( geboren in Nederlands-Indië, wonend in Nederland)
Hierop worden gegevens uit mijn stamboom in verhalende vorm gepresenteerd. Heeft u vragen of opmerkingen, mail me gerust. Deze weblog wordt regelmatig bijgewerkt.
Breng ook eens een bezoek aan mijn andre weblog:
http://blog.seniorennet.be/renepersijn2008/
De tijd van (ruwweg genomen) september 1945 tot december 1945 in Indonesië wordt de Bersiap-periode (siap = weest paraat) genoemd.
Deze periode bracht voor hen die buiten de kampen waren gebleven nog meer ellende en amper enige bescherming. Nadat Japan op 15 Augustus 1945 was gecapituleerd riep Soekarno op 17 Augustus onder pressie van radicale jongeren de onafhankelijkheid van Indonesië uit.
De Nederlanders waren toen nog niet in staat om van uit de kampen enige organisatie op te starten. De Engelsen, belast met het herstellen van de orde in Nederlands-Indië, moesten nog komen en konden uiteindelijk slechts een aantal bruggenhoofden in o.m. Batavia, Semarang en Soerabaja en later in Bandoeng bezetten.
De paramilitaire Japanse opleidingen waren gestopt. De hieruit ontslagen hongerige jongeren, maar ook andere kleinere roversbenden zagen in het ontstane gezagsvacuüm de kans om, vaak onder de mom van een strijd voor Merdeka ( =vrijheid) hun gang te gaan.
De (Indische) Nederlanders die buiten de kampen leefden werden geconfronteerd met voedselboycot, intimidatie, waterafsluiting, huisuitzetting.
Later werd dit gevolgd door plunderingen, kidnapping en zelfs moord.
In Ambarawa werden uit de gevangenis 500 gevangenen losgelaten die onder leiding van hun voormalige cipiers (Indonesiërs) op plundertocht gingen, ook onder de eigen bevolking. Nederlanders binnen en buiten de kampen werden aangevallen. Sommige schattingen gaan uit van 3.500 vermoorde personen tijdens de Bersiap. Andere gaan zelfs uit van 8.000 doden en 20.000 vermisten.
In deze beroering gingen de Indonesische autoriteiten over tot internering van de buitenlanders. Hierbij werden ook de Japanse soldaten ingeschakeld.
De redenen die worden aangevoerd waarom de Indonesiërs tot internering over gingen:
- De weerbare mannen en jongens waren potentiële tegenstanders.
- De geïnterneerden werden gebruikt als gijzelaars om uitgewisseld te worden tegen gevangen Indonesiërs. Deze eerste twee redenen zullen min of meer een rol hebben gespeeld.
Zelf noemden de Indonesiërs deze kampen - kamp perlindoengan - (beschermingskamp d.i. bescherming tegen de fanatieke extremistische jongeren). Toch hebben velen hun verblijf in de Indonesische interneringskampen als een gijzelaarsituatie beleefd.
In een dergelijke interneringskamp werd ook Georgine Louise (Sien)Persijn-van den Broek ondergebracht, samen met haar 2 zonen Johan en René (beheerder van deze weblog).
Ze werden op 18 oktober 1945 opgepakt in Cheribon, Tengah Tani, waar ze op dat moment verbleven in het huis van de ouders van Sien en op een motor met zijspan door een Japanse soldaat vervoerd naar Boei Lama (= oude gevangenis), de Pasisir-gevangenis.
Omdat de Japanner beide handen nodig had om zijn motor te besturen en zich daarbij echt moest concentreren om de vaak grote gaten in het wegdek te omzeilen moest Sien zijn klewang (=sabel) vasthouden (!).
Sommige kampen werden bewaakt door Japanners, andere door Indonesiërs.
Het kamp waar Sien en haar 2 zonen zaten werd bewaakt door Japanners en Indonesiërs.
Mevrouw Leidelmeyer, die één kind had) werd aangesteld als kampleidster.
De gebouwen die als kamp werden gebruikt waren vaak niet op die grote aantallen berekend. Veel kampen waren veel te vol. Dus te weinig toiletten, te weinig water, te weinig voeding.
