Specifieke kenmerken: Dat is de tweede grootste soort. Ze hebben een veel kleurrijker (meer oranje) gesloten vlek in de hals en één op de wang. Ze hebben een iets langere, dunne gebogen bek dan de keizerspinguïns. Ze hebben een zilvergrijze rug en een zwart bruin kop. Kuiken kunnen groter worden dan hun ouders en zijn meestal egaal bruin van kleur, af en toe zijn ze zilvergrijs. Vroeger ontdekker dachten soms dat de jongen een aparte soort waren. Grootte: Volwassen vogels zijn 90cm groot, en de kuikens ongeveer 80cm Gewicht: Beide geslachten wegen 15-16kg bij het begin van de paartijd, maar vrouwtjes verliezen meer gewicht zodat op het einde de mannetjes 13kg en de vrouwtjes ongeveer 11kg wegen Broedplaatsen: Koningspinguïns broeden in grote kolonies op verscheidene sub-Antarctische eilanden. Vermeldenswaard zijn de kolonies op Crozet Island, Prince Edward Island, Kerguelen Island, South Georgia en Marcquarie, Island. De totale broedpopulatie bedraagt meerd an 1.00.000paren
Status: Stabiel Broedgedrag: Koningspinguïns hebben een uniek broedcyclus. Het neemt 14tot16 maanden in beslag om een ei te leggen en een jong groot te brengen. Daarom brengen de meeste paren maximaal twee keer een jong ghroot in drie jaar tijd. De broedcyclus begin bij het aan land komen van de volwassen vogels om te ruien en dan terug in zee rewerves opdoen gedurende 20 dagen. De vrouwtjes leggen één ei, dat gedurende 54 dagen afwisselend door beide ouders in de huidplooi word uitgebroed. De kuiken blijven 30 to 40 dagen bij de ouders tot ze groot genoeg zijn voor de crèches, terwijl beide ouders naar de zee trekken om voedsel voor de jongen te vergaren. Tijdens de lange winterperiode krijgen de kuikens in de crèches maar 1 tot driemaal eten. Enkel de sterkste kunnen deze periode dan ook overleven. De kuiken ruien uitendelijk en trekken naar zee op een leeftijd van 10 tot 13 maanden voedsel: Koningspinguïn eten bijna uitsluitend vis, met raar of zelden een inktvisje of kreefje
Specifieke kenmerke: Grootste soort van de pinguïns, kan enkel verward worden met de koningspinguïn, maar wegens plaats van herkomst bina niet mogelijk. Keizerpinguïns komen enkel voor op en rond het Antarctische continent. Koningspinguïns vindt men daarentegen noordelijker. Onderscheid bestaat in de open (borst -en keelvlek lopen in elkaar over) oranje, eerder lichtgele vlekken in de hals. Lange, dunne gebogen snavel. Blauwgrijze rug en zwart blauw kop. De kuikens zijn zilvergrijs met zwarte kop en wat gezicht. Ze kunnen tot 18 min onder water blijven Grootte: Volwassen Keizerspinguins zijn tot 1.2 groot. Kuiken zijn opvallend kleiner met hun 90cm aan 1 m Gewicht: Ze wegen tussen de 30 en 40kilo, sterk variërend naargelang de tijd van het jaar. Mannetjes kunnen tot de helft van hun gewicht verliezen tijdens het uitbroeden van het ei.
Broedplaatsen: Keizerpinguïns broeden op het vaste ijsvlak op Antarctica. De totale populatie wordt op 195.000 paren geschat. Status: Stabiel Broedgedrag: Vrouwtje leggen 1 ei in de huidplooi op hun poten en geven het dan direct door aan het mannetje, die het tijdens de Antarctische winter (julie -augustus en -70°C) gedurende ongeveer 64 dagen uibroeden Voedsel: Ze eten verscheidene vissoorten evenals kreefjes zoals krilled
Pinguïns zijn niet vliegende zeevogels, uitstekend aangepast aan het leven in extreem koude omstandigheden. Het grootste deel van hun leven brengen ze door in het water, jagend op vissen en pijlinkvissen, daar bij bewegen ze zich voor met behulp van hun peddel-vormige vleugels. Ze hebben een dikke mantel van korten stijven, elkaar sterk overlappende veren, die het lichaam zijn stroomlijn geven, tevens waterafstotend zijn en goed warmte vasthouden. De meeste soorten komen alleen in de korte zomer aan land, om in kolonies te broeden. Op het land staan ze eigenaardig rechtop en hebben ze een waggelende gang. De meeste soorten vinden we in antarctische wateren, maar enkele komen ook meer noordwaarts voor, waar koude zeestromen diep in tropische gebied doordringen. Alleen de Keizer, en de Adeliepinguïn brengen ook de winter op Antarctica door Lichaamsbouw Pinguïns hebben een plomp lichaam met een korte staart. De korte, vlerige poten hebben zwemvliezen tussen de tenen en zijn zo ver van achteren geplaatst dat de dieren wel rechtop moeten staan. Bij het oversteken van sneeuw of ijsvelden willen ze wel sleetje rijden op hun buik en werken ze zich met vleugels en poten vooruit. Als ze zwemmen lijkt het wel of ze onder water vliegen met hun platte, flipperachtige vleugels, ze sturen dan met hun poten. Pinguïns bezitten maar liefst drie waterafstotende, aan de top geoliede veren, een licht die door het lichaam wordt opgewarmd. De meeste pinguïns zijn zwart of grijs vanboven en wit van onderen. Op de kop en hals zijn soms nog andere kleuren en versieringen te zien Zwemmen
