KAHN, R, Onze hersenen. Over de smalle grens tussen normaal en abnormaal. A’dam, Uitg. Balans, 2008 (7e dr.), 291 pp.

     

    Mensen die zich vreemd en onvoorspelbaar gedragen, overspannen en depressieve mensen, verslaafden, zwervers worden vaak gemeden of met de vinger nagewezen. Ze hebben echter met elkaar gemeen dat de werking van hun hersenen op een vaak subtiele wijze verschilt van die van de doorsnee mens.

     

    Van al onze organen zijn onze hersenen het belangrijkste. Door onze hersenen kunnen we de omgeving in ons opnemen, prikkels verwerken en erop reageren. De hersenen sturen ons gedrag. Omdat de hersenen zich niet gemakkelijk laten onderzoeken was het lange tijd een raadsel hoe dit gebeurde. Pas in de 19e eeuw  begon men systematisch mensen te bestuderen van wie de hersenen aantoonbaar beschadigd waren.

     

    René Kahn, hoogleraar psychiatrie aan de Universiteit Utrecht en afdelingshoofd psychiatrie aan het UMC te Utrecht, toont in dit boek aan hoe veranderingen in de hersenen kunnen leiden tot gedragsveranderingen die we allemaal kennen maar niet begrijpen. Hij heeft daarvoor een selectie gemaakt van de meest voorkomende psychische problemen en bespreekt achtereenvolgens de depressie, dementie, verslaving, schizofrenie, dwangstoornis en autisme. Bij ieder van deze stoornissen gaat er iets mis in het denken, de emoties en het gedrag.

     

    Op basis van de bevindingen van het meest recente hersenonderzoek verheldert Kahn hoe deze belangrijke functies door de hersenen gestuurd worden en wat er mis gaat bij een stoornis. De meeste psychische ziekten worden niet veroorzaakt door afwijkingen in een specifiek deel van de hersenen. Ze bestaan uit verschillende deelstoornissen in uiteenlopende domeinen van gedrag en emotie. Eenzelfde gedrag en emotie kunnen gebaseerd zijn op verschillende stoornissen in de hersenen.


    Een psychische stoornis is dan ook geen vreemde afwijking, maar een variatie op de normaliteit met ingrijpende gevolgen. Zo legt Kahn verband tussen de bovengenoemde stoornissen en, in dezelfde volgorde, onze reactie op stress, het geheugen, motivatie, taal en vrije wil, kiezen en empathie.

     

    Meteen maakt hij duidelijk dat stoornissen in gedrag, denken en emoties niet anders, vreemder en al helemaal niet ‘gekker’ zijn dan lichamelijke afwijkingen. Wanneer men begrijpt wat aan vreemd gedrag ten grondslag ligt is het plotseling niet meer zo vreemd. Epileptische aanvallen bijvoorbeeld waren vroeger een teken van goddelijkheid of een uiting van satanische krachten, maar sedert men weet dat de verklaring ligt in spontane elektrische ontladingen in de hersenen is er niets geks meer aan epilepsie.

     

    Hoe meer we onze hersenen beschouwen als ieder ander orgaan in ons lichaam des te beter zullen we kunnen begrijpen hoe normaal en abnormaal gedrag tot stand komt en hoe onze emoties en gevoelens ontstaan en soms ontsporen. Het erkennen en begrijpen van de rol van de hersenen in ons gedrag maakt de ander, zowel in ziekte als gezondheid, gewoner.

     

    Sommigen beweren dat het verklaren van alle gedrag uit de structuur en functie van de hersenen simplistisch en reductionistisch zou zijn. Maar het hersenonderzoek van de laatste jaren heeft net aangetoond dat de omgeving onze hersenen beïnvloedt. Onze hersenen zijn immers het orgaan dat verantwoordelijk is voor de interactie met de omgeving. Ze groeien, passen zich aan en veranderen naargelang de omstandigheden dat vereisen. Dit is tegelijk een hoopgevende boodschap omdat vanwege deze flexibiliteit en beïnvloedbaarheid zieke hersenen weer gezond kunnen worden.

     

    Voor hij de verschillende stoornissen bespreekt schetst Kahn bondig de geschiedenis van het wetenschappelijk onderzoek naar het verband tussen hersenen en (afwijkend) gedrag. In een aanhangsel legt hij de nieuwste hersenscantechnieken uit en in een notendop de anatomie van de hersenen en de zenuwen. Hierbij waren een paar tekeningen verhelderend geweest.

    Het boek is voorzien van een ruime noten- en dito bronnenlijst. Een register van gebruikte termen ontbreekt jammer genoeg.

     

    Kahn schrijft vlot en boeiend. Toch blijft het moeilijke materie. De processen die zich in onze hersenen voordoen en hun onderlinge wisselwerking zijn immers ingewikkeld en niet eenvoudig te begrijpen. Zelfs met mijn voorkennis diende ik mij tijdens het lezen nog stevig te concentreren.

     

    ©  Minervaria

     

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-02-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tolerantie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    WALZER, M., Tolerantie. (Vert. On Toleration) A’dam, Uitg. Ten Have, 1998, 160 pp. – ISBN 90 259 4751 4

     

    In onze geglobaliseerde en multiculturele samenlevingen werd anders-zijn nog nooit zo intens ervaren. Toch is het heel gewoon. Het leven zelf kenmerkt zich door een enorme verscheidenheid en hoe complexer, des te meer verschil. Anders-zijn hoort dus bij het leven zelf. Tolerantie zorgt ervoor dat anders-zijn mogelijk is en houdt dus het leven zelf in stand. Dit geldt zowel voor de relaties tussen individuen als tussen groepen. Zonder vreedzame co-existentie van individuen en groepen is samen leven onmogelijk en een samenleving ten dode opgeschreven.

     

    Volgens Michael Walzer hoeft het belang van vreedzame co-existentie niet eens aangetoond te worden omdat het een goede zaak is zonder meer, ook al appreciëren mensen dat niet altijd. Het zijn de beoefenaars van religieuze vervolging, van gedwongen assimilatie, van heilige oorlogen of etnische zuivering die zich dienen te rechtvaardigen. Maar meestal doen zij dat niet door zich te verdedigen, maar door te ontkennen wat zij aan het doen zijn.

     

    Walzer beperkt zich in dit essay tot tolerantie tussen groepen mensen en meer bepaald tot deze aspecten van het groepsleven die niet hoeven te verschillen. Hij heeft het dus niet over tolerantie van politieke diversiteit, maar van verschillen in cultuur, godsdienst of levenswijze. Hij onderneemt ook geen poging tot een systematische filosofische redenering om tolerantie te onderbouwen, maar onderzoekt hoe tolerantie vorm kreeg en krijgt in verschillende samenlevingsvormen. Hiervoor beperkt hij zich tot de Euro-Aziatische regimes, omdat deze hem het meest vertrouwd zijn.

     

    Vreedzame co-existentie tussen groepen binnen een bepaald staatsregime is in de geschiedenis op verschillende wijze gerealiseerd. Iedere vorm of regime had en heeft specifieke implicaties voor het dagelijkse leven. Walzer onderscheidt vijf regimes van tolerantie binnen het Westelijke deel van het Euro-Aziatische continent. Geen van de regimes kan als intrinsiek beter dan een ander worden beschouwd. Ze kunnen slechts begrepen en gewaardeerd worden binnen een welbepaalde politieke, sociale en historische context.

     

    Want de ordening van een samenleving is complex, en de verschillende regelingen krijgen enkel zin en betekenis in deze complexiteit. Het is niet mogelijk de ‘mooiste’ kenmerken van alle afzonderlijke regelingen te combineren. Vaak gaan die ‘mooie’ regelingen samen met arrangementen die wij verafschuwen, maar die aan de bewonderde regelingen op een functionele manier gerelateerd zijn. Walzer neemt dus een relativistisch standpunt in - er bestaat geen universeel geldige vorm van tolerantie - zij het niet onbegrensd. De norm is immers vreedzame co-existentie. Toch betekent toestaan aan verschillende groepen of individuen om in vrede samen te leven niet dat ieder verschil zonder meer moet worden getolereerd.

     

    Ook de ‘gecompliceerde gevallen’ krijgen zijn aandacht: Frankrijk, Israël, Canada en de Europese Unie. Deze regimes reflecteren de alledaagse complexiteit van het ‘echte’ leven. In dit deel heb ik een andere kijk gekregen op het conflict in Israël en de geheel nieuwe uitdaging waarvoor de EU staat met betrekking tot tolerantie.

     

    Vervolgens bespreekt Walzer hoe de verschillende regimes vreedzame co-existentie realiseren met betrekking tot belangrijke thema’s: de (verdeling van de) macht, de verhoudingen tussen de klassen en geslachten, godsdienst en scholing en de gemeenschappelijke civiele ideologie. Cruciaal voor tolerantie is dat groepen geen politieke macht hebben ‘op grond van de realistische aanname dat zij allemaal op zijn minst potentieel intolerant zijn’. Tolerantie is alleen mogelijk bij scheiding van kerk en staat, van etnie en staat en van politiek en staat.

     

    In een zeer boeiend hoofdstuk maakt Walzer een kritische analyse van moderne en postmoderne tolerantie. In veel moderne regimes is de tolerantie jegens verscheidenheid vervangen door een streven naar eenheid en singulariteit. Het postmoderne project stelt bovendien het individu boven het horen tot een groep. Dan dreigt niet alleen het gevaar voor een losgeslagen tolerantie en onverschilligheid. Dergelijke pogingen leiden er soms toe dat culturele en godsdienstige verschillen worden uitgewist, maar vaak helpen ze in feite om deze verschillen te versterken. Ze bakenen de leden van minderheidsgroepen af, onderscheiden hen door hun lidmaatschap ervan, dwingen hen op elkaar te vertrouwen, en smeden intense solidariteit.

     

    Mensen hebben immers behoefte aan gemeenschappelijke banden en gemeenschappelijke gebruiken. En voor mensen die een sterke loyaliteit verkiezen met de groep waartoe ze behoren is een geïndividualiseerde samenleving een bedreiging voor de eigen identiteit. Als we dus deze mensen niet in extreme posities willen dwingen, dan moet er tolerantie zijn van én individuele verscheidenheid én verscheidenheid van groepen. Het kernpunt van tolerantie is immers niet ‘wij’ en ‘zij’ af te schaffen maar te zorgen voor blijvende vredige co-existentie en interactie tussen vrije individuen en min of meer hechte groepen. Volgens mij wordt vooral het laatste door fervente voorstanders van secularisatie en verdedigers van individuele vrijheid uit het oog verloren.

     

    In een democratische multiculturele samenleving zullen we altijd te maken hebben met spanningen tussen groepen die onderling strijden voor middelen. Tolereren en getolereerd worden is een onderneming van democratische burgers. Maar tolerantie kan niet alleen aan de individuele burger worden overgelaten. De overheid dient te zorgen voor een richtinggevend kader, waarin én gemeenschappelijkheid én individualiteit kunnen versterkt worden. Als sociaaldemocraat verbindt Walzer bovendien multiculturalisme met grotere sociale en economische gelijkheid. ‘Als multiculturalisme vandaag de dag meer problemen oplevert dan het hoop geeft, komt dat door de zwakte van de sociaaldemocratie’, is zijn besluit. Over dit verhaal zie den Brink.

