GRATCH, A.., Als mannen konden praten dan zouden ze dit zeggen.
(Vert. If men could talk heres what theyd say) Utrecht, Het Spectrum, 2001,
336 pp. ISBN 90 461 5024 0
"Mannen zijn moeilijk. Oppervlakkig
gezien lijken ze vaak afstandelijk en ongrijpbaar. Of luidruchtig en
onhebbelijk. En wanneer je probeert ze te leren kennen wordt dat vaak
erger."
Zo begint Alon Gratch, die als
psychotherapeut hoofdzakelijk met mannen werkt, zijn boek. Een opmerkelijke
uitspraak uit de mond van een man. Want mannen vinden van zichzelf dat zij
logisch en rechtlijnig denken en handelen, en dus zeker niet moeilijk zijn.
Moeilijk zijn is voorbehouden aan vrouwen.
Maar psychotherapie heeft net
niet met logisch denken te maken, maar alles met emoties en gevoelens. En op dit
gebied voelen veel mannen zich doorgaans niet op hun gemak. In zijn boek
bespreekt Gratch zijn ervaringen met mannelijke cliënten. Zijn ambitie: hij wil
het verhaal uit de eerste hand over mannen vertellen.
Hiermee hoopt hij
vrouwelijke lezers te helpen om hun relatie met mannen te verbeteren en wil hij
een hand uitsteken naar mannelijke lezers om uit hun emotionele isolement te
breken. Als vrouw koester je dus meteen hoge verwachtingen. Gratch schreef zijn
boek overigens vooral voor vrouwen. Die zullen volgens hem altijd het gedrag van
mannen proberen te ontcijferen om hun relatie met hen te verbeteren.
Het
is duidelijk dat mannen anders zijn dan vrouwen, zegt Gratch. Mannen moeten hun
geslachtsidentiteit aanhoudend bevechten. Omdat ze zich als kind moesten
losmaken van hun moeder om man te kunnen worden, moeten ze zich afzetten tegen
hun vrouwelijke kanten, of beter de eigenschappen in zichzelf die ze met
vrouwelijkheid associëren: kwetsbaarheid, onzekerheid en gevoeligheid. Maar
daarmee verdwijnen die eigenschappen niet, ze komen op een andere, bedekte en
vaak verwrongen manier aan de oppervlakte. Hier is dus een psychoanalytische
visie aan de orde.
Gratch onderscheidt zeven kenmerken of aspecten die
verklaren waarom mannen zo moeilijk zijn. Ze zijn eigenlijk te beschouwen als
evenveel dimensies van het manzijn, die elkaar onderling beïnvloeden. Geheel in
de lijn van de psychoanalytische kijk beschouwt hij ze als afweermechanismen
tegen behoeften en eigenschappen die ze niet mogen hebben van
zichzelf.
Ieder van deze dimensies wordt door Gratch in een afzonderlijk
hoofdstuk besproken. Hij legt uit wat ze betekenen en hoe ze het doen en laten
van mannen kunnen beïnvloeden. Hij besteedt ook aandacht aan de wijze waarop ze
hun problemen kunnen aanpakken. Hiervoor put hij uit zijn jarenlange
psychotherapeutische praktijk.
In essentie hebben mannen en vrouwen met
dezelfde emotionele problemen en opgaven te maken, maar ze lossen die doorgaans
op een verschillende manier op. Het resultaat zou echter veel evenwichtiger en
meer bevredigend zijn als ze zowel hun mannelijke als vrouwelijke
eigenschappen zouden erkennen en uiten. Daarom pleit Gratch herhaaldelijk voor
integratie van mannelijkheid en vrouwelijkheid bij beide geslachten. Hij
vergelijkt het met de ideale leiderschapsstijl: die verenigt aandacht voor de
kwestie met aandacht voor de mensen. De winnende combinatie bestaat uit
zakelijkheid en afstandelijkheid enerzijds en gevoeligheid en betrokkenheid
anderzijds.
Met liefde en betrokkenheid beschrijft Gratch de worsteling
van zijn cliënten om uit hun emotionele isolement te breken.
Hij heeft
mijn verwachtingen echter slechts gedeeltelijk ingelost. Een paar typisch
mannelijke gedragingen zijn minder raadselachtig geworden. Toch vond ik de
gedachtegang van het boek niet gemakkelijk te volgen, ook al zijn veel inzichten
herkenbaar. Het betoog is rijk gestoffeerd met voorbeelden uit zijn
psychotherapeutische praktijk, maar weinig gestructureerd en onsystematisch
uitgewerkt. De analyse van de voorbeelden lijkt me vaak vergezocht, maar dat
kadert natuurlijk in de psychoanalytische visie. Het is ook maar de vraag of de
problemen van mannen in psychotherapie wel een goede steekproef vormen voor de
psychologie van de gehele mannelijke bevolking.