Pinguïns kennen 3 verschillende zwemtechnieken. Als ze niets te doen hebben zwemmen ze rustig aan het oppervlak met de vleugels peddelend en met de kop en vaak ook de staar boven het water. Bij het voedselzoeken duiken ze onder en vliegen ze met grote snelheid door het water. Een duik duurt meestal niet langer dan een minuut, maar de grotere soorten kunnen soms wel 20 minuten onder water blijven. Dan is er nog derde techniek, waarbij de vogels met grote snelheid dicht onder het oppervlak zwemmen en regelmatig uit het water springen om adem te halen Kolonie De meeste pinguïns broeden in kolonies, die uit vele duizenden paren kunnen bestaan. Het nest wordt gemaakt van gras, veren of kiezezlstenen, het vrouwtje legt er 1-2 eieren in. Bij sommige soorten gaat het vrouwtje dadelijk na het leggen naar zee om te eten, terwijl het mannetje het ei staande bebroedt door het tussen een speciale buikplooi en zijn voeten warm te houden, hij kan zo , met zijn ei, zelf wel een beetje lopen. Deze eerste broedperiode kan weken of zelfs maanden duren, al die tijd eet het mannetje niets, maar teert, hij op zijn vetreserves. Daarna keert het vrouwtje terug en neemt het broeden op zich, zodat het mannetje naar zee kan om te eten
Hoogte 37-41cm Gewicht 400-800g Trek standvogel Verenkleed geslachten gelijk Verspreiding Chili Argentinië De lange, meestal naar voren gebogen kuif is het belangrijste uiterlijke kenmerk van deze tinamoe. Het verenkleed is licht tot donkerbruin met zwarte stippen en strepen, op de vleugels zijn witte dwars bandjes zichtbaar en ook achter en onder klopt en lichte streep. De dieren zijn vrij schuw ze leven in kleine tot middelgrote groepen in bosachtige en geazige gebieden
Tinamoes zijn grondbewonende vogels, door hun plompe lichaam en kleine ronde vleugels lijken ze veel op hoenders. Ze hebben een klein hart en raken daarom snel uitgeput als ze rennen of vliegen. Ze komen talrijk voor in bossen, struwelen en graslanden in Zuid Amérika. Er zijn 47 soorten tinamoes in negen geslachten. De slecht vliegende, maargoed lopende tinamoe. Hij is een kleine, patrysachtige vogel die tot de meeste primitieve vogels ter wereld behoort. Toen zich ongeveer 150 miljoen jaar geleden, halverwege de Jura, uit dinosauriërs de eerste echte vogels ontwikkelden, leken deze waarschijnlijk sterk op de Tinamoes. Het zijn ietwat geheimzinnige dieren en er is opvallend weinig over ze bekend. Tinamoes trekken zelden ver werg en blijven meestal op grond. Het zijn slechte vliegers en raken regelmatig gewond bij de landing, omdat ze zo slecht kunnen sturen. Ze hebben voor hun afmeting kleine harten en longen, vandaar dat ze snel moe zijn en per ker niet meer van 500m kunnen vliegen. Hun voornaamste reactie op gevaar ishet een rennen zetten of doodstil op hun plek blijven zitten. Hun bruingrijze verenkleed zorgt daarbij voor een goede camouflage. De meeste tinamoe sooten rusten op de grond en zijn overdag actief. Veel soorten leven buiten de paartijd solitair, maar van de kuiftinamoe is ooit een groep van honderd volwassen dieren waargenome. De meeste tinamoes zijn vooral herbivoren, hoewel sommige soorten veel insecten. De gekromde snavel wordt gebruikt om bessen te plukken te pakken, maar ook om in de grond naar ongewervelde dieren te zoeken. Sommige vogel springen tot een meter in de lucht om en insect of vruchten en insecten, terwijl soorten in drogere gebeiden meer zaden eten. De meesten komen veel voor, maar sommige zijn in gevaar. De magdalena tinamoe uit Colombia wordt bijvoorbeeld ernstig bedreigd. Zijn natuurlijke leefgebied is verstoord en men neemt aan dat de resterende populaties zeer klein zijn geworden. Overigens werd in het jaar 2000 een soort herendekt die al in geen 100 jaar meer gezien was. Ongewoon voor vogels is dat het mannetje van de tinamoe voor de eieren en voor de jongen zorgt. De meeste mannetje paren met verschillen vrouwtje die alle hun eieren in zijn nest leggen. Direct na het leggen gaan de vrouwtjes op zoek naar een nieuwe partner. Bij sommige soorten leggen de vrouwtjes eieren in meerdere neesten. Het broeden duurt zo'n 16 tot20dagen, waarbij het mannetje de eieren met bladeren of veren bedekt en naar voedsel zoekt
008- Kleine gevlekte (grijze) kiwi -(Apteryx owenii) Hij kan zich nitet verweren tegen varken hermelijnen en katten en is de sterkst bedreigde kiwi-soort. Op het vasteland van Nieuw Zeeland was hij uitgestorven. Op Kapiti Island is er nog een populatie van rond de 1000. Het uitzetten van deze soort Op andere roofdiervrije eilanden lijkt vruchten of te werpen. Het vrouwtje is ongeveer 25cm hoog en weeg 13kg. Ze leg één ei, dat door het mannetje wordt uitgebroed. De Rowikiwi (Apteryx rowy) is een zeer recent beschreven soort waarover nog niet veel bekend is.