     

    Dit boeiende, zeer gecondenseerde essay is, alhoewel reeds meer dan tien jaar geleden geschreven, nog altijd brandend actueel.

     

    © Minervaria

     



    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-02-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een wereld van verschil
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    de JONG, S., Een wereld van verschil. Wat is er mis met cultuurrelativisme? A’dam, De Bezige Bij, 2008, 304 pp.


    Sedert de aanslagen op het WTC hebben cultuurrelativisten de boter opgegeten. Zoals ‘reactionair’ en ‘fascist’ lange tijd een scheldwoord waren, is cultuurrelativisme bij nagenoeg alle debatten over het wel en vooral het wee van onze maatschappij de kop van jut. Overal zet de economische en culturele globalisering tradities en nationale culturen op losse schroeven. Internationale migratie, snelle veranderingen in de economie en de verschuiving van machtsconcentraties in de wereld roepen bij veel mensen de behoefte op aan duidelijke nationale en culturele identiteiten, die in één klap duidelijk maken ‘wie wij zijn’.


    Cultuurrelativisme is in Nederland – en in geheel Europa - een vies woord geworden en gelijkgesteld aan minachting voor de ‘eigen’ unieke Westerse waarden. Die zouden als vanzelfsprekend superieur zijn aan niet-westerse waarden. Het zou ons bovendien tot morele blindheid veroordelen en leiden tot de goedkeuring van gewelddadige praktijken als weduweverbranding, genitale verminking, steniging en het afhakken van handen.


    Maar is dat wel zo? Geloven cultuurrelativisten echt dat een cultuur waarin vrouwen niet zonder mannelijke begeleiding op straat mogen even goed is als een cultuur die vrouwen gelijke rechten toekent? En leidt het idee dat culturen niet kunnen worden ingedeeld in een tweeluik van verlicht en achterlijk onvermijdelijk tot moreel nihilisme? Welke argumenten gebruiken aanhangers en tegenstanders van cultuurrelativisme voor het onderbouwen van hun standpunt? En hoe kunnen we in dit soms verhitte debat een genuanceerde positie innemen?

    Sjoerd de Jong, filosoof en redacteur aan het NRC Handelsblad, houdt in dit boek een pleidooi voor herwaardering van het cultuurrelativisme. Hij wil vooral het begrip ontdoen van zijn onjuiste connotaties en in een correct daglicht plaatsen.


    In het eerste deel analyseert hij het debat over nationale cultuur en cultuurrelativisme in Nederland sinds de Fortuyn-revolte van 2002. Cultuurrelativisme zou een obstakel zijn voor nationale renovatie en de vorming van een nieuw cultureel zelfbeeld. Men verwijt de cultuurrelativisten dat zij hun eigen cultuur niet naar waarde schatten en zelfs verraden. Deze cultuurpolitieke retoriek heeft echter nog weinig te maken met een rationeel publiek debat. Ze wordt gedomineerd door een achterhaald, negentiende-eeuws culturalisme: het  idee dat het gedrag van mensen naadloos te verklaren is uit één cultuur. Hierbij worden culturen opgevat als gesloten gehelen die massief tegenover elkaar staan. De verschillen tussen autochtonen en allochtonen, westerse en niet-westerse migranten, Nederlanders en moslims, modernen en achterlijken, worden gedefinieerd in overwegend culturele termen: hun cultuur is anders dan de onze, hun sociale achterstand en de problemen die daarmee samenhangen worden toegeschreven aan culturele factoren. Dit mocht de meerderheid van autochtonen, als slachtoffers van de politiek-correcte elite, lange tijd niet benoemen. Vaak wordt cultuur ook zonder meer herleid tot etniciteit of religie.


    Paradoxaal genoeg beleven we dus niet het failliet maar juist de triomf van een eenzijdige, culturalistische manier van denken over de samenleving. Goed gedocumenteerd en met zin voor humor legt de Jong de interne tegenstrijdigheden bloot in het discours van de critici van het cultuurrelativisme en de aanhangers van het cultuurnationalisme. Cultuurkritiek moet en is goed, maar zoals ze is doorgeschoten brengt ze niets bij.


    In het tweede en omvangrijkste deel verdiept de Jong zich in de historische en filosofische achtergronden van het cultuurrelativisme. Cultuurrelativisme was aanvankelijk het belangrijkste wapen in de strijd tegen de dominantie van het rassendenken en etnocentrisme in de 19e eeuwse antropologie. Volgens Franz Boas, de grand old man van de moderne antropologie, bepaalden niet ras of biologische en erfelijke eigenschappen, maar sociale, historische en culturele factoren de verscheidenheid binnen de volkeren. Boas steunde op de empirische waarneming dat menselijke culturen grote onderlinge verschillen vertonen in hun praktische en theoretische omgang met de werkelijkheid. Maar hij was even overtuigd van de fundamentele eenheid van de menselijke soort.


    In een grondig uitgewerkt en boeiend betoog legt de Jong uit hoe het begrip cultuur vanaf de 18e eeuw in het Europese en Amerikaanse denken is gekomen en vervolgens is geëvolueerd tot een gedemoraliseerd en gepolitiseerd begrip, analoog aan racisme. Boas was schatplichtig aan de ideeën van een stoet Europese filosofen over de eenheid en de verscheidenheid van de mensheid. Veel van zijn opvattingen vinden we al terug bij Johann Gottfried Herder. Deze mij tot dan toe onbekende, vaak verkeerd begrepen maar zeer interessante Duitse Verlichtingsfilosoof, kan beschouwd worden als de vader van het cultuurrelativisme. In latere tijden is het begrip verder uitgewerkt en inhoudelijk verfijnd door moderne filosofen waaronder David Wong en Michele Moody-Adams tot cultureel pluralisme.


    Maar als we ervan uitgaan dat iedere cultuur een eigen intrinsieke waarde heeft en geen enkele cultuur ‘beter’ is dan een andere, wat doen we dan met de beoordeling van praktijken die onze morele afkeuring wekken? In één moeite door wordt immers aan cultuurrelativisten ook moreel relativisme verweten. Het meest adequate antwoord op dit probleem is een strikte wetshandhaving. In een multiculturele samenleving kunnen culturele praktijken die indruisen tegen de moderne noties van lichamelijke integriteit en vrijheid niet worden getolereerd. Maar dit hoeft geen afwijzing mee te brengen van de totale cultuur van de betrokken groep.


    Voor zover een culturele praktijk of uiting geen harde inbreuk maakt op andermans vrijheid, kan een zekere onverschilligheid zelfs de aangewezen houding zijn. ‘De publieke ruimte waar burgers elkaar ontmoeten moet niet worden gepolitiseerd tot een intellectueel slagveld, waarbij een hoofddoekje op een postkantoor al wordt gezien als een aanslag op de seculiere orde’, aldus Sjoerd de Jong. Hiermee geeft hij blijk van een pragmatische kijk die veel onnodige conflicten zou voorkomen. Moraal heeft immers in de eerste plaats te maken met de dagelijkse praktijk van het samenleven en niet met morele noties die van buiten- of bovenaf worden opgelegd. Zie ook de Rijk.


    Sjoerd de Jong verdedigt hiermee een pluralistisch of gematigd cultuurrelativisme. Hij neemt afstand van het radicale relativisme dat louter verschillen ziet tussen culturen, en eveneens van een dogmatisch universalisme dat één goed antwoord – hetzij religieus of seculier – dicteert op alle vragen. Een ‘zuivere’ cultuur bestaat immers niet, hooguit in de verbeelding van nationalistische bewegingen. Een multiculturele samenleving is bovendien voortdurend in ontwikkeling. Wie dus pasklare antwoorden verwacht op problemen zal altijd op zijn honger blijven zitten.


    Het boek van de Jong biedt een grondige en doordachte analyse en fundering van gematigd en pluralistisch cultuurrelativisme. Hij kiest bovendien voor actief pluralisme. Dit gaat verder dan het passieve tolereren van andere culturen, maar omhelst de principiële erkenning van de gelijkwaardigheid van mensen en groepen van verschillende pluimage. In deze visie kan ik me zeer goed vinden. De lectuur van dit boek heeft mij een nog steviger onderbouwing hiervan verschaft. Ook al vertrekt de Jong van de Nederlandse realiteit, de kern van het probleem is zeer zeker ook in de Vlaamse te herkennen.


    Er zijn een uitgebreide bibliografie en notenlijst voorhanden en een namenregister. Ik miste een lijst van de gebruikte begrippen.

    Warm aanbevolen!


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-02-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Seks met de koning
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    HERMAN, E., Seks met de koning. Het verborgen verhaal van maîtresses aan de Europese vorstenhuizen. (Vert. Sex with Kings. 500 Years of Adultery, Power, Rivalry and Revenge) A’pen, Uitg. Manteau, 2007, 320 pp. – ISBN 978 90 223 2166 9


    Aan het einde van de middeleeuwen verscheen schijnbaar plotseling de koninklijke minnares aan de Europese hoven. Toch hielden vorsten er al veel langer minnaressen op na. Maar na de val van het Romeinse Rijk werd de koninklijke zonde duizend jaar lang verborgen gehouden. Ze werd door de katholieke kerk gedoogd en node vergeven in de biechtstoel. Zo had Karel de Grote verschillende minnaressen van wie de naam niet bekend is. De koninklijke bastaarden, van wie we enkel kunnen vermoeden dat ze een moeder hadden, kregen een adellijke titel en land, dat er toen toch in overvloed was. Het grootste deel van de huidige Europese adel stamt af van de kinderen uit de verhouding van een koning en zijn minnares.


    Van de zestiende tot de achttiende eeuw echter was de positie van koninklijke minnares bijna even officieel als die van de eerste minister. Het werd mode dat een vorst een maîtresse-en-titre had. Zelfs aan de bekrompen Duitse vorstendommen kwamen minnaressen in zwang. Koninklijke minnaressen kregen meestal een titel, een toelage, eerbewijzen en een invloedrijke positie aan het hof. Franse maîtressen als Diane de Poitiers, madame de Montespan en madame de Pompadour oefenden een politieke invloed uit die nergens in Europa geëvenaard werd.


    De meeste koninklijke huwelijken in die tijd waren zo gruwelijk dat er ruimte ontstond voor koninklijke minnaressen. Een koninklijk huwelijk werd soms al tijdens de kindertijd van de partners uit politieke overwegingen gearrangeerd. Huwelijken tussen volle nichten en neven waren een middel om de macht en eigendommen binnen de familie te houden. Fysische en psychische ziekten binnen koninklijke families waren het gevolg van generaties inteelt. De koningin was eigenlijk niet meer dan een broedmachine voor ‘bloedzuivere’ nakomelingen. Al was er soms sprake van liefde tussen de koning en de koningin, daarin voorzagen meestal de minnaressen.


    Ook al was overspel voor de kerk een zonde, het Vaticaan kon niet anders dan de situatie gedogen, want de paus en de kardinalen hielden er in die tijd zelf minnaressen op na. De Franse Revolutie maakte geen einde aan de koninklijke minnares, maar wel aan haar machtige positie. Pas laat in de twintigste eeuw is de gelijkheidsgedachte doorgedrongen tot in de koningshuizen. Al is het nog altijd niet vanzelfsprekend, prinsen en prinsessen huwen nu met de vrouw/man van hun keuze, ook al is die niet van adellijken bloede.


