4 tot 7 Mei 1936: Prijskampen in de avondschool...
De lessen van Jupiter zijn niet al te wel meegevallen. De andere zullen wel gaan.
Jupiter is de bijnaam van de leraar Nederlands aan de vakschool (Provinciale Technische Scholen te Boom).
Maandag 11 Mei 1936: Werkdag. Nu beginnen de kiesmeetings en de muziekkorpsen krijgen hun werk, elke avond uitgaan. Zo eens een gelegenheid om buiten te komen. Op 24 mei 1936 zijn
het parlementaire verkiezingen. Bovenop de grote economische crisis van de vroege jaren dertig komen enkele politiek-financiële schandalen die de onvrede bij een groot deel van de bevolking nog doen toenemen.
Zaterdag 16 Mei 1936 Werkdag. s Namiddags op t geleeg
meehelpen, dan naar Jefke over mijn bevindingen spreken, dan rap naar de tram
naar Rumst. Terug thuis en Veerdam. Bedtijd 10 ½ uur omtrent."
Geleeg is dialect voor gelaag, de steenbakkerij. Steenmakers werden per stuk betaald en konden familie inschakelen om te helpen zodat ze meer stuks produceerden. Grootvader Theodoor kon die hulp van tijd tot tijd best gebruiken.
Steentjes door Jefke mee afgemaakt 11 kleintjes
school. Dan met Lowieke naar t Feestpaleis. We komen boven en men is al volop
aan het toneelspelen na het eerste bedrijf weet ik tot mijn plaats te komen
Jefke is de leermeester die Frans het diamantslijpen bijbrengt. Lowieke is een vriend. In Boom waren destijds minstens 3 toneelverenigingen, meestal gebonden aan een politieke strekking (Katholieken, Liberalen en Socialisten).
Vrijdag 1 Mei 1936: Feest van de
Arbeid. Als is het er ook zo vurig niet toegegaan, al was iedere arbeider niet
aanwezig - het was edel, het feest, heel alleen omdat achter zulke viering iets
schuilt: waardig en groots, eerbied dwingend. In de
Rupelstreek, een streek van werklieden, werd het feest van de Arbeid uiteraard
duchtig gevierd. Tot een jaarlijkse 1 mei-viering werd besloten
op 21 juli 1889 op het oprichtingscongres van de Tweede Internationale in
Parijs, een internationale organisatie van socialistische arbeiders met als doel internationale solidariteit. Het doel was met de 1 mei-viering de strijd voor de achturige werkdag te versterken. Op 1 mei 1890 vonden in veel omringende landen de eerste vieringen plaats. Foto: verkiezingsaffiche uit 1936
Jan, de vader van Frans, verloor zijn moeder kort nadat hij huwde. Zijn vader Gommaar, de grootvader van Frans, woonde dan een tijdje bij het koppel in de Vrijheidshoek. Gommaar (1866-1940) had al een vrij bewogen leven achter de rug. Hij huwde een eerste maal in 1889 toen zijn echtgenote Anna, die enkele jaartjes ouder was, ging bevallen van haar 4de kind. De twee eerste daarvan waren uit een eerdere relatie, maar die man sneuvelde jong in een of ander conflict. Gommaar gaf zijn naam aan die kinderen. Anna overleed in 1893, kort na het verlies van haar zesde, amper enkele maanden oude baby, Maria. Gommaar huwde 5 jaar later een tweede maal met zijn dienstmeid toen hun beider zoon Jan reeds bijna 2 jaar oud was. Maria hielp Gommaar reeds enkele jaren in het moederloos huishouden hetwelk 5 kinderen telde. De fotos van Gommaar en Maria werden genomen bij fotograaf Edward in de Brederodestraat in Antwerpen in 1906. Gommaar was toen 40 jaar oud.
Dinsdag 14 April 1936: Verjaardag Dillie. s Morgens post ik mijn zelfgemaakt kaartje.