007- Grote gevlekte (grijze) kiwi -(Apteryx hastii) Dat is de grootste soort waarvan, het vrouwtje ongeveer 45cm hoog is en 3.3kg weegt, het mannetje 2.4kg. Het verendek is grijs-bruin met lichtere banden. Het vrouwtje legt slechts één ei, dat door haar en het mannetje wordt uitgebroed. Geschat wordt dat er nog wordt 20.000 kiwi's van deze soort zijn, vooral in bergachtige gebieden
006- De Noordereiland kiwi (Apteryx mantelli) De Noordereilandkiwi komt veel voor het noordelijke gedeelte van het Noordeiland van Nieuw-Zeelan. Er zijn nu ongeveer 35.000 exemplaren. De vrouwtje zijn ongeveer 40 cm hoog en wegen 2.8 kg, de mannetje 2.2kg. Deze ondersoort bezit een groot aanpassings vermogen en houdt zich zelfs staande is bosgebieden met niet-inheemse vegetatie en land dat voor akkerbouw wordt gebruikt. Het verendek is roodbruin. Het vrouwtje legt meestal twee eieren, die door het mannetje worden uitgebied
005- Bruine kiwi (Apteryx australis) Hoogte tot 64cm Gewicht tot 4 kg Verkleed gelijk trek: Standvogel Verspreiding Nieuw Zeeland De bruine kiwi of gewone kiwi heeft 2 op elkaar lijkend verwante die ook als kwetsbaar te boek staan, de kleine grijze kiwi en de grote grijze kiwi. De bruine kiwi, een kevend overblijfsel dat zich miljoenen jaren geleden ontwikkelde, is even groot als een kip en legt eieren die bijna net zo groot zijn als die van een struisvogel. De kiwi is vrijwel blind en gebruikt, naast zijn scherpe gehoor en reukvermogen, zijn gevoelig snorharen om alleen in Nieuw-Zeeland voor, kan niet vliegen en rust overdag uit in een ondergront hol. Zijn wijde verenkleed lijkt op een vacht. Kiwi's blijven hun hele leven bij elkaar en delen het zelfde hol. in de lente maakt het mannetje de broedkamer klaar door deze met mos en gras te bekleden. Voor kiwi's zijn geluiden en geuren, veel belangrijker dan visuele signalen. Een baltsend paar fluit duetten, bromt en sist opgewonden, laat sterk ruikende uit verpselen achter, springt op en jaagt elkaar na in rondjes. Het vrouwtje legt meestal 1 ei en soms 25 tot 30dagen later en 2de. Deze zijn enorm groot en vertegenwoordigen zo'n twintig % van haar lichaamsgewicht. Eerst bebroedt het mannetje de eieren, terwijl het uitgeputte vrouwtje in een nabijgelegen hol slaapt. Het broeden duurt zo'n negentig dagen. Na 2 tot 3 weken zijn de jongen geheel onafhankelijk en slapen ze in andere holen. Ongeveer een half uur laten na zonsondergang komt de kiwi uit zijn hol te voorschijn en begint rond schuifelen over de grond op zoek naar voedsel. Hij beweegt langzaam maar zeker, zelfs door de dichte vegetatie. Deze vogel waagt zich zelden ver in open gebied en rent naar beschutting zodra hij gevaar bemerkt. Het yregelmatige intervallen uit hij verdragen kreten en fluit hij om het eigendoms recht van zijn territorium te melden. Soms breken er gewechten uit waar hij de kiwi's naar elkaar grommen en met hun snavel klepperen. Kiwi's zoeken zorgvuldig de bosbodem af of alles wat eerbaar is, zoals ongewerlvelde dieren, gevallen zaden, verse blaadjes en besen. Hun voedsel bestaat echter voornamelijk uit de vele kleine dieren die in de bodem en op het bladerafval leven zoals duizendpoten aardwormen larven krekels en spinnen. De vogel spoort zijn prooi op via zijn uiterste scherpe reuk vermogen.Naar schating leefden er 1.200 jaar geleden zo'n twaalfmilioen kiwi's van allerlei soorten zonder inheemse vijanden in Nieuw-Zeeland .Nu zijn dat er nog zo'n 70.000. De Maori's en europese kolonisten branden hele stukken regenwoud plat om er dorpen te bouwen. De vogel moest daardoor tuiwijken naar struigewas en ruig grasland, waar minder eten is en de jongen moeilijker overleven. De bruine kiwi is nu beschermd, al neemt zijn leefgebied nog steeds af