    Op basis van dagboeken, brieven, rapporten en memoires uit het verleden, en hedendaagse biografieën en historisch onderzoek onthult Eleanor Herman, journaliste en bekende royaltyverslaggeefster, de soms tragische geschiedenis van de koninklijke minnaressen, vrouwen die liefhadden zonder perspectief. In een wereld van intriges en vleierijen waaruit zij elk moment konden worden verstoten, probeerden zij zich staande te houden aan het koninklijk hof. Sommigen onder hen hadden de koning oprecht lief, anderen maakten van hun positie vooral gebruik om zichzelf te verrijken en een hogere sociale positie te verwerven, en zich van een gouden appeltje voor de oude dag te verzekeren.


    Herman belicht nagenoeg ieder aspect van het leven van de minnares: hoe ze de koning aan zich probeerde te binden, haar verhouding met de koningin, haar politieke invloed en wat er met haar kinderen – de koninklijke bastaards – gebeurde.  Ook al was ze de favoriete van de koning, toch moest ze steeds waakzaam zijn voor haar positie. Op ieder moment kon ze afgedankt worden en ingeruild voor een jonger of mooier exemplaar. De minnares was vaak voorwerp van spot en bliksemafleider voor de gespannen verhouding tussen het volk en de koning. Het spreekt vanzelf dat de meeste minnaressen probeerden op zo kort mogelijke tijd zoveel mogelijk profijt te trekken uit hun bevoorrechte positie. Ze probeerden dit met wisselend succes, want een minnares had veel geldverslindende sociale verplichtingen. Tenslotte krijgen we te horen hoe het hen verging nadat ze door de koning waren ‘afgevoerd’.


    Eleanor Herman gunt ons bovendien een blik in de geheime huishouding van de koninklijke hoven in een periode waarin de vorst nog een absoluut heerser was. We krijgen een beeld van de mentaliteit en de voor moderne mensen vreemde gebruiken en gewoonten aan het hof, waar mannen de scepter zwaaiden en vrouwen hen met vaak zeer verfijnde listen manipuleerden.

    Ze schreef een goed gedocumenteerd en bijwijlen ontroerend verhaal over een vergeten aspect van de geschiedenis. Vrouwen werden doorheen de eeuwen naar keuken en kinderkamer verwezen. Slechts uitzonderlijk was een vrouw meer dan hulpje en accessoire van de man. Voor sommigen onder hen was het bed van de koning een kans om uit die schaduw te treden.


    Aan de meeste koninklijke minnaressen werden geen herinneringen bewaard. Ze leefden in een tijd waaruit geschreven bronnen ontbreken of hadden slechts een korte affaire met hun heer. Enkelen onder hen hebben de geschiedenis overleefd, zij het niet zonder het stempel van de moraalridders van hun en onze tijd. In haar boek doet Eleanor Herman aan een soort eerherstel. Haar verhaal gaat over intriges en inhaligheid, over rijzende sterren en ongenadige afgang, maar ook pver onbaatzuchtige liefde en berouw.


    Het boek is zeer vlot geschreven en laat zich lezen als een roman.


    ©  Minervaria

     

     

     

     

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Beslissen!
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    MURNINGHAN, J.K. & J.C. MOWEN, Beslissen! De kunst om snel beslissingen te nemen. (Vert. The Art of High-Stakes Decision-Making, tough calls in a speed-driven world) Tielt, Uitg. Lannoo, 2004, 319 pp. – ISBN 978 90 774 4221 9


    Wat doe je als bij een afrit komt terwijl je op de autoweg in de file staat? Neem je de afrit en rijd je via een omweg naar je bestemming of blijf je aanschuiven op de autoweg? Bij elke optie bestaat de kans dat je er langer over doet, maar ook dat het je minder tijd kost om je bestemming te bereiken.


    Zo neemt iedereen dagelijks honderden beslissingen. Het gros daarvan is irrelevant. Het is meestal van weinig belang of je trui goed bij je broek of rok past en of je via een kortere of langere weg naar je werk of naar huis rijdt. Maar vaker dan ons lief is moeten we knopen doorhakken waarvan de gevolgen voor onszelf of anderen ingrijpend zijn. We realiseren ons bovendien meestal niet dat kiezen om niet te beslissen ook een beslissing is.


    Van de kleur van een trui of een minder snelle reis liggen we niet wakker. Dat doen we echter wel als er beslissingen moeten genomen worden die ernstige gevolgen hebben. Zal ik dit huis kopen of wacht ik op een beter aanbod? Koop ik die veelbelovende aandelen of beleg ik in een fonds met meer zekerheid maar minder opbrengst? Vooral als belangrijke beslissingen snel moeten genomen worden en een mislukking catastrofaal kan zijn, hebben we nood aan houvast. Want de kwaliteit van een beslissing heeft een grote invloed op het verdere verloop van de zaak.


    In dit boek presenteren Keith Murninghan en John Mowen, specialisten in besluitvorming, een praktische gids om moeilijke beslissingen te nemen. Het nemen van zware beslissingen is eerder een kunst dan een wetenschap, zeggen ze. Er is geen wetenschappelijke, kopieerbare formule die aangeeft hoe je kunst maakt. Kunst is van nature creatief en innovatief. Maar kunstenaars passen wel bepaalde principes en procedures toe. Zo kan een gestructureerd patroon van procedures de besluitvorming in het persoonlijke en zakenleven richting geven en efficiënter maken.


    Zulk gestructureerd proces is de SCRIPTO-methode. Het is een acroniem voor zeven parameters die evenveel stappen vormen voor het snel en efficiënt aanpakken van dilemma's en het doorhakken van knopen. Een goed begrip van het SCRIPTO-proces zal je het nodige vertrouwen en de nodige moed schenken om moeilijke beslissingen te nemen, aldus de auteurs. Het kan worden toegepast op persoonlijke en zakelijke dilemma's.


    Murninghan en Mowen gebruiken deze principes al jaren om personen en organisaties te helpen risicovolle beslissingen te nemen en zware dilemma's op te lossen. Op een systematische en inzichtelijke wijze verhelderen zij de aandachtspunten en de valkuilen in de verschillende stappen van het beslissingsproces. Ze doen dit op een praktische, vlot verteerbare manier. Hun theorie is echter stevig onderbouwd. De belangrijkste inzichten worden in schema's gegoten die steeds op dezelfde matrix zijn gebouwd. Alles wordt overvloedig geïllustreerd met de analyse van gelukte en mislukte oplossingen voor zware dilemma's. En ieder hoofdstuk eindigt met een overzichtelijke samenvatting.


    Vanuit mijn ervaring met goeroeachtige managementboeken was ik aanvankelijk vrij sceptisch. Maar Murninghan en Mowen hebben deze argwaan snel ontkracht. Ze maken hun belofte zeker waar. Ondanks de omvang is het een waardevolle gids. Ik kan ze aan iedereen aanbevelen die regelmatig beslissingen moet nemen met verstrekkende en omvangrijke gevolgen.

    Het boek is echter alleen nog tweedehands verkrijgbaar.


    © Minervaria


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.God als hype
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Den BOEF, A.H, God als hype. Dwarse notities over religieus Nederland. A’dam, Van Gennep, 2008, 224 pp. – ISBN 978 90 5515 890 4


    Als het over religie gaat krijg je behoorlijk wat Nederlanders op hun paard. In Nederland is godsdienst een issue. Je vindt er een voor Vlamingen soms zeer amusante bonte verzameling van religieuze groeperingen. Net zoals overal in West-Europa zijn volgens recent onderzoek de gelovigen er echter een minderheid geworden. Wie beweert dat religie aan een heropleving bezig is heeft het, aldus August Hans den Boef, helemaal mis. Als gevolg hiervan verkeert onze samenleving in een post-religieus stadium, een toestand die de verhouding tussen kerk en staat ingrijpend heeft veranderd.


    Toch heeft Nederland sedert een paar jaren het meest christelijke kabinet sinds 1937: Balkenende IV. Volgens den Boef regeert dit kabinet Nederland als een constitutionele theocratie. Godsdienst is voor de meeste leden ervan boven alle andere maatschappelijke verschijnselen verheven. De andere grondwettelijke vrijheden worden ondergeschikt aan de vrijheid van godsdienst, de voortschrijdende secularisering bovendien aangeduid als de oorzaak van maatschappelijke verloedering. Alleen religie kan een basis bieden voor sociale cohesie en waarden en normen, zo stellen de gelovigen die recht in de leer zijn.


    Om te beginnen weerlegt den Boef bondig de argumenten van de stromantactiek die gelovigen hanteren om ongelovigen in diskrediet te brengen. Dit is veruit het meest interessante deel.


    Hierna maakt hij een kritische analyse van de wijze waarop verschillende kabinetsleden van Balkenende IV godsdienst en religieuze moraal als maatstaf nemen voor beslissingen over gezins-, onderwijs- en tewerkstellingsbeleid. Daarbij gaat hij heftig tekeer tegen de moralistische betuttelingdrang van het kabinet dat uitgaat van een 19e eeuws mens- en maatschappijbeeld, waarin religie de burger in het gareel houdt.


    Tenslotte belooft hij alternatieven voor de voorgewende rol van religie als behoedster van waarden en normen en sociale cohesie. Omdat ik minder vertrouwd ben met het reilen en zeilen in de Nederlandse politiek, en de vorige analyse mij vaak niet veel wijzer maakte, had ik mijn hoop op dat laatste deel gesteld. Er wachtte mij echter een serieuze teleurstelling. Den Boef komt niet verder dan zwaar pamflettair geschut tegen een aantal onbekende sociologen en andere wetenschappers, maar slaagt er niet in om hierover een samenhangend voorstel te formuleren. Ook het pamflet voor rationele voortplanting overstijgt dat niveau niet. Het lijkt alsof hij niet zozeer alternatieven wil aanreiken, maar vooral rekeningen vereffent.


    Het is leerrijk te lezen welke implicaties een christelijk en bij uitbreiding religieus geïnspireerd overheidsbeleid kan hebben voor de inrichting van de samenleving en meer bepaald voor diversiteit en tolerantie. Ik ben het bovendien voluit met den Boef eens over de kernpunten van zijn betoog. Religie staat in morele en ethische kwesties niet boven andere gezindten en mag de eigen maatstaven niet opleggen aan andersdenkende burgers. De vrijheid van godsdienst is in een seculiere democratie niet belangrijker dan andere vrijheden en rechten. Religie is niet noodzakelijk voor de sociale cohesie van een samenleving. De inrichting van de samenleving dient gebaseerd te zijn op een redelijk diversiteitsbeleid, waarin het individueel handelen centraal staat en niet het behoren tot een bepaalde groep.


    Mij moest hij niet overtuigen. Het is veel belangrijker om gelovigen aan het denken te zetten.. Het is mogelijk dat ook een sereen en gestructureerd betoog bij zij die recht in de leer zijn even veel of weinig zoden aan de dijk zou zetten. Den Boef mag dan wel voor even zijn ei kwijt zijn, het vaak soms denigrerende taalgebruik kan net het omgekeerde effect hebben.


    Zeer storend bij het lezen zijn de vele onvolledige zinnen. Haastige en dus slordige redactie, een journalist onwaardig. De overvloed aan treffende citaten kan hier niet aan verhelpen.