Ik kan me ook nog herinneren dat in de regentijd het hele kamp blank lag omdat de riolering het vele regenwater niet kon verwerken. De WCs (gewoon een gat in de grond) liepen over en de menselijke uitwerpselen dreven rond en langs je (betonnen) bed. Om eten te halen ( één maal per dag en meestal wat rijst met gekookte waterplanten) moest je dan als kleine jongen tot aan je borst door dat water waden en je etenskommetje boven je hoofd zien droog te houden.
Omdat het kamp overvol raakte werd een gedeelte van de geïnterneerden (310 van de 650 peronen), waaronder Sien, Johan en René, overgeplaatst naar een ander kamp (Tjangkol-kamp), een voormalig hotel ( hotel Cheribon). Dit gebeurde op 18 november 1945.
In dit kamp waren de omstandigheden iets beter dan in Boei Lama. Er was zelfs een polikliniekje (o.l.v. zuter Devos), maar er waren geen medicijnen en verbandmiddelen. Zuster Devos heeft dus heel wat moeten improviseren!
Op 26 april 1946 werden we per trein geëvacueerd naar Batavia waar we aankwamen op het station Manggarai.
In Batavia werd ons gezinnetje door bemiddeling van het Rode Kruisweer herenigd met vader Johan Eduard, die uit de Japanse internering was teruggekeerd.
We werden samen met nog enkele andere gezinnen tijdelijk in een woning ondergebracht en Nederlandse militairen voorzagen ons van water en brood met jam.
Het brood (bleek later) was oorlogsbrood (d.w.z. van een slechte kwaliteit), maar het smaakte me na al die gekookte moerasplanten als manna, brood uit de hemel. In mijn herinnering heb ik nooit zulk lekker brood meer gegeten!
18-08-2006
Stamboomonderzoek
Ik begon het onderzoek naar mijn stamboom pas nadat ik met pensioen ben gegaan in december 2003.
Voor die tijd had ik er eigenlijk niet aan gedacht om aan genealogie te doen. Maar de geboorte van het eerste kleinkind, Charlotte Gracia (geb.11 mei 2003) brachten me op de gedachte dat het toch wel zinvol was om iets te weten over het VOORgeslacht om die informatie te kunnen doorgeven aan het NAgeslacht.
De geboorte van een tweede kleinkind, Samuel Leo Louis, op 21 januari 2005 heeft me alleen maar gestimuleerd om verder te gaan.
En een dergelijke stimulans was en is wel nodig want hoewel het zoeken naar gegevens over je voorouders heus wel interessant bleek te zijn kost het heel wat zoek- en speurwerk. Ik voelde me soms als Hercules Poirot, de bekende Belgische speurder uit de romans van Agatha Christie, die zijn grijze cellen voortdurend moest laten werken!
Aangezien mijn beide ouders al lang waren overleden en ik dus geen informatie uit de eerste hand kon krijgen moest ik met niets beginnen.
Natuurlijk was er wel het een en ander bekend in de familiekring, maar alles moest toch worden geverifieerd en dat bleek ook wel nodig, want sommige familieverhalen bleken achteraf toch niet op waarheid te berusten en niet door feiten te worden gedekt.
Het probleem bij het onderzoek naar voorouders uit het toenmalige Nederlands-Indië is dat veel gegevens niet (meer) bewaard zijn gebleven of verloren zijn geraakt.
Gelukkig bestaat er iets als Internet, dus heb ik gekeken of er ook speciale sites waren waarop ik een oproep om gegevens kon plaatsen. Dat bleek inderdaad het geval en ik plaatste dan ook op die sites een algemene oproep om gegevens over de familie Persijn (met die familie ben ik begonnen).
Mijn stoutste verwachtingen werden overtroffen! Ik kreeg diverse reacties, ook van personen die (zoals later bleek) in de stamboom zaten.
Veel goede en nuttige zoektips kreeg ik ook van Eric Hennekam van het Archiefforum.
Ik had nu wat aanknopingspunten en kon dus wat gerichter zoeken.
Veel gegevens heb ik kunnen vinden in o.a.: De Nationale Bibliotheek, het Nationaal Archief, het CBG (Centraal Bureau voor Genealogie) in Den Haag.
Maar ook via het Internet werd veel informatie gevonden. Ook ontving en ontvang ik regelmatig mailtjes van personen, die een deel van mijn stamboom of wat losse gegevens daaruit in hun eigen archief hadden. Ik ben hen veel dank verschuldigd.
