Zij maakt de weiden geel, de boer venijnig.. Ze is niet veel zaaks, toch acht men haar te weinig.
't Is schoon bij zomerdag een karavaan van bonte rundren zien de wei in gaan en tot de buik in 't geel der bloemen staan.
Als 't laat is voor de school gaan sluwe knapen in de wei en plukken uit de klamme mist een ruiker voor masseur: De boterbloem is geel en schoon gevernist.
Alsof je lood verhandelen moet, weegt alles zwaarder dan het doet. Je jonge overmoed heeft je weer koppig uitgesloofd
Je ligt geveld. Je glimlach zachtjes uitgedoofd je haar een kussen naast je hoofd. Een lichaam danig leeggeroofd dat het niet eens meer bloedt Omdat het moet
Alsof je keerde, weer in het gewijde van je meisjeslijf
Geen kracht meer voor geweld, hoogstens een droge schoolslag in het laken Je ligt steeds meer naast mij te waken en aarzelt, of je angst hebt te bezeren
En toch, de teerste tederheden wil je niet verleren Je handen haast te licht voor strelen, ze blijven dapper weemoed helen