    Als tussendoortje kan dit boek er nog door, maar het is verre van een hoogvlieger in deze materie en al helemaal niet om er geld aan te spenderen.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De vliegende neger en de kleine koningin
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    BOESMAN, J., De vliegende neger en de kleine koningin. Major Taylor en het begin van de Tour de France. A’dam/A’pen, Uitg. L.J. Veen, 2008, 315 pp. – ISBN 978 204 0867 6

     

    Uit de nederlaag in de oorlog van 1870-71 tegen Pruisen concludeerde men in Frankrijk dat het triest gesteld was met de fysieke paraatheid van de troepen. De Fransen sloegen dus massaal aan het sporten. Een en ander resulteerde in 1891 in de geboorte van de wielersport. De vélocipède was in die tijd immers getransformeerd tot een vehikel met gelijke wielen en uitgerust met rubberbanden. Hij was het voertuig van de massa geworden, het ’egalitaire rijdier’. In 1891 vindt de eerste ‘moderne’ wielerwedstrijd plaats: van Bordeaux naar Parijs. Die werd georganiseerd door Le Vélo, de populairste wielerkrant. In die periode zien de eerste ‘klassiekers’ het levenslicht: na Bordeaux-Paris komen Liège-Bastogne-Liège, Paris-Bruxelles, Paris-Tours en Paris-Roubaix.

     

    Tien jaar later ligt de Franse wielersport, ‘la petite reine’ genoemd, echter op apegapen. Politieke kuiperijen tussen en binnen verschillende wielerkranten zaaien verdeeldheid. Fietsen, hoewel nog steeds weggelegd voor stadsbewoners, wordt gewoon. Men raakt er een beetje op uitgekeken. Wat de wielersport nodig heeft, zo oordelen de redacteurs van de organiserende sportkranten, is een ‘koning’, een uitzonderlijk talent. Dat komt uit onverwachte hoek, de Verenigde Staten van Amerika. Die hebben namelijk een renner die fantastisch kan sprinten, menig uurrecord heeft gebroken en verschillende kampioentitels veroverd. Marshall (Major) Taylor is bovendien niet zomaar een renner, het is een zwarte.

     

    Major Taylor wordt overgehaald om naar Frankrijk te komen. Hij wordt er ingehaald als een godsgeschenk, de Messias die de Franse wielersport uit haar diep dal moet halen. Omdat hij zo verbazend snel rijdt noemt men hem de ‘vliegende neger’. Hij is de eerste wielrenner die gebruik maakt van een diepgekromd stuur en daarmee vorm geeft aan de standaardstijl van wielrenners die wij nu als normaal beschouwen.

     

    Taylor verslaat de meest gerenommeerde Europese wielrenners en krijgt daardoor in Europa de status van een halfgod. Daar draagt het feit dat hij zwart is in niet geringe mate toe bij. Hij is een uitdaging voor het koloniale Europa, dat de zwarte vooral een fascinerend verschijnsel vindt. De neger mag dan wel een mens zijn, dan toch zeker inferieur aan het blanke ras en enkel geschikt voor fysieke arbeid. In het begin geniet Major Taylor dus mateloze bewondering voor zijn fysieke prestaties. Hij is niet alleen de redder des vaderlands, maar ook een natuurtalent, de edele wilde. De ‘vliegende neger’ is een attractie, een curiosum. Hij zorgt voor spektakel van eerste rang en brengt enorme mensenmassa’s op de been. De pistes kunnen de enorme toeloop niet slikken.

     

    Wanneer uiteindelijk blijkt dat hij de overspannen verwachtingen niet kan blijven inlossen, laat wielerminnend Frankrijk zijn verlosser vallen als een baksteen. De wedstrijdorganisatoren gooien het resoluut over een andere boeg: de volkssport. Zijn prestaties op de piste gaan volledig verloren in het tumult van de eerste Tour de France. Taylor rijdt nog een aantal jaren op verschillende pistes in Europa, maar keert in 1909 definitief huiswaarts, waar hij vergeten en berooid sterft.

     

    Jan Boesman studeerde vergelijkende cultuurwetenschap en journalistiek. Zijn belangstelling ging uit naar rassenkwesties in de wielersport. Daar zijn zwarten manifest ondervertegenwoordigd en ze komen ook slechts fragmentarisch aan de orde in de annalen van de wielersport. Zijn journalistieke opleiding kwam hem dus goed van pas, want nagenoeg alle informatie over de Major Taylor komt uit krantenknipsels, ansichtkaarten, brieven, flarden dagboek en notitieboekjes.

     

    Met passende bombastische retoriek zet hij een soms ontroerend verhaal neer over een ‘vliegende neger’, die verwondering en bewondering uitlokte bij de Europeaan van de voorlaatste eeuwwisseling, voor wie een mengeling van onbeschaamd racisme en exotisme de meest vanzelfsprekende zaak was. Daarmee leunt Boesman aan bij die andere boeiende weergave van de toenmalige opvattingen over huidskleur in Wit over zwart.

     

    Tegelijk slaagt hij erin een treffend sfeerbeeld te geven van het wielergebeuren rond de voorlaatste eeuwwisseling. Toch besteedt hij naar mijn mening teveel aandacht aan irrelevante details, zoals de politieke strijd tussen de hoofdredacteuren van concurrerende sportbladen, waardoor de lijn van het verhaal regelmatig ondergesneeuwd raakt.

     

    ©  Minervaria

     

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De toekomst is groen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    FRIEDMAN, T.L., De toekomst is groen. (Vert. Hot, Flat and Crowded – Why We Need a Green Revolution – and How it Can Renew America) A’dam, Uitg. Nieuw Amsterdam, 2008, 496 pp. – ISBN 978 90 468 0412 4


    Het afgelopen jaar was wereldwijd gemiddeld weer warmer dan het vorige. De opwarming van de aarde zet door, zeggen klimatologen. Maar geologen hanteren een andere tijdschaal en zien eerder stabilisatie. De kritische journalist Thomas L. Friedman laat zich voor geen enkel karretje spannen. Het probleem is ingewikkelder. De wereld wordt immers niet alleen misschien warm, ze wordt ook plat en vol. Die tendensen beïnvloeden elkaar en kunnen gigantische problemen oproepen. Hoe we met deze mondiale ontwikkelingen omgaan zal in sterke mate de kwaliteit van het leven op aarde in de eenentwintigste eeuw bepalen. Friedman waarschuwt ons dat het hoog tijd wordt dat er wereldwijd werk wordt gemaakt van fundamentele veranderingen om een catastrofe voor de mensheid af te wenden. En volgens hem is het van groot belang dat de Verenigde Staten daarin het voortouw nemen.


    Dit boek wordt als bestseller aangeprezen, en ik was op mijn hoede. Wat kan een journalist mij vertellen over een probleem waarover zelfs klimatologen en geologen het niet eens zijn? Krijg ik hier het zoveelste pamflet te lezen van een lobbyende journalistieke klimaatactivist? Het boek van Friedman heeft mij echter in nagenoeg alle opzichten zeer aangenaam verrast.


    In eerste instantie spit hij het probleem van de wereld uit. Op het gebied van energie, klimaat en biodiversiteit staat de wereld voor een reeks unieke uitdagingen. De opwarming van de aarde, de onstuimige groei van de middenklasse overal ter wereld door de globalisering en de snelle bevolkingsgroei vallen zozeer samen dat de stabiliteit van onze planeet in gevaar is. Deze combinatie leidt tot schier onoplosbare problemen. Op boeiende en inzichtelijke wijze maakt Friedman duidelijk hoe daardoor energie schaarser wordt, steeds meer planten en dieren uitsterven, miljoenen arme mensen tot schrijnende energiearmoede veroordeeld zijn, de positie van oliedictaturen versterkt en democratisering vertraagd worden en het klimaat in versneld tempo verandert. In essentie gaat het over een energieprobleem. Dit is wat wij in de media te horen en te lezen moesten krijgen maar wat volgens mij onvoldoende gebeurde.


    Vervolgens buigt Friedman zich over aanpak en oplossingen. En dan komt ‘groen’ op de proppen. Maar het ‘groen’ van Friedman gaat veel verder dan het modieuze groen van de bioproducten en ecochic. Friedman noemt dit cynisch groen, het zijn eenvoudige ingrepen die ons niet veel kosten. Groen denken en handelen wordt vaak voorgesteld alsof niemand een offer moet brengen. En als er offers verwacht worden is ‘groen’ opeens niet meer populair. Maar hij is wel realistisch: als mensen alleen offers moeten brengen zullen ze hun gedrag niet veranderen. Dus moeten we niet alleen de kosten maar ook de baten van ‘groen’ verrekenen en zo in rekening brengen dat groen financieel en economisch interessant is. Daarvoor zijn wezenlijke sociale veranderingen nodig en die moeten geschraagd worden door een groene politiek.


    De eenvoudige manieren om groen te worden zijn absoluut niet toereikend. We kunnen dit probleem niet al consumerend, hoe 'groen' ook, oplossen of het overlaten aan de keuze van de individuele burger. Er zijn grootschalige initiatieven nodig om de productie en het gebruik van schone energie te ontwikkelen en te vermarkten. De innovatieve technologie op dit gebied is reeds tamelijk ver gevorderd maar er kan nog heel veel gebeuren. Er is een markt voor schone en duurzame energie, maar voorlopig is die nog zeer duur en dus alleen weggelegd voor kapitaalkrachtige mensen of voor durvers. Het is echter anders als naar het totale kostenplaatje gekeken wordt en we de externaliteiten van het huidige systeem, onder andere armoede en vervuiling, in rekening brengen. De overheid heeft hier een cruciale taak. Ze moet de spelregels zo bepalen dat schone en duurzame energie echt kan concurreren met de vuile brandstoffen die nu de markt domineren. Zonder een coherent overheidsbeleid dat schone en duurzame energie daadwerkelijk steunt en propageert staan we immers nergens.


    Friedman bespreekt uitvoerig hoe door de juiste prijssignalen en regelgeving de overheid in staat moet zijn om de CO2-uitstoot gevoelig te verminderen. Hij vergelijkt de daadkracht van de overheid in een opkomend industrieland als China met de weifelende en wisselvallige politiek in de VS, die er niet in slagen hun uitstoot gevoelig te verminderen maar op zichzelf terugplooien in angst voor en de strijd tegen het terrorisme. En doordat de overheid de fossiele brandstofindustrie door kortzichtigheid en politiek eigenbelang bevoordeelt is de markt voor schone energie niet echt vrij.


    De oplossing voor de warme, platte en volle wereld is ten gronde politiek. Men kan 'groen' of bio proberen te leven, men kan groene activist zijn, maar dat is niet voldoende want kleinschalig en niet verplicht. We hebben behoefte aan politieke leiders die een visie kunnen uitdragen en de autoriteit hebben om een coherente aanpak te kiezen. "Het is belangrijker je politici te vervangen dan je gloeilampen", aldus Friedman. Ik ben het helemaal met hem eens. Hij vergelijkt de groene revolutie met de burgerrechtenbeweging in de VS. Zolang het streven naar gelijke rechten voor blank en zwart een zaak was van activisten veranderde er wezenlijk niets. Dit gebeurde wel op het moment dat ze door de politici in regels en wetten gegoten werden. Je zou dezelfde vergelijking kunnen maken voor alle mensenrechten waarvoor gevochten is en die door wetten vanzelfsprekend geworden zijn. Zo moet het ook gaan met groen. Als groen verdwijnt weten we dat we op de goede weg zitten. Groen is dan normaal geworden. Groen is dan de norm en geen keuze.