Zoals ik hierboven al aangaf bleken sommige familieverhalen niet te kloppen. Eén van die verhalen was, dat mijn opa van mijn moeders kant (George Ferdinand Polidor van den Broek) in Apeldoorn zou zijn geboren en bij de Koninklijke Marechaussee had gediend.
Aanvankelijk zocht ik dan ook naar sporen van mijn opa in Apeldoorn (en wijde omgeving!) en bij de Koninklijke Marechaussee. Maar hoe Hercules Poirot ook zocht, combineerde en deduceerde, er was geen spoor van hem te vinden!
Tot ik een ingeving kreeg. Ik wist dat hij, voordat hij in 1942 in Cheribon stierf, gewerkt had bij de Semarang-Cheribon Stoomtram Maatschappij.
Een wilde gok volgde .
Ik typte op het zoekscherm van het Nationaal Archief de woorden Semarang-Cheribon in en ik ontdekte tot mijn verbazing dat in dat archief een personeelsdossier van de Semarang-Cheribon Stoomtram Maatschappij werd bewaard.
In dat dossier vond ik ook gegevens over mijn opa, zoals zijn geboortedatum, de geboorteplaats (Bengkalis op Sumatra), zelfs salarisgegevens en een pensioenberekening. Zijn hele conduitestaat was ter inzage en er waren ook brieven van hem bewaard, die hij aan de directie van de maatschappij had geschreven. En brieven van de directie aan en over hem.
Het was nu zaak om de gegevens te checken. Nu ik de geboortedatum en -plaats had kon ik in de Koninklijke Bibliotheek de diverse Indische Almanakken raadplegen en de al gevonden gegevens verifiëren om daarna in de tijd terug te werken. Zoeken naar zijn ouders, grootouders enz.
Uit bovenstaande blijkt wel, dat je bij genealogisch onderzoek vaak diverse bronnen moet raadplegen en de gegevens die je vindt moet checken en dubbel-checken, dit om te voorkomen dat we onjuiste informatie doorgeven aan onze kinderen en kleinkinderen.
Ik heb in de afgelopen tijd wel ontdekt dat het alleszins de moeite waard is om onderzoek te doen naar je voorouders. En het is extra inspirerend om ook andere gegevens te vinden dan alleen namen, geboortedata en geboorteplaatsen. Bijvoorbeeld welke levensbeschouwing je voorouders hadden, tot welke kerkgenootschap ze behoorden, op wat voor soort verenigingen ze eventueel zaten etc. Ook is het raadzaam om de personen die je vindt zo veel mogelijk in hun historische context te plaatsen. Wat historisch, antropologisch en sociologisch onderzoek kan dus gaan kwaad.
Je voorouders komen dan (figuurlijk uiteraard!) weer tot leven!
Reinier Pieter Persijn, oorlogsslachtoffer
Reinier Pieter Persijn werd geboren op 18 februari 1909 in Grissee als zoon van Coenradus Nicolaas Persijn en Susanna Helena Kiemeneij.
Hij trouwde met Mathilde Rosa Lazare. Op 28 mei 1940 werd in Semarang een zoon geboren, Coenradus Hendrik Maarten.
Maar het jonge gezin bleef niet lang bij elkaar.
Japan viel Nederlands-Indië aan. De eerste Japanse troepen landden op 10 januari 1942 in de Minahassa op Celebes en bij Tarakan (Oost-Borneo).
Deze landingen werden snel gevolgd door nog andere landingen, o.a. in Balikpapan (Oost-Borneo), Kendari (Zuid-Oost Celebes), Pontianak, Ambon. Deze activiteiten werden gevolgd door een luchtoffensief tegen Java op 3 februari 1942 en een luchtlanding bij Palembang (Sumatra) op 14 februari.
Op 27 februari werd de slag op de Javazee tegen de Japanse marine verloren.
Wat verwacht werd gebeurde dan ook. Op 8 maart 1942 vond op het vliegveld van Kalidjati de algemene capitulatie plaats van het KNIL ( Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger) .