Dillie is het koosnaampje van het vriendinnetje van Frans. Het is de eerste maal dat hij haar naam voluit noemt in zijn dagboek. Ze heet Odile Keppens en wordt 18. Woensdag 15 April 1936:Gewone dag. Werk. Ik maak mijn eigen steentjes... Bedtijd 9 uur omtrent.
Frans is, sinds hij stopte met schoolgaan, in opleiding als diamantslijper in het atelier in Boom, waar ook zijn vader Jan werkzaam is. In een kleine kamer staan verschillende slijpmolens in één rij opgesteld. De slijpers en hun helpers zitten er dicht op elkaar gepakt en ademen de ganse dag diamantstof in. Toch verdienen ze goed in verhouding tot de arbeider van o.a. de steenbakkerijen. De foto dateert van omstreeks 1925. De persoon meest rechts op de foto is vader Jan, op dat ogenblik diamantzetter-versteller.
Zondag 26 April 1936: Mis.
Muziekschool. Thuis wordt het bijna niet om uithouden Vader drinkt en wij
allen worden even treurig als t weer dat ons een sijpelende vervelende regen
schenkt
Zondag 5 April 1936: Ik die mijn zinnen al had scherp gezet, ...
gedacht dat ik eens een gedrukt stukje kon zien van mij. Nu is alles in t water geplonsd. t Boekje verscheen, het stukje
niet. O, wat een miserie! In al mijn buien, ik erheen en k begon daar te
parlementeren.
Alle begin is moeilijk maar van jongs af is Frans beginnen tekenen, schilderen en schrijven en dit heeft hem gans zijn leven veel vreugde en ontspanning gebracht. Hij had een tekst opgestuurd naar een magazine maar die werd niet opgenomen.
Zondag 12 April 1936: Pasen. We zetten onze Pasen in met een vreesaanjagend weertje. Goed en slecht wisselen elkaar af. Om 2 uur als we moeten uitgaan begint het te hagelen en te sneeuwen. t Is een ijslucht en koud aan de handen. Na onze uitstap ontmoet ik ze. sAvonds gaan we even naar de kermis en vandaar naar t Feestpaleis. Bedtijd 12 uur."
Uitgaan doet Frans met de harmonie. Dat is gebruikelijk met Pasen, evenals de Kermis. Het Feestpaleis is de ontmoetingsplaats van de socialisten van Boom. Het is een goed trekkend café met feest- en toneelzaal dicht bij de grote markt en het is er iets goedkoper dan elders.
Als deze dag weerspiegeld heeft was ons nog te verwachten staat dan hebben we mooie hoop. De lente zet in. Het weer is magnifiek. Bedtijd 9 ½ omtrent.
Donderdag 26 Maart 1936: Wat regenachtig. Ontmoet ze. Naar de Veerdam, aangenaam is zulk een avond. Onder die boom met bloesems, heerlijk vol geur en kleur. Een schoon en romantisch leven leiden zonder ruwheid is men gelukkig. Bedtijd 10 ½ uur omtrent.
De Veerdam is een langgerekte plaats waar boten kunnen aanmeren die de Rupel bevaren. Er staan toen bomen en weinig huizen. Bij springtij overstromen de oevers en s avonds is het er stil. Bij dag draait de brouwerij Lamot er op volle toeren en is er ook heel wat activiteit bij de bloemmolens van Rijpens. Nu, anno 2011, is het er heerlijk toeven; er zijn nu wandeldijken, mooie appartementen met zicht op de rivier en ontspanningsgelegenheden allerlei.
Zaterdag 28 Maart 1936: Met tram tot Rumst. Ginder veel volk buiten en dwars erdoor met ze. In die omgeving is er heel wat ander temperament, leert men wel wat meer. Lantaarns worden opgestoken en ik vind zo t nachten sfeer goed. Fijne regen valt en we hoeven ons een veilig plekje uit te zoeken. Tot we heen gaan duurt de regen. Naar huis. Bedtijd 10 ½ uur omtrent.