    Dit boek is geschreven door een Amerikaanse journalist, en geschreven voor Amerikanen. Met patriottische retoriek doet Friedman beroep op de trots van zijn landgenoten om zich als natie weer op de voorgrond te plaatsen. De vergelijking met China als concurrent voor een leidende positie is dus zeer goed gekozen. Het zegt iets over de Amerikaanse kijk dat Europa in zijn boek nauwelijks aan de orde komt. Na lezing móet je het Europese project wel gunstiger gezind zijn. Want alleen een politiek die de particulariteiten van afzonderlijke staten overstijgt kan een oplossing bieden voor een wereldwijd probleem.


    Als je over de soms bevlogen stijl kan lezen, heb je een boek in handen dat deze complexe problematiek op een kritische, realistische en rationele manier benadert. Met treffende beeldspraak en veel variatie zet Friedman, veelvuldig winnaar van de Pullitzerprijs,  bovendien een inzichtelijk, boeiend én vlot leesbaar betoog neer.

    Een turf maar een wel sterke aanrader.


    ©  Minervaria

     

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het wereldbeeld van de wetenschap
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    VAN LOOCKE, P., Het wereldbeeld van de wetenschap. Antwerpen/Apeldoorn, Uitg. Garant, 2008, 564 pp.


    De meeste mensen vragen zich weleens af hoe de wereld echt in elkaar zit. Lange tijd waren de antwoorden op deze vraag vooral intuïtief en geïnspireerd door mythen en religie. Met de opkomst van de klassieke natuurkunde werd in het Westen een begin gemaakt met een wetenschappelijke benadering. In de volgende eeuwen heeft de wetenschap steeds meer invloed gekregen op ons wereldbeeld. De titel van dit boek sprak me dus erg aan. Wat kan de wetenschap, die nu veel accurater maar ook ingewikkelder is geworden, mij vertellen over onze habitat?


    Het wereldbeeld van de wetenschap kan ons moeilijk onverschillig laten. Het heeft veel invloed op de wijze waarop we omgaan met existentiële thema’s zoals onze sterfelijkheid of de plaats van de mens in de kosmos. In sommige kringen wordt het wetenschappelijke wereldbeeld daarom nog altijd fel bestreden. Aanhangers van het geloof in Intelligent Design en creationisme verzetten zich met hand en tand tegen een wetenschappelijke benadering van de vraag naar de aard van de wereld.


    Philip Van Loocke, filosoof en wiskundige verbonden aan de Universiteit Gent, wil ons met zijn boek inzicht geven in wat de wetenschap ons wèl en niet leert over hoe de wereld in elkaar zit. Doorgaans wordt de wetenschappelijke benadering beschouwd als diametraal tegengesteld aan de mythologie. Dit is volgens Van Loocke echter onjuist. In een boeiend eerste hoofdstuk belicht hij de parallellen tussen beide benaderingen. Deze invalshoek was nieuw voor mij en heeft mij aangenaam verrast.


    Met de klassieke natuurkunde krijgt een wetenschappelijk wereldbeeld in het Westen steeds meer vaste grond. In een tweede hoofdstuk belicht de auteur de opkomst en uitwerking van het wereldbeeld van de klassieke natuurkunde. Het traditionele verhaal wil dat de natuurfilosofie van de Oude Grieken de eerste poging was om de wereld op een rationele manier te benaderen. Van Loocke toont echter overvloedig aan dat zij vaak schatplichtig waren aan wetenschappelijk onderzoek in andere culturen o.a. de Indische. Ook in culturen waarmee het Westen geen contact had werd reeds vroeg aan wetenschappelijke theorievorming gedaan.


    Het wereldbeeld van de klassieke natuurkunde is echter inaccuraat en onvolledig gebleken. In de laatste paar decennia hebben achtereenvolgens de relativiteitstheorie, de kwantummechanica en de snaartheorie het wereldbeeld van de wetenschap ingrijpend veranderd en bijgestuurd. In vergelijking met enkele eeuwen terug is de wetenschap van de kosmos al ver gevorderd. Over de fysische processen die zich in ons universum afspelen weten we al vrij veel en kunnen we redelijk betrouwbare uitspraken doen. Er is echter nog veel wat we niet weten en enkele belangrijke problemen blijven onopgehelderd. Over verschillende fundamentele eigenschappen van de werkelijkheid is er nog geen consensus.


    Net de kwesties die verschil maken voor ons dagelijks handelen stellen ons echter nog steeds voor raadsels. In de volgende hoofdstukken buigt Van Loocke zich over het bewustzijn en de vrije wil. Daarover weten we nog altijd bitter weinig. Sommige wetenschappers gaan ervan uit dat dit probleem principieel onoplosbaar is. Van Loocke wil niet zover gaan. Volgens hem staat de wetenschap op dit gebied wellicht in het stadium van de kennis die de oude Grieken over de materie hadden. Er is nog bijzonder veel ruimte voor nader onderzoek. Dit dwingt ons tot grote bescheidenheid.


    Het is dan ook onwetenschappelijk om te doen alsof de wetenschap die problemen wél heeft opgelost. Wanneer het over bewustzijn of de vrije wil gaat, blijft men op belangrijke fundamentele deelproblemen het antwoord schuldig. Meer en meer wetenschappers zijn grootmoedig en voldoende consequent als wetenschapper om hiervoor uit te komen. Het verhaal van de wetenschap is nog niet af. Er zijn geen vaststaande antwoorden, er is geen vaststaand wereldbeeld.


    In de academische wereld is een eerlijke, open houding van twijfel en bescheidenheid echter geen evidentie. Van Loocke hekelt het doctrinaire academisme, dat wordt beheerst door de eis van korte termijnresultaten en groepsdenken en waarin onafhankelijke en oorspronkelijke onderzoekers geweerd worden. De homo academicus is verworden tot een soort homo economicus, voor wie kwantiteit belangrijker is dan kwaliteit.


    Dit is echter geen vrijbrief voor de introductie van pseudowetenschappelijkheid, want alleen een grondige kennis van de wetenschap kan een basis vormen om aan filosofie te doen. Van Loocke houdt wel een pleidooi voor onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek, pluralistisch en niet gebonden aan een of andere ideologie, hetzij religieus of vrijzinnig.


    Philip Van Loocke is overduidelijk een zeer erudiete man, met een bewonderenswaardige kennis van de wetenschappelijke verworvenheden op zeer uiteenlopende gebieden. Toch heeft zijn boek mij teleurgesteld. Ik had verwacht een begrijpelijk en goed leesbaar boek over dit onderwerp in handen te hebben, maar vond een taaie, moeilijk te verteren cursus op het niveau van een masteropleiding.


    Ik heb vaak op het punt gestaan om dit werk gewoon opzij te leggen. De hoofdstukken over de aard en oorsprong van de materie zijn een ontzettend taaie brok. Ik heb er verschrikkelijk mee geworsteld en de strijd tenslotte moeten opgeven. Mijn voorkennis van de moderne fysica na de Newtoniaanse natuurkunde blijkt onvoldoende. De hoofdstukken over het bewustzijn en de vrije wil waren beter te verteren omdat ik hierover meer voorkennis heb. Toch vroeg het nog behoorlijk wat moeite, concentratie en geduld om deze inzichten te verwerken.


    In de inleiding oppert de auteur dat ‘een humanioraopleiding, samen met wat motivatie, volstaan om dit boek te begrijpen’. Ik beschik over beide, maar moest toch vaststellen dat dit echt niet voldoende is. Alleen een lezer die beschikt over een grondige wetenschappelijke voorkennis kan volgens mij zijn ingewikkelde betoog blijven volgen. Gelukkig is er ook nog een epiloog met conclusies en consequenties.


    Ook het gebruik van de wij-vorm heeft mij gestoord. Ik weet wel dat dit gebruikelijk is in academische kringen. Iemand die zich afzet tegen groepsdenken zou wel consequent kunnen zijn en de ik-vorm kiezen voor het weergeven van eigen standpunten en overwegingen.


    Positief is dan weer de open en onbevangen houding van de auteur en zijn pleidooi voor onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek. Ook het feit dat hij de wetenschappelijke twijfel hoog in het vaandel draagt en niet capituleert voor pseudowetenschappelijkheid sprak mij aan.

    Ik vind het jammer dat deze gedegen inzichten geen ruimer publiek zullen bereiken en pleit dus voor een gevulgariseerde versie van dit verhaal.


    ©  Minervaria

     

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-12-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waarom kies je dit boek?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    MONTAGUE, R., Waarom kies je dit boek? Hoe we besluiten nemen. (Vert. Why Choose this Book?) Utrecht, Het Spectrum, 2007, 350 pp. – ISBN 90 274 4580 3

     

    Ham of kaas op de boterham? Blijf ik in de file op de autoweg of sla ik af aan de eerstvolgende afrit? Neem ik de auto voor de boodschappen of rijd ik met de fiets? Steek ik hier over of loop ik door tot het zebrapad? Neem ik nog een glas wijn of wordt het water? Koop ik een huis of bouw ik er een? En wat drijft een mensenrechtenactivist in een land waar hij of zij elke dag gevaar loopt op arrestatie, foltering of de dood?

     

    Het leven bestaat letterlijk uit een aaneenschakeling van miljarden vergelijkbare 'keuzemomenten' waarbij je iets uitkiest en alternatieven laat voorbijgaan. Wie of wat maakt die keuzes? Waarom maken wij sommige keuzes automatisch en gedachteloos terwijl we andere beschouwen als uitingen van onze vrije wil? Deze vragen raken aan de kern van ons menszijn.

     

    Read Montague, specialist en professor in de computational neuroscience, probeert in zijn boek duidelijk te maken waarom we kunnen kiezen en hoe dat gebeurt. De computational neuroscience is gebaseerd op de Computational Theory of Mind (CTOM). Volgens deze theorie werkt onze geest als een machine die berekeningen uitvoert. Alle functies van onze geest zijn in wezen rekenstappen. Het zijn patronen van informatie die alleen door een zeer specifiek biologisch programma kunnen worden uitgevoerd: onze hersenen. Maar toch zijn we geen geesteloze robots; wij hebben het vermogen om te kiezen.

     

    Het vermogen om informatie te verwerken en berekende keuzes te maken is ontstaan als efficiënte oplossing voor de fundamentele problemen van het voortbestaan. Organismen moeten informatie over de wereld kunnen verwerken, opslaan en zo gebruiken dat ze mogelijke toekomstige problemen het hoofd kunnen bieden. De druk van de natuurlijke selectie heeft er dus toe geleid dat alleen deze organismen overleefden die informatie op een efficiënte manier konden verwerken. En de hersenen van mensen doen dat zeer goed.

     

    Om een overlevingsprobleem op te lossen is het nodig dat de verschillende alternatieven op hun waarde getoetst worden. Daarom worden de kosten en baten ervan tegen elkaar afgewogen en wordt er gekozen voor de oplossing die economisch het meest gunstig is. Montague legt uit waarom en hoe de hersenen dit veel beter kunnen dan de meest geavanceerde computer. Hersenen springen spaarzaam om met energie, ze slaan modellen op van de werkelijkheid en stellen doelen.