Kiwi's De Kiwi's zijn loopvogel die van nature alleen voorkomen in Nieuw Zeeland. Ze moeten niet verwaard worden met de gelijknamige fruitsoort, maar er is wel een verband: de oorspronkelijk uit Zuid China afkomstig kiwi-vrucht werd door Nieuw. Zeelandse handelaren in de jaren 60 wereldwijd op de markt gebracht en zij gaven hem zijn huidige naam. De vogel kreeg zijn naam van de Maori's. De naam is afgeleid van de kreet van het mannetje tijdens het paar seizoen en is dus een onomatopee. Volgens een Maori mythe creëerde de god Tame de kiwi uit een kalebas. De inwoners van Nieuw Zeeland worden ook wel kiwi's genoemd en hetzelfde geldt voor veel andere aan dit land gerelateerde zaken zoals bijvoorbeeld de Nieuw Zeelandse dollar. De kiwi is een bedreigde diersoort en wordt sinds het eind van de 19de eeuw niet meeergegeten Algemene beschrijving: Kiwi's zijn ongeveer even groot als een gewone kip en zijn dan ook met afstand de kleinste soort rotite. Het vermoeden dat bestaat dat ze evolutionair gerelateerd zijn aan de casuaris dan wel aan de uitgestorven moa, maar dit is lang niet zeker. Voor de komst van de eerste mensen naar Nieuw-Zeeland, vermoedelijk tussen de 10de en 14de eeuw, waren er geen zoogdiersoorten, zodat de ecologische niches die elders door hen gevuld werden, er ingenomen werden door vogels en in mindere mate door reptielen. Kiwi's konden zich er onbedreigd ontwikkelen en namen er de plaats in va mollen en egel. Er word geschat dat er toen 12 miljoen kiwi's waren. Tegenwoordig zijn er vermoedelijk nog zo'n 60.000. Kiwi's zijn sterk aangepast aan het leven op en in de grond. Ze hebben bijvoorbeeld wel vleugels, maar deze lijken geen functie te hebben. Ze zijn ongeveer 5 cm lang en vrijwel onzichtbaar onder het verendek. De botten van de meeste vogels zijn om gewicht te sparen hol, maar die van de kiwi's lijken op haar. Kiwi's hebben geen staart en drinken zelden of nooit. De kiwi is een schuwe nacht vogel met een zeer goed reukvermogen. Aan het uiteinde van zijn lange, scherpe snavel heeft hij neusgaten, wat zeer ongebruikelijk is voor vogel, die normaal gesproken vooral afgaan op hun gezichvermogen. De kiwi daarentegen is vrijwel blind. Hij voedt zich door deze snavel in de grond te steken om wormen, insecten en andere ongewervelden te vinden. Hij eet echter ook wel fruit, kleine krabben, amfibieën en rivierkreeften. Sommige soorten kiwi's kunnen sneller rennen dan een mens en zich met hun scherpe drie, tenige poten verdedigen. Kiwi's zijn territorium vogels en vooral de grotere soort en kunnen soms erg slechtgehumeurd zijn. Kiwi's zijn monogaam en leven in paren. Het broedseizoen is voornamelijk tussen het eind van de winter en de zomer. De eieren worden gelegd in bestaande holle stammen en tussen boomwortels, maar ook wel in door het mannetje gegraven holen. In verhouding tot het lichaam van het vrouwtje is een kiwi ei het grootste vogelei het ter wereld, mogelijk met uitzondering van de kolibrie. Kiwi's kunnen vermoedelijk tot ongeveer 20 jaar oudworden. Zoals hierboven al aangegeven is de kiwi een bedreigde diersoort, maar in Nieuw-Zeeland wordt door regering en andere organisaties veel gedaan om de soort te beschermen. het voornaamste probleem is niet de aanwezigheid van de mens maar die van roofdieren zoals katten en hermelijnen. Er word geschat dat 95% van de kiwi's het eerste levensjaar niet overleef. De bescherming wordt op meerdere manier aangepakt. Kiwi's worden bijvoorbeeld verplaatst naar plekken waar weinig roofdieren zijn of wordt juist getrocht het aan roofdieren te beperken. Ook kiwi-eieren uit het nest gehaald, zodat de jonge kiwi het in het wild moeilijke eerste jaar in gevangschap kan doorbrengen en later weer uitgezet kan worden