De tram was destijds het vervoermiddel bij uitstek. De lijn liep van Rumst via Terhagen, Boom, Aartselaar en Wilrijk tot in Antwerpen op de Rooseveltplaats. Ze werd op 21 mei 1966 afgeschaft om plaats te maken voor de voorloper van de A12 en vervangen door een busdienst.
Zondag 30 Maart 1936: Vader verjaart. Niet pluis.
Vader Jan wordt die dag 40. Hij huwde in 1918 met Celine. Deze foto werd genomen in de Vrijheidshoek vlak tegenover de voordeur van het koppel. Aan die kant waren de opslagplaatsen van de openbare werken van de gemeente Boom.
s Avonds naar school ½ uur. Vader niet pluis. Theo revolutionair. Ruzie. Bedtijd 10 uur omtrent.
"Vader niet pluis" is een uitdrukking die regelmatig in de dagboeken voorkomt. Vader Jan, geboren in 1896, werkt in de Boomse diamantnijverheid als versteller en gaat (té) dikwijls op café. Elk café heeft één of meerdere spaarkassen en Jan is lid van die van het cafeetje in het begin van de Vrijheidshoek. De naam ervan Meer dorst dan vaak spreekt voor zichzelf . Soms komt hij dronken naar huis en dat geeft de nodige spanningen in het gezin.
Frans stopte met zijn studies aan de dagschool op zijn 16de en liet zich inschrijven in de vakschool om er s avonds nog wat bij te leren.
Theo, die
in 1949 mijn vader zal worden, werd geboren in 1924 en is bijna 12 jaar. De foto hiernaast werd genomen begin 1928 toen mijn vader Theo 3 en mijn nonkel Frans 8 jaar oud waren.
Zondag 1 Maart 1936: Mis 7 uur. Naar de muziekles. Nadien bij grootmoe. Tot 12 uur...
Eet graag pap bij grootmoe en blijf. De gasten maskeren zich. Naar t lof. Kinema Plaza. s Avonds naar variéte tot 11 uur.Gelukkig naar huis. Bedtijd 11 ½ uur.
Alhoewel het gezin diep socialistisch is gaat Frans geregeld naar de mis. Hij volgt muziekles en speelt klarinet in een plaatselijke harmonie.
Grootmoe Rozalia (°1876) en Grootva Theodoor (°1873), grootouders (zie foto) van Frans langs moeders zijde wonen ook in de Vrijheidshoek, enkele huizen verder op nummer 19, in gelijkaardige omstandigheden. Grootmoeder werkt thuis en breit soms sloffen. Grootvader werkt op zijn 63ste nog als steenmaker in een steenbakkerij op Noeveren.
Alles gebeurt daar nog met de hand en het is zwaar, seizoensgebonden werk. Zij
hebben 4 kinderen Celine, Bertha, Albert en Elza. De jongste dochter Elza, een
tante van Frans, woont nog thuis bij hen in en ontfermt zich over de 2 kinderen van haar
zuster Bertha. Die stierf in 1934 aan baarmoederkanker, amper 37 jaar oud en
haar man Gust zit liever in de kroeg dan zich om zijn kinderen Jos en Hubert te
bekommeren. Mensen kennen mensen en men helpt elkaar waar men kan.
Het Booms verenigingsleven
draait op volle toeren, de cinemas doen gouden zaken, alle kermissen in de
buurt worden platgelopen en er zijn massas goeddraaiende cafés.
Gewone werkdag (zaterdag). Met ze naar het werk. Moet lopen. t Gaat wel. Naar de kleine fabriek. Hoop op s avonds ze af te halen.
Ze is een jaartje ouder en bijna 18. Ze woont met haar familie in de Bassinstraat op een boogscheut van de Vrijheidshoek, is deel van een arbeidersgezin met 4 kinderen (Nini, Roger, René en Odile), volgde snit- en naadopleiding en werkt in een klein Booms naaiatelier.
Iedereen werkt op zaterdag, de meesten slechts een halve dag.