     

    De vraag is vervolgens hoe de hersenen berekenen welke doelen nagestreefd moeten worden en welke alternatieven daartoe het best geschikt zijn. Zoals wij allen weten uit ervaring staat leren hier centraal. Een actie die een beloning oplevert wordt opgeslagen in een model van de werkelijkheid. Als de werkelijkheid niet (meer) aan dit model beantwoordt zijn levende organismen, en dus ook de hersenen, in staat om dat model aan te passen door middel van associatief en operant leren. En deze leerprocessen zijn in wezen computaties of berekeningen die kunnen beschreven worden. Leren is het updaten van de software in de hersenen.

     

    Gevoelens en emoties kunnen dan begrepen worden als computaties van de hersenen, die ons iets vertellen over de waarde van een alternatief. Zo zegt vertrouwen ons iets over een te kiezen alternatief, en spijt over een alternatief dat gekozen is. Ook het nemen van risico's en cultureel bepaalde voorkeuren zijn te begrijpen als het resultaat van berekeningen in functie van de keuze van het beste alternatief. En het is echt mooi als deze wiskundige benadering ook nog blijkt te kloppen met hoe de hersenen echt werken. Montague illustreert dit met de werking van het dopaminesysteem.

     

    Deze benadering kan een nieuw perspectief bieden voor een beter begrip en wellicht behandeling van een aantal ziekten en aandoeningen. De ziekte van Parkinson, drugsverslaving en een aantal psychische aandoeningen kunnen immers beschouwd worden als stoornissen van het vermogen om te kiezen.

     

    In het laatste hoofdstuk pakt Montague de kwestie aan van de vrije wil. Als zelfs kiezen het resultaat is van een berekening, hoe staat het dan met onze vrije wil? Indien we in staat zouden zijn te meten in hoeverre een gedrag het resultaat is van een werkelijke keuze, zouden we onder andere een objectievere maatstaf hebben voor de beoordeling van morele verantwoordelijkheid. Montague waagt zich aan een computabel voorlopig antwoord: 'het vermogen om te kiezen op een manier die niet overeenkomt met de innerlijke instructies'.

     

    Dit boek heeft voor mij de deur geopend naar een tot nog toe onbekende, maar boeiende wereld. Psychologische begrippen als aandacht, geheugen, leren, emoties, gevoelens en motivatie hebben een nieuwe, frisse betekenis gekregen. Aandacht bijvoorbeeld is in deze visie geen hulpbron maar een strategie om de energie over verschillende computaties te verdelen. Deze visie zou een nieuw perspectief kunnen bieden voor de aanpak van aandachts- en leerstoornissen.

    Een andere toepassing is te vinden in de verschillen tussen leermogelijkheden van kinderen uit lagere en midden- en hogere klassen. De eersten hebben niet de variabiliteit van modellen ervaren die de andere kinderen in staat stellen verschillende alternatieven toe te passen afhankelijk van de omgevingsvereisten.

     

    Een indrukwekkende lijst noten en een uitgebreid register sluiten het geheel af. Het laatste is echt wel nodig, want er worden nogal wat nieuwe termen geïntroduceerd of in een niet-gangbare betekenis gebruikt.

    Terwijl je dit boek leest, moeten je hersenen immers op hoog toerental draaien. Dat die van mij na één hoofdstuk niet verhit raakten is op zich al een treffende illustratie van de CTOM. Ik had geluk dat ik gebruik kon maken van reeds aanwezige modellen en kennis over de werking van de hersenen.

     

    Toch moest ik regelmatig kiezen uit de enorme hoeveelheid informatie die Montague over de lezer uitstort. En hij maakt dit zelf helemaal niet gemakkelijk. Hij weet zoveel en wil zoveel vertellen dat zijn betoog geregeld ondoorzichtig wordt. Hij verliest zich ook vaak in details die je afleiden van de kern van zijn verhaal. Daar is hij zich wel van bewust, gezien hij sommige lezers ervan verdenkt 'het boek dicht te slaan om het onder een poot van een wiebelende tafel te leggen'. (p. 248). Gelukkig heb ik het niet gedaan.

     

    © Minervaria

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-12-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het vaderinstinct
    Klik op de afbeelding om de link te volgen
    BURGESS, A., Het vaderinstinct. Het vaderschap herzien. (Vert. Fatherhood Reclaimed – The Making of the Modern Father) A'dam, Uitg. Podium, 1997, 315 pp. – ISBN 90 5759 001 8


    Over moeders en moederschap werd en wordt heel veel geschreven. In dit boek plaatst journaliste en onderzoekster Adrienne Burgess vaders in de kijker. Ze begint met de mededeling dat het schrijven van dit boek al haar ideeën over vaderschap op de kop heeft gezet. Het is mij inderdaad als bijzonder bijgebleven en daarom wilde ik het na elf jaar nog eens lezen.


    In een zeer degelijk gefundeerde en kritische analyse bespreekt Adrienne Burgess het vaderschap zoals dit in de Westerse wereld opgevat wordt en gangbaar is. Hiervoor steunt ze op de (toen) meest recente sociologische onderzoeken uit verschillende landen en van persoonlijke interviews met vaders uit verschillende lagen van de samenleving.


    In het eerste deel verkent ze de denkpatronen in onze samenleving die mannen belemmeren in het vaderschap en die onze ideeën over het gedrag van vaders bepalen.

    Ze verhaalt hoe door de eeuwen heen het beeld dat mensen van het vaderschap hebben ingrijpend veranderd is. In het Westen werden in de afgelopen twee millennia langzaam maar zeker alle aspecten van het vaderschap naar de hemel gedelegeerd en vaders werden steeds meer gereduceerd tot eendimensionale wetgevers. Naar dit beeld moesten aardse vaders zich voegen. Uit deze beeldvorming proberen de 'nieuwe vaders' zich nu moeizaam los te maken. Voor mannen die meer betrokken willen zijn bij het gezinsleven bestaan nog altijd enorme structurele en culturele barrières.


    Maar tussen mythe en werkelijkheid zit vaak een diepe kloof. Mensen gedragen zich zelden helemaal in overstemming met het beeld dat hen wordt voorgehouden. Privé-documenten van vaders uit het verleden onthullen dat de 'nieuwe vader' helemaal niet zo nieuw is. Tot ver in de 19e eeuw (het pre-industriële tijdperk) was de inbreng van veel vaders in het gezin even belangrijk als die van de moeder. Verschillende dagboekfragmenten illustreren hoe deze vaders een evenwaardig deel van de huishouding en de zorg voor de kinderen op zich namen. Wanneer hun vrouw daar niet toe in staat was namen ze die zorg vaak helemaal over. De sociale structuur van die tijd maakte een betrokkenheid van vaders mogelijk die we ons nu bijna niet meer kunnen voorstellen. Door de industriële revolutie gingen echter steeds meer vaders buitenhuis werken. Zo werd 'thuis' steeds meer het domein van de moeder en zag de vader zich alsmaar verder buiten het gezin geplaatst. Zo ging het althans bij de middenklasse, die binnen een samenleving vaak als model wordt gepresenteerd.


    Als argument wordt vaak aangehaald dat mannen biologisch niet geschikt zouden zijn om te vaderen, of dat de zorg van een vader voor kinderen niet kan tippen aan die van een moeder. Volgens Burgess is het echter moeilijk aan te tonen dat de verschillen in ouderschapscapaciteiten van vaders en moeders voortvloeien uit het verschil tussen de seksen. Er is wel steeds weer overtuigend aangetoond hoe mannen vervreemd raken van hun oudergevoel doordat ze geconditioneerd worden om een rol te vervullen die hoort bij hun sekse. De 'natuurlijke aard' van het vaderschap (en ook van het moederschap) ligt niet vast maar wordt gekenmerkt door flexibiliteit en aanpassing. Niet het geslacht maar de situatie geeft de doorslag in de manier waarop vaders (en moeders) zorgen.


    Hoe ziet de dagelijkse werkelijkheid er nu uit voor vaders in het westerse postindustriële tijdperk? Een grondige verkenning maakt duidelijk dat er nog aanzienlijke culturele en structurele barrières bestaan die mannen belemmeren actief deel te nemen aan de zorg voor hun kinderen en van hen tweederangsouders maken. Op meer en minder subtiele wijze worden vaders immers buiten het gezin gesloten.


    In de eerste plaats baden zwangerschap, geboorte en de zorg voor kleine kinderen nog steeds in een voornamelijk vrouwelijke sfeer. De relatie die vaders met hun kinderen hebben wordt bovendien zeer sterk bepaald door hun werkpatroon. De paradoxale toestand is dat werkgevers de voorkeur geven aan getrouwde mannen met een gezin omdat ze meer stabiliteit garanderen, maar er tegelijk wordt gedaan alsof ze alleenstaand zijn en geen andere verantwoordelijkheden hebben dan hun werk. Vadervriendelijke werkgelegenheid staat nog in de kinderschoenen. Tenslotte stelt Burgess vast dat de waarde van vaders voor het gezin en hun kinderen in de maatschappij nog altijd onvoldoende wordt onderkend. In geval van een scheiding bijvoorbeeld wordt het doorgaans vanzelfsprekend gevonden dat de kinderen bij de moeder blijven. Het wordt vaders vaak moeilijk gemaakt om de band met hun kinderen te onderhouden,lhoewel veel vaders dit zouden wensen. Van de vele factoren die vervreemding van vaders van hun kinderen kunnen verklaren is armoede de belangrijkste.


    Burgess stelt een aantal maatregelen voor die de betrokkenheid van vaders bij hun kinderen kunnen verhogen en ondersteunen. Op veel punten zou een en ander veranderd kunnen worden. Structurele veranderingen zouden persoonlijke veranderingen moeten initiëren en ondersteunen. Gezinsvriendelijke maatregelen moeten bijvoorbeeld niet alleen op vrouwen, maar ook en meer op mannen gericht worden. Maar bovenal dient het belang van het kind voorop te staan, en dat kind heeft in de meeste situaties belang bij twee betrokken ouders.


    Zijn de maatschappelijke ideeën en geplogenheden over vaders en vaderschap in die tien jaar ingrijpend veranderd?Uiteraard is er in de loop van tien jaar in verschillende landen een en ander gebeurd. Een aantal zinvolle voorstellen van Burgess zijn echter nog steeds toekomstmuziek. Het vaderschap mag door vele vaders nu wel anders ingevuld worden dan door hún vaders, de 'nieuwe vader' is blijkens recent onderzoek nog altijd een uitzondering.

    Maatschappelijke veranderingen gaan echter langzaam, en wat nu goed lijkt kan een aantal jaren later niet meer wenselijk zijn of relevant.


    Na tien jaar is dit boek volgens mij nog altijd actueel en waardevol. Burgess stelt ongewone vragen en benadert het vaderschap op een originele en ongebruikelijke wijze. Ze neemt het ondubbelzinnig op voor vaders, zonder dat ze daarbij de moeders beschuldigt of benadeelt. Maar als de ouderlijke betrokkenheid van beiden gelijk gewaardeerd en mogelijk gemaakt werd zou vooral het kind beter af zijn.


    Dit boeiende boek is zeer vlot geschreven. Toch heb ik ook enkele bedenkingen. Ik betwijfel sterk of Burgess het met de Nederlandse titel van haar boek eens zou zijn. Bij verschillende gelegenheden ontkent zij net dat vaderschap biologisch bepaald zou zijn. Een slordige redactie heeft regelmatig zinnen met ontbrekend woord over het hoofd gezien.