Hoogte tot 190 cm Gewicht tot 60kg Verenkleed geslachten gelijk Trek: Standvogel Verspreiding Australië De Emoe zijn een familie van grote loopvogels uit Australië. Zij zijn verwant aan de Casuarissen en in de verte aan de andere struisvogelachtigen. De emoe is na de struivogel de grootste nog levende vogelsoort van Australië. De vogel bewoont de meest gebieden van het continent, behalve gebieden die dicht door mensen bevolkt zijn, dicht bebost zijn of hartje woestijn. De vogel is 1.50m tot 2 m hoger en weeg 60kg. Het mannetje is gewoonlijk wat kleiner. Emoes zijn nomandische vogel, zij trekken de regen achterna op zoek naar zaad, bloemen, fruit, knoppen, scheuten, insecten, rupsen en alles wat verder tertafel komt. Zij kunnen grote afstanden afleggen in een snelle eco,omische draf, maar indien nodig kunnen ze voor korte tijd 50km/h halen. De vogel paart in hartje zomer en broedt in de koelere maanden. Ze houden er eenterritorium op na dat zo'n 30km² kan bedragen. Als de dagen beginnen te korte ondergaat het mannetje hormonale veranderingen, verliest zijn eetlust en begint een ruw nest te bouwen van boombast, takjes, gras en bladeren. Ruwweg om de andere dag legt het wijfje een groot dikschalig groen ei dat wel een half kilo kan wegen. Na een ei of zeven wordt het mannetje broeds en de volgende acht weken eet noch drink noch ontslast hij zich. Hij staat alleen zo'n tien keer per dag op om de eieren te draaien. Als de eieren uitkomen is hij een derde van zijn gewicht kwijt. Het wijfje is er dan allang met andere kerels vandoor. Ondanks alle vaderkijke zorgen slapen vooral goanna's er vaak nog in eieren te stelen, maar gemiddeld halen zo'n vier van de vijf kuikens het tot de volwassenheid. De kuikens zijn nestvlieders, ze zijn zo'n 25cm hoog, zijn bruin gestreep en vader leidt ze nog een half jaar rond om ze te beschermen en te leren hoe te overleven. Hij pikt daarbij vaak ook adoptiefkinderen op. De kuikens groeien snel, tot een kilo per week en na ruim een jaar zijn ze volwassen. In het wild leven emoes zo'n jaar of tien, maar in gevangenschap kunnen ze meer dan het dubbele daarvan bereiken. De Ratites of struisvogelachtigen waar emoes toe behoren zijn al erg oud. Emoes toe behoren zijn al erg oud. Emoes waren er waarschijnlijk al toen er nog dinosauriërs rondliepen, zo'n 80miljoen jaar geleden. Zij zijn goedaangepast aan het hete continent waar ze op leven. Hun veren zijn licht gekleur, behalve de punten. Deze absorberen het zonlicht, maar ze zijn door het lichtere deel van de huid geïsoleerd. Het verenpak laat maar zo'n 2% de zonnewarmte door. Zmoes leven meestal alleen en schijnen niet veel behoefte aan gezelligheid te hebben. Ze komen soms wel in hele troepen tezamen maar dat is meer omdat het vooradige voedsel ze bijeen brengt. De aboriginals hebben sinds langs de ecinimische waarder van de vogel ontdekt, mmar in de Westerse maatschappij in realisatie veel recenter. Ze zijn lang als plaag en concurent voor het vee gezien. In 1932 is hun zelfs de oorloog verklaard. Het besef begint nu door te dringen dat het houden van emoes vaak minder schade doet aan de meer marginale gronden van het land. Bovendien houden de vogels insectenplagen onder de duin. De eieren en het vlees zijn nu gewilde producten er zijn vele emoe fokkerijen in Australië en inmiddels ook op andere continenten.