Ik kreeg felicitaties van ouders en verwanten
s Avonds fijne motregen. t Wordt toch beter. Kan weg. Wandel met ze. Bedtijd:
9 ½omtrent.
Ze is zijn vriendinnetje sinds 25 augustus
1935. Hun relatie wordt thuis nog verzwegen, daarom geen voornaam in zijn dagboek. Frans, zie foto, woont
met zijn ouders en 5 jaar jongere broer Theo in Boom, in de Vrijheidshoek op
nummer 6, de Calversroot in de volksmond, een dialectische verbastering van
de naam van de oprichter van de arbeiderswoningen, een zekere Caluwaerts.
De
wijk ligt in een doodlopende straat die uitgeeft op den beemd, een
braakliggend terrein begroeid met heesters, wilde bomen en gras . De huisjes worden
achteraan geflankeerd door een steenbakkerij. Als het weer tegenzit komen de
zwavelige dampen van het steenbakken de woningen binnengedreven.
Het zijn een
30-tal rijwoninkjes van amper 4 meter breed, met een halve verdieping waar de kleine
ramen gelijk komen met de vloer en op het gelijkvloers is er naast de gang een
voorplaats en een half uitgegraven kelder met daarboven een opkamertje van 3
bij 3 meter.
Je kan een smalle, steile trap op en bovenaan is een valluik dat uitgeeft op 2 slaapkamers.
Je slaapt er direct onder de pannen.
In de voorplaats, ook zon 3 bij 3 meter staat de chainslon (chaise longue), de vitrinekast met het schone porselein, een kleine tafel en enkele stoelen.
Men komt daar enkel als men volk ontvangt of al men ziek is want het is de
enige plaats waar je beneden liggend kan rusten. Ook een stoof, maar die brandt
maar sporadisch.
De elektriciteitsvoorzieningen zijn pover en water neem je met een emmer aan een haak op een stok uit een gemetste put waarin het regenwater van het dak verzameld wordt; stromend water is er niet en ook geen bad. Het toilet is op t koerke, een kleine plaats achter de woning, buiten en afgesloten met een planken deur
die noch bovenaan, noch onderaan dicht is. Binnenin ligt een horizontale plank
met een groot gat en gazettenpapier aan een nagel. Het gevoeg valt rechtstreeks
met een plons in de, gelukkig diepe, put.
Koken gebeurt op een Leuvense stoof in het opkamertje, een geval met opzij vakken met deurtjes en bovenaan heel wat concentrische ringen die je kan verwijderen zodat je er potten van diverse maten kan in hangen en die zodoende dichter bij of verder af van de gloeiende kolen brengt.
Boom is dan
vooral een gemeente met handarbeiders die werken op steenfabrieken, in de
metaal-, glas- en diamantnijverheid en de scheepsbouw. Er wonen dan ongeveer
19500 mensen, het toppunt in haar geschiedenis.
Nonkel Frans (°1919) is de enige nonkel die ik heb gehad. Hij is de broer van mijn vader Theo (°1924) en wat men noemt een "suikernonkel" gezien hij en mijn tante "Dil", afkorting voor Odilia, kinderloos zijn gebleven. Nonkel hield vanaf zijn 17de, in 1936, een dagboek bij waar hij zijn wedervaren in neerschreef. Weliswaar met de nodige discretie, uit angst dat té nieuwsgierige ogen zijn zieleroerselen zouden ontdekken, geven de stukjes toch een goed inzicht in de tijdsgeest van voor en tijdens de oorlogsjaren. Het arbeidersgezin waaruit nonkel en vader stammen was arm en heeft het ook daardoor niet makkelijk gehad. Nochtans hadden mijn zus en ik na de 50-er jaren niets te kort. We mochten studeren en mits de "tering wat naar de nering" te zetten was alles OK. Voor onze nonkel en tante waren we ook een beetje "hun" kinderen en hebben we ook van hen gehouden. Laat deze blog daarvan een levende herinnering zijn.