    © Minervaria


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het puberende brein
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    CRONE, E, Het puberende brein. Over de ontwikkeling van de hersenen in de unieke periode van de adolescentie. A’dam, Uitg. Bert Bakker, 2008, 180 pp.


    Waarom staan pubers altijd zo laat op? Waarom blijft het schoolwerk altijd liggen tot het allerlaatste moment? Waarom rijden ze zo hard op hun brommer zonder helm, met een skateboard over gevaarlijke bruggetjes en komen ze veel later thuis dan afgesproken? In puberteit en adolescentie zijn stemmingswisselingen, impulsief en ondoordacht handelen, onvoorspelbaarheid, conflicten met ouders, risicovol gedrag vaak schering en inslag. De verklaring voor die verwarring bleef lang een mysterie.


    In het afgelopen decennium heeft men daar echter meer zicht op gekregen. Onderzoek naar de werking van de hersenen van adolescenten wijst uit dat in deze levensperiode nog belangrijke veranderingen aan de orde zijn. Ook in het Brein & Development Laboratorium aan de Universiteit Leiden, waar Eveline Crone hoofddocent is, doet men dergelijk onderzoek. Met haar boek wil zij ouders en begeleiders van adolescenten inzicht bieden in puberhersenen en de veranderingen die hierin plaatsvinden. Hiervoor maakt ze gebruik van de meest recente bevindingen in het hersenonderzoek bij pubers en adolescenten. Al is het boek niet bedoeld als leidraad voor hoe je met pubers moet omgaan, toch kan een beter inzicht van wat er letterlijk in hun hoofd omgaat wel leiden tot meer begrip en een betere aanpak.


    De troebelen van de adolescentie zijn goed te begrijpen vanuit veranderingen in de ontwikkeling en organisatie van de hersenen en de invloed van hormonale processen. Tijdens deze levensfase doen zich in bepaalde hersengebieden aanzienlijke veranderingen voor, en ook de communicatie tussen verschillende hersengebieden is nog niet optimaal. Deze veranderingen hebben consequenties voor de manier waarop adolescenten met nieuwe informatie omgaan (zoals op school), voor het omgaan met emoties (zoals omgaan met boosheid of verdriet) en voor het aangaan van sociale relaties (zoals vriendschappen).


    Allereerst legt Crone uit wat onder adolescentie verstaan moet worden. Ze verheldert de basisbegrippen over zenuwstelsel en hersenenen de invloed van hormonen op adolescente hersenen. Ze legt ook uit hoe men de hersenwerking bestudeert.


    Over de hersengebieden die betrekking hebben op cognitieve activiteiten (geheugen, denken, taal, leren) weet men het meest.  Bij adolescenten zijn de hersendelen en -verbindingen die belangrijk zijn voor het controleren van het eigen handelen nog aan het rijpen. Crone legt uit hoe daardoor plannen en vooruitzien, filteren van irrelevante informatie en inrekenen van de consequenties van het eigen handelen nog niet mogelijk zijn of moeizaam verlopen.


    Vervolgens verklaart ze hoe een sterke gevoeligheid van de beloningscentra in de hersenen adolescenten aanzet tot onvoorspelbaar gedrag en meer aandacht laat hebben voor de plezierige gevolgen van risicovol gedrag (de ‘kick’) dan voor de gevaren.


    Over de delen van de hersenen die vriendschappen en andere sociale relaties regelen is nog niet veel gekend. Het is echter wel duidelijk dat de hersengebieden die het mogelijk maken om bij morele beslissingen in de schoenen van de andere te gaan staan en lange termijngevolgen in acht te nemen pas in de adolescentie beginnen te rijpen. We mogen van adolescenten dan ook niet verwachten dat zij zich even gewetensvol gedragen als de doorsnee volwassene.


    Maar flexibilteit in de verbindingen tussen verschillende hersengebieden heeft ook voordelen. Adolescenten zijn vaak vele malen creatiever, idealistischer en vindingrijker dan volwassenen. Ze krijgen ingewikkelde technische apparaten in een mum van tijd aan de praat, zijn kampioen in vindingrijke internettoepassingen, denktankoplossingen en uitblinkers in sport en muzikale hoogstandjes.


    Voor ouders van adolescenten is dit uiteraard allemaal heel interessante informatie. Toch moet je volgens mij al behoorlijk wat weten over de bouw en werking van de hersenen om het betoog van Crone goed te kunnen volgen. De hersenen zijn immers een ingewikkeld orgaan en omvatten veel verschillende deelgebieden en verbindingen. Ik miste een overzichtelijke oriëntering.


    Het is zeker geen gemakkelijk boek, en tijdens het lezen moet je zeer aandachtig zijn om alles te begrijpen. Zwart-wit illustraties zijn niet erg geschikt voor een duidelijke en overzichtelijke weergave van de structuur van de hersenen. Plaatjes in kleur waren bovendien aantrekkelijker geweest.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De onzichtbare vrouw
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    ADOVASIO, J.M., O. SOFFER & J. PAGE, De onzichtbare vrouw. De rol van mannen en vrouwen in de prehistorie. (Vert. The Invisible Sex: Uncovering the True Roles of Women in Prehistory) A’dam, Artemis & co, 2008, 301 pp. – ISBN 978 90 472 0039 0


    Af en toe is een archeologische vondst opzienbarend genoeg om in de pers de voorpagina te halen. Eind 2004 werd de ontdekking bekend gemaakt van een tot dan toe onbekende soort mens. Op het Indonesische eiland Flores waren de schedel en enkele beenderen ontdekt van een vrouwelijke mens die 18.000 jaar geleden leefde en slechts 1 meter groot was. In Times Magazine werd deze ontdekking en de controverse erover geïllustreerd met een tekening van een man met een reusachtige dode rat op zijn schouder. Het beeld van de ‘oermens’ als onverschrokken en machtige mammoetjager zit blijkbaar nog steeds stevig verankerd.


    Tot voor kort speelde de vrouw nauwelijks een rol in de geschiedschrijving over de prehistorie. Ze hield zich vooral onledig met eten koken en kinderen baren en zogen. Sedert vrouwelijke archeologen de groep van bijna uitsluitend mannelijke collega’s hebben vervoegd is deze kijk veranderd. Een verfijnde onderzoekstechnologie stelt archeologen tegenwoordig ook in staat de overblijfselen van vergankelijke artefacten als weefsels en gevlochten voorwerpen op te merken en te analyseren. In de regel zijn dergelijke producten het werk van vrouwen.


    Archeologie was lange tijd een soort mythologie van het menselijk verleden afkomstig uit de koker van mannelijke paleoantropologen. Van de prehistorie zijn immers hoofdzakelijk harde materialen overgebleven, die veel ruimte laten voor subjectieve interpretatie van de onderzoekers. Jim Adovasio en Olga Soffer, twee gerenommeerde paleoantropologen, en Jake Page, journalist, vonden dat het tijd werd voor een meer genuanceerde en veelzijdige interpretatie van de verschillende vondsten van menselijke overblijfselen vanaf de eerste hominiden tot en met de periode net voor de introductie van het schrift. Door een kritische analyse van de gangbare interpretaties willen ze de eenzijdige beeldvorming waarin de man centraal staat  recht zetten.


    Eerst komt de evolutie van de soort Homo aan de orde. In de vondsten van de vroegste hominiden, hoe gering ook, zijn er voldoende sporen te vinden van de rol van de vrouw. De auteurs bespreken en onderbouwen het verband tussen het lopen op twee benen en de gerenommeerde onderlinge en wederkerige zorg en het samenhorigheidsgevoel van vrouwen, en wellicht ook die van de mens als soort. Ze dragen ook stevige argumenten aan voor het verband tussen de oorsprong van de menselijke taal en de uniek menselijke moeder-kindrelatie. En volgens hen kunnen we op zijn hoogst gissen naar een rolverdeling tussen mannen en vrouwen inzake het vergaren van de kost.


    Er zijn vervolgens veel aanwijzingen dat vrouwen een even belangrijke rol hebben gespeeld als mannen bij de uitzwerming van de moderne Homo Sapiens naar minder herbergzame gebieden. Vrouwen zijn bijna zeker de uitvindsters van belangrijke technologische vernieuwingen als trekken van draad, weven en vlechten. Deze vaardigheden stelden mensen in staat om kleding te naaien die bescherming bood in het barre klimaat van de ijstijden. Ook het jagen met netten, waarmee vooral vrouwen, kinderen en oudere mannen een aanzienlijk deel van de voedselvoorziening voor hun rekening namen, kon zonder deze technologie niet gebeuren. Het is waarschijnlijk dat de vrouwen die ze beheersten in hoog aanzien stonden. Adovasio c.s. verschaffen in dit verband een meer plausibele verklaring voor de Venusbeeldjes dan de klassieke godinnenhypothese.


    Al is ‘gender’ waarschijnlijk reeds 30.000 jaar geleden uitgevonden, met een rolverdeling tussen mannen en vrouwen, toch zijn er veel aanwijzingen dat tot een heel eind in de neolithische of landbouwrevolutie beide seksen een gelijkwaardige positie hadden in de samenleving. Waarschijnlijk is de domesticatie van planten bijna geheel het werk van vrouwen geweest. De landbouwrevolutie heeft echter op veel plaatsen, maar zeker niet overal, de gelijkwaardige positie van de vrouw doen afbrokkelen. Adovasio c.s. leggen bondig uit hoe dit op basis van de vondsten te verklaren valt.


    De meeste archeologen zijn het er nu wel over eens dat het beeld van de vrouw uit het verleden door generaties mannelijke archeologen ernstig is vertekend of volstrekt genegeerd. In werkelijkheid is de vrouw in de geschiedenis van de mensheid nooit onzichtbaar geweest. Als motor achter de opkomst van onze soort en ons succes bij het koloniseren van en leven op deze planeet waren vrouwen en gendervrouwen minstens even belangrijk als mannen. Er zijn bovendien ontelbare aanwijzingen dat gedurende het grootste deel van de ontwikkeling van de mens zowel mannen als vrouwen steeds hun best hebben gedaan voor elkaar te zorgen en samen te werken.


    Met zijn originele en genuanceerde inzichten over de evolutie van de mens heeft dit werk mij van begin tot einde geboeid. De stellingen van de auteurs zijn degelijk onderbouwd en gedocumenteerd. Er zijn niet veel, maar wel duidelijke en relevante illustraties. De tekst is zeer vlot leesbaar, ook al omdat de auteurs weinig vaktaal gebruiken. Achteraan het werk is ook een handig register opgenomen.  


    © Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    17-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onder mannen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    VINCENT, N., Onder mannen. Anderhalf jaar undercover: een vrouw ontdekt wat het betekent man te zijn. (Vert. Self-Made Man) A’dam, Uitg. Balans, 2006, 302 pp. – ISBN 90 5018 803 6


    Dit boek is het verslag van een uniek experiment. In de bibliotheek is het te vinden bij de fictie. Norah Vincent is journaliste en vertelt het verhaal van haar leven als man. Anderhalf jaar lang heeft ze zich als man vermomd in verschillende mannenbastions begeven. Als Ned is ze 8 maanden lid geweest van een bowlingclub, heeft ze verschillende stripteaseclubs bezocht, 3 weken in een mannenkloooster doorgebracht en een tijd gewerkt als venter-verkoper. Ze heeft aan dating gedaan met vrouwen en ze heeft zich aangesloten bij een mannengroep op zoek naar zichzelf.