Hoogte tot 170cm gewicht tot 60kg Verenkleed: geslachten gelijk Trek Standvogel Verspreiding: Nieuw Guinea, Noordoost Australie Kasuarissen zijn vogels van het tropisch woudgebied van Queenland en Nieuw Guinea. Zij zijn (in verte) verwant aan de struisvogel en (wat nauwer) de emoe van Australische. Hoewel het vrij schuwe vogels zijn, is het niet verstandig ze te dicht te benaderen omdat zij dan erg agressief worden. Zzn schop van een kasuarispoot, met een scherpe, op een mes gelijkende klauw eraan kan een duidelijke verwonding opleveren. Het zijn vruchteneters. Zij zoeken op de grond naar gevallen vruchten op halen ze van laaghangede talken af. Ook paddestoelen, insecten, kikkers, slangen en andere kleine diersoorten staan op het menu. Hun levenduur is vrij lang en wordt op 40-50jaar geschat. De noordelijke en de dwergkasuaris zijn vrijwel onbekende vogel. Zelfs van de duizelijke helmkasuari van het Australische Queensland is niet zo veel bekend, hoewel het na de struisvogel en de emoe de derde vogel naar grootte is. hij word 1.50tot 1.70 lang en zo'n 60 kg zwaar en heeft een benen helm op zijn kop, een unicum onder de vogel. Hij gebruikt de helm om zich beterdoor het struikgewas te kunnen voortbewegen. Het wijfje is het grootste en het meest duidelijk gekleurd. Hun poten hebben 3 tenen, waarvan de middelste een scherpe klauw heeft 12 cm lang. Ze kunnen goed rennen, tot 50 km/h toe. Ze kunnen, 1.50 hoog springen en zijn uitstekende zwemmers. Het wijfje legt 3-8 blauwgroene eieren en laat het mannetje er voor zorgen. De eieren zijn 9 bij 14 cm groot. De broedtijd is 2maanden en daarna mag de vader nog 9 maanden voor de bruingestreepte jonge zorgen. De Helmkasuari is een bedreigde vogelsoort doordat zijn van nature al niet erg grote leefgebied bedreigd wordt. De schattingen over het aantal nog in het wild levende vogels loopt uiteen van 1500 tot 10.000, omdat de vogel zo schuw is en moeilijk te tellen. In dierentuinen in Australië bevinden zich een 40 tal kasuarissen. OOk in de Smithsonian National Zoo in Washington DC zijn ze te bewonderen.
kasuarissen en Emoe kasuari Deze grote niet vliegende vogels uit Australië en Nieuw Guinea hebben een lange hals, lange poten en kleine vleugels die onder hund dichte haarachtige verenkleed verborgen liggen. Ze kunnen hard rennen maar ook goed zwemmen. ze hebben drie tenen aan elke poot. Bij kasuarissen in de binnente en uitgerust met een scherpe, wel 10 cm lang klauw, waarmee ze duidelijk vonden kunnen toebrengen, de kip draagt een hoornen helm een aan de nek zitten vlezige helm en aan de nek zitten vlezige lellen die afhankelijk van de stemmin van de vogel van kleur veranderen emoe
Hoogte tot 150cm Gewicht tot 30kg Verenkleed: geslachten verschillen Trek: standvogel Verspreiding Oosten en Zuidoosten van Zuid Amerika Deze lang potige, niet vliegende vogel bewoont uitgestrekte graslanden en droge struwele. Het verenkleed van de Nandoes is overwegend grijs-bruin en wit, wat een goede camouflage oplever in land gras of tussen struiken. Bij het mannetje is in de Broedtijd een zwarte ring onder de hals te zien. Nandoes leven in groepen, hoewel broedende mannetjes zich een deel van het jaar afzonderen. In de paartijd roep het mannetjes luid om vrouwtjes te lokken, tijdens de balts probeert hij indruk te maken met veel vertoon van vleugels. Een enkel mannetje paart met wel 12 vrouwtjes. Hij graaf een nest kuil waarin tot 60 eieren worden gelegd. Het mannetje neemt het broeden en zorg voor de jongen geheel voor zijn rekening Nandoes zijn nog vrij algemeen, maar hebben veel te lijden van jacht en biotoopverlies
Nandoes lijken sterk op struisvogels. Ze worden echter lang niet zo groot en hebben drie in plaats van twee tenen per poot. Kop, hals en dijen zijn dicht beverderd. Aan elke vleugels zit een kleine klauw, die ook echt gebruikt wordt tegen roofvijanden. Net als struisvogels gebruiken nandoes hun vleugels om tijdens het rennen het evenwicht te bewaren. Ze leven zowel in laagvlekte als hoogvlaktes, in grote delen van Zuid Amerika
Hoogte: Tot 280cm Gewicht: Tot 160kg Verenkleed geslachten verschillen Trek: Standvogel Verspreiding: West tot Oost Afrika bezuiden de Sahara, Zuidelijk Afria Ooit waren struisvogels wijd verspreid in Afrika en West Azië, maar thans zijn ze grotendeels beperkt tot het oosten en zuiden van Afrika, wel worden ze in andere delen van de wereld gekweekt. Wilde populaties leiden en zwervend bestaan en leggen grote afstanden af op zoek naar gras en ander plantaardig voedsel, ze lzven doorgaans in groepen van gemengd geslacht, men ziet ze zelden alleen. In het broedseizoen brengen mannetjes een luide, diepe roep voor en voeren ze een uitgebreid baltsritueel op. Een nest kan wel 30eieren bevatten, door verscheidene vrouwtjes gekegd. Beide geslachten breoden, de eieren, komen na 40 dagen uit en daarna worden de jongen door het Mannetje begeleid
Veel vogels zijn monogaam. Over algemeen probeert een mannetje de aandacht van de vrouwtje te trekken door middel van visueel vertoon af zang. Sommige vogels voeren een spectaculaire balt op, soms met behulp van hun verenkleed, zoals bij pauwen en paradijsvogel, soms door een dans, zoals bij kraanvolgels, of door in de vlucht acrobatische toeren uit te halen, zoals arenden. Veel vogels trekken de aandacht door luid te zingen. De zang is bij elke soort anders en dient zowel, om een vrouwtje aan te trekke als om andere mannetjes uit het territoium te verdrijven.
