onderweg terug naar haar betonnen kaartenhuis beslaan terneergeslagen ogen de ramen verzacht door volksmuziek op gedempte toon
botst het landschap onder haar vandaan verborgen achter jaren onkruid en ongeplukt fruit zijn daar de deuren als deksel dichtgetimmerd een breekijzer kraakt de cocon van rustend stof de holte beantwoordt haar in vertrouwde echos
als ze bij slingerlicht de trap en haar voordeur vindt overwint ze de drempel waar ooit warmte begon maar wat nu door een hellestorm lijkt leeggezogen en zo is zij
ze vindt niet het portret van toen, van hem, van samen ze vindt niet de doorgang terug naar haar wereld maar zal verder gedroomd leven in nachten zonder slaap wachtend op haar tijd
een voortslepend afscheid
(stephan van der sluys)
|