Reinier Pieter Persijn, toen in dienst van het KNIL, werd geïnterneerd en met vele andere KNIL-ers (zoals ook de vader van René Louis Persijn, de beheerder van deze weblog) naar Japan getransporteerd om daar te werken.
Op 9 februari 1945 (een half jaar voor de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945) bezweek Reinier Pieter Persijn volgens de informatie van het POW ( = Prisoners Of War) Research Network Japan in het kamp aan ondervoeding en een longontsteking.
In de rang van sergeant werd hij begraven en zijn naam vermeld op de plaquette in het Crematorium Memorial Commonwealth War Cemetery Hokagaya bij Yokohama
17-08-2006
De Hollandse stamvader
De Hollandse stamvader van de Indische Persijn-familie was Claas Persijn, geboren in Amsterdam in 1761. Hij werd op 24 juli 1761 in de Oude Kerk te Amsterdam gedoopt. Zijn ouders waren Jan Persijn en Grietje van Heest.
Bij de doop, die voltrokken werd door dominee Johannes Calkoen, waren Paulus Leges en Margaretha Persijn als getuigen aanwezig.
Op 22 juli 1777 vertrok Claas Persijn ( twee dagen later zou hij 16 jaar worden) als corporaal-jong-matroos vanaf Texel met het VOC-schipHuis te Spijk, dat onder bevel voer van kapitein Pieter Thijssen jr, naar de Oost.
Op 24 november 1777 kwam het schip aan op Kaap de Goede Hoop. Daar werd onder meer proviand ingeslagen om daarna koers te zetten naar Java. Op 2 maart 1778 kwam het schip (en dus ook Claas Persijn) aan in Batavia.
Het schip vertrok met 287 personen aan boord, waarvan er 2 onderweg stierven.
Uit een verklaring van het Ministerie van Koloniën nr. 3116, Residentie Rembang, Folio 125 opgemaakt 01-01-1819 blijkt, dat Claas Persijn, toen pakhuismeester, sinds juli 1788 woonachtig was te Rembang aan de noordkust van Java. Daar is Claas in 1820 ook overleden. Volgens de Almanak van Nederkands-Indië (jrg. 1815-1822) was Claas Persijn zoutverkoop-pakhuismeester te Paradessie (Semarang en Rembang) met als collegas o.a.: P.A. Hornung en A. de Santing.
Claas kreeg toen hij ongeveer 19 jaar oud was een relatie. Hiervan zijn mij verder (tot nog toe) geen nadere gegevens bekend.
In 1793 (Claas was toen 32 jaar oud) trouwde hij met Maria Magdalena Salomons, een jonge vrouw van 17 jaar. Deze Maria Magdalena, een niet gewettigde dochter van Margaretha van de Vijver, werd als baby van 1 maand op 9 augustus 1776 in de Portugese Kerk te Batavia gedoopt. Behalve haar moeder was ook een zekere Coridonsz Salomons aanwezig bij de doop. Mij is niet bekend of deze persoon de biologische vader van Maria Magdalena was.
Uit de onbekende relatie van Claas werden 2 dochters geboren : Maria Margaretha (geboren op 12 maart 1786) en Johanna Helena ( geboren op 28 juli 1787).
Maria Magdalena werd moeder van 3 zonen en 1 dochter.
De dochter, Lambertina Florentina,werd geboren op 19 februari 1795 en huwde op 16-jarige leeftijd met de toen 31-jarigeBaron Pieter Hubertus van Lawick van Pabst.
De zonen waren Jan (geboren op 21 juli 1792), Coenraad (geboren 29 december1793) enPieter ( geboren op 13 augustus1796).
Ik ben een afstammeling van zoon Coenraad en diens (tweede) echtgenote Catharina Dorothea van Gumster met wie hij op 1 augustus 1819 in Japara in het huwelijk trad.
Coenraad Persijn was onder meer assistent-resident te Ponorogo (Madioen) van 1830 tot 1833 en lid van de subcommissie landbouw Rembang. In 1834 werd Coenraad op wachtgeld gezet en vanaf december 1835 ging hij met pensioen.
Precies 168 jaar later, in december 2003, ging ik met pensioen!.