Alle vogels leggen eieren. Ze doen veel moeite de overleveringskansen van hun legsel te vergroten. Zo maken de meeste vogels en nest, vaak goed verstopt zodat vijanden het niet kunnen vinden.De eieren worden door een of beide ouders bedroed, in elk geval het geval het vrouwtje houdt zich daarbij zelden onbetuigd. Het aantal eieren per legsel varieert per soort, evenals het aantal legsel per jaar. Een vogelei heeft een lichte maar sterke schaal, die het zich ontwikkelende embryo beschermt tevens een brarrière vormt voor bacteriën. De schaal bestaat uit calciumcarbonaat, dat het vrouwtje uit het voedsel haalt. De schaal is weliswaar hard, maar toch poreus, door kleine gaatje kunnen zuurstof en kooldioxide vrijlijk passeren. Het embryo een grote hoeveelheid voedsel tot zijn beschikking in de vorm van eiwit en eigeel (dooier). Toch zijn de jongen vaak nog maar beperkt ontwikkeld als ze uit het ei komen. Meestal zijn ze bij de geboorte naakt en blind kunnen ze hun temperatuur nog niet zelf regelen en moeten ze door hun ouders verwarmd en gevoerderd worden, we spreken in dit geval van nestblijvers. Hiertegenover staaan nestvlieders, jongen die bij de geboorte met dons bedekt zijn en binnen enkele uren zelfs voedsel kunnen zoeken, voorbeelden zijn de jongen van watervogel en hoenders
Vogels zijn de meest geavanceerde vliegende dieren op aarde. Dankzij hun vliegvermogen konden ze overal komen, zelfs op afgelopen eilanden en op Antarctica wat maar weinig dieren gelukt is. Vogels zijn waarmbloedig, net als zoogdieren, maar ze leggen eieren, wat bij zoogdieren zelden voorkomt. Aanpassingen aan het vliegen zijn onder andere het bezit van vleugels, een licht maar sterk skelet en een uiterst doelmatig ademhalingssysteem. Evolutie: Vogels stammen af van reptielachtige voorouders, mogelijk boombewonende, insectenetende dinosauriërs. De gewoonte om in bomen te jagen bevorderde waarschijnlijk de ontwikkeling van typische vogelkenmerken zoals grote ogen, grijpporten en een lange snuit, die later tot snavel evolueerde. Die leefwijze heeft misschien ook tot de overgang van koud naar waarmbloedigheid geleid, een voordeel voor dieren die insecten eten, want insecten worden bij koud weer vaak inactief. Veren ontwikkelden zich uit de schudden van reptiloïde voorgangers, vermoedelijk eerst om warmte vast te houden, maar ongetwijfeld werde ze ook al heel snel gebruikt om te vliegen. Het oudste vogelfossiel is ongeveer 150 miljoen jaar oud en dus afkomstig uit Jura tijdperk (205-142 miljoen jaar geleden). Deze voegelachtige met de naam Archaeopteryx lithographica was ongeveer zo groot als een kraai en had zowel reptielachtige als vogelkenmerken, vleugels en veren aren al aanwezig, maar het dier had nog een snuit in plaats van een snavel, alsook kaken met tanden. Het is onduidelijk of Archaeopteryx actief kon vliegen, misschien was hij alleen tot glyvluchten in staat, want hij bezat geen kan op de borstbeen voor de aanhecting van vliegspieren. Gedurende het Kryttydperk (142-65 miljoen jaar geleden) ontstonden meer soorten vogel, die zich geleidelijk tot goede vliegers ontwikkelden. Het was dan ook in deze periode dat zich de directe voorouder van de huidige vogel ontwikkeld. Tegen het eind van het Krijt stierven de dinosauriërs uit. Het is nog onduidelijk waarom vogel deze periode wel wisten overleven, misschien heeft hun warmbloedigheid ze door een periode van castastrofale klimaatverandering geholpen in ieder geval kwamen ze daarna als groep tot grote bloei wat ook tot indrukking komt in hun huidige vormenrijkdom. Lichaamsbouw Het vogellichaambezit een aantal passingen om te kunnen vliegen. De romp is compact en sterk en bezit sterke spieren om de vleugels te bewegen. Ook de poten zijn gespierd, zodat een stevige afzet gemaakt en een harde landing gebroken kan worden. De veren vergroten het vliegoppervlak, maar zorgen tevens voor bescherming en isolatie. Het skelet is opmerkelijk licht, maar toch stevig eigenschappen die voor een krachtige vlucht noordzakelijk zijn. Om het lichaamsgewicht zo laag mogelijk te houden zijn de botten soms sterk deduceert, in veel gevallen ook met elkaar vergroeid, aldus