    Daartoe heeft ze zich grondig voorbereid. Ze heeft zich een geloofwaardig mannelijk uiterlijk aangemeten, dat eigenaardig genoeg door geen enkele man werd doorprikt. Hoogstens werd vermoed dat ze homo was en werd ze als een verwijfde man beschouwd. Dit bevestigt in ieder geval dat de sociale perceptie van mensen zeer sterk door de verwachting bepaald wordt.


    Met haar onofficieel onderzoek hoopte ze veel te weten te komen over de onuitgesproken mannelijke gedragscodes en de sociale verschillen tussen de seksen.  En ze verwachtte ook dat het leuk zou zijn. Mannen hebben immers de macht in handen. Als man zou ze mogen doen wat als vrouw niet mocht, en waarop ze als meisje altijd jaloers was op geweest: kunnen genieten van vrijheid.


    Ze heeft heel zeker veel geleerd. Natuurlijk is haar experiment geen wetenschappelijk of objectief onderzoek. Ze geeft zelf toe dat haar verslag een particuliere ervaring is, en dat haar observaties persoonlijk zijn. Het biedt ‘een vrouwelijke kijk op het globale leven van één man en is niet een gezaghebbende gids voor het hele, uitgestrekte en bontgeschakeerde landschap van het mannendom in de Verenigde Staten’. Meteen is ook een andere beperking aangegeven: men mag haar bevindingen niet veralgemenen tot de hele mannelijke helft van de wereldbevolking. Ook al zijn ze gebaseerd op biologische factoren, mannelijk gedrag en verwachtingen over mannen zijn ook cultuurgebonden.


    Maar wat ze heeft geleerd bleek erg teleurstellend. In plaats van te genieten van een ongekende vrijheid en macht en erop los te kunnen leven, voelde ze zich ernstig belemmerd. Het leven als man was zwaar. Ze vond het niet leuk. De dwangbuis van de mannelijke rol zit niet minder strak dan die van de vrouw, zo besluit ze. De mannenwereld is – ook voor de mannen zelf – een harde wereld, waarin een man voortdurend wordt getoetst op zijn man-zijn. Man wordt, althans in de gegeven cultuur, gedefinieerd als niet-vrouw en alles wat naar vrouw zweemt – de meeste emoties bijvoorbeeld – wordt uit de mannengroep gebannen. Volgens Norah is ‘mannendom een loden mythologie die elke man op zijn schouders draagt’.


    Op het einde van de periode is Ned in een depressie verzeild. Het werd tijd dat Norah weer verscheen. Ook al moet haar verhaal binnen de specifiek Amerikaanse context worden gelezen, toch illustreert het hoe fundamenteel onze seksuele identiteit is en hoe verweven gender en sekse.


    Haar boek is een ontnuchterend verslag. Een boeiend, maar schrijnend en soms ontroerend verhaal waaruit iedere vrouw en iedere man veel kan leren.

    Ik heb het in ieder geval in één adem uitgelezen.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Uit liefde voor jezelf
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    van RAAY, C., Uit liefde voor jezelf. Gids voor vrouwen die misbruikt zijn. (Vert. Reclaiming your feminine innocence) Houten, Unieboek bv, 2008, 143 pp. – ISBN 978 90475 0447 4


    “Een van de negatieve gevoelens die wij, misbruikte vrouwen, koesteren, is dat we anders zijn dan anderen; we hebben teveel geleden, we zijn te zwaar gebrandmerkt en daarom zijn we niet meer te redden. Onze levens lijken misschien nu zo hopeloos, sommigen van ons denken zelfs dat we eigenlijk geen keuzes meer kunnen maken.

    Er is moed voor nodig om deze overtuigingen zelfs maar te bekijken en helemaal om te durven zeggen: ‘Nou, misschien is dit gevoel wel niet zo reëel als ik altijd heb gedacht.’”


    Met deze uitspraak zet Carla van Raay meteen de toon. Ze is als kind zelf misbruikt, en heeft ettelijke jaren in de prostitutie geleefd. Met vallen en opstaan is ze zichzelf gaan waarderen als vrouw en als mens. Dit boek is geschreven door een ervaringsdeskundige, die besloten heeft dat ze haar leven niet meer door het verleden wil laten bepalen.


    Het is opgevat als werkboek. Volgens van Raay is het allereerst belangrijk je bewust te worden van je gevoelens en gedachten, ze toe te laten en te accepteren. Dit maakt je vrijer en geeft je meer controle over je leven. Daarvoor is het belangrijk dat je dagelijks je gevoelens, gedachten en vooruitgang vast legt in een dagboek, door te schrijven of te tekenen.


    In een aantal korte hoofdstukjes legt van Raay vervolgens uit hoe je jezelf kan leren accepteren, en boosheid, schuld- en schaamtegevoelens kan pareren en achter je kan laten. Allereerst is het belangrijk dat je inziet dat je kan kiezen om jezelf niet tot slachtoffer te maken of in de slachtofferrol te blijven zitten. Ze toont verder hoe je het heft in eigen handen kan nemen, door middel van een aantal interessante en haalbare oefeningen om te leren kiezen, gedachten en overtuigingen te veranderen, en om jezelf te leren vergeven. Zeer werkzaam, alhoewel moeilijk,  is bijvoorbeeld het omdraaien van een overtuiging.


    Tot zover wat ik kan waarderen in dit boek. Het is jammer dat deze oefeningen niet erg samenhangend en overzichtelijk worden gepresenteerd. Als scepticus haak ik verder meteen af als van Raay de esoterische toer opgaat. Maar ik realiseer me dat dit over een persoonlijke voorkeur gaat.


    Want zoals het recente onderzoek van Ad Bergsma aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam uitwijst: de kwaliteit van de adviezen in zelfhulpboeken is wellicht minder relevant dan de kwaliteit van de lezer zelf. Het is immers de lezer die bepaalt welke tips en opties bruikbaar zijn en welke niet. Als zelfhulptherapie met boeken werkt, dan moeten we de lezer feliciteren, en niet de schrijvende therapeut.


    In ieder geval biedt het boek een paar heel waardevolle suggesties voor misbruikte vrouwen om, al dan niet naast therapie,  zichzelf te helpen. De hoofdstukjes zijn kort en vlot leesbaar, en het geheel is aantrekkelijk gepresenteerd.


    © Minervaria

     

     

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    29-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.UIt de comfortzone
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    SILLS, J., Uit de comfortzone. Gids voor succesvol veranderen. (Vert. The Comfort Trap, or What If You’re Riding a Dead Horse?) A’dam, Uitg. Archipel, 2005, 228 pp. – ISBN 978 90 6305 357 4


    Als je wil komen vanwaar je bent naar waar je heen wil moet je vechten. En die strijd moet je zelf leveren.

    Er zijn twee redenen om te willen veranderen: of we zijn ontevreden met onze huidige situatie of we hunkeren naar iets wat we niet hebben maar wel graag zouden willen. Veranderen is echter verschrikkelijk moeilijk. Het lokt angst uit, en die drijft ons terug binnen de muren van onze comfortzone. In deze behaaglijke toestand van gewoonte en rust brengen de meesten onder ons het grootste deel van hun leven door. Het is een vertrouwde haven, een soort toevluchtsoord waarin we ons veilig en gemakkelijk voelen.


    Zolang deze toestand emotioneel welzijn biedt, is alles in orde. Maar als toevluchtsoord is de comfortzone slechts een tijdelijke verblijfplaats. Uitdagingen van buiten en binnen zorgen ervoor dat we ons op een bepaald moment ingeperkt voelen en verder willen. De voldoening die we aanvankelijk voelden vloeit weg, en we voelen ons gevangen.


    Uit de comfortzone vertelt hoe we de eigen grenzen kunnen overschrijden om vooruit te komen in het leven en de muur overwinnen om van de ene comfortzone naar de andere te gaan. Je kan natuurlijk beroep doen op een psychotherapeut, of anderen vragen je te helpen, maar je zal het leeuwendeel toch zelf moeten doen. Hoe je jezelf ertoe kunt brengen te veranderen is onderwerp van dit boek.


    Judith Sills, klinisch psychologe en psychotherapeute, distilleerde uit haar praktijk zeven stappen, die iemand altijd moet zetten wil hij/zij veranderen. Van elke stap legt ze legt uit wat er nodig is om ze te zetten, hoe je het kan doen en waarom. Ze pareert de uitvluchten die mensen bedenken om ze niet te hoeven zetten, en illustreert dit alles met voorbeelden uit haar praktijk. Het overwinnen van angst en het motiveren van jezelf zijn de rode draad in het stappenplan, want angst en berusting zijn de belangrijkste hinderpalen om over de muur te klimmen.


    Met dit boek heb je geen leest-lekker-wegboek in handen dat je de hemel op aarde belooft als je enkele kunstgrepen uitvoert. Sills veegt de weerstand tegen verandering niet onder de mat. Veranderen is hard werken, maar het is mogelijk, zegt Sills. Ze gaat uitvoerig in op de vele obstakels waarop mensen kunnen botsen en op het terug vallen in oude, vertrouwde gedragspatronen. Er wordt ook niets beloofd. Veranderen is moeilijk en je moet dat onder ogen zien.


    Maar haar visie is hoopvol: het kàn als je het maar haalbaar maakt voor jezelf. Een reeks kleine stapjes kunnen evenveel opbrengen als een plotse breuk met het verleden. Om duurzaam te veranderen zijn de zeven stappen noodzakelijk, maar je moet en kan ze op je eigen manier invullen. Je hoeft ze zelfs niet noodzakelijk in dezelfde volgorde te zetten. Boeiend én motiverend is dat ze dit illustreert met het veranderingsproces van een beperkt aantal cliënten uit haar praktijk.


    Judith Sills zet een levensecht, menselijk en realistisch verhaal neer. Je herkent er zonder moeite je eigen vallen en opstaan in en de hindernissen die je beletten te doen wat je echt graag zou willen. Ze combineert geduld en inlevingsvermogen met diepgaande beschouwingen en doordachte inzichten en adviezen. Als ik een psychotherapeut zocht, dan wil ik graag iemand als Judith Sills.


    Het veranderingsproces is inderdaad niet rechtlijnig en eenvoudig. Toch zou je verwachten dat iemand die er beroepsmatig mee bezig is erin slaagt dit helder te presenteren. Dit is niet echt het geval. Regelmatig moest ik zelf terug lezen om weer helder te krijgen waar ik was. In de werkelijkheid, en zeker die van de persoonlijke  verandering, kan je vaak door het bos de bomen niet meer zien. Sills heeft zoveel te vertellen dat de structuur van haar betoog regelmatig warrig en wazig wordt. Ik mis ook een genummerde indeling binnen elk hoofdstuk, die me had geholpen me te oriënteren. Voor een boek met zo’n boeiende inhoud is dit een gemiste kans.


    ©  Minervaria

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    BESTE BEZOEKER
    Foto


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Mijn favorieten
  • Minervaria
  • Dit is POTS
  • Geen dag zonder lach
  • Gedachten

  • Archief per jaar
  • 2023
  • 2022
  • 2021
  • 2020
  • 2019
  • 2018
  • 2017
  • 2016
  • 2015
  • 2014
  • 2013
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008
  • 2007
  • 2006
  • 2005
  • 2004
  • 2003
  • 2002
  • 2001
  • 2000
  • 1999
  • 1998
  • 1997


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!