REMBANG
REMBANG
Claas Persijn, geboren in 1761 in Amsterdam en stamvader van de Indische Persijn-stamboom (gebied Semarang-Jepara-Rembang op Java) woonde en werkte heel lang in Rembang, waar hij ook in 1820 overleed. Ook zijn echtgenote Maria Magdalena Salomons is in Rembang overleden en begraven Ook verschillende personen uit de Persijn-stamboom hebben in Rembang gewoond en/of gewerkt. Deze plaats neemt dan ook in mijn stamboom een bijzondere plaats in en het is daarom dat ik hier wat meer over Rembang vermeld.
Rembang behoorde net als Semarang en Jepara/Japara tot de belangrijkste handelsposten van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC).
De VOC vestigde zich in Rembang vanaf 1680 en aanvankelijk vooral voor de inkoop van hout. De uitgestrekte bossen in de omgeving leverden hout dat zeer geschikt was voor de export naar Batavia, waar het gebruikt werd voor de bouw van huizen en schepen. Het kappen van de bomen ging in het begin van de 18de eeuw gepaard met grootschalige ontbossing.
De schrijver / journalist Willem Walraven sr. schreef in zijn boek Modjokerto in de motregen (KITLV Uitgeverij Leiden) op 17 juni 1938 over zijn bezoek aan de oude begraafplaats te Rembang onder meer:
Ik was er eigenlijk gekomen ter wille van het oude kerkhof, dat moet dateren uit het begin van de achttiende eeuw. Ook dit kerkhof ligt aan den grooten weg, die er dus hier reeds is geweest vóór Daendels. Er tegenover is de gevangenis, mede een bewijs dat de Compagnie zich reeds lang op dit punt had gevestigd.
De sleutel van het kerkhof is in bewaring bij den cipier, maar toen ik er kwam, stond het hek open. Men had het geheel tusschen de graven gepatjold ( = met een soort spa bewerkt), zoodat het terrein er uitzag als een pas gerooid aardappellandje. Geen boom groeit er. Het is er heet als in een woestijn.
Het Regentschap heeft, denkelijk op aandringen van den heer Bloys van Treslong Prins
[ noot: Bloys van Treslong Prins was waarnemend adjunct-landsarchivaris in Batavia; bekend auteur op het gebied van de genealogie; hield zich onder andere bezig met grafschriften van Europeanen],dit kerkhof in kaart gebracht en de graven genummerd. De teekening met de lijst heeft men op een bord achter glas gemonteerd. Dit was een goed idee en maakte het overzicht zeer gemakkelijk. Er bleek uit, dat hier 255 graven zijn, waarvan er echter 135 geen opschriften dragen!
Alle gegevens schijnen te ontbreken; er is dus geen grafboek uit den ouden tijd. Zoodat men hier graven ziet, die hoog boven den muur uittorenen, met zware gemetselde kegels en afgeknotte zuilen, maar niemand kan zeggen ter eere van wien deze steenkolossen zijn opgericht. En alsof een reus in dronkenschap hier aan het werk was geweest, zoo liggen op het oudste gedeelte deze tomben door elkander.
Er zijn stenen, die men alleen kan lezen door zich in een nauw gangetje te wringen en daarbij diep te bukken. Schots en scheef ligt alles door elkaar, en blijkbaar is dat alles van het begin af zoo geweest. Op de begraafplaats stoorde men zich niet aan rooilijnen.
En verder schreef hij ook:
Zoo ziet men hier overigens oude graven met nog heden bekende familienamen, doch zelden ouder dan honderd jaar. Men leest er namen als Blair, Pereira, Toorop, Boonemmer (1827), Persijn
Uit: W. Walraven Modjokerto in de motregen, KITLV Uitgeverij Leiden, 1998
Rembang is waarschijnlijk het meest bekend geworden doordat hier het graf staat van Raden Ajeng Kartini (Ibu Kartini), geboren op 21 april 1879 in Majong als dochter van Raden Mas Adipati Ario Sosroningrat. Deze was regent van Jepara (in de buurt van Semarang) en Kartini stamde dan ook af van een oude Javaanse adellijke familie.
Zij trok zich het lot aan van de Javaanse vrouw die alleen maar plichten en geen rechten had. Zij streed tegen deze toestand, niet met wapens maar met het woord. Zij schreef vooral over de emancipatie van de Javaanse vrouw, maar daarnaast ook over de Javaanse kunst.