is een stijf geraamte ontstaan die niet dooe zware spierenen en pez en bijeengehouden hoeft te worden. De meeste vogelbotten zijn bol en hebben geen merg. Wel worden ze op punten waar grote krachten aangrijpen aan de binnen kant als het ware gestut door een netwerk van balkjes, wat zo grote stevigheid verleent. Veel botten, waaronder het opperarmbeen bevatten luchtzakken, die in verbindingstaan met de luchtwegen. Een vogelvleugels is de anatomische tegenhanger van onze arm. Vogels hebben echter weinig vinger kootjes en sommige botjes uit de hand zijn vergroeid, wat de constructies als geheel veel stijver maakt. De gewrichten van de elleboog en pols kunnen slechts in één vlak bewegen, als gevolg daarvan kunnen vliegende vogels hun uitgestrekte vleugels alleen bij de schouder op en neer bewegin. Energie verspilling door onnodige bewegingen wordt aldus voorkomen. De enorme vleugelspieren zitten vast aan een kam midden op het borstbeen. Een andere uniek kenmerk van vogels is hun buigzame snavel. Wordt de snavel geopend, dan beweegt hoofdzakkelijk de onderkaak, net als bij zoogdieren. Maar bij veel vogelsoorten is de bovensnavel slechts marginaal verbonden met de schedel en kan dus ook een beetje meegeven. De snavel is bedekt met een hoornlaag, deze is licht maar toch sterk en geeft de snavel zijn kenmerkende vorm. De snavelvorm van vogels is aangepast aan het voedsel dat ze eten. Zo hebben vinken een stevige, kegelvormige snavel waarmee ze zade kraken, die van reigers is lang en dolkvormig om vis te vangen. Insecteneters zoals valken vinden we een fijne, puntige snavel, bij vleeseters zoals valken vinden we een scherpe haaksnavel waarmee ze stukken vlees kunnen afschuren. Vogels hebben 2-4 tenen. Aantal zowel als plaatsing daarvan is afhankelijk van de leefwijze. De meeste vogels hebben 4 tenen, 3 wijzen naar voren één wijst naar achteren, een constructie waarmee je goed een tak kunt vastgrijpen. Veel watervogels hebben zwemvliezen tussen de tenen. Evenals mensen vertrouwen vogels op hun gezichtsvermogen en hun gehoor. Vooral uilen en roofvogels hebben een uitmunten gezichtsvermogen. De geurzin is bij vogel zelden van groot belang, gezien hun snelle, luchtige levensstijl. Ademhaling en bloedsomloop
Vogels zijn actieve wezen en hebben daarom een snelle stofwisseling. Ze bezitten een ademhalingssysteem dat veel zuurstof uit de lucht kan halen, en een bloedvaatstelsel dat die zuurstof snel door het lichaam pompt. Vogel kunnen ook op grote hoogten, waar de mucht ijler is, actief blijven. Weliswaar hebben ze kleine longen, maar die zijn verbonden met luchtzakken die zich door het lichaam vertakken een meehelpen de longe te vullen en weer leeg telaten lopen. Het grote, naar verhouding snel kloppende hart werkt goed samen met het efficiënte, ademhaligssysteem. Om actief te kunnen blijven moeten vogel hun lichaamstemperatuur op ongeveer 40°C constant houden. Ze moeten dus warmte verliezen beperken. Sommige vogel kunnen hun temperatuur laten dalen als ze tijdelijk niet genoeg energie hebben om het metabolisme op gang te houden ze raken dan in een soort verstijving. Vogels die op grote hoogten leven zoals sommige kolibries verstijven 's nachts, andere vogels, waaronder sommige nachtzwaluwen en gierzwaluwen kunnen zelfs wekenlang in zo'n toestand overgaan.
Vliegen
Vogels zijn niet de enige dieren die kunnen vliegen, denk aan vleermuizen en insecten, toch ook vaak uitstekende vliegers. Een vogelvleugel levert stijgvermogen op een wijze die doet denken aan een vliegtuigvleugels. Als de vogel voorwaartsbeweegt, stroomt de lucht sneller langs de bovenzijde van de vleugel dan langs de onderzijde en ontstaat er een drukverschil. Omdat de langzaamste stroom de grootste druk uitoefent resulteert een opwaartse kracht, dus een zeker stijgvermogen. Die kracht neemt toe met de oppervlakte van de vleugel een de snelheid waarmee deze voorwaarts beweegt.
Welkom iedereen: Dag allemaal,ik heb altijd graag over de dieren gesproken, en dat zal ik doen hier, zal probeer de verschillen soorten, vogels, en andere dieren ook te spreken,een soort te boekmaken
zal probeert interessant te maken, groetjes minouke