Op 24-jarige leeftijd huwde zij met de regent van Rembang (Raden Adipati Djojo Adiningrat), die bijna 20 jaar ouder was.
Zij overleed op jeugdige leeftijd (25 jaar) in september 1904 na het leven te hebben geschonken aan een zoon. Kartini streed niet alleen voor de Inonesische vrouw maar ook voor de vooruitgang van heel het Indonesiche volk.
De Indonesische regering heeft haar vanwege haar verdiensten verheven tot "Pahlawan Pemerdekaan" (= heldin voor vrijheid) en elk jaar op 21 april herdenkt men in Indonesia haar geboortedag.
André Marie Persijn, oorlogsslachtoffer
KANCHANABURI WAR CEMETERY
Kanchanaburi is de op drie na grootste provincie van Thailand (vroeger: Siam). Zij grenst aan Myanmar (Burma) ten westen van Bangkok. Kanchanaburi is de provincie van de wereldbekende brug over de rivier Kwai.
Deze brug is wereldberoemd geworden door verschillende grote films en boeken. De zwarte ijzeren brug is door de Japanners overgebracht vanuit Java. Vervolgens is deze brug weer in elkaar gezet door de geallieerde krijgsgevangen onder supervisie van de Japanners. Deze brug maakte zo deel uit van de "Death Railway" ("doden spoorlijn") die Thailand met Burma verbond. Tijdens de Tweede Wereld Oorlog is deze brug meerdere malen gebombardeerd door de geallieerden, maar na een renovatie is zij vandaag de dag nog steeds in gebruik.
Langs de Saeng Chuto Road, aan de overkant van het spoorwegstation, ligt de goed bijgehouden begraafplaats (Kanchanaburi War Cemetery) waar de 6.982 geallieerde krijgsgevangen liggen die het maken van de "death Railway" (spoorweg) niet hebben overleefd. Geschat wordt dat er 16.000 geallieerden krijgsgevangen en 49.000 dwangarbeiders zijn omgekomen tijdens de constructie van de spoorweg en de brug over de rivier Kwai.
Hier liggen ook enkele leden van de (Indische) PERSIJN-stamboom, o.a. :
André Marie Persijn, geboren op zaterdag 29 september 1923 in Semarang, zoon van Coenraad Marie Persijn en Nannie Alphonso.
André is overleden op vrijdag 8 december 1944 in Thailand (Birmaspoorweg), 21 jaar oud. Hij is begraven op vrijdag 8 december 1944 op het Ereveld Kanchanaburi (Thailand), vak 5, rij A, graf nr. 53/57. Hij was bij de KNIL-Artillerie.
André Marie Persijnwas een (volle) neef van mij.
16-08-2006
Wie ben ik?
Mijn naam is René Louis Persijn, zoon van Johan Eduard Persijn en Georgine Louise van den Broek.
Op 1 december 1938 werd ik geboren in het toenmalige Batavia (later Djakarta en nu Jakarta), de huidige hoofdstad van de Republik Indonesia.
In 1956 (ik was toen 17 jaar) repatrieerde ik met mijn ouders, broer en jongere zuster naar Nederland.
Sinds december 2003 ben ik met pensioen (!) en ben ik daarna begonnen aan stamboomonderzoek.
Mijn onderzoek richtte zich aanvankelijk alleen op de families Persijn, Daniël, Lans en van den Broek, maar heeft zich nadien verbreed. Mijn bestand telt op dit moment (16 augustus 2006) ongeveer 4000 namen.
Naast genealogie heb ik nog enkele andere hobbys, zoals lezen (vooral boeken over filosofische onderwerpen, kwantumfysica, achtergronden van de wereldpolitiek, Hebreeuwse getallenmystiek), tekenen, dichten, koken ( de Indonesische keuken!).
Rudyard Kipling (18651936) schreef eens: East is East and West is West and never the twain shall meet.
Wel, ik ben zo vrij om van mening te zijn dat die uitspraak niet altijd opgaat. In mij hebben oost en west elkaar niet alleen ontmoet, maar ook omarmd. Mijn vader hield me altijd voor dat ik van beide culturen (de Javaanse en de Nederlandse) het beste moest behouden. En ik hoop dat ik daarin ook ben geslaagd.
E-mail mij
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
Gastenboek
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek